Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 november 2006
gepubliceerd op 18 januari 2007

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Fonds voor Landbouw en Visserij en tot vaststelling van het bijzonder reglement betreffende het beheer

bron
vlaamse overheid
numac
2007035013
pub.
18/01/2007
prom.
17/11/2006
ELI
eli/besluit/2006/11/17/2007035013/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 NOVEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Fonds voor Landbouw en Visserij en tot vaststelling van het bijzonder reglement betreffende het beheer


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij, inzonderheid op de artikelen 3, § 3, en 8;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 juli 2006;

Gelet op het advies 41.351/3 van de Raad van State, gegeven op 10 oktober 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de Raad : de Raad van het Fonds voor Landbouw en Visserij;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid en de Zeevisserij;3° het Fonds : het Fonds voor Landbouw en Visserij. HOOFDSTUK II. - Organisatie, samenstelling en werking

Art. 2.De Raad wordt opgericht bij het Departement Landbouw en Visserij.

Art. 3.De Raad bestaat uit 26 leden en is samengesteld als volgt : 1° de secretaris-generaal van het Departement Landbouw en Visserij;2° de administrateur-generaal van het Agentschap voor Landbouw en Visserij;3° de administrateur-generaal van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek;4° twee ambtenaren van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Departement Landbouw en Visserij;5° twee ambtenaren van de afdeling Productkwaliteitsbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij;6° één ambtenaar van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO);7° zes vertegenwoordigers van de algemene landbouworganisaties;8° één vertegenwoordiger van de zaaizaadsector;9° één vertegenwoordiger van de pootgoedsector;10° één vertegenwoordiger van de sierteeltsector;11° één vertegenwoordiger van de tuinbouwveilingen;12° één vertegenwoordiger uit de leidende verenigingen van respectievelijk de fokkerijsectoren rundvee, varkens en pluimvee en konijnen;13° één vertegenwoordiger van de zuivelsector;14° één vertegenwoordiger van de vleesverwerkende nijverheid;15° één vertegenwoordiger van de visserijsector;16° één vertegenwoordiger van de toeleveringssector grondstoffen;17° één vertegenwoordiger van de biologische sector.

Art. 4.§ 1. De leden, vermeld in artikel 3, 4° tot 6°, worden aangewezen door de minister.

De leden, vermeld in artikel 3, 7° tot 17°, worden benoemd door de minister, op voordracht van elke vertegenwoordigde landbouworganisatie, sectoriële beroepsvereniging, erkende vereniging, of door de verenigingen na onderling overleg. Die bezorgen hiertoe aan de minister een lijst waarop tweemaal zoveel kandidaten voorkomen als er mandaten zijn waarover zij beschikken. Voor elk lid wordt er door de minister een plaatsvervanger aangewezen die aan de werkzaamheden deelneemt bij afwezigheid van het effectieve lid. De plaatsvervanger heeft dezelfde bevoegdheden als het lid. § 2. De minister wordt belast met de organisatie van het secretariaat van de Raad, onder meer met de aanwijzing van de secretarissen. De secretarissen van de Raad nemen eveneens het secretariaat van de bestendige comités, vermeld in artikel 11, waar.

De secretarissen en de rekenplichtige van het Fonds nemen deel aan de vergaderingen van de Raad, zonder dat ze over stemrecht beschikken.

Art. 5.Het mandaat van de leden duurt vier jaar en is hernieuwbaar.

Als een lid voortijdig ophoudt zijn mandaat uit de oefenen, wordt het mandaat door zijn plaatsvervanger opgenomen en beëindigd.

Art. 6.De Raad wordt voorgezeten door de secretaris-generaal van het Departement Landbouw en Visserij of, bij zijn afwezigheid, door de administrateur-generaal van het Agentschap voor Landbouw en Visserij.

Art. 7.De Raad vergadert op uitnodiging van de voorzitter, die de agenda van de Raad vaststelt.

Art. 8.De Raad beraadslaagt op geldige wijze als de meerderheid van zijn leden aanwezig is. Als die meerderheid niet aanwezig is, dan kan de Raad na een nieuwe bijeenroeping op geldige wijze over hetzelfde voorwerp beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 9.De stemming gebeurt bij meerderheid van de aanwezige leden.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 10.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister.

Art. 11.De Raad richt voor het uitoefenen van zijn werkzaamheden twee bestendige comités op, één voor het geheel van de plantaardige sectoren en één voor het geheel van de dierlijke sectoren. Die comités zorgen voor de permanente werking van de Raad en worden belast met een coördinerende taak op het vlak van de werking van de werkgroepen, die een opdracht uitvoeren voor de Raad.

De leden van de bestendige comités maken deel uit van de Raad en worden erdoor aangewezen. Elk bestendig comité wijst zijn eigen voorzitter aan en kan beschikken over een secretaris als vermeld in artikel 4.

De bestendige comités maken een schriftelijk verslag op van hun werkzaamheden en besprekingen voor de Raad en leggen een voorstel van advies voor.

Art. 12.De Raad kan voor de opdrachten die hij bepaalt werkgroepen oprichten bestaande uit leden en deskundigen die geen lid zijn. Die werkgroepen hangen af van het bestendig comité waaronder ze thuishoren, brengen schriftelijk verslag uit aan de respectieve comités en geven aanbevelingen. Als het nodig geacht wordt, kan een specifieke werkgroep voor de visserijsector opgericht worden.

Art. 13.De leden van de Raad, de secretarissen en de uitgenodigde deskundigen krijgen van het Fonds geen vergoeding voor hun aanwezigheid op de Raadsvergaderingen en de vergaderingen van de bestendige comités en de werkgroepen, noch voor de kosten voor de verplaatsing en de voorbereiding.

Art. 14.De minister stelt het jaarlijkse programma van de geplande projecten vast, op voorstel van de Raad.

De Raad ontvangt eenmaal per jaar een verslag over het beheer van het Fonds. HOOFDSTUK III. - Bijzonder reglement Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 15.De verrichtingen van het Fonds, de boekingen in de comptabiliteit en de verantwoording of regularisatie ervan zijn onderworpen aan de algemene bepalingen over de Rijkscomptabiliteit. Afdeling II. - Comptabiliteit

Art. 16.De rekenplichtige heeft als taak de opbrengsten van het Fonds te innen evenals mogelijke ontvangsten voor orde en de uitgaven te verrichten.

De Centrale Accounting van het beleidsdomein Financiën en Begroting rekent de ontvangsten en uitgaven, uitgevoerd door de rekenplichtige, budgettair aan op grond van de driemaandelijkse staten van de ontvangsten en uitgaven die de rekenplichtige voorlegt.

Art. 17.De inning van verplichte bijdragen of administratieve geldboeten ter uitvoering van een vonnis kan aan de Centrale Invorderingscel opgedragen worden.

Art. 18.De minister kan ten laste van het Fonds voorschotten betalen. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid en de Zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 november 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

^