Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 december 1998
gepubliceerd op 19 maart 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035266
pub.
19/03/1999
prom.
18/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/18/1999035266/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 februari 1994, 24 juni 1997 en 7 juli 1998;

Gelet op het advies van de Raad van Beheer van Kind en Gezin, gegeven op 28 oktober 1998;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 december 1998;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het onontbeerlijk is voor de goede werking van de organiserende besturen van de consultatiebureaus preventieve kinderzorg om onverwijld op de hoogte gebracht te worden van de wijze van subsidiëring vanaf 1 januari 1999;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities en algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° consultatiebureau : voorziening waar preventief medisch, psychosociaal en pedagogisch consult wordt verstrekt aan kinderen tot 6 jaar en hun gezinnen volgens het programma en de richtlijnen van Kind en Gezin;2° steunpunt : afdeling van een consultatiebureau, gevestigd op een andere locatie, waar een verminderd aantal zittingen en/of beperkte zittingen plaatsvinden, maar waar een identiek zorgaanbod wordt verstrekt;3° servicepunt : een consultatiebureau of steunpunt;4° zitting : de voorziene tijdsduur waarbinnen in het servicepunt de preventie wordt georganiseerd en die wordt vastgelegd door Kind en Gezin;5° beperkte zitting : beperkte tijdsduur waarbinnen in de steunpunten in het Vlaams Gewest en in de servicepunten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest consulten kunnen plaatsvinden.Die tijdsduur wordt vastgelegd door Kind en Gezin; 6° regio : gebied dat één of meer aan elkaar grenzende gemeentes geheel of gedeeltelijk omvat en dat afgebakend wordt door Kind en Gezin, op basis van onder meer het aantal geboorten, de plaatselijke omstandigheden en de organisatie van de dienstverlening ter plekke;7° vrijwilliger : vrijwilliger overeenkomstig het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector;8° titularis-arts : arts die normaliter de medische consulten op het consultatiebureau of steunpunt verzorgt;9° vervangende arts : arts die de medische consulten op het consultatiebureau of steunpunt verzorgt bij afwezigheid van de titularis-arts;10° regioverpleegkundige : personeelslid van Kind en Gezin, belast met de psychosociale en pedagogische begeleiding van jonge kinderen en hun gezinnen, in een bepaalde regio;11° interculturele medewerker : personeelslid van de instelling Kind en Gezin, aangeworven om bijkomende en specifieke opdrachten te vervullen voor migranten;12° ervaringsdeskundige : personeelslid van Kind en Gezin, aangeworven om bijkomende en specifieke opdrachten te vervullen voor kansarmen;13° medisch kwaliteitscoördinator : arts van Kind en Gezin ingeschakeld voor de kwaliteitsbewaking en de bevordering van het medisch-preventieve zorgaanbod;14° Medisch College : medisch advies- en beslissingsorgaan van Kind en Gezin, dat tevens als deontologische kamer functioneert;15° principieel akkoord : beslissing waarbij Kind en Gezin de toestemming geeft tot het oprichten van een consultatiebureau of steunpunt in een welbepaalde regio;16° erkenning : beslissing waarbij Kind en Gezin het principieel akkoord bevestigt en die recht geeft op een subsidiëring van de werking van een consultatiebureau of steunpunt;17° verlenging van erkenning : beslissing waarbij Kind en Gezin de erkenning verlengt voor een welbepaalde termijn;18° aanmelding : elk bezoek van een kind aan een servicepunt voor een verpleegkundig en/of medisch consult.

Art. 2.§ 1. De consultatiebureaus en de steunpunten worden erkend voorzover ze beantwoorden aan de voorwaarden, bepaald in titel II van dit besluit. § 2. De erkenning gebeurt door Kind en Gezin volgens de procedure, beschreven in titel III van dit besluit.

Art. 3.§ 1. Erkende consultatiebureaus en steunpunten worden gesubsidieerd volgens de bepalingen, vermeld in titel V van dit besluit. § 2. Kind en Gezin subsidieert afhankelijk van de beschikbare kredieten op de begroting.

TITEL II. - Erkenningsvoorwaarden HOOFDSTUK I. - Algemeen

Art. 4.Het consultatiebureau of steunpunt wordt georganiseerd en beheerd door een organiserend bestuur. Als zodanig mogen optreden : de lagere openbare besturen, universitaire instellingen of verenigingen zonder winstoogmerk.

