Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 december 2020
gepubliceerd op 30 december 2020

Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010

bron
vlaamse overheid
numac
2020044632
pub.
30/12/2020
prom.
18/12/2020
ELI
eli/besluit/2020/12/18/2020044632/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, § 1; - het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 4.1.16/1, ingevoegd bij het decreet van 30 oktober 2020, artikel 4.1.22/2, vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 26 april 2019, artikel 4.1.22/3, ingevoegd bij het decreet van 26 april 2019, artikel 7.1.4/1, artikel 7.1.11/1, ingevoegd bij het decreet van 30 oktober 2020, artikel 7.5.1, eerste lid, artikel 11/1.1.1, ingevoegd bij het decreet van 30 oktober 2020, artikel 8.2.2, ingevoegd bij het decreet van 19 december 2014 en gewijzigd bij de decreten van 3 juli 2015 en 30 oktober 2020, artikel 8.2.1, artikel 8.2.3, ingevoegd bij het decreet van 30 oktober 2020, artikel 8.3.1, artikel 8.4.1; - het decreet van 30 oktober 2020 tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 50, eerste lid.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 28 oktober 2020. - De VREG heeft advies gegeven op 6 november 2020. - De Raad van State heeft advies 68.256/3 gegeven op 8 december 2020 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemers Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan het Energiebesluit van 19 november 2010

Art. 2.In artikel 1.1.1, § 2, van het Energiebesluit van 19 november 2010, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 6°, opgeheven bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, wordt opnieuw opgenomen in de hierna volgende lezing: "6° beglazing: geheel van sponning, en de ruit of ruiten bestaande uit glas of een ander transparant materiaal;"; 2° in punt 44° wordt de zinsnede "voor de toepassing van titel VIII en IX," vervangen door de zinsnede "voor de toepassing van titel VIII, IX en IX/1,";3° punt 47/2°, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, wordt vernummerd tot punt 47° /4; 4° er wordt een punt 47° /3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "47° /3 hoofdkrediet: een hypothecair krediet met een onroerende bestemming, als vermeld in artikel I.9, 53/1°, van het Wetboek van economisch recht, dat uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is om het verwerven van woningen of appartementen te financieren, en dat wanneer er in dit kader meerdere kredieten werden afgesloten aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet: a) het hoofdkrediet kan nooit een overbruggingskrediet zijn; b) het hoofdkrediet is het krediet dat betrekking heeft op het hoogste bedrag;"; 5° er wordt een punt 48° /0 ingevoegd, dat luidt als volgt: "48° /0 hypothecair krediet: een hypothecair krediet als vermeld in artikel I.9, 53/1°, van het Wetboek van economisch recht;"; 6° er wordt een punt 50° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "50° /1 ingrijpende renovatie: voor de toepassing van titel IX/1, de renovatie van een gebouw of parkeergebouw, waarbij meer dan 25% van de oppervlakte van de bouwschil een renovatie ondergaat;" 7° er wordt een punt 67° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "67° /1 naastgelegen parkeerterrein: een parkeerterrein bij een gebouw dat wordt gebruikt door de gebruikers van het gebouw en dat op de eigen site ligt;" 8° er wordt een punt 70° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "70° /1 niet-energiezuinige woning of appartement: een woning met een energielabel E of F dat in het Vlaamse Gewest ligt en een appartement met een energielabel D, E of F dat in het Vlaamse Gewest ligt, en waarbij dat energielabel blijkt uit een energieprestatiecertificaat dat niet ouder is dan 2019;"; 9° er wordt een punt 78° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "78° /1 parkeergebouw: een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel vormt en dat commercieel wordt uitgebaat om auto's te laten parkeren;" 10° er wordt een punt 84° /2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "84° /2 raamovereenkomst: een raamovereenkomst, zoals deze in titel VII, Hoofdstuk XV van dit besluit wordt vermeld, in toepassing waarvan een hypothecair krediet wordt toegekend;"; 11° er wordt een punt 86° /1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "86° /1 renovatiekrediet: een hypothecair krediet dat, of een schijf bij een hoofdkrediet die samen en gelijktijdig met een hoofdkrediet, i) wordt toegestaan met aflossing van het kapitaal als vermeld in artikel I.9, 61°, van het Wetboek van economisch recht middels periodieke terugbetalingen en ii) uitsluitend betrekking heeft op de financiering van de grondige energetische renovatie of de sloop-en-heropbouw van niet-energiezuinige woningen of appartementen;".

Art. 3.In artikel 3.1.45, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 en 17 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden tussen de woorden "eenzelfde type meter" en de woorden "zonder die functionaliteit" de woorden "die door eenzelfde inschrijver wordt aangeboden" ingevoegd.2° de tussen het eerste en tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De distributienetbeheerders en hun werkmaatschappij zorgen er voor dat zij in het kader van de verdere uitrol vanaf 2021 bij de sluiting van een nieuwe overheidsopdracht voor levering van digitale meters op het vlak van de functionaliteiten, vermeld in het eerste lid, steeds uniformiteit hanteren.Rekening houdende met de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, bepaalt de eerste overheidsopdracht voor de levering van digitale meters die vanaf 1 januari 2021 door de distributienetbeheerders of hun werkmaatschappij wordt gesloten, de functionaliteit die geldt na uitputting van de stocks van digitale meters die zijn aangelegd in het kader van een overheidsopdracht voor digitale meters die door de distributienetbeheerders of hun werkmaatschappij werd gesloten voor 1 januari 2021.".

Art. 4.In artikel 3.1.52, § 1, zesde lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt het jaartal "2021" vervangen door het jaartal "2022".

Art. 5.Aan titel III, hoofdstuk I van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2010, wordt een afdeling XI, bestaande uit artikel 3.1.62, toegevoegd, dat luidt als volgt: "Afdeling XI. Aardgasaansluitingen bij grote verkavelingen, grote groepswoningbouwprojecten en grote appartementsgebouwen1.62.

