Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 maart 2000
gepubliceerd op 26 mei 2000

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035458
pub.
26/05/2000
prom.
17/03/2000
ELI
eli/besluit/2000/03/17/2000035458/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 13 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties;

Gelet op het advies van de Vlaamse Sportraad, gegeven op 14 december 1999;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 11 februari 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de verschillende bepalingen van het decreet van 13 april 1999 in werking zijn getreden op 1 januari 2000 en het oude decreet van 3 maart 1977 houdende de erkenning en subsidiëring van landelijk georganiseerde sportverenigingen werd opgeheven;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 maart 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 13 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de sport;3° het Bloso : het Vlaams Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, opgericht bij het decreet van 12 december 1990, meer bepaald de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, genoemd in het decreet;4° de Vlaamse Trainersschool : het samenwerkingsverband tussen het Bloso, de universitaire opleidingsinstituten LO, de Vlaamse Hogescholen LO en de erkende Vlaamse sportfederaties, dat sportkaderopleidingen organiseert in Vlaanderen;5° de sportfederatie : de federatie of confederatie, genoemd in artikel 2, 2° en 3°, van het decreet. HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden inzake het opstellen van het

beleidsplan

Art. 2.Om voor erkenning in aanmerking te komen moet het driejaarlijks beleidsplan, opgesteld overeenkomstig artikel 3, § 1, 18°, van het decreet, de volgende elementen omvatten : 1° de missie en de strategische doelstellingen van de sportfederatie;2° een gedetailleerde beschrijving van de sportfederatie en een inventaris van alle aspecten van haar effectieve werking : a) de structuur van de sportfederatie met organogram en samenstelling, taken en verantwoordelijkheden van alle organen;b) de vaste personeelsformatie met de respectieve taken alsook de andere sporttechnische en administratieve medewerkers;c) een overzicht van de activiteiten georganiseerd door de sportfederatie in het kader van haar missie en haar strategische doelstellingen;3° een beschrijving van de behoeften, met opgave van de wijze waarop deze behoeften werden gedetecteerd.Deze behoeften worden geformuleerd volgens de indeling van punt 2° en hebben betrekking op de werking van de sportfederatie voor de komende drie jaar; 4° een beschrijving van de beoogde objectieven om te remediëren aan de gedetecteerde behoeften.Deze objectieven worden geformuleerd volgens de indeling zoals bepaald in punt 2° en hebben betrekking op de werking van de sportfederatie voor de komende drie jaar; 5° een beschrijving van het driejaarlijks actieplan, met de te nemen concrete maatregelen om de in punt 4° beoogde objectieven te bereiken;6° een gedetailleerde driejaarlijkse begroting, nodig om het driejaarlijks actieplan te realiseren;7° de wijze waarop jaarlijks de effectmeting zal uitgevoerd worden met het oog op de verplichte jaarlijkse evaluatie van het beleidsplan;8° een beschrijving, waarbij de sportfederatie aantoont dat ze voldoet aan alle op haar van toepassing zijnde bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.Deze beschrijving dient in een afzonderlijk onderdeel van het plan te worden opgenomen en zal worden bezorgd aan de bevoegde dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Het beleidsplan wordt opgesteld volgens een leidraad die ter beschikking wordt gesteld door het Bloso. Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden inzake de bijscholing voor de

verantwoordelijke personen op alle uitvoerende niveaus

Art. 3.§ 1. Om voor erkenning in aanmerking te komen moet de sporttechnisch coördinator van de sportfederatie jaarlijks een sporttechnische bijscholing van minstens 6 uur volgen die eigen is aan de betrokken sporttak en georganiseerd of erkend wordt door de Vlaamse Trainersschool, die hiervoor een deelnameattest uitreikt. § 2. Om voor erkenning in aanmerking te komen moet de administratief coördinator van de sportfederatie jaarlijks een administratieve bijscholing van minstens 6 uur volgen die door het Bloso georganiseerd of erkend wordt. Een deelnameattest wordt door het Bloso uitgereikt. § 3. Om voor erkenning in aanmerking te komen moet het bestuur van de sportfederatie om de drie jaar een specifieke bijscholing van minstens 6 uur volgen, die door het Bloso georganiseerd of erkend wordt. Een deelnameattest wordt door het Bloso uitgereikt. Afdeling 3. - Erkenningsvoorwaarden inzake de af te sluiten

verzekeringen voor aangesloten leden en niet-leden bij sportpromotionele acties Onderafdeling A. - Algemeen

Art. 4.Om voor erkenning in aanmerking te komen sluit de sportfederatie een verzekering af ter dekking van de risico's lichamelijke ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid. Deze verzekering wordt voor de aangesloten leden-sportbeoefenaars afgesloten ter dekking van de activiteiten die de sportfederatie en haar clubs organiseren en voor de niet-leden ter dekking van de risico's bij deelname aan sportpromotionele activiteiten die de sportfederatie en haar clubs organiseren. De activiteiten zijn de te verzekeren activiteiten die de sportfederatie of haar aangesloten clubs organiseren. Als de activiteiten door de sportfederatie of door de aangesloten clubs in het raam van de federale of clubactiviteiten georganiseerd worden, zijn in de verzekering begrepen : kampioenschappen, competities, vriendschappelijke en andere wedstrijden, tornooien, trainingen, demonstraties, verplaatsingen, reizen (verblijf inbegrepen) en andere activiteiten (feestmaal, vergaderingen, spelen) die voor de aangesloten leden en de niet-leden bij sportpromotionele acties georganiseerd worden. Ook het gebruik van materiaal dient te worden verzekerd. Daarenboven is de waarborg eveneens verworven voor de leden die actief deelnemen aan de organisatie door de federatie of door haar aangesloten clubs van allerlei niet-sportieve activiteiten waarbij het publiek betrokken wordt.

De verzekering geldt zowel voor het binnenland als het buitenland. Ze geldt ook voor de verzekering ter dekking van de risico's lichamelijke ongevallen voor de ongevallen die zich zouden voordoen op de weg van huis naar deze activiteiten en terug.

