Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 januari 2003
gepubliceerd op 18 maart 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035281
pub.
18/03/2003
prom.
17/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/17/2003035281/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JANUARI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 13 december 2002 houdende het Vlaamse Stedenfonds;

Gelet op advies 34.607/3 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° strategische doelstelling : maatschappelijke effecten die het beleid wil bereiken;2° operationele doelstelling : resultaten die het beleid wil bereiken. Deze operationele doelstellingen worden zo veel mogelijk geformuleerd in indicatoren die specifiek, meetbaar, aanvaard, resultaatgericht en tijdsgebonden zijn; 3° maatschappelijke effecten : situatieveranderingen in een beleidsdomein of -veld bij bepaalde doelgroepen of ten aanzien van bepaalde fenomenen;4° prestaties of output : producten en/of verstrekte diensten die een direct gevolg zijn van een bepaalde activiteit.De prestaties dienen zoveel mogelijk in kwantificeerbare grooteenheden of indicatoren te worden uitgedrukt als een uitgevoerde activiteit. Prestaties worden geleverd met de bedoeling bepaalde effecten tot stand te brengen; 5° activiteiten : handelingen die een organisatie uitvoert om bepaalde prestaties te leveren;6° monitoring : het systematisch registreren van de beleidsuitvoering en het vergelijken ervan met vooropgestelde normen, met de bedoeling om eventueel de beleidsuitvoering bij te sturen of normen bij te stellen;7° efficiëntie : de relatie tussen de geleverde prestaties en de ingezette middelen;8° effectiviteit : relatie tussen het bereikte effect en de geleverde prestaties; 9° decreet : het decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds van ...; 10° project Stedenbeleid : administratieve cel bij de afdeling Gemeenten, O.C.M.W. en Provincies, tevens correspondentieadres voor alle briefwisseling; 11° Vlaams minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Stedenbeleid.

Art. 2.Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op de Vlaamse Gemeenschapscommissie, hierna de VGC te noemen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld wordt. HOOFDSTUK II. - De beleidsovereenkomst

Art. 3.De beleidsovereenkomst bestaat uit een algemeen deel, met algemene bedingen die gelden voor alle steden en voor de VGC, en een specifiek deel, met individuele bedingen overeengekomen met de betrokken stad of de VGC. De beleidsovereenkomst met een stad wordt opgesteld overeenkomstig het model vastgesteld in bijlage 1 bij dit besluit. De beleidsovereenkomst met de VGC wordt opgesteld overeenkomstig het model vastgesteld in bijlage 2.

Art. 4.Voor de realisatie van de beleidsovereenkomst, bedoeld in artikel 12, § 1, en § 2 van het decreet, worden volgende stappen gepland : 1° De totstandkoming van de beleidsovereenkomst is het resultaat van een overleg tussen de Vlaamse regering en de stad of de VGC.Daartoe wordt een overlegcomité samengesteld. Het overlegcomité bestaat uit de leden van het college van burgemeester en schepenen en de O.C.M.W.-voorzitter voor de stad, het college van de VGC voor de VGC en een afvaardiging van de Vlaamse regering. Het voorzitterschap van het overlegcomité wordt voor de stad waargenomen door de burgemeester en voor de VGC door de voorzitter van het college van de VGC. 2° Ter voorbereiding van het overlegcomité bezorgen de stad en de VGC de volgende documenten aan de Vlaamse minister : a) een beknopt analyserapport waarin de problemen en opportuniteiten met de gewenste situatie van de stad worden aangegeven;b) een op de analyse gebaseerd voorstel van strategische en operationele doelstellingen die ze in het kader van de doelstellingen van het decreet wensen te realiseren;c) per strategische doelstelling de weergave van de maatschappelijke effecten die ze wensen te realiseren en de wijze waarop ze die zullen opvolgen;d) per operationele doelstelling de te leveren prestaties op het moment van de evaluatie zoals vastgesteld in artikel 17 van het decreet;e) een voorstel van toewijzing van middelen aan de operationele doelstellingen, gekoppeld aan een overzicht van andere middelen die tevens voor de realisatie van die doelstellingen worden ingezet;f) een verantwoording van de toegevoegde waarde die de keuzes in het kader van het Stedenfonds betekenen ten opzichte van het huidige beleid;g) een opsomming van de randvoorwaarden voor de realisatie van de doelstellingen; h) de wijze waarop de stad het O.C.M.W. bij de voorbereiding, de uitvoering en de voortgangscontrole zal betrekken; i) de wijze waarop de bevolking en de lokale actoren bij de voorbereiding, de uitvoering en de opvolging betrokken worden.3° De Vlaamse minister overlegt met de leden van de Vlaamse regering over het voorstel van de stad en de VGC.4° Het overlegcomité formuleert een definitief voorstel van beleidsovereenkomst. 5° Na advies van de O.C.M.W.-raad en na goedkeuring van de beleidsovereenkomst door de gemeenteraad, wordt de beleidsovereenkomst ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering. Op voorstel van het college wordt de beleidsovereenkomst aan de raad van de VGC ter goedkeuring voorgelegd. Op haar beurt legt de VGC het voorstel ter goedkeuring voor aan de Vlaamse regering. 6° Na goedkeuring van de beleidsovereenkomst door alle partijen, wordt ze ondertekend.