Art. 3.1.62. § 1. Een nieuwe grote verkaveling of een nieuw groot groepswoningbouwproject, vermeld in artikel 4.1.16/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, voldoet aan minstens één van de volgende voorwaarden: 1° de aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of voor stedenbouwkundige handelingen omvat meerdere gebouwen met eenzelfde of een verschillende bestemming, en waarbij de som van het gezamenlijk aantal woningen, niet-residentiële gebouwen en gebouweenheden uit appartementsgebouwen minstens gelijk is aan vijfentwintig;2° de voor woningen, niet-residentiële gebouwen en gebouweenheden uit appartementsgebouwen te verkavelen en te bebouwen grond of de via groepswoningbouwproject te bebouwen grond heeft een oppervlakte van tenminste 1 hectare;3° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, of 2°, en waarvoor een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van minstens 1 hectare beslaan of waarbij de som van het gezamenlijk aantal woningen, niet-residentiële gebouwen en gebouweenheden uit appartementsgebouwen minstens gelijk is aan vijfentwintig. In afwijking van het eerste lid wordt voor dossiers waar de aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 januari 2022 de drempel, vermeld in het eerste lid, 1° en 3°, verlaagd naar minstens vijftien. § 2. Een nieuw groot appartementsgebouw, vermeld in artikel 4.1.16/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, is een hoofdzakelijk residentieel gebouw: 1° waarvoor de aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 januari 2021 en dat tenminste vijfentwintig gebouweenheden omvat;2° waarvoor de aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 januari 2022 en dat tenminste vijftien gebouweenheden omvat. § 3. De volgende hernieuwbare energiesystemen komen in aanmerking als hoofdverwarming, als vermeld in artikel 4.1.16/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, waarbij minstens 85 % van de bruto-energiebehoefte voor ruimteverwarming van elke woning, niet-residentieel gebouw of gebouweenheid wordt afgedekt: 1° een elektrische warmtepomp die dient voor de collectieve verwarming van meerdere woningen, niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden;2° een aansluiting op een systeem van externe warmtelevering waarvan de warmte minstens voor 45% uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd;3° een biomassaketel, een biomassakachel of een gebouwgebonden kwalitatieve WKK op biomassa voor verwarming die dienen voor de collectieve verwarming van meerdere woningen, niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden. Individuele hernieuwbare energiesystemen, als vermeld in het eerste lid, 1° en 3°, die niet dienen voor het dekken van collectieve verwarmingsbehoeften komen niet in aanmerking.".

Art. 6.In artikel 6.2/1.7 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan punt 1° wordt tussen de woorden "groter dan 2MW," en de zinsnede "en voor zover ze niet behoren tot 6° " de zinsnede "en die worden geplaatst op gebouwen of op marginale gronden" ingevoegd;2° in punt 6° wordt tussen de zinsnede "groter dan 10 kW," en de zinsnede "en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt" de zinsnede "en die worden geplaatst op gebouwen of op marginale gronden" ingevoegd.

Art. 7.In artikel 6.4.1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 en 18 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2° worden in de tabel de woorden "artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector" vervangen door de woorden "artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 1 februari 2018 betreffende de statuten en de procedure voor de vaststelling van de Technische Specificaties";2° in het eerste lid, 3° wordt de tabel vervangen door wat volgt:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

premie

1/1/2017 - 31/12/2020

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W. 15 euro per m2

Vanaf 1/1/2021

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W.

30 euro per m2


3° in het eerste lid, wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste oppervlakte beglazing, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

Voorwaarden

premie

1/1/2019 - 31/12/2019

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

10 euro per m2

1/1/2020 - 31/12/2020

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

8 euro per m2

vanaf 1/1/2021

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

16 euro per m2


".

Art. 8.Artikel 6.4.1/1/2 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "Art. 6.4.1/1/2. § 1. Aan investeerders in woningen, wooneenheden of woongebouwen die voor 1 januari 2006 zijn aangesloten op het elektriciteitsdistributienet, wordt in afwijking van artikel 6.4.1/1, eerste lid, 1° een verhoogde isolatiepremie verleend voor de gelijktijdig uitgevoerde investeringen in de verwijdering van asbesthoudende dakbedekking of een asbesthoudend onderdak en de plaatsing van dak- of zoldervloerisolatie in de woningen, wooneenheden of woongebouwen in kwestie.

De premie, vermeld in het eerste lid, bedraagt 12 euro per vierkante meter voor door een aannemer nieuw geplaatste dak- of zoldervloerisolatie met een Rd-waarde van minimum 4,5 m2K/W. De premie is begrensd tot 100% van de investeringskosten die in aanmerking komen met eindfacturen vanaf 1 januari 2021.

Aan investeerders in woningen, wooneenheden of woongebouwen die voor 1 januari 2006 zijn aangesloten op het elektriciteitsdistributienet, wordt in afwijking van artikel 6.4.1/1, eerste lid, 3° een verhoogde premie verleend voor de gelijktijdig uitgevoerde investeringen in de verwijdering van asbesthoudende gevelbekleding en de plaatsing van isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur in de woningen, wooneenheden of woongebouwen in kwestie.

De premie, vermeld in het derde lid, bedraagt, voor wat de investering in isolatie aan de buitenkant van buitenmuren betreft, 38 euro per vierkante meter voor door een aannemer nieuw geplaatste muurisolatie met een Rd-waarde van minimum 3 m2K/W. De premie is begrensd tot 100% van de investeringskosten die in aanmerking komen en is beperkt tot eindfacturen vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022.

In afwijking van het tweede lid bedraagt de premie voor de huishoudelijke eindafnemers die op het elektriciteitsdistributienet zijn aangesloten met toepassing van uitsluitend nachttarief 14 euro per vierkante meter nieuw geplaatste dak- of zoldervloerisolatie met een Rd-waarde van minimum 4,5 m2K/W. De premie is begrensd tot 100% van de investeringskosten die in aanmerking komen.

In afwijking van het tweede en het vijfde lid bedraagt de premie voor de beschermde afnemers 18,5 euro per vierkante meter nieuw geplaatste dak- of zoldervloerisolatie met een Rd-waarde van minimum 4,5 m2K/W. De premie is begrensd tot 100% van de investeringskosten die in aanmerking komen.

In afwijking van het vierde lid bedraagt de premie voor de beschermde afnemers 45 euro per vierkante meter nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van buitenmuren met een Rd-waarde van minimum 3 m2K/W. De premie is begrensd tot 100% van de investeringskosten die in aanmerking komen § 2. Opdat investeringen beschouwd worden als gelijktijdig uitgevoerd, als vermeld in paragraaf 1, eerste en derde lid, moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: 1° de eindfacturen van de investeringen in enerzijds dak- of zoldervloerisolatie of muurisolatie en anderzijds asbestverwijdering liggen niet meer dan twaalf maanden uit elkaar;2° de eindfactuur van de eerste investering is niet vroeger gedateerd dan 1 januari 2021. De minister kan nadere regels bepalen en technische vereisten vastleggen waaraan de werkzaamheden, producten en installaties, vermeld in dit artikel, of de uitvoerders respectievelijk plaatsers van die werkzaamheden, producten en installaties moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de verhoogde premies. De minister kan nadere regels bepalen voor de wijze waarop de asbestverwijdering kan worden aangetoond en kan de premie koppelen aan het onderzoek van de haalbaarheid van een zonnedak.".

Art. 9.Artikel 6.4.1/1/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 6.4.1/1/4. § 1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder geeft vanaf 2021 aan investeerders een premie voor de grondige energetische renovatie van een woning of een wooneenheid. Deze investeerders zijn wat betreft deze woning of wooneenheid uitgesloten van de premie, vermeld in artikel 6.4.1/1/3.

De premie, vermeld in het eerste lid, wordt geactiveerd zodra de investeerder tijdens de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025 hiervoor een aanvraag indient bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder, en voor zover er nog geen voucher, vermeld in artikel 6.4.1/1/3, is geactiveerd. Voor elke wooneenheid of woning kan maar één activatie gebeuren en die activatie blijft verbonden aan de woning of wooneenheid.

