Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 juli 2000
gepubliceerd op 31 augustus 2000

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan voor migranten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035888
pub.
31/08/2000
prom.
17/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/17/2000035888/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan voor migranten


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, het bijzondere decreet van 24 juli 1996, de bijzondere wet van 4 december 1996 en de bijzondere decreten van 15 juli 1997 en 14 juli 1998;

Gelet op het decreet van 22 december 1999 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid op de artikelen 12, 55 tot en met 58 en 94;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 tot regeling van de begrotingscontrole, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 8 juli 1997;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 15 juli 2000;

Overwegende het VESOC-akkoord van 8 juni 1998;

Overwegende het VESOC-actieplan migranten van 22 december 1999 voor 2000;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begrippen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor werkgelegenheid;2° de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° STC : subregionaal tewerkstellingscomité zoals bedoeld bij artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;4° BNCTO : Brussels Nederlands Comité voor Tewerkstelling en Opleiding waarvan de opdracht, bevoegdheid en samenstelling worden geregeld op basis van het samenwerkingsakkoord van 4 april 1996 tussen de Vlaamse regering en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° STC-Coördinatieteam : het team zoals bedoeld bij artikel 20, § 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;6° Werkgroep Migranten : werkgroep van de STC-Stuurgroep, opgericht overeenkomstig artikel 20, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;7° subregionaal jaarprogramma : het door het STC goedgekeurde actieprogramma voor 2000 ter concretisering van het Vlaamse jaarprogramma van 22 december 1999 ter uitvoering van het VESOC-akkoord van 8 juni 1998;8° aanvragers : - ondernemingen en organisaties uit profit- en socio-profitsector zoals voorzien in hoofdstuk 3 van dit besluit; - Vlaamse openbare instellingen zoals voorzien in hoofdstuk 3 van dit besluit; - de STC-vzw's zoals voorzien in hoofdstuk 4; 9° migranten of allochtonen : legaal in België verblijvende burgers met een socio-culturele herkomst, teruggaand op een ander land van herkomst, die al dan niet Belg geworden zijn en ofwel in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar ons land gekomen zijn, ofwel het statuut van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of vluchteling hebben verkregen, ofwel een regularisatieaanvraag hebben ingediend in het kader van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk;10° STC-vzw : de vereniging zonder winstoogmerk door een STC opgericht overeenkomstig artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding. HOOFDSTUK II. - Algemeen

Art. 2.Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten voor de Vlaamse bijdrage tot het Belgisch actieplan in uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, zoals overeengekomen tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners, kunnen subsidies en werkingsmiddelen worden toegekend aan de aanvragers die voldoen aan de in hoofdstuk 3 en 4 van dit besluit gestelde voorwaarden. HOOFDSTUK III. - Ondersteuning van het opstellen en uitvoeren van een positieve actieplan in ondernemingen en instellingen