Art. 5.Met melding in de beleidsovereenkomst kunnen de stad en de VGC, ter uitvoering van artikel 12, § 6, van het decreet, uitgaven voor het leveren van activiteiten voorfinancieren of middelen opsparen via het bijzonder reservefonds. HOOFDSTUK III. - Evaluatie en bijsturing van de beleidsovereenkomst Afdeling I. - Voortgangsrapport

Art. 6.Het voortgangsrapport, zoals vastgesteld in artikel 17 van het decreet wordt, na goedkeuring door de gemeenteraad of de raad van de VGC, uiterlijk op 31 maart van het derde en van het laatste jaar van de beleidsovereenkomst aan de Vlaamse minister bezorgd.

Art. 7.Het voortgangsrapport meet en evalueert enerzijds de realisatiegraad van de individuele bepalingen van de voorbije periode; anderzijds kunnen bijsturingen voor de komende periode worden voorgesteld.

Art. 8.De Vlaamse minister bepaalt de vorm van het voortgangsrapport. Afdeling II. - Evaluatie van de beleidsovereenkomst

Art. 9.Naar aanleiding van het voortgangsrapport van de stad en de VGC stelt de Vlaamse minister per stad een visitatiecommissie samen.

De visitatiecommissie heeft een dubbele opdracht : 1° per stad en voor de VGC de voortgang, de effectiviteit en de efficiëntie van de beleidsovereenkomst evalueren en eventueel voorstellen tot bijsturing formuleren;2° een globale evaluatie maken van de efficiëntie en effectiviteit van het decreet als beleidsinstrument en voorstellen tot bijsturing formuleren.

Art. 10.In de visitatiecommissie zit een vast team van onafhankelijke experts en per stad een afvaardiging van twee steden die een gelijkaardig profiel hebben. Het secretariaat wordt waargenomen door het project Stedenbeleid.

Art. 11.De Vlaamse minister bepaalt de vorm en de wijze van visitatie. Afdeling III. - Evaluatie en wijziging van de beleidsovereenkomst

Art. 12.Het advies van de visitatiecommissie wordt aan de gemeenteraad, de raad van de VGC en de Vlaamse regering bezorgd en aan het Vlaams Parlement meegedeeld.

Het advies kan aanleiding geven tot een inhoudelijke en/of een financiële wijziging van de beleidsovereenkomst. Bij ontstentenis van een onderling akkoord hierover tussen enerzijds de Vlaamse minister en anderzijds de stad en de VGC wordt het overlegcomité bijeengeroepen.