Onderafdeling B. - Verzekering lichamelijke ongevallen

Art. 5.De verzekering lichamelijke ongevallen bevat de volgende waarborgen : 1° een kapitaal van minstens 300.000 BEF bij overlijden van aangesloten leden of niet-leden bij sportpromotionele acties, die de volle leeftijd van 5 jaar hebben bereikt of ouder; 2° een kapitaal van minstens 600.000 BEF bij een blijvende arbeidsongeschiktheid van 50 percent of minder en van minimum 1.200.000 BEF vanaf een blijvende arbeidsongeschiktheid van 51 percent, uitkeerbaar in verhouding tot de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid krachtens de officiële Belgische Schaal ter bepaling van de graad van invaliditeit volgens het Regentsbesluit van 12 februari 1946. Alle aangesloten leden en niet-leden bij sportpromotionele acties, moeten de genoemde waarborg kunnen genieten tot de leeftijd van 65 jaar op de datum van het ongeval; 3° een dagvergoeding van minstens 1.000 BEF gedurende twee jaar tijdelijke arbeidsongeschiktheid, indien wordt aangetoond dat er enerzijds een verlies van beroepsinkomsten bestaat en dat er anderzijds geen enkel recht op vergoedingen krachtens de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering is. Er wordt bij sportpromotionele acties geen dagvergoeding uitbetaald aan leden of niet-leden boven de 65 jaar; 4° de terugbetaling van alle door het RIZIV erkende prestaties voor medische verstrekkingen ten belope van het verschil tussen 100 percent van het RIZIV-tarief en het tarief voor de tegemoetkoming van het ziekenfonds gedurende een periode van twee jaar.Per ongeval mag in een vrijstelling tot ten hoogste 1000 BEF worden voorzien. Onder medische verstrekkingen wordt o.a. verstaan : elke vorm van verzorging, zowel preventief als curatief, die voor het behoud of voor het herstel van de gezondheid nodig is, zoals geneeskundige hulp van geneesheren, chirurgen en apothekers, bloedtransfusies, radiografie, kinesitherapie, prothese, fysiotherapie, farmaceutische verstrekkingen, ziekenhuisverpleging, revalidatie en herscholing. Er dient geen uitkering betaald te worden voor brillen en contactlenzen.

Tandprothesekosten dienen vergoed te worden tot 5.000 BEF per tand met een maximum van 20.000 BEF per slachtoffer en per ongeval; 5° de vervoerskosten van het slachtoffer, die op dezelfde wijze vergoed worden als bepaald in de arbeidsongevallenwet; 6° Een bedrag van 300.000 BEF bij overlijden voor kinderen die de volle leeftijd van 5 jaar niet hebben bereikt ter dekking van de werkelijk gemaakte begrafeniskosten.

Art. 6.Voor de aangesloten leden en de niet-leden bij sportpromotionele acties zijn de vergoedingen ingevolge elk lichamelijk ongeval begrepen in de verzekerde waarborgen, genoemd in artikel 5. Onder lichamelijk ongeval dient te worden verstaan, een plotselinge gebeurtenis die een lichamelijk letsel of de dood veroorzaakt en waarvan de oorzaak vreemd is aan het organisme van het slachtoffer. De dekking wordt verleend in de meest ruime zin van het woord. Uit de verzekering mag niet gesloten worden en worden met ongevallen gelijkgesteld : ziekten, besmettingen en infecties die rechtstreeks het gevolg zijn van een ongeval, bevriezing, zonnesteek, verdrinking, hydrocutie; vergiftiging, toevallige of misdadige verstikking; lichamelijke letsels opgelopen bij wettige zelfverdediging of ten gevolge van het redden van in gevaar verkerende personen, dieren of goederen; letsels voortspruitend uit aanslagen op of aanrandingen van een verzekerde; tetanus of miltvuur; beten van dieren of steken van insecten en hun gevolgen; de gevolgen van een lichamelijke inspanning voorzover ze zich onmiddellijk en plotseling manifesteren, inzonderheid hernia's en liesbreuken, gedeeltelijke of volledige spierscheuringen, verrekkingen, peesscheuringen, verstuikingen en ontwrichtingen, lichamelijke letsels die het gevolg zijn van een uiting die eigen is aan een ziekelijke toestand van het slachtoffer, waarbij echter de pathologische gevolgen voortspruitend uit deze ziekelijke toestand niet verzekerd zijn.

Art. 7.De leden die recht hebben op uitkeringen krachtens de wettelijke arbeidsongevallenverzekering, kunnen geen aanspraak maken op de vergoedingen waarin wordt voorzien door de verzekering lichamelijke ongevallen.

Onderafdeling C. - Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid

Art. 8.De verzekering dekt de burgerlijke aansprakelijkheid die luidens de ter zake geldende Belgische of buitenlandse wetgevingen of reglementeringen van toepassing is : 1° ingevolge aan een derde toegebrachte lichamelijke schade ten belope van een bedrag van ten hoogste 100.000.000 BEF per slachtoffer en tot 200.000.000 BEF per schadegeval, zonder vrijstelling; 2° ingevolge aan een derde toegebrachte stoffelijke schade ten belope van een bedrag van ten hoogste 25.000.000 BEF per schadegeval, zonder vrijstelling.

Art. 9.De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid moet iedere sportbeoefenaar dekken voor eventuele schade die aan derden, met uitsluiting van de sportfederatie en de aangesloten clubs, veroorzaakt wordt en waarin zijn aansprakelijkheid bewezen is. Sportbeoefenaars tegenover elkaar zijn als derden te beschouwen.

De verzekeraar mag van de vergoeding die hij aan het slachtoffer dat lid van de vereniging is, op grond van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dient te betalen, het bedrag aftrekken dat hij reeds heeft uitbetaald uit hoofde van de persoonlijke verzekering.

Bij een gewaarborgd ongeval kan de verzekeraar tegenover derden in de rechten treden van het slachtoffer. Afdeling 4. - Erkenningsvoorwaarden inzake de te voeren boekhouding

Art. 10.Elke sportfederatie voert een volledige boekhouding, rekening houdend met de aard en de omvang van haar activiteiten.

Deze boekhouding omvat alle verrichtingen, bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook.

Art. 11.Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

Art. 12.Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van rekeningen gevoerd met inachtneming van de regels van het dubbel boekhouden.

Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig en in tijdsorde ingebracht in boekhoudkundige staten.

Het rekeningstelsel moet worden opgesteld en genummerd overeenkomstig de minimale indeling van het rekeningstelsel, vastgesteld bij het koninklijk besluit van 7 maart 1978. De sportfederatie kan dit rekeningstelsel verder uitbouwen in functie van de aard en de omvang van haar activiteiten.

Art. 13.Elke boeking geschiedt aan de hand van een gedagtekend verantwoordingsstuk, waarnaar ze moet verwijzen.

Voor aan- en verkoopverrichtingen en dienstverlening in het klein waarvoor geen factuur vereist is, kan de boeking geschieden door middel van een dagelijkse, gezamenlijke inschrijving.

De verantwoordingsstukken worden methodisch opgeborgen en tien jaar bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard.

Voor diverse boekingen moet een intern verantwoordingsstuk worden opgemaakt.

Art. 14.De boekhoudkundige bescheiden worden hetzij bewaard ten zetel van de sportfederatie, hetzij ten zetel van de organisatie die de boekhouding bijhoudt voor de sportfederatie en waarvan voorafgaandelijk de identiteit en het adres aan het Bloso worden meegedeeld. De boekhoudkundige bescheiden moeten beschikbaar gehouden worden voor een eventuele controle in aanwezigheid van de persoon die financieel verantwoordelijk is voor van de sportfederatie.

Art. 15.Aan het einde van elk boekjaar verricht de federatie omzichtig en te goeder trouw, de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om de inventarisatie op te maken van alle bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op de activiteiten en het eigen vermogen.

Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris, worden ze aan het einde van elk jaar samengevat en beschreven in de jaarrekening.

Art. 16.Jaarlijks stuurt de sportfederatie uiterlijk tegen 1 april van het daaropvolgende jaar een financieel verslag naar het Bloso.

Dit financieel verslag omvat de volgende onderdelen : 1° de jaarrekening zijnde de balans, de resultatenrekening en de toelichting; 2° de saldibalans (klasse 1 t.e.m. 7) met vermelding van alle gebruikte rekeningen; 3° de inventaris van de vermogensgoederen en de daarbijhorende afschrijvingstabellen. HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure Afdeling 1. - Aanvraag en ontvankelijkheidsonderzoek

Art. 17.§ 1. Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 6, § 1, van het decreet, moet ingediend worden bij het Bloso uiterlijk op 1 september voorafgaand aan het jaar van de erkenning. De aanvraag moet per aangetekende brief verstuurd worden naar het Bloso of tegen ontvangstmelding bezorgd worden bij het Bloso. De aanvraag wordt gedaan op het formulier dat door het Bloso ter beschikking wordt gesteld. § 2. Als vastgesteld wordt dat een aanvraag onvolledig is en nog vervolledigd kan worden, vraagt het Bloso per aangetekende brief de aanvullende gegevens op tegen uiterlijk 1 oktober. § 3. Het Bloso brengt vóór 1 november en per aangetekende brief, alle sportfederaties die een aanvraag tot erkenning hebben ingediend, op de hoogte of hun aanvraag al dan niet ontvankelijk is. Indien de aanvraag onontvankelijk is, wordt de reden van de onontvankelijkheid vermeld. Afdeling 2. - Begeleiding, controle en inspectie

Erkenning en bezwaarprocedure

Art. 18.§ 1. Het Bloso verstrekt informatie en documentatie, begeleidt en inspecteert de sportfederatie die een ontvankelijke aanvraag tot erkenning heeft ingediend. Vóór 1 januari brengt het Bloso bij de minister advies uit over de sportfederaties die erkend kunnen worden. § 2. Vóór 1 februari deelt de minister per aangetekende brief aan de aanvragende sportfederatie zijn voornemen mee om de sportfederatie in aanmerking te nemen voor erkenning of niet. § 3. Een sportfederatie die bericht krijgt van het voornemen van de minister om haar erkenning niet in aanmerking te nemen, kan daartegen een gemotiveerd bezwaarschrift indienen dat binnen 15 dagen na verzending van dit bericht aangetekend moet worden verstuurd naar het Bloso volgens de procedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden.

Indien bezwaar tegen dit voornemen wordt ingediend, beslist de minister, na advies van de beroepscommissie, om de erkenning van deze sportfederatie toe te kennen of te weigeren.

Indien het bezwaarschrift niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de minister van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de erkenning.

Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen 10 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Voor de bezwaarschriften die ontvankelijk werden verklaard, wordt door het Bloso, na verloop van de bezwaarprocedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden, de beslissing van de minister per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het bezwaarschrift.

Als de sportfederatie binnen de vastgestelde termijn geen of een laattijdig bezwaar indient tegen het voornemen van de minister om haar erkenning niet in aanmerking te nemen, wordt het voornemen van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de erkenning.

Het voornemen van de minister om de sportfederatie in aanmerking te nemen voor erkenning wordt na verloop van de termijn om bezwaar in te dienen van rechtswege omgezet in een beslissing tot erkenning. De beslissing tot weigering of tot erkenning wordt door het Bloso per aangetekende brief aan de sportfederatie meegedeeld binnen 25 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de minister per aangetekende brief zijn voornemen heeft geuit. Afdeling 3. - Procedure voor schorsing en intrekking van een erkenning

- bezwaar

Art. 19.Een erkende Vlaamse sportfederatie die bericht krijgt van het voornemen van de minister om haar erkenning te schorsen of in te trekken, na jaarlijkse controle van alle erkenningsvoorwaarden door het Bloso, kan daartegen gemotiveerd bezwaar aantekenen door binnen 15 dagen na verzending van dit bericht een aangetekend bezwaarschrift te sturen naar het Bloso, volgens de procedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden.

Indien bezwaar wordt ingediend tegen dit voornemen, beslist de minister, na advies van de beroepscommissie, om de erkenning van deze sportfederatie te schorsen of in te trekken.

Indien het bezwaarschrift niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de minister van rechtswege omgezet in een beslissing tot schorsing of tot intrekking van de erkenning. Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen 10 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Voor de bezwaarschriften die ontvankelijk werden verklaard wordt door het Bloso, na verloop van de bezwaarprocedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden de beslissing van de minister per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het bezwaarschrift.

Als de sportfederatie binnen de vastgestelde termijn geen of een laattijdig bezwaar indient tegen het voornemen van de minister om de erkenning te schorsen of in te trekken wordt het voornemen van rechtswege omgezet in een beslissing tot schorsing of tot intrekking.

Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief aan de sportfederatie meegedeeld binnen 25 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de minister per aangetekende brief zijn voornemen heeft geuit. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëringsvoorwaarden Afdeling 1. - Algemene subsidiëringsvoorwaarden

Art. 20.Overeenkomstig artikel 13, 1° van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten via de sportclubs één of meer sporttakken aan te bieden die deel uitmaken van het sporttakkenbeleid. De sporttakken gevoegd als bijlage V bij dit besluit komen voor subsidiëring in aanmerking.

Art. 21.Overeenkomstig artikel 13, 2°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, de volgende verplichtingen na te komen : 1° via de clubs activiteiten aanbieden waarbij de individuele leden wekelijks gedurende minstens 30 weken een of meer sporttakken kunnen beoefenen die aansluiten bij het sporttakkenbeleid en de missie van de sportfederatie;via de clubs die sporttakken aanbieden voor gehandicapte personen, activiteiten aanbieden waarbij de individuele leden tweewekelijks gedurende minstens 30 weken een of meer sporttakken kunnen beoefenen die aansluiten bij het sporttakkenbeleid en de missie van de sportfederatie; 2° de programmering van de sportactiviteiten van de sportclubs inventariseren waarbij de controle van deze gegevens door het Bloso steekproefsgewijs kan plaatsvinden bij de aangesloten leden en clubs.

Art. 22.Overeenkomstig artikel 13, 3°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, op elektronische wijze een ledenbestand bij te houden met betrekking tot de aangesloten sportclubs en een bestand bij te houden met betrekking tot de aangesloten leden.

In het bestand met betrekking tot de aangesloten sportclubs en het bestand met betrekking tot de aangesloten leden worden minimaal de gegevens geregistreerd die voorkomen in het model, gevoegd als bijlage I bij dit besluit.

Beide bestanden moeten permanent geactualiseerd zijn. Na het einde van het lidmaatschap van een club of lid moeten de gegevens minstens 6 jaar in het desbetreffende bestand worden bewaard.

