Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 december 1999
gepubliceerd op 01 maart 2000

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035147
pub.
01/03/2000
prom.
17/12/1999
ELI
eli/besluit/1999/12/17/2000035147/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 DECEMBER 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994 en 13 april 1999;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid artikel 69;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1996;

Gelet op het advies van het Technisch Comité van de openluchtrecreatieve verblijven, gegeven op 22 februari 1999 en 24 maart 1999;

Gelet op het advies van de Vlaamse raad voor het Toerisme, gegeven op 19 mei 1999;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat vanaf 1 januari 2000 de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten beschikken over een nieuwe vergunning op basis van voornoemd decreet om nog te kunnen geëxploiteerd of gebruikt te worden;

Dat bij de toepassing van het besluit van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven in de praktijk op de terreinen werd vastgesteld dat de opgenomen definities dringend dienen verduidelijkt en vervolledigd te worden;

Dat bepaalde voorwaarden tot exploitatie als gevolg van zelfde toepassing bij hoogdringendheid moeten worden aangepast teneinde de verdere uitvoering van het decreet niet in het gedrang te brengen;

Dat het kampeertoerisme in Vlaanderen een belangrijke toeristische verblijfsector is waar de continuïteit van het aanbod moet verzekerd worden;

Dat de voorgestelde wijzigingen bijgevolg dringend noodzakelijk zijn om de aangevraagde vergunningen voor talrijke terreinen in Vlaanderen tijdig te kunnen afleveren;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 9 december 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 8° wordt na het woord « gekampeerd » de woorden « en/of verbleven » toegevoegd;2° de tekst van punt 9° wordt vervangen als volgt : « kampeerverblijfpark : een terrein waar men gebruik kan maken van tenminste één toeristische kampeerplaats en waarop gekampeerd wordt en/of verbleven wordt in openluchtrecreatieve verblijven zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 2° van het decreet;»; 3° punt 11° wordt na de woorden « waarop gekampeerd wordt« aangevuld met de woorden : « en waar maximum twee bijzettenten met elk een maximum grondoppervlakte van 10 m2 op kunnen staan zonder dat de maximaal toegelaten bezetting wordt overschreden.Ingeval van plaatsing van deze bijzettenten worden deze samen met het openluchtrecreatieve verblijf als een geheel beschouwd en dient er rekening gehouden te worden met de afstand tussen de openluchtrecreatieve verblijven die opgelegd wordt in de bijlage 1, deel 2, punt 1.2. van het besluit van de Vlaamse regering van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen; »; 4° het eerste lid van punt 13° wordt vervangen door : « de kampeerweide : een speciaal daartoe afgebakend gedeelte van het kampeerterrein of kampeerverblijfpark met een minimum oppervlakte van 80 m2 en een maximum oppervlakte van 15 % van de totale oppervlakte van het terrein waarop slechts tenten met een maximum grondoppervlak van 10 m2 worden toegelaten;»; 5° na punt 15 wordt een punt 16 toegevoegd, dat luidt als volgt : « 16° verblijfplaats : een genummerd afgebakend gedeelte van een kampeerterrein, kampeerverblijfpark of vakantiepark waarop uitsluitend gebruik gemaakt wordt van het als overnachtingsgelegenheid gebruiken van bouwvergunningsplichtige openluchtrecreatieve verblijven voor vakantie en recreatie door andere personen dan kermisexploitanten of nomaden.»