Art. 13.Naast bijsturingen van de beleidsovereenkomst naar aanleiding van het voortgangsrapport en de visitatiecommissie kan een stad of de VGC op elk moment een bijsturing van de beleidsovereenkomst, conform artikel 12, § 5, van het decreet, voorstellen, na goedkeuring door de gemeenteraad of de raad van de VGC. Wijzigingen van de strategische doelstellingen moeten ter goedkeuring aan de Vlaamse regering worden voorgelegd. Wijzigingen aan de operationele doelstellingen moeten door de minister worden goedgekeurd. HOOFDSTUK IV. Vaststelling, verdeling en uitbetaling van de trekkingsrechten Afdeling I. - Vaststelling en verdeling

Art. 14.De verdeling van de trekkingsrechten wordt jaarlijks geactualiseerd conform artikelen 5, 6, 7, 8, 9 en 16 van het decreet.

De actualisering gebeurt in het jaar waarop het trekkingsrecht betrekking heeft.

De Vlaamse regering keurt jaarlijks voor het einde van het 2de kwartaal van het lopende jaar het verdelingsbesluit voor alle 13 steden en de VGC goed.

Art. 15.Voor de jaren waarin er geen beleidsovereenkomst is, verliezen de stad en de VGC hun trekkingsrecht en wordt het in het volgende jaar herverdeeld over de andere steden. Afdeling II. - Uitbetaling van de trekkingsrechten

Art. 16.Het eerste jaarlijkse trekkingsrecht wordt conform artikel 25 van het decreet integraal uitbetaald op het einde van de tweede maand, die volgt op de ondertekening van de beleidsovereenkomst.

Het daaropvolgende trekkingsrecht, zoals vastgelegd in het jaarlijkse besluit van de Vlaamse regering houdende de verdeling van de trekkingsrechten in het kader van het Vlaamse Stedenfonds, wordt voor het einde van het tweede kwartaal van elk begrotingsjaar volledig betaald aan de steden en de VGC. HOOFDSTUK V. - Toezicht

Art. 17.De stad en de VGC verbinden er zich toe de trekkingsrechten zo effectief en efficiënt mogelijk te besteden en mee te werken aan de controle die de Vlaamse overheid ten allen tijde kan uitoefenen.

Art. 18.Ter uitvoering van artikel 19,§ 2, van het decreet is de afdeling Gemeenten, O.C.M.W. en Provincies van het departement EWBL op jaarbasis verantwoordelijk voor de administratieve controle van de financiële verrichtingen in het kader van de beleidsovereenkomst, het toezicht erop en eventuele sanctiemaatregelen. De afdeling neemt de nodige maatregelen en maakt afspraken voor de uitvoering van deze taak.

Art. 19.Lokaal moeten de middelen vastgelegd of uitgegeven zijn voor het einde van de periode van de beleidsovereenkomst. Voor investeringsuitgaven heeft de stad en de VGC tot twee jaar na het aflopen van de beleidsovereenkomst de tijd om de vastleggingen om te zetten in effectieve betalingen.

Art. 20.Investeringen, uitgevoerd met middelen van het Vlaams Stedenfonds, mogen voor de duur van minstens tien jaar niet vervreemd worden. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.

Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Stedenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 januari 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN

Bijlage 1 bij artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 2003 BELEIDSOVEREENKOMST TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP EN DE STAD ........

VOOR DE PERIODE 2003-2007 Tussen enerzijds de Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, waarvoor optreedt de heer Paul Van Grembergen, Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken en anderzijds de stad ....., vertegenwoordigd door de gemeenteraad, waarvoor optreden ....., Burgemeester en ........, Secretaris en die handelen in uitvoering van de zitting van de gemeenteraad d.d. ...... hierna genoemd de stad wordt het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Het decreet van 4 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Stedenfonds, hierna het decreet genoemd, en het besluit van de Vlaamse regering van (datum) tot uitvoering van het decreet van 4 december 2002 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Stedenfonds, hierna het uitvoeringsbesluit genoemd, zijn van toepassing op deze beleidsovereenkomst.