Zowel in functie van de controle en de inspectie voor de berekening van de werkingssubsidies, als met het oog op statistische verwerking kan het Bloso op elk ogenblik de volledige bestanden, gedeeltelijke bestanden of geaggregeerde gegevens opvragen. De opvraging door het Bloso en de bezorging van de gegevens door de sportfederatie moeten volgens het model, gevoegd als bijlage I bij dit besluit, gedaan worden.

Art. 23.Overeenkomstig artikel 13, 5°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, via de sportclubs een gedeelte van de jaarlijkse bijdrage van de aangesloten leden te innen, bestaande uit : 1° een forfaitair bedrag van minstens 100 BEF per lid;2° het integrale bedrag van de ledenverzekering per lid.

Art. 24.§ 1. Overeenkomstig artikel 13, 6°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, naast de punten, vermeld in artikel 2 van dit besluit, in het driejaarlijks beleidsplan alle basisopdrachten afzonderlijk aan bod te laten komen. § 2. Voor alle basisopdrachten dient het driejaarlijks beleidsplan aangevuld te worden met een jaarlijks geactualiseerd beleidsplan dat o.a. omvat : 1° de eventuele bijsturing van het driejaarlijks beleidsplan;2° een jaaractieplan;3° de jaarlijkse begroting. § 3. Overeenkomstig artikel 13, 6°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de facultatieve opdrachten, naast de punten, vermeld in artikel 2 van dit besluit, in het driejaarlijks beleidsplan de desbetreffende facultatieve opdrachten afzonderlijk aan bod te laten komen. Afdeling 2. - Subsidiëringsvoorwaarden in verband met de

basisopdrachten

Art. 25.§ 1. De kaderopleiding en de bijscholing voor de sporttechnische verantwoordelijken van de sportfederatie en de aangesloten sportclubs, genoemd in artikel 15, § 1, van het decreet moeten plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de kaderopleiding en de bijscholing worden gecoördineerd door de sporttechnisch coördinator die tevens de sportfederatie in de Vlaamse Trainersschool vertegenwoordigt;2° de kaderopleiding en bijscholing worden gegeven door lesgevers die erkend zijn door de Vlaamse Trainersschool;3° de toelatingsvoorwaarden, de inhoud en de eindtermen van elke kaderopleiding en de inhoud van de bijscholingen worden bepaald door de Vlaamse Trainersschool;4° de sporttechnische toelatingsproeven voor elke kaderopleiding worden georganiseerd door de sportfederatie.De toelatingsproeven en de procedure worden vastgelegd door de Vlaamse Trainersschool, die de toelatingsproeven kan controleren en inspecteren. De daartoe bevoegde sportfederatie reikt een attest uit dat toegang verleent tot de kaderopleiding van de Vlaamse Trainersschool; 5° de sportfederatie werkt structurele incentives uit ten voordele van de clubs die gediplomeerde of gekwalificeerde trainers en lesgevers aanstellen. § 2. De praktijkgerichte opleiding en de bijscholingen voor het bestuur en het administratief kader van de sportfederatie en het bestuur van de aangesloten sportclubs, genoemd in artikel 15, § 1, 1° van het decreet, moeten plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de administratief coördinator neemt op eigen initiatief of op verzoek van de raad van bestuur van de sportfederatie de nodige initiatieven ten behoeve van het bestuur en het administratief kader van de sportfederatie en het bestuur van de aangesloten sportclubs;2° de praktijkgerichte opleiding en de bijscholingen worden gegeven door lesgevers die hiervoor een aangepaste opleiding en vorming hebben genoten;3° de inhoud van de praktijkgerichte opleiding en van de bijscholingen wordt bepaald of goedgekeurd door het Bloso;4° het Bloso reikt een deelnameattest uit.

Art. 26.De begeleiding van de sportclubs, genoemd in artikel 15, § 1, 2°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de sportfederatie moet de sportclubs begeleiden en ondersteunen inzake kwaliteitszorg waaraan zo nodig een systeem van kwaliteitslabels voor sportclubs kan worden gekoppeld; 2° de sportfederatie moet de sportclubs ondersteunen en begeleiden inzake sporttechnische werking : a) de sporttechnisch coördinator stelt ten behoeve van de trainers in de clubs een aantal technische hulpmiddelen ter beschikking zoals trainingsfiches en verstrekt informatie o.a. over voeding, uitrusting en sportmedische aspecten; b) de sportfederatie voorziet een begeleiding van de trainers in de clubs voor de invoering van de hierboven vermelde hulpmiddelen;3° de sportfederatie moet de sportclubs ondersteunen en begeleiden inzake de bestuurs- en administratieve werking : a) de sportfederatie stelt kosteloos een elektronisch programma volgens het model in bijlage I ter beschikking van de sportclubs voor het beheer van hun clubledenbestand;b) de sportfederatie promoot de praktijkgerichte opleiding en bijscholing van clubbestuurders;c) de sportfederatie stelt hulpmiddelen ter beschikking en geeft informatie en advies om de bestuurs- en administratieve werking te verbeteren;4° de sportfederatie moet de sportclubs ondersteunen en begeleiden inzake sportpromotionele werking : a) op het vlak van de eigen sporttakken stelt de sportfederatie, voor de organisatie van sportpromotionele activiteiten, hulpmiddelen ter beschikking van de sportclub zoals modeldraaiboeken, richtlijnen en adviezen voor ledenwervingsacties en sportpromotieteams; b) op het vlak van de sportpromotionele campagnes op Vlaams niveau waaraan de sportclubs hun medewerking verlenen, biedt de sportfederatie ondersteuning via o.a. sponsors, mediacontacten en drukwerk.

Art. 27.De promotie van de eigen sporttak, genoemd in artikel 15, § 1, 3°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de sportfederatie stimuleert en begeleidt de sportclubs bij de opzet van recreatieve sportactiviteiten voor niet-sporters en niet-georganiseerde sporters in het kader van de sportpromotionele opdracht van de sportfederatie;2° de sportfederatie stimuleert en begeleidt de sportclubs om samenwerkingsverbanden op het lokale en regionale niveau te realiseren met de gemeentelijke sportdiensten en de scholen op het vlak van sportinitiatie en sportpromotie;3° de sportfederatie stimuleert alle aangesloten clubs om deel te nemen aan sportpromotionele initiatieven op Vlaams niveau, met het accent op de eigen sporttakken.

Art. 28.De organisatie van competities, competitieve of participatieve activiteiten, genoemd in artikel 15, § 1, 4°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de sportfederatie organiseert competitieve en competitiegerichte sportactiviteiten in alle provincies waarin zij haar sporttakken via de sportclubs aanbiedt en participatieve sportactiviteiten met een Vlaamse uitstraling organiseert;2° bij het aanbieden van competitie voor kinderen beneden 12 jaar in het bijzonder, dient de sportfederatie te zorgen voor een aangepaste sporttechnische, sportpedagogische en sportmedische begeleiding en een kindvriendelijke organisatie;3° de competitiereglementen dienen door de sportfederatie aangepast te worden aan het ontwikkelings- en vaardigheidsniveau van kinderen en jongeren;4° bij de organisatie van de competitie dient aandacht te worden besteed aan een veilige en kwaliteitsvolle infrastructuur en een uitrusting die beantwoorden aan de vereisten van het competitieniveau en de leeftijd van de deelnemers;5° de sportfederatie dient te zorgen voor gekwalificeerde scheidsrechters en juryleden en voor kwaliteitsvolle ploegafgevaardigden.