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de tekst van punt 3°, tweede lid, eerste zin, worden de woorden « en conform de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en de VLAREM-regelgeving » toegevoegd; 2° in de tekst van punt 3°, vierde lid, worden de woorden « één aftappunt » vervangen door de woorden : « één aftapplaats met één of meerdere kranen;« ; 3° in de tekst van punt 4° worden aan de eerste zin van het derde lid de volgende woorden toegevoegd : « of dient het terrein te beschikken over een lozingsvergunning, afgeleverd overeenkomstig de bepalingen van VLAREM II.»; 4° aan punt 4° wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Voor die terreinen die omwille van stedenbouwkundige of technische beperkingen op het ogenblik van de vergunningsaanvraag niet kunnen aansluiten op de openbare riolering is het toegelaten om de afvalwaters voorlopig op te vangen in afdoende kleinschalige waterzuiveringsinstallaties of in daartoe bestemde ondoordringbare putten.Deze putten dienen geregeld geruimd te worden door een erkende afvalophaler. Ten bewijze hiervan dient de vergunninghouder een bewijs van geregelde ruiming ter beschikking te houden van de ambtenaren van Toerisme Vlaanderen. De vergunningaanvrager dient hiervoor bij zijn vergunningaanvraag een schriftelijke verklaring van de gemeente te voegen waarin staat dat de aanleg van een openbare riolering waarop het terrein zal kunnen aansluiten, voorzien is. Vanaf het ogenblik dat de openbare riolering is gerealiseerd, dient het terrein erop te worden aangesloten. »; 5° in punt 7°, tweede lid, worden na de woorden « Rode Kruis » de woorden « of gelijkwaardig » ingevoegd; 6° in punt 11° wordt in het derde lid aan de laatste zin volgende woorden toegevoegd : « en voor zover rekening gehouden wordt met de brandveiligheidsnormen.« ; 7° in punt 11° worden in de eerste zin van het vierde lid de woorden « en moeten achteraan op de kampeerplaats geplaatst worden« geschrapt;8° na punt 14° wordt een punt 15° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 15° de oppervlakte van de verblijfplaats bedraagt minimum 80 m2. De verblijfplaatsen worden doorlopend genummerd. De maximale bezetting is beperkt tot 40 % van de oppervlakte van de verblijfplaats met een maximumbezetting van 60 m2. De stedenbouwkundige vergunning kan van deze normering afwijken.

Op verblijfplaatsen wordt de bouw toegelaten van een vaste constructie met een maximale oppervlakte van 5 m2, voor zover de maximale bezetting van de verblijfplaats niet overschreden wordt en voor zover rekening gehouden wordt met de brandveiligheidsnormen.

Deze vaste constructies moeten eenvormig zijn inzake bouw, materiaal en uitzicht. Indien deze vaste constructie wordt ingericht als privaat sanitair voor de verblijfplaats, moet zij rechtstreeks op het interne rioleringsnet en op het waterleidingsnet aangesloten zijn. »

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1996, wordt vervangen door : « Bij de toekenning van de vergunning wordt het terrein in kwestie, op grond van objectief waarneembare kenmerken, ingedeeld als kampeerterrein of kampeerverblijfpark of vakantiepark op basis van classificatienormen, die per terreinsoort na advies van het technisch comité van de openluchtrecreatieve verblijven door de minister bepaald worden. »

Art. 4.Aan artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1996, wordt volgend lid toegevoegd : « Wanneer er op een terrein, waarvoor de vergunningsaanvraag wordt ingediend, personen op het adres van het terrein zijn gedomicilieerd, zijnde niet de uitbater, zijn familie of personen en hun gezin die werkzaam zijn in het kader van de exploitatie van het terrein en wanneer het terrein gelegen is in een gemeente waar op 1 januari 1998 tenminste 10 gezinnen waren gedomicilieerd op het adres van een terrein voor openluchtrecreatieve verblijven, dient een door de Vlaamse regering goedgekeurd gemeentelijk begeleidingsplan tot afbouw van de permanente bewoning te worden toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. »

Art. 5.Aan artikel 22 van hetzelfde besluit wordt volgend lid toegevoegd : « Ingeval werken moeten uitgevoerd worden in functie van de gewone exploitatievergunning of omwille van de brandveiligheid, dan dient de vergunningsaanvrager het plan of de lijst van de voorgenomen werken voor zijn huurders ter inzage te leggen in het receptiegebouw. »

Art. 6.In de bijlage van hetzelfde besluit wordt onder de rubriek `verbandkist', punt 6. noodnummers, het nummer « (02/345.45.45) » geschrapt.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op heden.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 december 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

^