Art. 3.§ 1. Een positief actiebeleid voor allochtonen op arbeidsorganisatieniveau impliceert het op een planmatige manier wegnemen van direct en indirect discriminerende drempels en/of het scheppen van voorzieningen waardoor de verticale en horizontale mobiliteit van allochtonen op de bedrijfsinterne en -externe arbeidsmarkt wordt vergroot en hun uitstroomkansen worden verminderd, met het oog op hun evenredige en volwaardige participatie in alle afdelingen en functies. § 2. Onder planmatig werken wordt het hanteren van minimaal een vierstappenaanpak verstaan, wat het volgende inhoudt : - probleemdetectie aan de hand van een controlelijst; - bepalen van de oorzaken van het probleem; - vastleggen van een oplossingsstrategie; - uitvoeren en evalueren van de gekozen aanpak. § 3. Onder verticale mobiliteit wordt de toegang tot en de doorstroming of promotie binnen de arbeidsorganisatie verstaan. § 4. Onder horizontale mobiliteit wordt de mogelijkheid verstaan om op basis van kwalificaties binnen elke afdeling van een arbeidsorganisatie werkzaam te zijn zonder geconfronteerd te worden met enige vorm van etnische discriminatie. § 5. Onder indirecte discriminatie worden gedragingen, procedures en structuren verstaan die niet de bedoeling hebben om bepaalde individuen en/of groepen te discrimineren, maar die in hun uitwerking stelselmatig nadelig uitvallen voor bepaalde individuen en/of groepen, en hier met name allochtonen. § 6. Het positieve actieplan omvat één of meer van de volgende maatregelen en acties : doorlichten en optimaliseren van het selectie- en wervingsbeleid; doorlichten en optimaliseren van het onthaalbeleid; het organiseren van coaching en interne begeleiding voor allochtone nieuwe medewerkers; het (laten) organiseren van taalopleidingen, taalstages of cursussen Nederlands op de werkvloer; het (laten) organiseren van trainingen of opleidingen rond interculturele communicatie, het managen van verschillen, het tegengaan van alledaags racisme op de werkvloer; het (laten) organiseren van opleidingen gericht op de horizontale of verticale doorstroom van allochtonen binnen de organisatie; het opzetten van nieuwe rekruteringskanalen, gekoppeld aan actieve wervingsinspanningen gericht op allochtonen; voorzien in begeleide, additionele stage- of werkervaringsplaatsen voor allochtonen; functioneren als voorbeeldonderneming binnen een regio en/of sector; in samenhang met minstens één van de hiervoor genoemde acties, voorzien in een (project)structuur voor het verbreden van het draagvlak en voor het opvolgen en sturen van het positieve actiebeleid. § 7. Ter verdieping van het positieve actiebeleid van ondernemingen en instellingen worden « beste praktijken » ontwikkeld in een aantal ondernemingen en instellingen. Om weerhouden te worden als « beste praktijk » moet de onderneming of instelling 1° een positieve actieplan hebben opgestart in het kader van het VESOC-jaarprogramma 1999;2° haar ervaringen bekend maken en functioneren als voorbeeldonderneming binnen een regio en/of sector;3° een actieplan opstellen, waarin concrete engagementen worden opgenomen omtrent instroom en/of (horizontale of verticale) doorstroom van allochtonen;4° het actieplan omvat daarnaast één of meerdere van de volgende acties : optreden als peterbedrijf voor minstens één andere onderneming (die niet behoort tot de eigen juridische of economische bedrijfseenheid) die een positieve actiebeleid opstart; experimenteerruimte bieden voor het uittesten van nieuwe methodieken of trainingspakketten die de integratie van allochtonen binnen de onderneming bevorderen; meewerken aan de ontwikkeling van nieuwe methodieken of acties in uitvoering van het VESOC-jaarprogramma 2000.

Art. 4.§ 1. De aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste en tweede lid dienen : 1° zich te engageren tot een continuering van het positieve actiebeleid na de subsidieperiode;2° een actieplan, zoals bedoeld in artikel 3, voor te leggen of een « beste praktijk », zoals bedoeld in artikel 3, te ontwikkelen;3° in cofinanciering te voorzien. § 2. De aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste lid, met uitzondering van deze die niet onder één STC ressorteren, dienen bovendien te worden weerhouden in een subregionaal jaarprogramma. Dit fungeert als uitsluitingscriterium. § 3. Behoudens de aanvragen voor de ontwikkeling van een « beste praktijk », hebben de aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste en tweede lid, geen subsidie ontvangen in het kader van het besluit van de Vlaamse regering van 21 april 1999 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan migranten.

Art. 5.§ 1. De erkenningsprocedure voor de aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste lid, met uitzondering van deze die niet onder één STC ressorteren, is als volgt : De aanvragers dienen een aanvraag in bij het bevoegde STC. Het STC beoordeelt de onder artikel 4, §§ 1 en 2 gestelde voorwaarden en maakt zijn advies over aan de administratie binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag en uiterlijk op 16 oktober 2000.

De administratie beoordeelt eveneens de onder artikel 4, §§ 1 en 2 gestelde voorwaarden binnen de veertien dagen na ontvangst.

Beide adviezen worden via de administratie aan de minister overgemaakt.

De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 2. De erkenningsprocedure voor de aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste lid die niet onder één STC ressorteren en zoals bedoeld in artikel 1, 8°, tweede lid is als volgt : De aanvragers dienen een aanvraag in bij de Werkgroep Migranten.

De Werkgroep Migranten beoordeelt de onder artikel 4, § 1 gestelde voorwaarden en maakt zijn advies over aan de administratie binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag en uiterlijk op 16 oktober 2000.

De administratie beoordeelt eveneens de onder artikel 4, § 1 gestelde voorwaarden binnen de veertien dagen na ontvangst.

Beide adviezen worden via de administratie aan de minister overgemaakt.

De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 3. Wanneer het totaalbedrag van de aanvragen meer zou bedragen dan 37.5 miljoen BEF voor de uitvoering van positieve actieplannen en meer dan 10 miljoen BEF voor de ontwikkeling van « beste praktijken », stellen de administratie en de Werkgroep Migranten samen een gemotiveerde rangorde op van de tien laatst ingediende aanvragen voor de subsidiëring van positieve actieplannen en van de vijf laatst ingediende aanvragen voor de subsidiëring van « beste praktijken », op basis van de in artikel 4 vermelde criteria en waarbij tevens gestreefd wordt naar minstens drie positieve actieplannen en één « beste praktijk » per STC.