Art. 29.De informatieplicht, genoemd in artikel 15, § 1, 5°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de sportfederatie heeft de plicht om alle informatie met betrekking tot de eigen organisatie o.a. de reglementering, de verzekering, de competitiekalender, de trainersbestanden, de sportkaderopleidingsinitiatieven en de sportkampen, op een systematische en coherente manier aan de eigen clubs en leden te bezorgen; 2° met het oog op een grotere efficiënte en effectiviteit stelt de sportfederatie deze informatie ook ter beschikking aan de provinciale sportdiensten, de sportdienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het Bloso en de erkende koepelorganisatie, en aan de niet-sporter en de niet-georganiseerde sporter via de sportclubs en de gemeentelijke sportdiensten;3° de sportfederatie informeert de sportclubs en leden over het decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar en het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening;4° de sportfederatie stelt maatregelen voor om alle interne en externe communicatie te verbeteren. Afdeling 3. - Subsidievoorwaarden met betrekking tot het personeel

Art. 30.§ 1. De personeelsleden dienen te voldoen aan de volgende minimale voorwaarden inzake diploma's en getuigschriften : 1° sporttechnisch coördinator : licentiaat Lichamelijke Opvoeding bij voorkeur, ofwel met een specialisatie in de betrokken sporttak, ofwel met een getuigschrift Trainer A in de betrokken sporttak, uitgevaardigd door de Vlaamse Trainersschool of daarmee gelijkgeschakeld;2° sporttechnisch medewerker : hoger secundair onderwijs met een getuigschrift Trainer B in de betrokken sporttak, uitgevaardigd door de Vlaamse Trainersschool of daarmee gelijkgeschakeld;3° administratief coördinator : hoger onderwijs van 1 cyclus met volledig leerplan of kandidaatsdiploma of -getuigschrift, uitgereikt na een cyclus van ten minste 2 studiejaren;4° administratief medewerker : hoger secundair onderwijs. § 2. Indien de sportfederatie een personeelslid met een buitenlands diploma of getuigschrift wil laten subsidiëren, dient de sportfederatie de gelijkwaardigheid van dit diploma of getuigschrift te laten vaststellen door de daartoe bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK V. - Subsidiëringsprocedure Afdeling 1. - Aanvraag en ontvankelijkheidsonderzoek

Art. 31.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring voor de basisopdrachten en in voorkomend geval voor de facultatieve opdrachten moet ingediend worden bij het Bloso uiterlijk op 1 september voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidies gevraagd worden. De aanvraag moet per aangetekende brief verstuurd worden naar het Bloso of tegen ontvangstmelding bezorgd worden bij het Bloso. De aanvraag wordt gedaan op het formulier dat door het Bloso ter beschikking wordt gesteld. § 2. Als vastgesteld wordt dat een aanvraag onvolledig is en nog vervolledigd kan worden, vraagt het Bloso per aangetekende brief de aanvullende gegevens op tegen uiterlijk 1 oktober. § 3. Het Bloso brengt vóór 1 november en per aangetekende brief, alle sportfederaties die een aanvraag tot subsidiëring hebben ingediend op de hoogte of hun aanvraag al dan niet ontvankelijk is. Indien de aanvraag onontvankelijk is, wordt de reden van de onontvankelijkheid vermeld. Afdeling 2. - Begeleiding, controle en inspectie

Subsidiëring en bezwaarprocedure

Art. 32.§ 1. Het Bloso verstrekt informatie en documentatie, begeleidt en inspecteert de sportfederatie die een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend. § 2. Vóór 1 februari deelt het Bloso per aangetekende brief aan de aanvragende sportfederatie zijn voornemen mee om de sportfederatie in aanmerking te nemen voor subsidiëring of niet. § 3. Een sportfederatie die van het Bloso het bericht krijgt dat haar subsidiëring niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking wordt genomen, kan daartegen een bezwaarschrift indienen dat binnen 15 dagen na verzending van dit bericht aangetekend moet worden verstuurd naar het Bloso volgens de procedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden.

Indien bezwaar tegen dit voornemen wordt ingediend, beslist de minister na advies van de beroepscommissie, om de subsidiëring van deze sportfederatie toe te kennen of te weigeren.

Indien het bezwaarschrift niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van het Bloso van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de subsidiëring. Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen 10 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Voor de bezwaarschriften die ontvankelijk werden verklaard, wordt door het Bloso, na verloop van de bezwaarprocedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden, de beslissing van de minister per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het bezwaarschrift.

Als de sportfederatie binnen de vastgestelde termijn geen of een laattijdig bezwaar indient tegen het voornemen van het Bloso om haar subsidiëring niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking te nemen, wordt het voornemen van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de subsidiëring.

Het voornemen van het Bloso om de sportfederatie in aanmerking te nemen voor subsidiëring wordt na verloop van de termijn om bezwaar in te dienen van rechtswege omgezet in een beslissing tot subsidiëring.

De beslissing tot weigering of tot subsidiëring wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld aan de sportfederatie binnen 25 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop het Bloso per aangetekende brief zijn voornemen heeft geuit. Afdeling 3. - Verificatie en afrekening

Art. 33.Vóór 1 april dient elke sportfederatie het financieel verslag, overeenkomstig artikel 16 en het jaarverslag, in de zin van artikel 3, 18°, van het decreet, over het voorbije werkingsjaar bij het Bloso in.

Het financieel verslag, aangevuld met de rapportering uit de boekhouding voor de berekening van de subsidiëring, wordt ingediend met behulp van de formulieren die het Bloso ter beschikking stelt. Het jaarverslag wordt opgesteld overeenkomstig het model dat het Bloso ter beschikking stelt.