Art. 5.§ 1. Het organiserende bestuur eerbiedigt ten volle de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de personen en verenigingen waartoe het zich richt. Het draagt er onder meer zorg voor dat de lokalen van consultatiebureau of steunpunt door de cliënteel als neutraal worden ervaren. § 2. Het organiserende bestuur zorgt voor de naleving van de protocollen, afgesloten met Kind en Gezin, waarin de samenwerking van de diverse medewerkers wordt omschreven. § 3. Het organiserende bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van gegevens die het binnen het consultatiebureau verzamelt in opdracht van Kind en Gezin.

Het waakt over de geheimhouding en de bewaring ervan conform de richtlijnen van Kind en Gezin.

Het bezorgt die gegevens aan Kind en Gezin als die erom verzoeken, volgens de bepalingen van de ter zake geldende protocollen. HOOFDSTUK II. - De medewerkers

Art. 6.§ 1. Het organiserende bestuur zorgt voor de medewerking van vrijwilligers, van wie er minimum twee per zitting aanwezig zijn.

De vrijwilligers staan in voor een vlot verloop van de zitting en de promotie van het consultatiebureau of steunpunt.

In onderlinge overeenkomst tussen het organiserende bestuur en Kind en Gezin worden tijdsinvestering, frequentie en omvang van de medewerking omschreven.

Het organiserende bestuur staat in voor de vorming, professionele ondersteuning en begeleiding van de vrijwilligers. § 2. De vrijwilliger is meerderjarig, verzekerbaar en bezit, overeenkomstig hoofdstuk IV van het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van Kind en Gezin, een grondige kennis van het Nederlands.

Hij levert bij zijn organiserende bestuur een attest in dat zijn goede algemene gezondheidstoestand voor de uit te voeren taken bevestigt.

Art. 7.§ 1. Het organiserende bestuur stelt een arts aan, te kiezen uit een lijst van kandidaten die Kind en Gezin ter beschikking stelt.

De artsen kunnen zich daarvoor permanent kandidaat stellen. § 2. De arts die zich kandidaat stelt, voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Hij beschikt over een door een Nederlandstalige universiteit afgeleverd diploma, hetzij van : arts of doctor in de genees-, heel- en verloskunde met specialisatie in de jeugdgezondheidszorg, van « geneesheer-hygiënist », in de richting schoolgeneeskunde, of met een aanvullende opleiding van soortgelijke inhoud; of van geneesheer-specialist in de kindergeneeskunde. 2° Hij moet een goede algemene gezondheid bezitten voor de uit te voeren opdracht;3° Hij moet in het bezit zijn van zijn politieke en burgerlijke rechten. Indien de arts het aanvullend diploma van jeugdgezondheidszorg zoals bedoeld in het eerste lid, 1°, a), niet bezit, heeft hij vier jaar de tijd, om dit certificaat te behalen, te rekenen vanaf de datum dat zijn naam op de kandidatenlijst wordt opgenomen.

Indien het diploma niet door een Nederlandstalige universiteit werd afgeleverd, zoals bedoeld in het eerste lid, 1°, dient de arts zijn grondige kennis van het Nederlands te bewijzen door te slagen voor een taalexamen, georganiseerd door het Vast Wervingssecretariaat. § 3. De arts die zich bij Kind en Gezin kandidaat stelt, legt zijn diploma over. § 4. Indien de arts voor het organiserende bestuur werkt onder aannemingscontract, dient hij verzekerd te zijn voor burgerlijke aansprakelijkheid. § 5. De arts heeft geen curatieve privé-praktijk in dezelfde gemeente waar ook het consultatiebureau of steunpunt gevestigd is, met uitzondering van de gemeenten Gent, Antwerpen en Brussel (19 gemeenten). § 6. Per consultatiebureau is er een titularis-arts aanwezig, die minstens twee zittingen per week houdt. Voor de steunpuntenwerking en de supplementaire zittingen in een consultatiebureau geldt dat minimum niet. § 7. Elke arts is daarenboven beschikbaar voor bijkomende verplichte vorming en werkoverleg. De dagen en uren van de zittingen worden in overleg tussen het organiserend bestuur en Kind en Gezin bepaald. § 8. De arts verzorgt het medische consult volgens het programma en de richtlijnen van Kind en Gezin. De arts vervult de preventieve opdracht met inachtneming van de medische deontologie, inzonderheid wat betreft de scheiding tussen curatieve zorg en preventie. § 9. De arts neemt deel aan acties die door Kind en Gezin binnen het kader van het medisch-preventief beleid worden opgezet.

Hij volgt de door Kind en Gezin georganiseerde of goedgekeurde vormings- en overlegmomenten.