Art. 2.In uitvoering van het artikel 12 van het decreet bevat deze beleidsovereenkomst de wederzijdse afspraken en engagementen met betrekking tot de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 tussen de Vlaamse Gemeenschap en de stad, zoals voorzien in het decreet en het uitvoeringsbesluit.

Art. 3.De stad verbindt er zich toe gedurende de periode van de beleidsovereenkomst de in hoofdstuk 2 opgesomde strategische doelstellingen en beoogde effecten na te streven en afgesproken operationele doelstellingen en prestaties te realiseren.

Art. 4.De stad verbindt er zich tevens toe om bij de uitvoering van de beleidsovereenkomst de geldende wetgeving en reglementering na te leven.

Art. 5.De Vlaamse Gemeenschap verbindt er zich toe om de trekkingsrechten stipt uit te betalen overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 en 25 van het decreet. Tevens verbindt de Vlaamse Gemeenschap zich er toe de bijkomende engagementen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 na te komen.

Art. 6.De Vlaamse Gemeenschap en de stad erkennen dat de in hoofdstuk 2 geformuleerde strategische doelstellingen en beoogde effecten bijdragen tot de doelstellingen van artikel 3 van het decreet.

Art. 7.De Vlaamse Gemeenschap en de stad erkennen dat de in hoofdstuk 2 geformuleerde operationele doelstellingen en resultaten voldoende SMART werden geformuleerd en bijdragen om de beoogde effecten te realiseren.

Art. 8.Bijsturingen en eventuele daaruit voortvloeiende wijzigingen van de beleidsovereenkomst zijn conform artikel 14 van het uitvoeringsbesluit steeds mogelijk. Zoals voorzien in artikel 12, § 5, van het decreet dienen wijzigingen op strategische niveau voorgelegd aan de Vlaamse regering terwijl wijzigingen van de operationele doelstellingen worden voorgelegd aan de minister, bevoegd voor het Stedenbeleid. Elke wijziging komt tot stand op dezelfde wijze als de oorspronkelijke beleidsovereenkomst. Het overlegcomité wordt slechts samengeroepen op uitdrukkelijk verzoek van één van beide partijen.

Art. 9.De stad verbindt er zich toe in het derde en laatste jaar van de beleidsovereenkomst uiterlijk op 31 maart een voortgangsrapport over te maken, zoals voorzien in artikel 17 en 18 van het decreet en mee te werken aan de evaluatie van de visitatiecommissie, zoals bedoeld in artikelen 9, 10 en 11 van het uitvoeringsbesluit.

Art. 10.Het voortgangsrapport dient minimaal volgende elementen te bevatten : a) een meting van de beoogde maatschappelijke effecten;b) een verklaring waarom bepaalde effecten niet werden gehaald;c) een overzicht van de voorziene en gerealiseerde prestaties;d) een verantwoording waarom bepaalde prestaties niet werden gehaald; e) een weergave van de wijze waarop het O.C.M.W., de bevolking en lokale actoren bij de realisatie en evaluatie van de beleidsovereenkomst werden betrokken; f) voorstellen tot bijsturing of aanpassing van de beleidsovereenkomst.

Art. 11.De stad verbindt er zich toe de trekkingsrechten zo effectief en efficiënt mogelijk te besteden en mee te werken aan de in het decreet en het uitvoeringsbesluit voorziene controle door de Vlaamse overheid en het Rekenhof.

Art. 12.De stad neemt akte van artikelen 20 en 21 van het uitvoeringsbesluit dat de middelen van het Stedenfonds vastgelegd of uitgegeven moeten zijn voor het einde van de periode van de beleidsovereenkomst. Voor investeringsuitgaven heeft de stad tot twee jaar na het aflopen van de beleidsovereenkomst de tijd om de vastleggingen om te zetten in effectieve betalingen. Investeringen, uitgevoerd met middelen van het Vlaams Stedenfonds, mogen voor de duur van minstens tien jaar niet vervreemd worden.