Art. 34.De inhoudelijke en financiële controles kunnen enerzijds tijdens het betreffende werkingsjaar anderzijds op basis van het financieel verslag en het jaarverslag gebeuren. In het jaarverslag wordt een onderscheid gemaakt tussen de basisopdrachten en zo nodig de facultatieve opdrachten, waarbij elke opdracht afzonderlijk behandeld wordt. Uit het financieel verslag moet duidelijk blijken welke uitgaven zijn gedaan voor elke basisopdracht en zo nodig voor elke facultatieve opdracht. HOOFDSTUK VI. - Aard en wijze van subsidiëring Afdeling 1. - Werkingssubsidies

Art. 35.§ 1. De posten die in het kader van de subsidiëring van toepassing zijn, worden vermeld in bijlage II, gevoegd bij dit besluit. De wijze waarop deze posten, voor de berekening van de subsidiëring per basisopdracht in het rekeningstelsel dienen opgenomen te worden, wordt vastgesteld door het Bloso. § 2. De bezoldiging van de occasionele sporttechnische en administratieve medewerkers, als subsidieerbare post opgenomen in de bijlage vermeld in § 1, vindt plaats op basis van de bezoldigingstabel voor occasionele medewerkers in het kader van de subsidiëring van de basisopdrachten, gevoegd als bijlage III bij dit besluit. De bezoldiging wordt jaarlijks op 1 januari van het begrotingsjaar aangepast aan het spilindexcijfer. De uurlonen, vermeld in de als bijlage III opgenomen bezoldigingstabel, zijn gebaseerd op het spilindexcijfer van juni 1999. Afdeling 2. - Personeelssubsidies

Art. 36.§ 1. De salarisschaal die voor de berekening van de subsidiëring van een personeelslid in aanmerking komt, wordt bepaald op basis van het diploma waarvan het betrokken personeelslid houder is. Het diploma dient erkend, gelegaliseerd of gelijkwaardig verklaard te zijn.

De volgende salarisschalen komen in aanmerking : 1° hoger onderwijs van 2 cycli met volledig leerplan = salarisschaal A111;2° hoger onderwijs van 1 cyclus met volledig leerplan of kandidaatsdiploma of getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste 2 studiejaren = salarisschaal B111;3° hoger secundair onderwijs = salarisschaal C111. § 2. De salarisschalen in § 1, zijn opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende de organisatie van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie en de regeling van de rechtspositie van het personeel. Voor de berekening van de subsidie worden de salarisschalen jaarlijks op 1 januari van het begrotingsjaar aangepast aan het spilindexcijfer. § 3. De gesubsidieerde personeelsleden worden door de sportfederatie minimaal betaald overeenkomstig hun diploma, de daaraan verbonden salarisschaal, bepaald in § 1, en overeenkomstig de geldelijke anciënniteit, bepaald in § 4. § 4. Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van de personeelsleden die na de inwerkingtreding van dit decreet in dienst komen, worden in aanmerking genomen de voltijdse werkelijke diensten, met een maximum van 4 jaar, uitgedrukt in volledige maanden, van 1° een leerkracht lichamelijke opvoeding in het onderwijs;2° een ambtenaar of een contractueel personeelslid bij het Bloso;3° een personeelslid bij een sportdienst in de zin van het decreet van 5 april 1995 houdende erkenning en subsidiëring van de gemeentelijke sportdiensten, de provinciale sportdiensten en de sportdienst van de Vlaamse gemeenschapscommissie. Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van de personeelsleden die na de inwerkingtreding van dit decreet in dienst komen, worden in aanmerking genomen alle voltijdse werkelijke diensten, uitgedrukt in volledige maanden, van een gesubsidieerd personeelslid bij een andere Vlaamse sportfederatie.

Deeltijdse prestaties worden slechts in evenredigheid in aanmerking genomen.

De berekening van de geldelijke anciënniteit vindt plaats overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende de organisatie van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie en de regeling van de rechtspositie van het personeel. § 5. Het sporttechnisch personeelslid dat houder is van het getuigschrift Trainer A in de sporttakken van de sportfederatie, uitgevaardigd door de Vlaamse Trainersschool of daarmee gelijkgeschakeld, krijgt op grond van de subsidiëring een fictieve bijkomende geldelijke anciënniteit van 2 jaar.

Het administratief personeelslid dat houder is van het getuigschrift sportfunctionaris, uitgevaardigd door de Vlaamse Trainersschool of daarmee gelijkgeschakeld, krijgt op grond van de subsidiëring een fictieve bijkomende geldelijke anciënniteit van 2 jaar. Deze fictieve geldelijke anciënniteit wordt slechts verkregen voorzover het personeelslid niet reeds een fictieve geldelijke anciënniteit van 4 jaar genoten heeft in het kader van het decreet van 2 maart 1977 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen. § 6. De sportfederatie is verplicht de collectieve arbeidsovereenkomsten na te leven die in het paritair Comité voor de socio-culturele sector zijn gesloten. § 7. Een personeelslid in een voltijdse betrekking moet deze betrekking ofwel volledig als sporttechnisch personeelslid ofwel volledig als administratief personeelslid invullen. § 8. Overeenkomstig artikel 22, § 6, van het decreet mogen de voltijdse personeelsleden die voor subsidiëring in aanmerking komen, geen andere beroepsactiviteit uitoefenen wanneer de cumulatie een permanent karakter heeft en niet inherent is aan de functie van het personeelslid. Een afwijking op het cumulatieverbod dient jaarlijks samen met de subsidieaanvraag voor desbetreffende personeelsleden aangevraagd te worden met formulieren die het Bloso ter beschikking stelt.

Het Bloso onderzoekt de aanvraag en brengt de betrokken sportfederatie op de hoogte van de beslissing om wel of niet af te wijken van het cumulatieverbod binnen een termijn van 30 dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Art. 37.§ 1. Bij definitieve uitdiensttreding, tijdelijke of definitieve vervanging van een gesubsidieerd personeelslid wordt het Bloso onverwijld op de hoogte gebracht. De sportfederatie deelt hiertoe aan het Bloso de volgende gegevens mee : 1° de datum van in - en uitdiensttreding van het personeelslid;2° de persoonlijke gegevens, de voorgaande diensten, de datum van indiensttreding en het diploma of getuigschrift van het personeelslid dat ter vervanging in dienst komt;3° de arbeidsovereenkomst. § 2. Voor de berekening van de subsidie voor het lopende werkjaar blijft de salarisschaal van het oorspronkelijk personeelslid behouden.

Na het werkjaar wordt, op basis van de effectieve personeelskost de personeelssubsidie geregulariseerd volgens de berekening in artikel 36, § 1. HOOFDSTUK VII. - Erkenning en subsidiëring van een koepelorganisatie

Art. 38.In dit hoofdstuk worden de woorden sportfederaties of sportfederatie gelezen als koepelorganisatie. Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 39.De bepalingen van artikel 2, 1° tot en met 8°, inzake het opstellen van het beleidsplan zijn van toepassing op de koepelorganisatie.

Art. 40.De bepalingen van artikel 3, § 2, inzake de opleiding en de bijscholing voor de verantwoordelijke personen op alle uitvoerende niveaus zijn van toepassing op de koepelorganisatie.

Om voor erkenning in aanmerking te komen moet het bestuur van de koepelorganisatie om de drie jaar een bijscholing inzake management van minimum 6 uur volgen die door het Bloso georganiseerd of erkend wordt.