Om in aanmerking te komen voor de premie, moet de investeerder bij de activatie van de premie aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder een geldig energieprestatiecertificaat kunnen voorleggen dat niet ouder is dan 2019 waaruit blijkt dat de woning energielabel E of F had, of de wooneenheid een energielabel D, E of F had.

Binnen de vijf jaar na de datum van het energieprestatiecertificaat, vermeld in het derde lid, beschikt de investeerder ook over een nieuw geldig energieprestatiecertificaat. Voor energieprestatiecertificaten, vermeld in het derde lid, opgemaakt in 2019 of 2020 begint deze termijn te lopen vanaf 1 januari 2021.

Uit dit nieuwe energieprestatiecertificaat blijkt minstens de volgende energetische verbetering: 1° voor een wooneenheid een energieprestatiecertificaat met minstens label B;2° voor een woning een energieprestatiecertificaat met minstens label C. De hoogte van de premie bedraagt: 1° voor een wooneenheid: a) 2500 euro als label B wordt behaald;b) 3750 euro als label A wordt behaald;2° voor een woning: a) 2500 euro als label C wordt behaald;b) 3750 euro als label B wordt behaald;c) 5000 euro als label A wordt behaald. Als door een investeerder, vermeld in het eerste lid, achtereenvolgens meerdere geldige energieprestatiecertificaten met opeenvolgende labelverbeteringen voorlegt gedurende de periode, vermeld in het vierde lid, wordt na de uitbetaling van een eerdere premie als bijkomende premie alleen het verschil tussen de premie voor het label waarvoor al een premie is uitbetaald, en de premie die gekoppeld is aan het nieuw bereikte label, vermeld in het derde lid, uitbetaald.

De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot hoe de premie kan worden aangevraagd en met betrekking tot de bewijsstukken die worden vereist. § 2. In afwijking van paragraaf 1 komen investeerders die voor 1 januari 2021 al minstens één investering, als vermeld in artikel 6.4.1/1/3, met eindfacturen tot en met 31 december 2020 hebben gedaan en daarvoor een premie aanvragen, niet in aanmerking voor de premie, vermeld in paragraaf 1.

De woning of wooneenheid blijft onderworpen aan de premievoorwaarden, vermeld in artikel 6.4.1/1/3. § 3. Vanaf 1 januari 2021 kunnen geen nieuwe vouchers, als vermeld in artikel 6.4.1/1/3 worden geactiveerd.

In afwijking van het eerste lid en van paragraaf 1 kunnen de investeerders, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kiezen tussen de premie, vermeld in paragraaf 1, of de premie, vermeld in artikel 6.4.1/1/3, als aan al de volgende voorwaarden zijn vervuld: 1° de voucher, vermeld in artikel 6.4.1/1/3 is voor 1 januari 2021 nog niet geactiveerd; 2° de eerste eindfactuur voor de gedane investeringen heeft een datum vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021;3° ze kunnen voor de eindfactuur, vermeld in punt 2°, een ondertekende bestelbon of ondertekende offerte voorleggen die dateert van vóór 1 januari 2021. De keuze van de investeerders, vermeld in het eerste lid, is voor die woning of wooneenheid onherroepelijk. Als de investeerder kiest voor de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1/3, blijft die woning of wooneenheid onderworpen aan de daarbij van toepassing zijnde premievoorwaarden.

De minister kan nadere regels bepalen over de wijze waarop investeerders de elektriciteitsdistributienetbeheerder op de hoogte kunnen brengen van hun keuze en over de bewijsdocumenten die worden vereist.".

Art. 10.In artikel 6.4.1/5, § 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2° worden in de tabel de woorden "artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector" vervangen door de woorden "artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 1 februari 2018 betreffende de statuten en de procedure voor de vaststelling van de Technische Specificaties";2° in het eerste lid, 3° wordt de tabel vervangen door wat volgt:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

premie

1/1/2017 - 31/12/2020

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W. 15 euro per m2

Vanaf 1/1/2021

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W.

30 euro per m2


3° in het eerste lid, wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste beglazing, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

voorwaarden

premie

1/1/2019 - 31/12/2019

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

10 euro per m2

1/1/2020 - 31/12/2020

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

8 euro per m2

Vanaf 1/1/2021

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

16 euro per m2


4° tussen het eerste en tweede lid, dat het zesde lid wordt, worden vier leden ingevoegd, die luiden als volgt: "In afwijking van het eerste lid, 1° bedraagt voor de gelijktijdig uitgevoerde investeringen in de verwijdering van asbesthoudende dakbedekking of een asbesthoudend onderdak en de plaatsing van dak- of zoldervloerisolatie in een ander gebouw dan een woning, wooneenheid of woongebouw met eindfacturen vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022 , de premie 12 euro per vierkante meter voor door een aannemer nieuw geplaatste dak- of zoldervloerisolatie met een Rd-waarde van minimum 4,5 m2K/W.De premie is begrensd tot 100% van de investeringskosten die in aanmerking komen.

In afwijking van het eerste lid, 3°, bedraagt voor de gelijktijdig uitgevoerde investeringen in de verwijdering van asbesthoudende gevelbekleding en de plaatsing van isolatie aan de buitenkant van de buitenmuur in een ander gebouw dan een woning, wooneenheid of woongebouw met eindfacturen vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022, de premie 38 euro per vierkante meter voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van de buitenmuur met een Rd-waarde van minimum 3 m2K/W. De premie is begrensd tot 100% van de investeringskosten die in aanmerking komen.

Opdat investeringen worden beschouwd als gelijktijdig uitgevoerd, als vermeld in het tweede en het derde lid, moet voldaan zijn aan al de volgende voorwaarden 1° de eindfacturen van de investeringen in enerzijds dak- of zoldervloerisolatie of muurisolatie en anderzijds asbestverwijdering liggen niet meer dan twaalf maanden uit elkaar;2° de eindfactuur van de eerste investering is niet vroeger gedateerd zijn dan 1 januari 2021. De minister kan nadere regels bepalen en technische vereisten vastleggen waaraan de werkzaamheden, producten en installaties, vermeld in het tweede en derde lid, of de uitvoerders respectievelijk plaatsers van die werkzaamheden, producten en installaties moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de verhoogde premies. De minister kan nadere regels bepalen over de wijze waarop de asbestverwijdering kan worden aangetoond en kan de premie koppelen aan het onderzoek van de haalbaarheid van de installatie van een fotovoltaïsche installatie op het dak van dat gebouw.".

Art. 11.In artikel 6.4.1/6, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "het jaar" vervangen door de woorden "drie maanden";2° in het vijfde lid, worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "paragraaf 1, vierde lid".