Hij volgt de aanbevelingen en adviezen op die hem door Kind en Gezin worden gegeven. § 10. Het Medisch College van Kind en Gezin ziet toe op de naleving van de in § 8, en § 9, genoemde voorwaarden en kan, na advies van het betrokken organiserende bestuur, bij niet-naleving daarvan de arts van de kandidatenlijst schrappen. § 11. De regioverpleegkundige, de interculturele medewerker en de ervaringsdeskundige werken mee in het consultatiebureau of het steunpunt volgens de richtlijnen van Kind en Gezin en in naleving van de protocollen zoals afgesloten volgens art. 5, § 2. HOOFDSTUK III. - Verzekering

Art. 8.Naast de wettelijke verplichte verzekeringen sluit het organiserend bestuur volgende verzekeringen af : 1° de burgerlijke aansprakelijkheid van het organiserende bestuur;2° de burgerlijke aansprakelijkheid van elke vrijwilliger of elke andere persoon, artsen onder aannemingscontract uitgezonderd, die mits uitdrukkelijke toestemming van het organiserende bestuur een activiteit opneemt in het kader van het consultatiebureau of steunpunt.Die verzekering dekt schade, berokkend aan derden (cliënten, toevallige aanwezigen) en ontstaan uit de activiteiten van het consultatiebureau of steunpunt; 3° de lichamelijke schade geleden door de vrijwilligers tijdens de activiteiten van het consultatiebureau of steunpunt alsmede op de weg van en naar die plaats;4° een brandpolis voor het gebouw en de inboedel, aangevuld met een verzekering tegen waterschade, hetzij als eigenaar, hetzij als gebruiker of huurder. De vrijwilligers dienen onderling als derden zoals bedoeld in het eerste lid, 2°, beschouwd te worden. HOOFDSTUK IV. - Werking

Art. 9.Het consultatiebureau of steunpunt wordt georganiseerd in veilig gelegen, duidelijk herkenbare en vlot te bereiken lokalen. Ze omvatten minimaal een ingang met plaats voor kinderwagens, sanitair, een wachtruimte die tevens dienst kan doen als kleedhokje en vergaderlokaal, het kabinet van de arts, het kabinet van de regioverpleegkundige.

Op verzoek van Kind en Gezin brengt het organiserend bestuur de identificatiegegevens en/of logo's aan bij het consultatiebureau of steunpunt.

Art. 10.§ 1. In verhouding tot de cliënteel bepaalt Kind en Gezin het aantal zittingen dat aan een consultatiebureau of steunpunt wordt toegekend. Voor een consultatiebureau is het minimumaantal zittingen per week twee; het maximum bedraagt negen. Het steunpunt organiseert minimum 1 zitting per week.

De omschakeling naar een consultatiebureau gebeurt volgens artikel 22 van dit besluit.

Zowel voor de consultatiebureaus als voor de steunpunten worden avondzittingen (tussen 17 en 21 uur) en dagzittingen afgewisseld.

Daarop kunnen enkel uitzonderingen worden gemaakt naargelang de doelgroep en met toestemming van Kind en Gezin. § 2. Per zitting wordt in een dubbelconsult bij arts en bij regioverpleegkundige voorzien. De consulten verlopen na afspraak en volgens het programma dat door Kind en Gezin wordt bepaald.

In door Kind en Gezin bepaalde gevallen kunnen interculturele medewerkers en ervaringsdeskundigen ingezet worden. § 3. Ieder consultatiebureau of steunpunt beschikt over een huishoudelijk reglement, waarin de ouders en de opvoeders worden geïnformeerd over de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de ombudsdienst van Kind en Gezin. Kind en Gezin kan daarover richtlijnen geven.

Art. 11.Kind en Gezin kan het aantal zittingen van een consultatiebureau of steunpunt vermeerderen en verminderen op basis van het aantal ingeschreven kinderen en het aantal aanmeldingen van het betrokken servicepunt en rekening houdend met de minima en maxima, bepaald in art. 10, § 1.