Art. 41.De bepalingen van hoofdstuk II, afdeling 4, inzake de te voeren boekhouding zijn van toepassing op de koepelorganisatie. Afdeling 2. - Erkenningsprocedure

Art. 42.De bepalingen van hoofdstuk III met betrekking tot de erkenningsprocedure zijn van toepassing op de koepelorganisatie. De erkenning van een koepelorganisatie wordt voor 3 jaar toegekend door de minister. Afdeling 3. - Subsidiëringsvoorwaarden

Art. 43.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet de koepelorganisatie overeenkomstig artikel 27, § 1, 11°, van het decreet, in het driejaarlijks beleidsplan de voorwaarden, vermeld in artikel 29 van het decreet, afzonderlijk aan bod laten komen. Voor alle voorwaarden, vermeld in artikel 29 van het decreet, dient het driejaarlijks beleidsplan aangevuld te worden met een jaarlijks geactualiseerd beleidsplan dat o.a. omvat : 1° de eventuele bijsturing van het driejaarlijks beleidsplan;2° een jaaractieplan;3° de jaarlijkse begroting.

Art. 44.De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3, over de subsidiëringsvoorwaarden met betrekking tot het personeel, zijn van toepassing op de koepelorganisatie, met uitzondering van artikel 30, § 1, van dit besluit.

Bij de invulling van de eerste twee voltijdse equivalenten volgens artikel 30, § 2, van het decreet, moeten de personeelsleden beschikken over een diploma van hoger onderwijs van 2 cycli met volledig leerplan. Een van beiden moet houder zijn van een diploma van licentiaat in de lichamelijke opvoeding. Bij de invulling van het derde en vierde equivalent moeten de personeelsleden beschikken over minimaal het diploma van hoger secundair onderwijs. Afdeling 4. - Subsidiëringsprocedure

Art. 45.§ 1. De bepalingen van hoofdstuk V, afdeling 1, over de subsidiëringsprocedure zijn van toepassing op de koepelorganisatie. § 2. Het Bloso verstrekt informatie en documentatie, begeleidt en inspecteert de koepelorganisatie die een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend. § 3. Vóór 1 januari brengt het Bloso bij de minister advies uit over de subsidiëring van de koepelorganisatie. § 4. Vóór 1 februari deelt de minister per aangetekende brief aan de koepelorganisatie zijn voornemen mee om de koepelorganisatie in aanmerking te nemen voor subsidiëring of niet. § 5. De koepelorganisatie die van de minister het bericht krijgt dat haar subsidiëring niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking wordt genomen, kan daartegen een bezwaarschrift indienen aantekenen dat binnen 15 dagen na verzending van dit bericht aangetekend moet worden verstuurd naar het Bloso volgens de procedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie, voor sportaangelegenheden.

Indien bezwaar tegen dit voornemen wordt ingediend, beslist de minister na advies van de beroepscommissie, om de subsidiëring van deze koepelorganisatie toe te kennen of te weigeren.

Indien het bezwaarschrift niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de minister van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de subsidiëring. Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen 10 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Voor de bezwaarschriften die ontvankelijk werden verklaard, wordt door het Bloso, na verloop van de bezwaarprocedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden, de beslissing van de minister per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het bezwaarschrift.

Als de koepelorganisatie binnen de vastgestelde termijn geen of een laattijdig bezwaar indient tegen het voornemen van de minister om haar subsidiëring niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking te nemen, wordt het voornemen van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de subsidiëring.

Het voornemen van de minister om de koepelorganisatie in aanmerking te nemen voor subsidiëring wordt na verloop van de termijn om bezwaar in te dienen van rechtswege omgezet in een beslissing tot subsidiëring.

De beslissing tot weigering of tot toekenning van de subsidiëring wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen 25 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de minister per aangetekende brief zijn voornemen heeft geuit. Afdeling 5. - Verificatie en afrekening

Art. 46.Vóór 1 april dient de koepelorganisatie het financieel verslag overeenkomstig artikel 16 en het jaarverslag, in de zin van artikel 27, § 1, 12°, van het decreet, over het voorbije werkingsjaar bij het Bloso in.

Het financieel verslag, aangevuld met de rapportering uit de boekhouding voor de berekening van de subsidiëring, wordt ingediend met behulp van de formulieren die het Bloso daartoe ter beschikking stelt.

Het jaarverslag wordt opgesteld overeenkomstig het model dat het Bloso ter beschikking stelt.

Art. 47.De inhoudelijke en financiële controles kunnen enerzijds tijdens het betreffende werkingsjaar anderzijds op basis van het financieel verslag en het jaarverslag plaatsvinden. In het jaarverslag wordt elke opdracht, vermeld in artikel 29 van het decreet, afzonderlijk behandeld. Uit het financieel verslag moet duidelijk blijken welke uitgaven zijn gebeurd voor elke opdracht. Afdeling 6. - Aard en wijze van subsidiëring

Art. 48.De bepalingen van hoofdstuk VI over de aard en de wijze van subsidiëring zijn van toepassing op de koepelorganisatie, met uitzondering van artikel 35, § 1 en § 2, artikel 36, § 5 en § 7.

De posten die in het kader van de subsidiëring van toepassing zijn, worden vermeld in bijlage IV, genoemd bij dit besluit. De wijze waarop deze posten voor de berekening van de subsidiëring per opdracht, in het rekeningstelsel dienen opgenomen te worden, wordt vastgesteld door het Bloso.

De bezoldiging van de occasionele medewerkers, als subsidieerbare post vindt plaats op basis van de bezoldigingstabel voor occasionele medewerkers in het kader van de subsidiëring van de basisopdrachten, gevoegd als bijlage III bij dit besluit. De bezoldiging wordt jaarlijks op 1 januari van het begrotingsjaar aangepast aan het spilindexcijfer. De uurlonen, vermeld in de als bijlage III opgenomen bezoldigingstabel, zijn gebaseerd op het spilindexcijfer van juni 1999. HOOFDSTUK VIII. - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 49.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 30, § 1, van dit besluit en overeenkomstig artikel 34 van het decreet, worden de personeelsleden, gesubsidieerd op basis van het decreet van 2 maart 1977, met een diploma van lager onderwijs of lager secundair onderwijs nominatief verder gesubsidieerd en ingeschaald respectievelijk in salarisschaal E111 of D111. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 36 komen voor de personeelsleden die in het kader van het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen gesubsidieerd werden op basis van de weddeschaal verbonden aan de graden van het rijkspersoneel, onderbureauchef en bestuurschef, respectievelijk de graden C113 en C211 in aanmerking. § 3. Alle personeelsleden die in het kader van het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen gesubsidieerd werden, behouden hun geldelijke anciënniteit die ze verworven hebben vóór de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 50.Voor de sportfederatie die op 1 januari 1999 erkend is en gesubsidieerd wordt op basis van het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen en voor de sportconfederatie, genoemd in artikel 2, 3°, van het decreet, bestaande uit twee of meerdere sportfederaties die op datum van 1 januari 1999 erkend en gesubsidieerd zijn op basis van hetzelfde decreet van 2 maart 1977, worden, voor wat betreft de erkennings- en subsidiëringsprocedure, vermeld in hoofdstuk III en V, de volgende overgangsbepalingen toegepast om een erkenning te krijgen en om de subsidiëring voor de basisopdrachten en de facultatieve opdrachten voor het jaar 2000 te verkrijgen : 1° in afwijking van artikel 17, § 1 en artikel 31, § 1, worden de aanvraag tot erkenning en de aanvraag tot subsidies ingediend uiterlijk op 1 mei 2000.2° in afwijking van artikel 17, § 2 en artikel 31, § 2, worden de aanvullende gegevens opgevraagd tegen uiterlijk 1 juni 2000;3° in afwijking van artikel 17, § 3 en artikel 31, § 3, brengt het Bloso voor 15 juni 2000 alle sportfederaties op de hoogte of hun aanvraag al dan niet ontvankelijk is;4° in afwijking van artikel 18, § 1, brengt het Bloso voor 15 juli 2000 bij de minister advies uit over de sportfederaties die erkend kunnen worden;5° in afwijking van artikel 18, § 2 en artikel 32, § 2, wordt het voornemen aan de sportfederatie meegedeeld voor 1 augustus 2000.

