Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 december 2020
gepubliceerd op 04 februari 2021

Besluit van de Vlaamse Regering tot vastlegging van de procedure voor het verlenen van voorafgaande vergunningen en planningsvergunningen voor lokale dienstencentra, centra voor dagopvang van een dienst voor gezinszorg, centra voor dagverzorging, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf of woonzorgcentra, en tot bepaling van de elementen van de globale zorgstrategische visie voor deze voorafgaande vergunningen

bron
vlaamse overheid
numac
2021040076
pub.
04/02/2021
prom.
18/12/2020
ELI
eli/besluit/2020/12/18/2021040076/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vastlegging van de procedure voor het verlenen van voorafgaande vergunningen en planningsvergunningen voor lokale dienstencentra, centra voor dagopvang van een dienst voor gezinszorg, centra voor dagverzorging, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf of woonzorgcentra, en tot bepaling van de elementen van de globale zorgstrategische visie voor deze voorafgaande vergunningen


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, artikel 38, tweede lid, artikel 51, § 1, artikel 52, § 1, eerste en tweede lid, en artikel 54; - het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders, artikel 11, vierde lid.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, heeft zijn akkoord gegeven op 28 oktober 2020; - De Raad van State heeft advies 68.274/3 gegeven op 11 december 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° administrateur-generaal: het hoofd van het agentschap;2° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";3° besluit van 28 juni 2019: het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers;4° dementie: een aandoening waarbij meerdere stoornissen in het cognitieve functioneren samen optreden en de impact op het denken, de stemming en het gedrag zo ernstig is dat de persoon in zijn algemeen dagelijks functioneren wordt beperkt;5° diagnostisch bilan: een interdisciplinair onderzoek onder leiding van een neuroloog, geriater of psychiater, met evaluatie van het cognitieve functioneren van een persoon met vermoeden van beginnende dementie;6° inplantingsplaats: het onroerend goed waarop de initiatiefnemer een woonzorgvoorziening wil bouwen, verbouwen, uitbreiden, inrichten of in gebruik nemen;7° jongdementie: dementie die vastgesteld is aan de hand van een diagnostisch bilan, voor de leeftijd van 65 jaar;8° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg;9° planningsvergunning: de beslissing waaruit blijkt dat de aangevraagde capaciteit of de aangevraagde wijziging in capaciteit of bestemming van een voorziening past in de programmatie of de behoefteraming voor de specifieke soort van voorziening;10° voorziening: een lokaal dienstencentrum, een centrum voor dagopvang van een dienst voor gezinszorg, een centrum voor dagverzorging, een centrum voor kortverblijf, een centrum voor herstelverblijf of een woonzorgcentrum. HOOFDSTUK 2. - Voorafgaande vergunning Afdeling 1. - Procedure voor het verkrijgen van een voorafgaande

vergunning

Art. 2.Een aanvraag van een voorafgaande vergunning als bedoeld in artikel 52 van het woonzorgdecreet van 15 februari 2019 wordt aangetekend of op digitale wijze aan het agentschap bezorgd door de initiatiefnemer die: 1° een voorziening wil bouwen, uitbreiden of verbouwen;2° een bestaand gebouw of een deel ervan als een voorziening wil inrichten of in gebruik nemen;3° de capaciteit van een voorziening wil verhogen.