TITEL III. - Procedure HOOFDSTUK I. - Het principiële akkoord

Art. 12.§ 1. De beslissing om in een welbepaalde regio een consultatiebureau op te richten, wordt door Kind en Gezin genomen op eigen initiatief of na gemotiveerde aanvraag van een kandidaat-organiserend bestuur. § 2. Die beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan alle organiserende besturen, actief in de regio, en het in § 1, vermelde kandidaat-organiserend bestuur. Alleen de lagere openbare besturen van de betrokken gemeente worden aangeschreven. § 3. De geïnteresseerde organiserende besturen kunnen zich daaropvolgend binnen een door Kind en Gezin bepaalde termijn kandidaat stellen voor de oprichting en het beheer van het consultatiebureau of steunpunt door een aanvraag tot principieel akkoord. § 4. De aanvraag tot principieel akkoord dient door het organiserend bestuur per aangetekende brief bij Kind en Gezin te worden overgelegd en vermeldt op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende gegevens : 1° de identiteit van de aanvrager(s);2° het organiserend bestuur;3° alle gegevens inzake de opportuniteit van het initiatief, nl. sociaal-economische gegevens, de vestigingsplaats of gebiedsomschrijving, de vermoedelijke startdatum, een raming van de behoefte aan zittingen en een overzicht van de bestaande voorzieningen in de regio.

Art. 13.§ 1. Kind en Gezin stuurt na ontvangst van de aanvraag onverwijld een ontvangstmelding en laat weten of het dossier al dan niet volledig is. § 2. Kind en Gezin neemt binnen 90 dagen na ontvangst van het volledig dossier een gemotiveerde beslissing over de aanvraag en betekent onverwijld die beslissing aan het kandidaat-organiserend bestuur.

Art. 14.§ 1. Het principiële akkoord bevat een raming van het aantal zittingen per week, het vermeldt de datum waarop ten vroegste een erkenning kan worden toegestaan en de geldigheidsduur van het principiële akkoord. § 2. Op basis van het principiële akkoord mag het consultatiebureau geen consulten organiseren. § 3. Het principieel akkoord geeft geen recht op erkenning en subsidiëring van het consultatiebureau.

Art. 15.§ 1. Wanneer er elementen van de aanvraag wijzigen, moet dat onmiddellijk schriftelijk meegedeeld worden aan Kind en Gezin. § 2. Kind en Gezin kan het principieel akkoord intrekken : 1° als de elementen van de aanvraag grondig wijzigen;2° op vraag van het organiserende bestuur. HOOFDSTUK II. - Erkenning

Art. 16.§ 1. Het organiserend bestuur dient per aangetekende brief de erkenningsaanvraag in bij Kind en Gezin binnen de geldigheidsduur van het principiële akkoord. § 2. De erkenningsaanvraag bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid : 1° de nodige documenten, statuten of ontwerpstatuten waaruit blijkt dat het organiserend bestuur hetzij een lager openbaar bestuur, een vzw of een universitaire instelling is;2° een lijst van vrijwilligers met vermelding van hun naam, adres en geboortedatum;3° het correspondentieadres met naam en telefoonnummer van de contactpersoon;4° een verklaring dat de nodige verzekeringen werden afgesloten;5° het adres van het consultatiebureau;6° het plan van de lokalen op schaal 1/100 of 1/50;7° de naam van de arts die in dienst zal worden genomen;

Art. 17.§ 1. Kind en Gezin stuurt na ontvangst van de aanvraag onverwijld een ontvangstmelding en laat weten of het dossier ontvankelijk is. § 2. Kind en Gezin bezoekt na toezending van het volledig dossier de lokalen en brengt het organiserend bestuur op de hoogte van eventuele op- en aanmerkingen.

Het organiserend bestuur beschikt over maximum één maand vanaf de kennisname van die op- of aanmerkingen om een gemotiveerd antwoord hierop te formuleren. § 3. Uiterlijk 120 dagen na toezending van de ontvankelijke erkenningsaanvraag, neemt Kind en Gezin een gemotiveerde beslissing over de erkenning. De postdatum geldt als bewijs. Kind en Gezin brengt het organiserende bestuur daarvan per aangetekende brief op de hoogte. § 4. De erkenningsbeslissing bepaalt de ingangsdatum van de erkenning en het aantal zittingen. § 5. De erkenningsbeslissing kan voorwaardelijk zijn. In dat geval bevat ze één of meerdere voorwaarden die vóór de ingangsdatum van de erkenning vervuld moeten zijn. Het organiserend bestuur brengt dan uiterlijk 1 maand vóór ingangsdatum Kind en Gezin op de hoogte. Dat gaat na of aan de vermelde voorwaarden voldaan is. Indien dat niet zo is, kan Kind en Gezin de voorwaardelijke erkenningsbeslissing intrekken.