Art. 6.Het STC of de Werkgroep Migranten bezorgen zesmaandelijks een opvolgingsverslag aangaande de uitvoering van het actieplan of de « beste praktijk » via de administratie aan de minister.

Art. 7.§ 1. Ingeval een subsidie wordt toegekend, heeft de aanvrager recht op een tussenkomst van 2/3 in de gedane uitgaven met betrekking tot het positieve actieplan of de ontwikkeling van een « beste praktijk » en dit ten belope van maximum 500.000 fr. § 2. Voor financiering komen loonkosten, ten belope van maximum 4/5 van de toegekende subsidie, en werkingsmiddelen ter uitvoering van het positieve actieplan in aanmerking. Enkel de kosten die voortvloeien uit de voorbereiding en uitvoering van de specifieke acties voorzien in het positieve actieplan voor allochtonen komen voor subsidie in aanmerking. Komen derhalve niet in aanmerking voor subsidie : - de loutere inschakeling van allochtonen in het productieproces; de subsidie kan niet aangewend worden als inschakelingspremie; - de aanschaf van algemene investeringsgoederen; - algemene technische opleidingen voor het personeel. § 3. Alle kosten dienen bewezen te worden. § 4. De subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen. HOOFDSTUK IV. - Uitvoering subregionale jaarprogramma's

Art. 8.§ 1. Om het subregionale jaarprogramma uit te voeren, kan de STC-vzw voor bepaalde acties, voorzien in de subregionale jaarprogramma's, een subsidie ontvangen zoals bepaald in artikel 12. § 2. Onder subregionaal jaarprogramma wordt een door het STC goedgekeurd en in het Vlaamse jaarprogramma opgenomen subregionaal actieplan ter uitvoering van het VESOC-akkoord van 6 juni 1998 verstaan, waarin op een planmatige manier kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen worden vastgelegd, alsmede de wijze waarop ze worden gerealiseerd. § 3. Onder planmatig werken wordt het hanteren van minimaal een vierstappenaanpak verstaan, wat het volgende inhoudt : - probleemdetectie aan de hand van een analyse van de specifieke situatie van migranten in de regio; - bepalen van de oorzaken van het probleem; - vastleggen van een oplossingsstrategie; - uitvoeren en evalueren van de gekozen aanpak. § 4. Onder kwantitatieve doelstellingen wordt het vastleggen van het aantal arbeidsorganisaties in de subregio verstaan die in de looptijd van het jaarprogramma door het STC ondersteund worden bij het opstarten of verdiepen en verbreden van hun positieve actieplan voor migranten. § 5. Onder kwalitatieve doelstelling wordt het vastleggen van acties en/of projecten verstaan op het vlak van sensibilisering, ondersteuning, begeleiding, vorming of training en methodiekontwikkeling die, in complementariteit met de centrale productontwikkeling en ondersteuning door het STC-coördinatieteam, de regiospecifieke arbeidsmarktsituatie van migranten moeten verbeteren. § 6. Het subregionale jaarprogramma omvat één of meer van de volgende acties : het organiseren van workshops, colloquia of studiedagen rond onder andere positieve actie, evenredige arbeidsdeelname, interculturele communicatie, diversiteitsmanagement; de sensibilisatie en ondersteuning van ondernemingen en instellingen bij het opstarten en implementeren van positieve actie en van een diversiteitsbeleid; gericht actieonderzoek ter bevordering van de arbeidsdeelname van allochtonen; ondersteuning van het arbeidsmarktgerichte trajectonderdeel van het onthaalbeleid van nieuwkomers; het (laten) verzorgen van opleidingen en trainingen onder andere rond producten en methodieken die ontwikkeld werden om de positieve actieplannen van ondernemingen en instellingen te helpen implementeren; het (laten) organiseren van taal- en andere opleidingen voor allochtonen, gericht op hun inschakeling op de arbeidsmarkt; de organisatie van coaching voor de begeleiders van de actieplannen in de ondernemingen en instellingen van de subregio; het opzetten van een mediacampagne rond (onderdelen van) het subregionale actieplan; ondersteuning van positieve actieplannen van lokale besturen; ondersteuning van migrantenorganisaties; het opzetten van toeleidingsacties; mits gekoppeld aan minstens één van de hiervoor genoemde acties, het ondersteunen van de subregionale werk- of overleggroepen die het subregionale actieprogramma voorbereiden en opvolgen.