Art. 12.Aan artikel 6.4.1/9, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018, wordt een tiende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De minister kan nadere regels bepalen voor het profiel waaraan de projectpromotoren, vermeld in het zevende, achtste, en negende lid, moeten voldoen, alsook voor de taken die in project moeten worden uitgevoerd en voor de financiële ondersteuning.".

Art. 13.In artikel 6.4.1/12 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "paragraaf 2, 3 en 4" vervangen door de woorden "paragraaf 2, 3, 4, 4/4 en 4/5";2° in paragraaf 2, tweede lid worden tussen de woorden "van de Vlaamse Gemeenschap" en de woorden "en het Energiefonds", de zinsnede ", het Klimaatfonds," ingevoegd;3° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid, worden voor energiescans uitgevoerd in het kalenderjaar 2021 afwijkende forfaitaire bedragen aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder toegekend van maximaal 286 euro per uitgevoerd eerste bezoek of voor een daaropvolgende begeleiding bij de uitvoering van energiebesparende investeringen, of een forfaitaire vergoeding van maximaal 246 euro voor een op het eerste bezoek volgende begeleiding op maat van kwetsbare doelgroepen.Als het eerste bezoek of de daaropvolgende begeleiding op maat van kwetsbare doelgroepen wordt uitgevoerd bij een afnemer vermeld in artikel 6.4.8/1, tweede lid, 5°, wordt een forfaitaire vergoeding toegekend van maximaal 226 euro."; 4° er wordt een paragraaf 4/4 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 4/4.In afwijking van paragraaf 2 kan de minister voor de meerkost ten gevolge van de verhoging, vermeld in artikel 6.4.1/1, eerste lid, 3° en 6°, en artikel 6.4.1/5, § 1, eerste lid, 3° en 6°, ten opzichte van de kosten van de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1, eerste lid, 3° en 6°, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, en artikel 6.4.1/5, § 1 eerste lid, 3° en 6°, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, op de in het Energiefonds of algemene uitgavenbegroting beschikbare middelen, per kalenderjaar aan elke elektriciteitsdistributienetbeheerder een vergoeding toekennen.

De effectieve vergoeding wordt per kalenderjaar berekend door de op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap en het Energiefonds beschikbare middelen te verdelen over de overeenkomstig het aandeel van elke elektriciteitsnetbeheerder in het maximale bedrag voor de meerkost van de verleende premies, als vermeld in het eerste lid, in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar."; 5° er wordt een paragraaf 4/5 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 4/5.In afwijking van paragraaf 2 kan de minister voor de meerkost ten gevolge van de verhoging, vermeld in artikel 6.4.1/1/2 en artikel 6.4.1/5, § 1, tweede en derde lid, ten opzichte van de kosten van de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1, 1° en 3° en artikel 6.4.1/1/5, § 1, eerste lid, 1° en 3°, op de in het Energiefonds of algemene uitgavenbegroting beschikbare middelen, per kalenderjaar aan elke elektriciteitsdistributienetbeheerder een vergoeding toekennen.

De effectieve vergoeding wordt per kalenderjaar berekend door de op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap en het Energiefonds beschikbare middelen te verdelen over de overeenkomstig het aandeel van elke elektriciteitsnetbeheerder in het maximale bedrag voor de meerkost van de verleende premies, als vermeld in het eerste lid, in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar."; 6° in paragraaf 5, tweede lid wordt de zinsnede "paragraaf 4/2 en 4/3" vervangen door de zinsnede "paragraaf 4/2 tot en met 4/5";7° in paragraaf 5, derde lid worden de woorden "tot en met 4/3" vervangen door de woorden "tot en met 4/5";8° in paragraaf 5, derde lid wordt de zinsnede "paragraaf 4/3," vervangen door de zinsnede "paragraaf 4/5, paragraaf 4/4, paragraaf 4/3," 9° in paragraaf 5, vierde lid worden de zinsnede "tot en met 4/3" vervangen door de zinsnede "tot en met 4/5".

Art. 14.In het opschrift van titel VI, hoofdstuk VI van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018, worden tussen de woorden "financieringssteun voor hernieuwbare energie" en de woorden "ontstane kosten" de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd.

Art. 15.In artikel 6.6.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen de woorden "financieringssteun voor hernieuwbare energie" en de woorden "ontstane kosten" worden telkens de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd;2° in paragraaf 4, vijfde lid, worden tussen de woorden "hernieuwbare energiebronnen" en het woord "die" de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd.

Art. 16.In het opschrift van titel VI, hoofdstuk VI, afdeling II van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018, worden tussen de woorden "financieringssteun voor hernieuwbare energie" en de woorden "ontstane kosten" de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd.

Art. 17.In artikel 6.6.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen de woorden "financieringssteun voor hernieuwbare energie" en de woorden "ontstane kosten" worden telkens de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd; 2° de woorden "artikel 7.1.10, § 3/1" worden telkens vervangen door de woorden "artikel 7.1.11/1"; 3° tussen de woorden "voor hernieuwbare energie" en de woorden "op federaal niveau" worden telkens de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd; 4° in paragraaf 4, tweede lid worden tussen de zinsnede "vermeld in artikel 7.1.10" en de woorden "van het Energiedecreet" de zinsnede "en artikel 7.1.11" ingevoegd.

Art. 18.In artikel 6.6.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen de woorden "financieringssteun voor hernieuwbare energie" en de woorden "ontstane kosten" telkens de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd;2° tussen de woorden "voor hernieuwbare energie" en de woorden "op federaal niveau" worden telkens de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd.

Art. 19.In titel VII, hoofdstuk IX, afdeling II van hetzelfde besluit, wordt een onderafdeling I/1, die bestaat uit artikel 7.9.2/0 tot en met 7.9.2/0/5, ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling I/1. Energielening+ 9.2/0.

Art. 7.9.2/0. § 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten stelt het Vlaamse Gewest met een kredietlijn renteloze leningen ter beschikking van een energiehuis, dat optreedt als sociale kredietgever, als vermeld in artikel VII.3, § 4, 2°, van het Wetboek van economisch recht.

Het energiehuis kent een energielening+ toe aan natuurlijke personen die nieuwe eigenaars worden van woningen of appartementen, die vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2024 via een erfenis of schenking in volle eigendom worden verworven. Die lening dient ter ondersteuning van de grondige energetische renovatie of de sloop-en-heropbouw van niet-energiezuinige woningen of appartementen onder de voorwaarden, vermeld in artikel 7.9.2/0/1.

De Energielening+ kan niet gecumuleerd worden met de rentesubsidie, vermeld in artikel 7.15.2 tot en met 7.15.5. § 2. De interestvoet van de energielening+ is gelijk aan de wettelijke rente zoals die geldt op het ogenblik dat de kredietovereenkomst wordt gesloten, met een minimum van 2%. § 3. In afwijking van § 2 is echter geen interest verschuldigd als de kredietnemer de voorwaarden heeft nageleefd die worden bepaald in artikel 7.9.2/0/1. § 4. De volledige looptijd van de energielening+ bedraagt maximaal twintig jaar.