De ingangsdatum van de erkenning kan evenwel op gemotiveerd verzoek van het organiserend bestuur éénmalig worden uitgesteld. Kind en Gezin bepaalt in dat geval een nieuwe ingangsdatum. Het organiserend bestuur brengt opnieuw uiterlijk 1 maand vóór de nieuwe ingangsdatum Kind en Gezin op de hoogte. Die gaat na of aan de vermelde voorwaarden voldaan is. Indien dit niet zo is, kan Kind en Gezin de erkenningsbeslissing intrekken.

Art. 18.De erkenning geeft recht op subsidiëring conform artikel 3, § 2.

Art. 19.§ 1. De erkenning heeft een geldigheidsduur van maximum vijf jaar, te rekenen vanaf de ingangsdatum. Nadien is de erkenning telkens verlengbaar voor een maximumperiode van vijf jaar. § 2. Uiterlijk 90 dagen vóór het verstrijken van de einddatum van de erkenning neemt Kind en Gezin een gemotiveerde beslissing over de verlenging van de erkenning en Kind en Gezin brengt het organiserend bestuur daarvan per aangetekende brief op de hoogte.

Art. 20.De erkenning kan te allen tijde worden ingetrokken wanneer één of meer van de voor de erkenning vastgestelde voorwaarden niet meer vervuld zijn, of de door Kind en Gezin gegeven richtlijnen voor de uitvoering daarvan niet nageleefd worden.

Kind en Gezin kan de erkenning onmiddellijk intrekken wanneer er ernstige redenen zijn die het normaal functioneren van het consultatiebureau of van het steunpunt in het gedrang brengen.

Art. 21.Wanneer er elementen van het goedgekeurde dossier wijzigen, stelt het organiserende bestuur Kind en Gezin daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis.

Art. 22.Kind en Gezin kan besluiten om een steunpunt tot consultatiebureau om te vormen indien op basis van de bezetting van de zittingen gedurende 4 kwartalen 2 zittingen per week georganiseerd kunnen worden.

Kind en Gezin kan besluiten om een consultatiebureau tot steunpunt om te vormen indien op basis van het aantal aanmeldingen gedurende de 4 verstreken kwartalen minder dan 2 zittingen gerechtvaardigd waren.

TITEL IV. - Beroepsprocedure

Art. 23.Het organiserend bestuur of het kandidaat-organiserende bestuur kan beroep aantekenen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, tegen de volgende beslissingen : 1° de weigering en de intrekking van het principiële akkoord;2° de weigering en de intrekking van de erkenning;3° de weigering van verlenging van de erkenning;4° de beslissing over de termijn van de erkenning of de verlenging van de erkenning.

Art. 24.Het organiserend bestuur dient in dat geval op straffe van niet-ontvankelijkheid uiterlijk 15 kalenderdagen na kennisneming van een beslissing als bedoeld in artikel 23 en een gemotiveerd beroepschrift in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, op het adres van de hoofdzetel van Kind en Gezin.

Art. 25.Het beroepschrift bevat eveneens op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende elementen : 1° naam en adres van het organiserend bestuur;2° datum van ontvangst van de betwiste beslissing;3° een referte of kopie van de betwiste beslissing;4° een uitvoerige motivering van het beroep;5° naam en handtekening van de voorzitter van het organiserend bestuur;6° datum van instelling van het beroep.

Art. 26.De administratie van Kind en Gezin beslist binnen 15 dagen na ontvangst van het beroepschrift over de ontvankelijkheid van het beroep, motiveert die beslissing en brengt het organiserend bestuur daarvan onverwijld per aangetekende brief op de hoogte.

Art. 27.§ 1. Het beroep is schorsend. § 2. In afwijking op § 1 kan de administratie van Kind en Gezin bij een beroep tegen de intrekking van erkenning of de weigering van verlenging van de erkenning binnen 15 dagen na ontvangst van het beroepschrift beslissen dat het beroep geen schorsend karakter heeft.

Die mogelijkheid wordt beperkt tot de gevallen waarbij een ernstig gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de cliënteel en medewerkers dreigt. § 3. Als besloten wordt dat het beroep niet schorsend is, verstuurt de administratie van Kind en Gezin de gemotiveerde beslissing onverwijld per aangetekende brief aan het organiserende bestuur.

Art. 28.§ 1. Overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, bezorgt Kind en Gezin het ontvankelijke beroepschrift samen met het volledige administratieve dossier en eventuele verweermiddelen aan de commissie.

Kind en Gezin bezorgt tegelijkertijd een kopie van het beroepschrift aan de minister. § 2. Het beroep wordt verder behandeld volgens de procedure, bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden.