Art. 13.De partijen verbinden zich ertoe om onderling alle relevante informatie tijdig uit te wisselen en op regelmatige tijdstippen met elkaar overleg te plegen over alle aspecten van deze beleidsovereenkomst.

Art. 14.De partijen stellen één of meerdere contactpersonen aan binnen de administratie die verantwoordelijk zijn voor de deskundige inhoudelijke en administratieve opvolging van deze beleidsovereenkomst : - voor de stad : - voor de Vlaamse Gemeenschap : Linda Boudry, cel Stedenbeleid, administratie Binnenlandse Aangelegenheden, Markiesstraat 1, 1000 Brussel. De briefwisseling met de Vlaamse Gemeenschap geschiedt op hetzelfde adres. HOOFDSTUK 2. - Verbintenissen van de stad .....

Art. 15.Volgende strategische doelstellingen met bijhorende effecten worden door de stad gedurende de periode van de beleidsovereenkomst nagestreefd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 16.Volgende operationele doelstellingen en prestaties zal de stad realiseren in de periode van de beleidsovereenkomst. Tevens wordt een indicatie gegeven van de middelen die zullen worden ingezet : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 17.Zoals voorzien in het decreet kan de stad middelen reserveren in een bijzonder reservefonds Stedenbeleid. Deze reserveringen moeten in de beleidsovereenkomst worden opgenomen.

Art. 18.De stad verbindt er zich toe om alle financiële middelen waarover ze beschikt om de doelstellingen van deze beleidsovereenkomst te realiseren, optimaal op elkaar af te stemmen en op de meest doeltreffende wijze in te zetten.

Art. 19.Als bijlage is een overzicht toegevoegd van uitgaven in het kader van de overgangsmaatregelen zoals voorzien in artikel 21 en 22 van het decreet.

Art. 20.Tussen de stad en het O.C.M.W. werden volgende afspraken gemaakt om de samenwerking zoals voorzien in artikel 12, § 1,5° van het decreet te realiseren : 1. 2. 3.

Art. 21.De stad zet volgende instrumenten in om de bevolking en de lokale actoren bij de voorbereiding, uitvoering en opvolging van de beoogde doelstellingen te betrekken : (mogelijk te hanteren schema) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 3. - Verbintenissen van de Vlaamse Gemeenschap

Art. 22.De Vlaamse Gemeenschap verleent hierbij, overeenkomstig artikel 8 en 9 van het decreet, onder voorbehoud van de goedkeuring van de begroting door het Vlaams Parlement, een subsidiebelofte die gelijk is aan ......euro, het bedrag van de gecumuleerde trekkingsrechten waarvoor aan de stad toestemming tot gebruik is verleend door de Vlaamse regering, overeenkomstig de bepalingen van het decreet en van deze beleidsovereenkomst.

Art. 23.De Vlaamse Gemeenschap verbindt er zich toe bijkomend volgende engagementen t.a.v. de stad na te komen : 1. 2. 3.

Art. 24.De Vlaamse Gemeenschap verbindt er zich tevens toe om stad zo goed mogelijk te ondersteunen en te begeleiden bij de uitvoering van deze beleidsovereenkomst, onder meer door het organiseren van informatie- en studiedagen evenals van opleidingscursussen, door het opzetten van communicatiecampagnes, door het adequaat opvolgen van vragen van de stad en het opzetten van een stadsmonitor. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding beleidsovereenkomst

Art. 25.Deze beleidsovereenkomst treedt in werking vanaf de ondertekening en eindigt op 31 december 2007.

Opgemaakt in vijf exemplaren te Brussel op.......... (datum).

Elke partij verklaart een ondertekend exemplaar te hebben ontvangen.

Voor de Vlaamse Gemeenschap : De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken P. Van Grembergen Voor de stad : De Burgemeester NN De secretaris, NN Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 2003 tot uitvoering van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds.