Art. 9.§ 1. De STC's dienen hiertoe een aanvraag in bij de administratie, uiterlijk op 16 oktober 2000. § 2. De administratie beoordeelt de aanvraag op de volgende criteria : 1° de aanwezigheid van cofinanciering;2° de acties moeten kaderen in het subregionale jaarprogramma, zoals voorzien in artikel 8;3° het betrokken subregionaal jaarprogramma moet zijn opgenomen in het Vlaamse jaarprogramma.Dit fungeert als uitsluitingscriterium. § 3. De administratie maakt zijn advies over aan de minister.

Art. 10.De minister beslist over de toekenning van de in dit hoofdstuk bedoelde subsidies.

Art. 11.De STC's bezorgen zesmaandelijks een opvolgingsverslag dat via de administratie aan de minister en aan de Werkgroep Migranten wordt overgemaakt.

Art. 12.§ 1. Ingeval een subsidie wordt toegekend, heeft het STC recht op een tussenkomst van 2/3 in de gedane uitgaven m.b.t. het subregionale jaarprogramma en dit ten belope van maximum 1.000.000 fr. § 2. Voor financiering komen loonkosten en werkingsmiddelen ter uitvoering van het subregionale jaarprogramma in aanmerking.

Enkel de kosten die voortvloeien uit de voorbereiding en uitvoering van de specifieke acties voorzien in het subregionale actieprogramma voor allochtonen komen voor subsidie in aanmerking. De aanschaf of ontwikkelingskost van specifieke instrumenten zoals auditprogramma's, vormende of sensibiliserende audio- of videomaterialen e.d. kan maar gesubsidieerd worden voor zover (onderdelen van) deze producten ook voor verder gebruik kunnen en mogen aangewend worden. Komen derhalve niet in aanmerking voor subsidie : - de aanschaf van algemene investeringsgoederen ter ondersteuning van de werking van de STC-vzw; - uitgaven (loon- en werkingskosten) voor de algemene werking van de STC-vzw. § 3. Alle kosten dienen bewezen te worden. § 4. De subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loon- en werkingsuitgaven. HOOFDSTUK V. - Centrale ondersteuning en productontwikkeling en de ondersteuning van kwalificerende trajecten

Art. 13.§ 1. Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten voor de Vlaamse bijdrage tot het Belgisch actieplan in uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, zoals overeengekomen tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners, kunnen subsidies en werkingsmiddelen worden toegekend voor de centrale ondersteuning en productontwikkeling bij de implementatie van het VESOC-jaarprogramma allochtonen voor 2000, en voor de ondersteuning en ontwikkeling van kwalificerende trajecten die de arbeidsmarktkansen van allochtonen verhogen. Volgende acties komen voor subsidie in aanmerking : uitbreiding van de ploeg « projectontwikkelaars allochtonen » en de integratie van medewerkers van het SWITCH-project in de STC-vzw's; verlenging van de contracten van de twee « deskundigen allochtonen » bij de administratie Werkgelegenheid; training en opleiding voor de ploeg « projectontwikkelaars allochtonen », uitbouw van een (transnationaal) contactennetwerk; (de herdruk van) handleidingen, folders en brochures waarmee organisaties en sociale partners ondersteund worden bij het opstarten en implementeren van een kleurrijk personeelsbeleid; de (mede-)organisatie van studiedagen rond evenredige arbeidsdeelname; enquêtes en mailings ter sensibilisatie en opvolging van de actieplannen; ondersteuning van de opstart van het « steunpunt social profit », ondersteuning van het Vlaamse luik van het allochtonenproject bij de Algemene Rijkspolitie; ondersteuning van landelijke verenigingen van allochtonen en/of van hun ondersteunende organisatie(s) bij de sensibilisatie en toeleiding van allochtonen naar startbanen; coaching van trajectbegeleiders uit het deeltijds onderwijs; kleinschalig wetenschappelijk actieonderzoek; valorisatie van het project ter ondersteuning van kwalificerende trajecten voor allochtone ondernemers; het opzetten van proefprojecten en de productie van een handleiding in arbeidsmarktgerichte trajecten voor nieuwkomers; de verdere ontwikkeling van HRM-instrumenten in het kader van het VESOC-akkoord; sensibilisatie via een mediacampagne. § 2. Het maximumbedrag dat aan subsidies wordt toegekend voor het totaal van de posten ondersteuning van het positieve actiebeleid en ontwikkeling van « beste praktijken » in ondernemingen en instellingen, uitvoering van subregionale actieplannen, centrale productontwikkeling en ondersteuning, en ontwikkeling van kwalificerende trajecten, bedraagt 110 miljoen BEF. HOOFDSTUK VI. - Toezicht en slotbepalingen

Art. 14.De personeelsleden van de afdeling Inspectie Werkgelegenheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit te oefenen op de aanwending van de toegekende gelden.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 17 juli 2000.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor werkgelegenheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 juli 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

^