De looptijd, vermeld in het eerste lid, bevat niet de opnameperiode van de energielening+ die niet langer kan duren dan 24 maanden. Deze opnameperiode kan op gemotiveerd verzoek van het energiehuis en mits voorafgaand schriftelijk akkoord van het energiehuis door de administrateur-generaal van het VEKA met maximaal zes maanden worden verlengd.

Art. 7.9.2/0/1. § 1. De niet-energiezuinige woning of het niet-energiezuinig appartement ligt in het Vlaamse Gewest. § 2. De steun wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de grondige energetische renovatie of de sloop-en-heropbouw van de woning of het appartement wordt gerealiseerd.

Tegenover de energielening+ van maximaal 30.000 euro staat de resultaatsverbintenis in hoofde van de kredietnemer om binnen de vijf jaar na de datum van het openvallen van de erfenis of het aanvaarden van de schenking, waarvan het bewijs dient geleverd te worden, de niet-energiezuinige woning energetisch te renoveren tot minstens energielabel C en het niet-energiezuinige appartement tot minstens energielabel B. Tegenover de energielening+ van maximaal 45.000 euro staat de resultaatsverbintenis in hoofde van de kredietnemer om binnen de vijf jaar na de datum van het openvallen van de erfenis of het aanvaarden van de schenking, de niet-energiezuinige woning energetisch te renoveren tot minstens energielabel B en het niet-energiezuinige appartement tot minstens energielabel A. Tegenover de energielening+ van maximaal 60.000 euro staat de resultaatsverbintenis in hoofde van de kredietnemer om binnen de vijf jaar na de datum van het openvallen van de erfenis of het aanvaarden van de schenking, de niet-energiezuinige woning energetisch te renoveren tot minstens energielabel A. § 3. De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot de wijze waarop die verwerving kan worden aangetoond.

Art. 7.9.2/0/2 § 1. De kredietnemers richten hun kredietaanvragen aan de energiehuizen. § 2. Het energiehuis beoordeelt, voorafgaand aan het afsluiten van de in § 3 vermelde kredietovereenkomst, de ontvankelijkheid van de aanvraag op basis van de volgende criteria: 1° de aanvrager is een natuurlijke persoon en een nieuwe eigenaar na schenking of erfenis;2° de woning of het appartement ligt in het Vlaamse Gewest;3° de woning beschikt over een energielabel E of F of over een energielabel D, E of F indien het een appartement betreft.Dat energielabel wordt aangetoond met een energieprestatiecertificaat dat niet ouder is dan 2019; § 3. Het energiehuis sluit met de nieuwe eigenaars een kredietovereenkomst.

Art. 7.9.2/0/3. § 1. De energielening+ wordt alleen verleend mits voorlegging van de facturen met betrekking tot de renovatiewerken.

Facturen die naar inzicht van het energiehuis geen betrekking hebben op de grondige energetische renovatiewerken, worden geweigerd als basis voor de toekenning van de energielening+.

De minister kan nadere regels bepalen over de bewijsdocumenten die worden aanvaard. § 2. De energielening+ kan in verschillende schijven worden uitbetaald.

Art. 7.9.2/0/4. De energiehuizen informeren de kredietnemers over het verloop en de voorwaarden die aan de energielening+ gekoppeld zijn, inclusief de mogelijke aanrekening van interesten indien aan de resultaatsverbintenis, uiteengezet in artikel 7.9.2/0/1, § 2, niet voldaan is.

De energiehuizen informeren de kredietnemers over de bijkomende administratieve sanctie.

Art. 7.9.2/0/5. § 1. Als de woning of het appartement die het voorwerp is van de grondige energetische renovatie, niet het vereiste energielabel behaalt, zal het energiehuis onmiddellijk overgaan tot de toepassing op de renteloze lening van een interest gelijk aan de wettelijke interest met een minimum van 2% op jaarbasis.

Het door de kredietnemers genoten voordeel zal door het energiehuis worden teruggevorderd aan de overeengekomen interestvoet. § 2. In afwijking van het paragraaf 1, tweede lid wordt van het genoten voordeel slechts: 1° 50% teruggevorderd als: a) de kredietnemer voor zijn woning of appartement middels zijn resultaatsverbintenis label A beoogde maar label B behaalde;b) de kredietnemer voor zijn woning middels zijn resultaatsverbintenis label B beoogde maar label C behaalde; 2° 75% teruggevorderd als de kredietnemer voor zijn woning middels zijn resultaatsverbintenis label A beoogde maar label C behaalde.".

Art. 20.In artikel 7.9.2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 november 2018, 14 december 2018,20 december 2019, en 18 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, zesde lid wordt het percentage "1%" vervangen door het percentage "0%";2° in paragraaf 3, eerste lid, 2°, wordt de zinsnede ", en dit tot uiterlijk 31 december 2020" opgeheven.

Art. 21.Aan artikel 7.9.3, § 2, vierde lid, van hetzelfde besluit ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering 14 december 2018, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° 648 euro per energielening+ aan een nieuwe eigenaar als vermeld artikel 7.9.2/0.".

Art. 22.In artikel 7.12.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 en 20 december 2019, worden de volgende wijzigingen aan gebracht: 1° in paragraaf 2, 3° wordt de datum "31 december 2020" vervangen door de datum "31 december 2022"; 2° in paragraaf 3, eerste lid wordt de zin "De premie, vermeld in paragraaf 1, bedraagt 7.500 euro voor elk bouwproject dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2" vervangen door de zin "De premie, vermeld in paragraaf 1, bedraagt voor elk bouwproject dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, 7.500 euro als de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is aangevraagd tussen 1 oktober 2018 en 31 december 2020, en 10.000 euro als de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is aangevraagd vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022"; 3° in paragraaf 4 worden de woorden "nadat hij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen heeft ingediend" vervangen door de woorden "vanaf de datum van de verlening van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen en niet later dan 30 juni 2023";4° aan paragraaf 4 wordt een punt 5° en 6° toegevoegd, die luiden als volgt: "5° een kopie van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen die voor dat dossier is verleend, waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in § 2, 2° ; 6° een verklaring op eer dat men op basis van de federale btw-wetgeving voor dit bouwproject niet in aanmerking kan komen voor het 6% btw-tarief bij sloop en heropbouw en geen aanvraag daartoe ingediend heeft of zal indienen;"; 5° er wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7.In afwijking van paragraaf 1 tot en met 4 komen dossiers waarbij de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen werd aangevraagd vanaf de dag dat voor de werken en doelgroep die het voorwerp uitmaakt van deze premie een btw-verlaging naar 6 procent in werking treedt, niet in aanmerking voor de sloop-en-heropbouwpremie indien zij op basis van de federale btw-wetgeving in aanmerking kunnen komen voor de btw-verlaging naar 6 procent bij sloop en heropbouw.".