Bijlage 2 bij artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 2003 BELEIDSOVEREENKOMST TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP EN DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VOOR DE PERIODE 2003-2007 Tussen enerzijds de Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, waarvoor optreedt de heer Paul Van Grembergen, Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken en anderzijds de Vlaamse Gemeenschapscommissie ....., vertegenwoordigd door de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, waarvoor optreden ....., die handelen in uitvoering van de zitting van de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie d.d. ...... hierna genoemd de VGC wordt het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Het decreet van 4 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Stedenfonds, hierna het decreet genoemd, en het besluit van de Vlaamse regering van (datum) tot uitvoering van het decreet van 4 december 2002 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Stedenfonds, hierna het uitvoeringsbesluit genoemd, zijn van toepassing op deze beleidsovereenkomst.

Art. 2.In uitvoering van het artikel 12 van het decreet bevat deze beleidsovereenkomst de wederzijdse afspraken en engagementen met betrekking tot de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, zoals voorzien in het decreet en het uitvoeringsbesluit.

Art. 3.De VGC verbindt er zich toe gedurende de periode van de beleidsovereenkomst de in hoofdstuk 2 opgesomde strategische doelstellingen en beoogde effecten na te streven en afgesproken operationele doelstellingen en prestaties te realiseren.

Art. 4.De VGC verbindt er zich tevens toe om bij de uitvoering van de beleidsovereenkomst de geldende wetgeving en reglementering na te leven.

Art. 5.De Vlaamse Gemeenschap verbindt er zich toe om de trekkingsrechten stipt uit te betalen overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 en 25 van het decreet. Tevens verbindt de Vlaamse Gemeenschap zich er toe de bijkomende engagementen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 na te komen.

Art. 6.De Vlaamse Gemeenschap en de VGC erkennen dat de in hoofdstuk 2 geformuleerde strategische doelstellingen en beoogde effecten bijdragen tot de doelstellingen van artikel 3 van het decreet.

Art. 7.De Vlaamse Gemeenschap en de VGC erkennen dat de in hoofdstuk 2 geformuleerde operationele doelstellingen en resultaten voldoende SMART werden geformuleerd en bijdragen om de beoogde effecten te realiseren.

Art. 8.Bijsturingen en eventuele daaruit voortvloeiende wijzigingen van de beleidsovereenkomst zijn conform artikel 14 van het uitvoeringsbesluit steeds mogelijk. Zoals voorzien in artikel 12, § 5 van het decreet dienen wijzigingen op strategische niveau voorgelegd aan de Vlaamse regering terwijl wijzigingen van de operationele doelstellingen worden voorgelegd aan de minister, bevoegd voor het Stedenbeleid. Elke wijziging komt tot stand op dezelfde wijze als de oorspronkelijke beleidsovereenkomst. Het overlegcomité wordt slechts samengeroepen op uitdrukkelijk verzoek van één van beide partijen.

Art. 9.De VGC verbindt er zich toe in het derde en laatste jaar van de beleidsovereenkomst uiterlijk op 31 maart een voortgangsrapport over te maken, zoals voorzien in artikel 17 en 18 van het decreet en mee te werken aan de evaluatie van de visitatiecommissie, zoals bedoeld in artikel 9, 10 en 11 van het uitvoeringsbesluit.

Art. 10.Het voortgangsrapport dient minimaal volgende elementen te bevatten : a) een meting van de beoogde maatschappelijke effecten;b) een verklaring waarom bepaalde effecten niet werden gehaald;c) een overzicht van de voorziene en gerealiseerde prestaties;d) een verantwoording waarom bepaalde prestaties niet werden gehaald;e) voorstellen tot bijsturing of aanpassing van de beleidsovereenkomst.

Art. 11.De VGC verbindt er zich toe de trekkingsrechten zo effectief en efficiënt mogelijk te besteden en mee te werken aan de in het decreet en het uitvoeringsbesluit voorziene controle door de Vlaamse overheid en het Rekenhof.