Art. 3.Een aanvraag van een voorafgaande vergunning is ontvankelijk als ze wordt ingediend met een formulier dat het agentschap ter beschikking stelt en als ze al de volgende documenten en gegevens bevat: 1° de volledige identiteit van de initiatiefnemer;2° de statuten van de initiatiefnemer en de eventuele wijzigingen ervan, tenzij de initiatiefnemer een openbaar bestuur is;3° de rechtsgeldige beslissingen om de voorziening uit te baten of de capaciteit ervan te wijzigen en om de voorafgaande vergunning aan te vragen;4° een plan van de gemeente waarop de inplantingsplaats of inplantingsplaatsen zijn aangeduid;5° een van de volgende documenten met betrekking tot de inplantingsplaats of -plaatsen: a) een eigendomsbewijs;b) een bewijs van een zakelijk of persoonlijk genotsrecht;c) een bewijs van aankoopoptie;d) als de initiatiefnemer een openbaar bestuur is: een voorlopig onteigeningsbesluit;e) voor een antenne van een lokaal dienstencentrum als vermeld in artikel 1, 1°, van bijlage 1 bij het besluit van 28 juni 2019: een gebruiksovereenkomst;6° het aantal entiteiten of het gewijzigde aantal entiteiten van de voorziening als dat van toepassing is;7° als het om een bestaand gebouw of meerdere gebouwen gaat die als voorziening worden ingericht of in gebruik genomen: een plan van de verschillende bouwlagen en hun afmetingen;8° een toelichting over de wijze waarop het initiatief past in de globale zorgstrategische visie, waarvan de elementen bepaald zijn in artikel 6 van dit besluit;9° als de aanvraag dient om een eerste erkenning te krijgen na de realisatie van de voorziening: een administratief basisdossier als vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, 1°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;10° een verbintenis dat de initiatiefnemer, nadat de voorafgaande vergunning is verleend, het advies van het Agentschap Toegankelijk Vlaanderen zal inwinnen op het moment dat de bouwplannen worden uitgewerkt, als het inwinnen van dat advies in de specifieke erkenningsvoorwaarden voor de voorziening in kwestie opgenomen is. In het eerste lid, 10°, wordt verstaan onder Agentschap Toegankelijk Vlaanderen: het agentschap, vermeld in artikel 3 van het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting.

De minister kan de regels over de ontvankelijkheid van de documenten en gegevens, vermeld in het eerste lid, preciseren.

Art. 4.Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag van een voorafgaande vergunning.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, brengt het agentschap de initiatiefnemer daarvan op de hoogte binnen dertig dagen na de dag waarop het agentschap de aanvraag heeft ontvangen.

Art. 5.§ 1. Het agentschap onderzoekt het dossier binnen negentig dagen na de dag waarop het de ontvankelijke aanvraag heeft ontvangen en gaat tevens na of de aanvraag past binnen de programmatie die per type van voorziening is vastgesteld met toepassing van artikel 51, § 1, tweede lid, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019. Het agentschap kan aan de initiatiefnemer aanvullende inlichtingen vragen.

Als er verschillende ontvankelijke aanvragen ingediend worden die betrekking hebben op dezelfde programmatie in dezelfde gemeente of, in geval van centra voor kortverblijf type 2, in dezelfde provincie, worden de aanvragen behandeld in chronologische volgorde, op basis van de datum en het tijdstip van de aangetekende of de digitale verzending van de aanvraag.

Als er voor de lokale dienstencentra, de centra voor kortverblijf type 2, de centra voor dagverzorging, de centra voor herstelverblijf en de centra voor dagopvang op dezelfde datum of hetzelfde tijdstip verschillende ontvankelijke aanvragen ingediend worden die betrekking hebben op dezelfde programmatie in dezelfde gemeente of, in geval van centra voor kortverblijf type 2, in dezelfde provincie, die zowel formeel als inhoudelijk als gelijkwaardig worden beoordeeld en waarbij alle aanvragen samen de beschikbare ruimte binnen het programmacijfer overschrijden, worden de aanvragen behandeld in de volgorde die de zorgraad in afstemming met de gemeente in kwestie, of de zorgraden in afstemming met de gemeenten van de provincie in kwestie, vastlegt of vastleggen op basis van de objectief vastgestelde lokale noden. De minister kan de regels over de wijze waarop de zorgraad in afstemming met de gemeente de volgorde van de aanvragen moet vastleggen en de criteria die hierbij moeten worden gehanteerd, preciseren. Deze criteria hebben minstens betrekking op de bepaling van de objectief vastgestelde lokalen noden.

In het derde lid wordt verstaan onder zorgraad: een zorgraad als vermeld in artikel 9 van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders.