Art. 23.Aan artikel 7.14.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid wordt het bedrag "250 euro" vervangen door het bedrag "200 euro";2° in paragraaf 2, eerste lid wordt het bedrag "3200 euro" vervangen door het bedrag "1800 euro"; 3° in paragraaf 4 wordt het vierde lid vervangen door wat volgt: "Als op 1 maart premieaanvragen zijn aangemeld voor meer dan 25 percent van het in de begroting beschikbaar gestelde budget, of als op 1 mei premieaanvragen zijn aangemeld voor meer dan 50 percent van het in de begroting beschikbaar gestelde budget, of als op 1 augustus premieaanvragen zijn aangemeld voor meer dan 75 percent van het in de begroting beschikbaar gestelde budget, kan de minister op basis van een cijfermatig onderbouwde evaluatie besluiten het premiebedrag of het premieplafond voor toekomstige premieaanvragen gedurende het lopende jaar verlagen."; 4° aan paragraaf 4 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor toepassing van elk premiejaar of -periode bepaalt de datum van de eerste aanmelding, vermeld in § 4, eerste lid, het premiebedrag en de premievoorwaarden die voor dat premiejaar of -periode van toepassing zijn.".

Art. 24.Aan titel VII van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2020, wordt een hoofdstuk XV, dat bestaat uit artikel 7.15.1. tot en met 7.15.6, toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk XV. Steunmaatregelen voor de renovatie van niet-energiezuinige woningen of appartementen Afdeling I. - Toekenning van rentesubsidies voor de grondige

energetische renovatie of de sloop-en-heropbouw van niet-energiezuinige woningen of appartementen Onderafdeling I. - Algemene bepalingen Art. 7.15.1. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen of de middelen die door de minister daartoe, na beslissing van de Vlaamse regering, in het energiefonds worden gereserveerd, worden nieuwe eigenaars van niet-energiezuinige woningen of appartementen onder de voorwaarden, vermeld in artikel 7.15.2 tot en met artikel 7.15.5, gesteund bij de grondige energetische renovatie of de sloop-en-heropbouw hiervan en dit onder de vorm van een rentesubsidie. § 2. De rentesubsidie heeft betrekking op de interesten, betaalbaar op renovatiekredieten, die verstrekt zijn door kredietgevers die ook het hoofdkrediet verstrekken en die dezelfde interestvoorwaarden toepassen op het hoofdkrediet en het renovatiekrediet, met als enige mogelijke afwijking dat de rentevoet die wordt toegepast voor het renovatiekrediet lager kan zijn dan de rentevoet van toepassing op het hoofdkrediet, en dit ongeacht of het renovatiekrediet wordt verstrekt als schijf van het hoofdkrediet dan wel als afzonderlijk hypothecair krediet ter uitvoering van een raamovereenkomst. De rentesubsidie heeft uitsluitend betrekking op de contractuele interesten die vervallen zijn en effectief betaald worden op de contractuele vervaldagen, met uitsluiting van enige nalatigheidsinteresten of andere interesten.

In afwijking van het eerste lid komen kredieten verstrekt door de VMSW of het Vlaamse Woningfonds niet in aanmerking voor de rentesubsidie, vermeld in paragraaf 1.

Onderafdeling II. - Voorwaarden voor de toekenning van de rentesubsidie Art. 7.15.2. § 1. Het VEKA kent de rentesubsidie alleen toe aan natuurlijke personen die nieuwe eigenaars worden van woningen of appartementen, die vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2024 via een authentieke akte in volle eigendom worden verworven, ter stimulering van de grondige energetische renovatie van niet-energiezuinige woningen of appartementen. Er kan voor een woning of appartement tegelijkertijd maar één rentesubsidie lopen.

De rentesubsidie kan niet worden gecumuleerd met de Energielening+ vermeld in artikel 7.9.2/0 tot en met 7.9.2/0/5. § 2. De niet-energiezuinige woningen of appartementen, vermeld in paragraaf 1, liggen in het Vlaamse Gewest. § 3. De interestvoorwaarden die van toepassing zijn op het renovatiekrediet, zijn identiek aan de interestvoorwaarden die van toepassing zijn op het hoofdkrediet, met als enige mogelijke afwijking dat de rentevoet die wordt toegepast voor het renovatiekrediet lager kan zijn dan de rentevoet van toepassing op het hoofdkrediet. § 4. De looptijd van het renovatiekrediet is niet langer dan de looptijd van het hoofdkrediet, en niet langer dan twintig jaar.

De looptijd van het renovatiekrediet, vermeld in het eerste lid, bevat niet de opnameperiode van het krediet die niet langer kan duren dan 24 maanden. De looptijd neemt aanvang vanaf het einde van de opnameperiode van het krediet. Deze opnameperiode kan op gemotiveerd verzoek van de kredietnemer en mits voorafgaand schriftelijk akkoord van de kredietverstrekker door de administrateur-generaal van het VEKA met maximaal zes maanden worden verlengd. § 5. De steun wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de grondige energetische renovatie of de sloop-en-heropbouw van de niet-energiezuinige woning of het niet-energiezuinige appartement wordt gerealiseerd.

Tegenover de toekenning van de rentesubsidie op een renovatiekrediet met een bedrag van maximaal 30.000 euro bestaat de resultaatsverbintenis in hoofde van de kredietnemer er in om binnen de vijf jaar na de datum van de verwerving van de woning of het appartement, waarvan het bewijs geleverd dient te worden aan de hand van een authentieke akte, de niet-energiezuinige woning energetisch te renoveren tot minstens energielabel C en het niet-energiezuinige appartement tot minstens energielabel B. Tegenover de toekenning van de rentesubsidie op een renovatiekrediet met een bedrag van maximaal 45.000 euro bestaat de resultaatsverbintenis in hoofde van de kredietnemer er in om binnen de vijf jaar na de datum van de verwerving van de woning of het appartement, waarvan het bewijs geleverd dient te worden aan de hand van een authentieke akte, de niet-energiezuinige woning energetisch te renoveren tot minstens energielabel B en het niet-energiezuinige appartement tot minstens energielabel A. Tegenover de toekenning van de rentesubsidie op een renovatiekrediet met een bedrag van maximaal 60.000 euro bestaat de resultaatsverbintenis in hoofde van de kredietnemer er in om binnen de vijf jaar na de datum van de verwerving van de woning, waarvan het bewijs geleverd dient te worden aan de hand van een authentieke akte, de niet-energiezuinige woning energetisch te renoveren tot minstens energielabel A. § 6. De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot de wijze waarop die verwerving kan worden aangetoond.

Onderafdeling III. - Procedure

Art. 7.15.3. § 1. De steunaanvraag komt tot stand bij de ondertekening van de overeenkomst van renovatiekrediet bij de kredietgever die het hoofdkrediet heeft toegestaan. De kredietnemer verklaart zich daarbij akkoord met de naleving van de voorwaarden, zoals vermeld in artikel 7.15.2, om een rentesubsidie te verkrijgen. § 2. De kredietgever gaat na, voorafgaand aan het afsluiten van de in § 1 vermelde kredietovereenkomst, of het door de aanvrager gevraagde renovatiekrediet in overeenstemming is met de in artikel 7.15.2 vervatte voorwaarden.