TITEL V. - Subsidiëring

Art. 29.Het consultatiebureau of steunpunt dat erkend is, ontvangt een forfaitaire subsidie, zoals hierna wordt bepaald. HOOFDSTUK I. - Eenmalige kosten

Art. 30.§ 1. Bij de erkenning wordt een éénmalige subsidie toegekend voor de aansluiting van nutsvoorzieningen en de aanschaf van niet-medisch materiaal ten bedrage van 75.000 fr. Dat bedrag wordt niet geïndexeerd. § 2. Kind en Gezin stelt het consultatiebureau of steunpunt bij de oprichting in het bezit van een basisuitrusting meubilair en van het medisch uitrustingsmateriaal overeenkomstig de door de Kind en Gezin goedgekeurde normen. § 3. Binnen het jaar na de erkenning kan Kind en Gezin de geleverde basisuitrusting terugvorderen, wanneer blijkt dat het consultatiebureau of steunpunt zijn activiteiten heeft stopgezet. HOOFDSTUK II. - Kosten voor de opleiding van de vrijwilligers

Art. 31.Voor de vorming en opleiding van de vrijwilligers verleent Kind en Gezin een jaarlijkse subsidie, afhankelijk van het aantal wekelijkse zittingen.

Die subsidie bedraagt per consultatiebureau of steunpunt 12.363 fr.

Indien er meer dan twee zittingen per week worden georganiseerd, wordt deze subsidie per begonnen schijf van wekelijkse zittingen verhoogd met 1.030 fr. HOOFDSTUK III. - Functioneringskosten

Art. 32.Kind en Gezin verleent vanaf de oprichting een subsidie voor de tegemoetkoming in de functioneringskosten, waaronder kosten voor huur en onderhoud van de lokalen, het verbruik van gas, water, stookolie en elektriciteit, telefoon, de medische verbruiksgoederen voor het consultatiebureau of steunpunt en voor het huisbezoek, verzekeringen en verplaatsingskosten van vrijwilligers alsmede afschrijvingskosten.

Die subsidie bedraagt 52.746 fr. per maand op basis van minstens 5 zittingen per week.

Bij minder dan 5 zittingen per week wordt dat bedrag in verhouding verminderd. HOOFDSTUK IV. - Kosten voor de medewerking van de artsen

Art. 33.§ 1. De subsidie voor de kosten voor medewerking van de artsen hangt af van het feit of de titularis-arts als bediende of als zelfstandige werkt. § 2. Voor de titularis-arts die zelfstandig is, wordt een forfaitaire subsidie verleend van 1.189 fr. per uur, om te zetten in een honorarium.

De arts dient een honorarium te ontvangen dat minstens met dat bedrag overeenkomt. Ook de prestaties vooropleiding, vorming en regioteamoverleg, zoals opgelegd door Kind en Gezin, worden tegen de forfaitaire subsidie, genoemd in het eerste lid, vergoed. § 3. Voor de titularis-arts die bediende is, wordt per consultuur een subsidie verleend van 1/1405 van het jaarbedrag zoals hierna bepaald.

De prestaties voor opleiding, vorming en regioteamoverleg, zoals opgelegd door Kind en Gezin, worden niet afzonderlijk vergoed.

Het jaarbedrag, genoemd in het eerste lid, bestaat uit : 1° een brutojaarloon voor voltijdse dienst volgens de salarisschalen in bijlage 1, gevoegd bij dit besluit, rekening houdend met de anciënniteit van de titularis-arts zoals bepaald in artikel 34;2° de werkgeversbijdrage in het kader van de sociale zekerheid van de werknemers die jaarlijks door Kind en Gezin wordt herzien;3° 2 % van dat brutoloon forfaitair voor de werkelijke lasten buiten de RSZ;4° vakantiegeld, zijnde 89,75 % van 1/12 van het hierboven genoemde bruto jaarloon; 5° eindejaarsuitkering, zijnde een door Kind en Gezin bepaald geïndexeerd forfaitair bedrag (voor 1997 : 9.871 fr.), vermeerderd met 2,5 % van het hierboven genoemde bruto jaarloon en vermeerderd met de hierboven genoemde werkgeversbijdrage waarop eveneens 2 %, forfaitair voor de werkelijke lasten buiten de RSZ. § 4. Voor een vervangende arts, zowel bediende als zelfstandige, wordt een forfaitaire subsidie van 1.189 fr. per uur verleend, om te zetten in het honorarium voor de vervangende arts.