Art. 12.De VGC neemt akte van artikel 20 en 21 van het uitvoeringsbesluit dat de middelen van het Stedenfonds vastgelegd of uitgegeven moeten zijn voor het einde van de periode van de beleidsovereenkomst. Voor investeringsuitgaven heeft de VGC tot twee jaar na het aflopen van de beleidsovereenkomst de tijd om de vastleggingen om te zetten in effectieve betalingen. Investeringen, uitgevoerd met middelen van het Vlaams Stedenfonds, mogen voor de duur van minstens tien jaar niet vervreemd worden.

Art. 13.De partijen verbinden zich ertoe om onderling alle relevante informatie tijdig uit te wisselen en op regelmatige tijdstippen met elkaar overleg te plegen over alle aspecten van deze beleidsovereenkomst.

Art. 14.De partijen stellen één of meerdere contactpersonen aan binnen de administratie die verantwoordelijk zijn voor de deskundige inhoudelijke en administratieve opvolging van deze beleidsovereenkomst : - voor de VGC : - voor de Vlaamse Gemeenschap : Linda Boudry, cel Stedenbeleid, administratie Binnenlandse Aangelegenheden, Markiesstraat 1, 1000 Brussel. De briefwisseling met de Vlaamse Gemeenschap geschiedt op hetzelfde adres. HOOFDSTUK 2. - Verbintenissen van de VGC .....

Art. 15.Volgende strategische doelstellingen met bijhorende effecten worden door de VGC gedurende de periode van de beleidsovereenkomst nagestreefd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 16.Volgende operationele doelstellingen en prestaties zal de stad realiseren in de periode van de beleidsovereenkomst. Tevens wordt een indicatie gegeven van de middelen die zullen worden ingezet : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 17.Zoals voorzien in het decreet kan de stad middelen reserveren in een bijzonder reservefonds Stedenbeleid. Deze reserveringen moeten in de beleidsovereenkomst worden opgenomen.

Art. 18.De VGC verbindt er zich toe om alle financiële middelen waarover ze beschikt om de doelstellingen van deze beleidsovereenkomst te realiseren, optimaal op elkaar af te stemmen en op de meest doeltreffende wijze in te zetten.

Art. 19.Als bijlage is een overzicht toegevoegd van uitgaven in het kader van de overgangsmaatregelen zoals voorzien in artikel 21 en 22 van het decreet.

Art. 20.De VGC zet volgende instrumenten in om de bevolking en de lokale actoren bij de voorbereiding, uitvoering en opvolging van de beoogde doelstellingen te betrekken : (mogelijk te hanteren schema) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 3. - Verbintenissen van de Vlaamse Gemeenschap

Art. 21.De Vlaamse Gemeenschap verleent hierbij, overeenkomstig artikel 8 en 9 van het decreet, onder voorbehoud van de goedkeuring van de begroting door het Vlaams Parlement, een subsidiebelofte die gelijk is aan ......euro, het bedrag van de gecumuleerde trekkingsrechten waarvoor aan de VGC toestemming tot gebruik is verleend door de Vlaamse regering, overeenkomstig de bepalingen van het decreet en van deze beleidsovereenkomst.

Art. 22.De Vlaamse Gemeenschap verbindt er zich toe bijkomend volgende engagementen t.a.v. de VGC na te komen : 1. 2.

Art. 23.De Vlaamse Gemeenschap verbindt er zich tevens toe om VGC zo goed mogelijk te ondersteunen en te begeleiden bij de uitvoering van deze beleidsovereenkomst, onder meer door het organiseren van informatie- en studiedagen evenals van opleidingscursussen, door het opzetten van communicatiecampagnes en oor het adequaat opvolgen van vragen van de VGC. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding beleidsovereenkomst

Art. 24.Deze beleidsovereenkomst treedt in werking vanaf de ondertekening en eindigt op 31 december 2007.

Opgemaakt in vijf exemplaren te Brussel op.......... (datum).

Elke partij verklaart een ondertekend exemplaar te hebben ontvangen.

Voor de Vlaamse Gemeenschap De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN Voor de VGC, NN NN Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 2003 tot uitvoering van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds.

^