Onderafdeling IV. - Uitbetaling van de rentesubsidie

Art. 7.15.4. De steun wordt toegekend in de vorm van een rentesubsidie die rechtstreeks uitbetaald wordt aan de nieuwe eigenaar(s).

De rentesubsidie is gelijk aan het bedrag van de op de contractuele vervaldagen van het renovatiekrediet door de kredietgever aangerekende en door de kredietnemer effectief betaalde interesten, met uitsluiting van enige nalatigheidsinteresten of andere interesten.

De rentesubsidie wordt jaarlijks toegekend gedurende zowel de opnameperiode als de volledige looptijd van het renovatiekrediet, voor zover en zolang voldaan is aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 7.15.2.

In afwijking van het eerste lid wordt vanaf het moment dat de resultaatsverbintenis, vermeld in artikel 7.15.2, § 5, moet zijn behaald het resterend bedrag van de nog uit te keren rentesubsidie beperkt tot: 1° 50% als: a) de kredietnemer voor zijn woning of appartement middels zijn resultaatsverbintenis label A beoogde maar label B behaalde;b) de kredietnemer voor zijn woning middels zijn resultaatsverbintenis label B beoogde maar label C behaalde;2° 25% als de kredietnemer voor zijn woning middels zijn resultaatsverbintenis label A beoogde maar label C behaalde. Het VEKA staat in voor de toekenning en uitbetaling van deze rentesubsidie.

Onderafdeling V. - Controle en sanctie

Art. 7.15.5. § 1. De kredietnemer moet binnen de vijf jaar na de datum van de authentieke akte van verwerving van de niet-energiezuinige woning of het niet-energiezuinig appartement over een nieuw energieprestatiecertificaat beschikken. Het VEKA zal de controle uitoefenen op het naleven van deze verplichting. § 2. Onverminderd artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, zal het VEKA, indien de kredietnemer binnen de vijf jaar na de datum van de authentieke akte van de verwerving van de woning of het appartement niet het vereiste energieprestatiecertificaat behaalt, overgaan tot de terugvordering van de toegekende rentesubsidies.

In afwijking van het eerste lid wordt slechts: 1° 50% teruggevorderd als: a) de kredietnemer voor zijn woning of appartement middels zijn resultaatsverbintenis label A beoogde maar label B behaalde;b) de kredietnemer voor zijn woning middels zijn resultaatsverbintenis label B beoogde maar label C behaalde; 2° 75% teruggevorderd als de kredietnemer voor zijn woning middels zijn resultaatsverbintenis label A beoogde maar label C behaalde.".

Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een titel IX/1, die bestaat uit artikel 9/1.1.1 tot en met 9/1.1.8, ingevoegd, die luidt als volgt: "Titel IX/1. Elektromobiliteit Art. 9/1.1.1. Nieuwe, niet voor bewoning bestemde gebouwen of parkeergebouwen en bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen of parkeergebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan, met een parkeerterrein met meer dan tien parkeerplaatsen worden cumulatief voorzien van: 1° minstens twee oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor een elektrisch voertuig;2° infrastructuur voor leidingen, of minstens goten voor elektrische kabels, voor minstens één op vier parkeerplaatsen, om de installatie van oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor elektrische voertuigen in een later stadium mogelijk te maken. De verplichtingen, vermeld in het eerste lid, gelden als het parkeerterrein zich binnen het gebouw of parkeergebouw bevindt en, in geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen ook betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het gebouw of parkeergebouw.

De verplichtingen, vermeld in het eerste lid, gelden ook als het een naastgelegen parkeerterrein betreft, en, in het geval van ingrijpende renovaties, renovatiemaatregelen ook betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het parkeerterrein.

Art. 9/1.1.2. Alle niet voor bewoning bestemde gebouwen met meer dan twintig parkeerplaatsen worden uiterlijk op 1 januari 2025 uitgerust met minstens twee oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor een elektrisch voertuig.

Art. 9/1.1.3. Nieuwe voor bewoning bestemde gebouwen met een parkeerterrein met twee of meer parkeerplaatsen worden voorzien van infrastructuur voor leidingen, of minstens goten voor elektrische kabels, om de installatie van oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor elektrische voertuigen op elke parkeerplaats in een later stadium mogelijk te maken.

Bestaande, voor bewoning bestemde gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan, met een parkeerterrein met meer dan tien parkeerplaatsen worden voorzien van infrastructuur voor leidingen, of minstens goten voor elektrische kabels, om de installatie van oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor elektrische voertuigen op elke parkeerplaats in een later stadium mogelijk te maken.

De verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, geldt als het parkeerterrein zich binnen het gebouw bevindt en, in geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het gebouw.

De verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, geldt ook als het een naastgelegen parkeerterrein betreft en, in geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het parkeerterrein.

Art. 9/1.1.4. De verplichtingen, vermeld in artikel 9/1.1.1 en 9/1.1.3, zijn niet van toepassing op gebouwen of parkeergebouwen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als vermeld in artikel 4.2.1, 1°, 5° en 6° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening van 15 mei 2009, is ingediend voor 11 maart 2021.

Art. 9/1.1.5. Bij ingrijpende renovaties gelden de verplichtingen, vermeld in artikel 9/1.1.1 en 9/1.1.3, alleen voor dat gedeelte van de werken aan en investeringen in oplaadinstallaties en leidingen waarvan de kosten niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van de renovatie.

Art. 9/1.1.6. De Vlaamse Regering kan het ambitieniveau in de verplichtingen van deze titel naar boven bijstellen op basis van de evolutie van het aantal elektrische voertuigen. Minstens in 2024 wordt hiertoe een evaluatie uitgevoerd voor nieuwe of ingrijpend te renoveren gebouwen of parkeergebouwen. Voor de bestaande gebouwen of parkeergebouwen vindt minstens in 2028 een evaluatie plaats." Art. 9/1.1.7. Als er voor een bestaand gebouw of parkeergebouw conform artikel 9/1.1.1, artikel 9/1.1.2 of artikel 9/1.1.3, eisen gelden voor elektromobiliteit, is de eigenaar van of, in afwijking daarvan indien toepasselijk, de houder van een zakelijk recht op het gebouw of parkeergebouw verantwoordelijk om te voldoen aan die eisen. Bij nieuwbouw is dat de vergunninghouder.

Art. 9/1.1.8. De minister, kan de voorwaarden bepalen waaraan de onderdelen van de elektrische installatie, zoals de oplaadpunten, de leidingen, de goten, de aansluiting en het hoofdschakel- en verdeelbord, moeten voldoen.".