Art. 51.Voor de sportfederatie die op 1 januari 1999 erkend is en gesubsidieerd wordt op basis van het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen, en voor de sportconfederatie, genoemd in artikel 2, 3°, van het decreet, bestaande uit twee of meerdere sportfederaties die op 1 januari 1999 erkend en gesubsidieerd zijn op basis van hetzelfde decreet van 2 maart 1977 en die de procedure in artikel 50 volgen, worden, voor wat betreft de erkenningsvoorwaarden vermeld in hoofdstuk II, de volgende overgangsbepalingen toegepast voor het jaar 2000 : 1° in afwijking van artikel 2 dient het beleidsplan enkel te voldoen aan de punten bedoeld in artikel 2, 1°, 2° en 8°.Het beleidsplan dient tegen uiterlijk 1 september 2000 te voldoen aan alle bepalingen van artikel 2 en te worden opgestuurd naar het Bloso; 2° in afwijking van hoofdstuk II, afdeling 3 moeten de aangesloten leden minimaal verzekerd blijven volgens de voorwaarden van de verzekeringspolis die op 1 september 1999 op hen van toepassing is.De sportfederatie dient uiterlijk op 1 september 2000 de verzekeringspolis aan het Bloso voor te leggen die voldoet aan alle bepalingen van hoofdstuk II, afdeling 3 en die ingaat ten laatste op 1 januari 2001; 3° in afwijking van hoofdstuk II, afdeling 3 dient de sportfederatie voor de niet-leden bij sportpromotionele acties, uiterlijk tegen 1 september 2000 een verzekeringspolis af te sluiten die voldoet aan alle bepalingen van hoofdstuk II, afdeling 3.

Art. 52.Voor de sportfederatie die op 1 januari 1999 erkend is en gesubsidieerd wordt op basis van het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen, en voor de sportconfederatie, genoemd in artikel 2, 3°, van het decreet bestaande uit twee of meerdere sportfederaties die op datum van 1 januari 1999 erkend en gesubsidieerd zijn op basis van hetzelfde decreet van 2 maart 1977, worden, voor wat betreft de subsidiëringsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, de volgende overgangsbepalingen toegepast voor het jaar 2000 : 1° in afwijking van artikel 22 dient de sportfederatie uiterlijk op 1 september 2000 te voldoen aan artikel 22;2° in afwijking van artikel 23 dient de sportfederatie uiterlijk op 1 september 2000 te voldoen aan artikel 23;3° in afwijking van artikel 24 dient de sportfederatie de basisopdrachten afzonderlijk aan bod te laten komen in het beleidsplan volgens de bepalingen van artikel 51, 1°.De sportfederatie dient uiterlijk tegen 1 september 2000 te voldoen aan alle bepalingen van artikel 24.

Art. 53.De sportfederaties die op basis van de overgangsbepalingen in de artikelen 50 en 51 individueel erkend zijn, kunnen alsnog conform de bepalingen in hoofdstuk III en hoofdstuk V, hun erkenning en subsidiëring als confederatie in de zin van artikel 2, 3°, van het decreet voor het jaar 2000 aanvragen. In afwijking van artikel 17, § 1, en artikel 31, § 1, wordt de aanvraag tot erkenning en de aanvraag tot subsidiëring ingediend uiterlijk op 1 september 2000 ». In afwijking van artikel 18, § 1, brengt het Bloso voor 15 november 2000 bij de minister advies uit over de confederaties die erkend kunnen worden en in afwijking van de artikelen 18, § 2 en 32, § 2, wordt het voornemen aan de confederatie meegedeeld voor 1 december 2000.

Art. 54.Voor de koepelorganisatie die op 1 januari 1999 subsidies van het Bloso geniet, worden voor wat betreft de erkennings en subsidiëringsprocedure, in hoofdstuk III en V, de volgende overgangsbepalingen toegepast om een erkenning te krijgen en om de subsidiëring voor het jaar 2000 verkrijgen : 1° in afwijking van artikel 17, § 1 en artikel 31, § 1, worden de aanvraag tot erkenning en de aanvraag tot subsidies ingediend uiterlijk op 1 mei 2000;2° in afwijking van artikel 17, § 2 en artikel 31, § 2, worden de aanvullende gegevens opgevraagd tegen uiterlijk 1 juni 2000; 3° In afwijking van artikel 17, § 3 en artikel 31, § 3, brengt het Bloso voor 15 juni 2000 de koepelorganisatie op de hoogte of hun aanvraag al dan niet ontvankelijk is; 4° in afwijking van artikel 18, § 1 en artikel 45, § 3, brengt het Bloso voor 15 juli 2000 bij de minister advies uit over de koepelorganisatie die erkend en gesubsidieerd kan worden; 5° in afwijking van artikel 18, § 2 en artikel 45, § 4, wordt het voornemen aan de koepelorganisatie meegedeeld voor 1 augustus 2000.

Art. 55.Worden opgeheven : 1° Het koninklijk besluit van 29 september 1977 houdende de procedure voor de erkenning en subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen, als bedoeld in het decreet van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, d.d. 2 maart 1977; 2° Het koninklijk besluit van 29 september 1977 tot uitvoering van artikel 3, 7° van het decreet van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen;3° Het koninklijk besluit van 4 juli 1978 betreffende de verzekeringspolissen die de landelijk georganiseerde sportverenigingen met het oog op hun erkenning en subsidiëring ten laste van de Nederlandse Cultuurgemeenschap, ter bescherming van hun leden moeten afsluiten;4° Het koninklijk besluit van 24 juli 1978 betreffende de toelagen ten laste van de Nederlandse Cultuurgemeenschap voor de personeelsleden van de erkende landelijk georganiseerde sportverenigingen;5° Het koninklijk besluit van 7 november 1978 houdende de wijze van subsidiëring van de werkingskosten van de landelijk georganiseerde sportverenigingen, als bedoeld in het decreet van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap van 2 maart 1977;6° Het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1984 houdende uitvoering van artikel 11bis van het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen.

Art. 56.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.

Art. 57.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Sport, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 maart 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister voor Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties.

Brussel, 17 maart 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

^