Bij een vervanging wegens ziekte van een titularis-arts die bediende is, wordt gedurende de eerste 30 dagen ziekteverlof niet alleen de vervangende arts maar ook de titularis-arts gesubsidieerd. HOOFDSTUK V. - Anciënniteitsberekening

Art. 34.§ 1. Voor een arts met bediendecontract worden voorafgaande prestaties vóór 1 januari 1996 gevaloriseerd wanneer het gaat om : 1° prestaties die in een door Kind en Gezin erkende instelling zijn geleverd.Daarbij wordt één jaar gelijkgesteld met 90 zittingen; 2° prestaties als bediende die gezien kunnen worden als nuttige ervaring. De prestaties dienen door de betrokken arts te worden bewezen. § 2. Een arts met bediendecontract bouwt een jaarlijkse anciënniteit op vanaf de datum van de werkelijke indiensttreding, onafhankelijk van het feit of hij deeltijdse of voltijdse prestaties levert. HOOFDSTUK VI. - Indexering en uitbetaling van subsidies

Art. 35.§ 1. De bedragen, opgenomen in bijlage 1, gevoegd bij dit besluit zijn uitgedrukt tegen 100 % op basis van spilindex 102,02.

Ze worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. § 2. De andere subsidiebedragen, vermeld in dit besluit, met uitzondering van het in artikel 30, § 1, vermelde bedrag, worden jaarlijks, en voor het eerst op 1 januari 2000, gekoppeld aan het indexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 om het concurrentievermogen te vrijwaren.

Overeenkomstig artikel 15, § 2, van het decreet van 6 juli 1994 houdende begeleiding van de aanpassing van de algemene-uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1994, volgen de subsidiebedragen voor werkingsmiddelen slechts voor 75% de ontwikkeling van het prijsindexcijfer, tenzij een ander percentage bepaald wordt door de Vlaamse regering.

Art. 36.§ 1. Per kwartaal, en uiterlijk op het einde van de eerste maand van het betreffende kwartaal keert Kind en Gezin voorschotten uit op voorwaarde dat het organiserende bestuur vóór de 15de van de maand, volgend op het verstreken kwartaal, het activiteitenverslag van het desbetreffende kwartaal aan Kind en Gezin overlegt.

Het bedrag van die voorschotten wordt vastgelegd op maximum één vierde van 90% van de geraamde, jaarlijkse subsidiabele kosten. § 2. De subsidies worden definitief vastgelegd door het bepalen van een regularisatiebedrag, na het kalenderjaar waarin de voorschotten, bedoeld in § 1, van het consultatiebureau of steunpunt werden uitgekeerd op overleggen van door de Kind en Gezin voorgeschreven staten.

Art. 37.§ 1. Het consultatiebureau of steunpunt is gesloten op de wettelijke feestdagen, op 11 juli, 2 november, 15 november en 26 december alsook tussen 26 december en 1 januari ter compensatie van de voornoemde dagen die in het weekend vallen. Daarenboven is het consultatiebureau of steunpunt jaarlijks 1 week gesloten. De datum is vrij te bepalen. De zittingen die op bovengenoemde dagen zouden plaatshebben, vervallen, evenals de middag- en avondzitting op 24 december.

De zittingen die vallen op 24 december (namiddag en avond) en tussen 26 december en 1 januari kunnen vervangen worden indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° Het gemiddeld aantal aanmeldingen per zitting in het tweede en derde kwartaal bedraagt een door Kind en Gezin vastgelegd minimum.2° Er mogen maximum twee vervangende zittingen worden georganiseerd.3° De vervangende zittingen moeten worden georganiseerd in de periode vanaf 1 december tot en met 24 december (voormiddag).4° De vervangende zittingen moeten worden gepland in overleg met de regioverpleegkundige en de regioteamverantwoordelijke. Wanneer de arts op andere dagen dan vermeld in het eerste en het tweede lid afwezig is, moet hij worden vervangen door een arts van de kandidatenlijst van Kind en Gezin. § 2. Elke andere zitting die niet plaatsvindt, of plaatsvindt zonder arts, geeft aanleiding tot subsidievermindering : de subsidie per maand wordt gedeeld door het aantal zittingen dat in die maand had moeten plaatsvinden en vermenigvuldigd met het aantal zittingen dat effectief heeft plaatsgehad.

TITEL VI. - Boekhouding en controle

Art. 38.De boekhouding van het organiserende bestuur van een consultatiebureau of steunpunt volgt de richtlijnen van Kind en Gezin.

Art. 39.§ 1. Het organiserend bestuur legt per kwartaal een activiteitenverslag over aan Kind en Gezin. Dat verslag wordt opgesteld volgens de richtlijnen van Kind en Gezin en het wordt overgelegd binnen de in artikel 36, § 1, beschreven termijn. § 2. Kind en Gezin houdt toezicht op de besteding van de subsidies door het organiserende bestuur van het consultatiebureau of steunpunt.