Art. 26.Artikel 12.3.16 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 12.3.16. In afwijking van artikel 6.6.2 zijn voor de aanvragen voor de beperking voor de door financieringssteun voor warmtekrachtkoppeling ontstane kosten voor de inleveringsronde die eindigt op 31 maart 2021, de voorwaarden, vermeld in het tweede en derde lid, van toepassing.

Elektro-intensieve ondernemingen die voor de inleveringsronde die eindigt op 31 maart 2021 tijdig conform artikel 6.6.2, § 1 een beperking van het op ondernemingsniveau of vestigingsniveau verschuldigde bedrag van de door financieringssteun voor hernieuwbare energie hebben aangevraagd, als vermeld in artikel 7.1.11/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, en die voor de inleveringsronde die eindigt op 31 maart 2021 ook een 100% vermindering van de factor Ev als bedoeld in artikel 7.1.11 juncto artikel 7.1.11/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009 willen krijgen, melden dit uiterlijk op 31 januari 2021 bij het VEKA. Als het VEKA conform artikel 6.6.2 over de aanvraag voor de beperking van het op ondernemingsniveau of vestigingsniveau verschuldigde bedrag van de door financieringssteun voor hernieuwbare energie oordeelde dat de onderneming of vestigingseenheid voldoet aan de voorwaarden uit artikel 6.6.2, en de elektro-intensieve onderneming in kwestie heeft uiterlijk op 15 november 2020 de bijdrage, vermeld in artikel 6.6.2, § 3, in het Energiefonds gestort, en de elektro-intensieve onderneming heeft een tijdige melding ingediend, als vermeld in het tweede lid, dan komt die elektro-intensieve onderneming automatisch ook in aanmerking voor de 100% vermindering van de factor Ev als bedoeld in artikel 7.1.11 juncto artikel 7.1.11/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009. Het VEKA meldt dit aan de aanvrager en aan de VREG. De VREG zorgt voor de correcte toepassing van deze beslissingen bij het bepalen van de hoogte van de quotumverplichtingen van de betrokken toegangshouders, vermeld in artikel 7.1.11 juncto artikel 7.1.11/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009.".

Art. 27.In bijlage III/3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2020, worden in punt 3 de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan punt 1° wordt tussen de woorden "groter dan 2MW," en de zinsnede "en voor zover ze niet behoren tot 6° " de zinsnede "en die worden geplaatst op gebouwen of op marginale gronden" ingevoegd;2° in punt 6° wordt tussen de zinsnede "groter dan 10 kW," en de zinsnede "en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt" de zinsnede "en die worden geplaatst op gebouwen of op marginale gronden" ingevoegd; 3° punt 3.1.7 wordt vervangen door wat volgt: "3.1.7 M 3.7 Het VEKA legt de waarden vast op basis van de projectparameters voor nieuwe projecten, en behoudt die waarden voor lopende projecten. Die waarde is maximaal de waarde die door het VEKA vastgelegd is op basis van een referentie-installatie voor nieuwe projecten. Het VEKA publiceert die waarde in het jaar n-1 voor projecten waarvoor de projectspecifieke bandingfactor berekend wordt in het jaar n."; 4° punt 3.1.9 wordt vervangen door wat volgt: "3.1.9 M 3.9 Het VEKA legt de waarden vast op basis van de projectparameters voor nieuwe projecten, en behoudt die waarden voor lopende projecten. Die waarde is maximaal de waarde die door het VEKA vastgelegd is op basis van een referentie-installatie voor nieuwe projecten. Het VEKA publiceert vanaf 2021 die waarde in het jaar n-1 voor projecten waarvoor de projectspecifieke bandingfactor berekend wordt in het jaar n.".

Art. 28.In bijlage IV/1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018, worden tussen de woorden "financieringssteun voor hernieuwbare energie" en de woorden "ontstane kosten" de woorden "en warmte-krachtkoppeling" ingevoegd. HOOFDSTUK 3. - Wijziging aan het Vlaamse Regering van 28 juni 2019 houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een premie voor een stationaire installatie voor elektrochemische opslag van elektriciteit

Art. 29.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een premie voor een stationaire installatie voor elektrochemische opslag van elektriciteit wordt het tweede lid opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2020 tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een steunregeling voor middelgrote installaties op basis van zonne-energie en kleine en middelgrote windturbines en wat betreft nuttige groene warmte, restwarmte en de injectie en productie van biomethaan

Art. 30.In afwijking van artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2020 tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een steunregeling voor middelgrote installaties op basis van zonne-energie en kleine en middelgrote windturbines en wat betreft nuttige groene warmte, restwarmte en de injectie en productie van biomethaan treedt artikel 1 van dat besluit in werking.".

Art. 31.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 2° wordt opgeheven;2° in punt 3° wordt de zinsnede ", en die worden geplaatst op gebouwen of op marginale gronden" opgeheven.

Art. 32.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 2° wordt opgeheven;2° in punt 3° wordt de zinsnede ", en die worden geplaatst op gebouwen of op marginale gronden" opgeheven;3° punt 6° wordt opgeheven. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 33.Artikel 21 en artikel 22 van het decreet van 30 oktober 2020 tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009 treden in werking.

Art. 34.Artikel 6.2/1.7 en bijlage III/3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 6 en artikel 27, 1°, 2° en 3°, blijven van toepassing op projecten, waarvoor op de datum van de inwerkingtreding van dit artikel: 1° al een definitieve bandingfactor als vermeld in artikel 6.2/1.7, § 2, van het Energiebesluit van 19 november 2010, werd verkregen; 2° al een voorlopige bandingfactor werd verkregen conform de procedure, vermeld artikel 6.2/1.7, § 1, van het voormelde besluit, zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.

Art. 35.De artikelen 14 tot en met 18, 26 en 28 van dit besluit treden in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 20 en artikel 29 van dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en niet later dan 31 december 2020.

Artikel 2 tot en met 12, artikel 19, artikel 21, artikel 22, artikel 24, artikel 27, 1°, 2°, en 3°, artikel 30 tot en met 32, 1° en 2°, en artikel 34 van dit besluit treden in werking op 1 januari 2021.

Artikel 23, artikel 27, 4°, en artikel 32, 3° van dit besluit treden in werking op 1 april 2021.

De artikelen 6.4.1/1, 6.4.1/1/2 en 6.4.1/5, § 1, van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij de artikelen 7, 8 en 10 van dit besluit, zijn voor het eerst van toepassing op eindfacturen met datum vanaf 1 januari 2021. HOOFDSTUK XV. van titel VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, ingevoegd bij artikel 24 van dit besluit, is voor het eerst van toepassing op aanvragen voor hoofdkredieten vanaf 1 januari 202 1." Artikel 7.12.1, § 4 van het Energiebesluit van 19 november 2010, in de lezing voorafgaand aan de wijziging bij artikel 22, 3° en 4°, blijft van toepassing op de dossiers waarbij de aanvraag voor het verkrijgen van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen werd ingediend voor 1 januari 2021.

Art. 36.De Vlaamse minister, bevoegd voor de energie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 december 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

^