Daartoe hebben de ambtenaren van Kind en Gezin, die daarvoor zijn aangewezen, toegang tot de boekhouding en tot alle relevante documenten.

Art. 40.§ 1. De aangewezen ambtenaren van Kind en Gezin hebben toegang tot de lokalen van het consultatiebureau of steunpunt op elk moment van de zitting.

Zij kunnen ter plaatse alle documenten inzien en informatie inwinnen, zowel bij de personen die bij de werking van het consultatiebureau of steunpunt betrokken zijn als bij de cliënten. De conclusies van het bezoek worden aan het organiserende bestuur meegedeeld. § 2. De medische kwaliteitscoördinatoren van Kind en Gezin staan in voor de kwaliteitsbewaking en bevordering van de medische prestaties in de consultatiebureaus en de steunpunten. Ze delen hun bevindingen aan het organiserende bestuur mee, met uitzondering van de gegevens die onder het medische beroepsgeheim vallen.

TITEL VII. - Steunpuntenwerking HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 41.Een steunpunt kan worden opgericht door een erkend consultatiebureau uit dezelfde of aanpalende regio, wanneer de doelgroep te klein is om de vestiging van een consultatiebureau te rechtvaardigen, maar toch de nood aan een georganiseerd aanbod van preventieve zorg wordt aangevoeld. HOOFDSTUK II. - Procedure

Art. 42.De procedure tot oprichting van een steunpunt, de erkenning, de intrekking van de erkenning en de beroepsprocedure gebeuren overeenkomstig de in titel III en IV beschreven bepalingen, met uitzondering van de regels over de kandidaat-organiserende besturen.

Voor de oprichting van een steunpunt kunnen enkel de organiserende besturen van dezelfde of de aanpalende regio zich kandidaat stellen en daarover worden aangeschreven. Voor de lagere openbare besturen die functioneren als organiserend bestuur, kan enkel het organiserende bestuur van de betrokken gemeente zich kandidaat stellen en worden aangeschreven. HOOFDSTUK III. - Werking

Art. 43.Op de normen van lokalen, technische uitrusting, meubilair en materialen kunnen volgens de richtlijnen van Kind en Gezin beperkte afwijkingen worden toegestaan t.o.v. de normen die gelden voor de consultatiebureaus. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring

Art. 44.De subsidiëring van de steunpunten gebeurt overeenkomstig de bepalingen van Titel V van dit besluit.

TITEL VIII. - Specifieke bepalingen voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest

Art. 45.In afwijking van artikel 10, § 1, wordt het minimumaantal zittingen voor een consultatiebureau of steunpunt, gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, bepaald op 1 zitting of beperkte zitting per week. Daar worden avondzittingen (tussen 17 en 21 uur) en dagzittingen afgewisseld. Daarop kunnen enkel uitzonderingen worden gemaakt naargelang de doelgroep en met toestemming van Kind en Gezin.

Art. 46.In afwijking van artikel 7, § 6, kunnen de minimumprestaties van de arts in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gespreid worden over meer erkende consultatiebureaus en steunpunten.

Art. 47.In afwijking van artikel 30, § 1, worden de steunpunten, opgericht in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, niet voor éénmalige kosten vergoed.

TITEL IX. - Slotbepalingen

Art. 48.§ 1. In afwijking van artikel 7, § 2, geldt de voorwaarde voor een aanvullend certificaat voor huisartsen niet voor de artsen die kunnen aantonen dat zij op 1 januari 1996 een nuttige ervaring van ten minste 2 jaar in een consultatiebureau van Kind en Gezin hadden, indien minstens één wekelijkse zitting werd waargenomen, en van vijf jaar indien minstens één maandelijkse zitting werd waargenomen. § 2. De artsen leggen een geschreven verklaring op erewoord af dat zij voldoen aan de voorwaarden van § 1.

Art. 49.In afwijking van artikel 7, § 5, geldt die beperking niet voor de artsen die op 1 januari 1996 reeds werkzaam waren in een consultatiebureau of er ten minste op 1 januari 1995 waren tewerkgesteld.

Art. 50.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Art. 51.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 december 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

BIJLAGE I Tabel van de salarisschalen van de artsen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De artsen gaan na 9 jaar anciënniteit over van salarisschaal 2 naar salarisschaal 1.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind.

Brussel, 18 december 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^