Als er voor de woonzorgcentra en de centra voor kortverblijf type 1 op dezelfde datum of hetzelfde tijdstip verschillende ontvankelijke aanvragen ingediend worden die betrekking hebben op dezelfde programmatie in dezelfde gemeente, die zowel formeel als inhoudelijk als gelijkwaardig worden beoordeeld, en waarbij het totale aantal aangevraagde entiteiten van alle aanvragen samen de beschikbare ruimte binnen het programmacijfer overschrijdt, krijgt elke initiatiefnemer binnen de beschikbare ruimte een aantal entiteiten toegekend dat proportioneel in verhouding staat tot het gevraagde aantal. Het totale aantal toegekende entiteiten mag het maximale beschikbare aantal entiteiten binnen het programmacijfer niet overschrijden. Resterende entiteiten die bij de verdeling niet toegekend zijn, komen opnieuw in de programmatie en kunnen opnieuw opgevraagd worden vanaf 1 januari van het jaar na het jaar waarin de voorafgaande vergunningen, die conform dit lid verleend zijn, in het Belgisch Staatsblad zijn verschenen. § 2. De administrateur-generaal verleent de voorafgaande vergunning.

De beslissing wordt aan de initiatiefnemer bezorgd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De voorafgaande vergunning vermeldt al de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en de voorziening;2° de aard van de werkzaamheden;3° het type voorziening;4° de inplantingsplaats of -plaatsen;5° de ingangsdatum van de voorafgaande vergunning;6° het aantal entiteiten van de voorziening, als dat van toepassing is. § 3. Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de voorafgaande vergunning te weigeren, wordt de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van dat voornemen met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. Die brief vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om tegen het voornemen een bezwaarschrift in te dienen als vermeld in artikel 6. Afdeling 2. - Bepaling van de elementen van de globale

zorgstrategische visie

Art. 6.Met betrekking tot de globale zorgstrategische visie moeten bij het aanvragen van een voorafgaande vergunning voor een initiatief volgende elementen aangetoond worden: a) de wijze waarop de voorziening tegemoet zal komen aan de zorg- en ondersteuningsvragen van de gebruikers;b) de wijze waarop in de voorziening woonzorg zal worden aangeboden;c) de wijze waarop wordt afgestemd met de uitgangspunten van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders d) de plaats van het initiatief binnen het geheel van bestaande woonzorgvoorzieningen en andere welzijnsvoorzieningen en zorgverleners, en de samenwerking met die voorzieningen en zorgverleners;e) de wijze waarop de voorziening inspeelt op de noden van het beoogde werkingsgebied en waarop wordt aangesloten op lokale beleidsintenties;f) de visie op wonen, leven en verzorgen in de voorziening, als dat van toepassing is;g) met uitzondering van de lokale dienstencentra: de verwachte rentabiliteit en prijszetting;h) de professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer. De minister kan de inhoudelijke invulling van de elementen vermeld in het eerste lid, preciseren. Afdeling 3. - Bezwaar

Art. 7.§ 1. De initiatiefnemer of zijn wettelijke vertegenwoordiger beschikt over dertig dagen om met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift aan het agentschap te richten, waarin hij vraagt het voornemen tot weigering van de voorafgaande vergunning, vermeld in artikel 5, § 3, het voornemen tot weigering van de verlenging van de voorafgaande vergunning, vermeld in artikel 8, § 4, of het voornemen tot weigering van de wijziging van de voorafgaande vergunning, vermeld in artikel 9, opnieuw in overweging te nemen. In het bezwaarschrift kan hij verzoeken om gehoord te worden.

De termijn, vermeld in het eerste lid, gaat in de dag na de dag waarop de initiatiefnemer het voormelde voornemen heeft ontvangen. Na die termijn wordt er onweerlegbaar van uitgegaan dat de initiatiefnemer het voornemen aanvaardt en wordt het voornemen van rechtswege geacht de definitieve beslissing te zijn. § 2. Als binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, een gemotiveerd bezwaarschrift aan het agentschap is verstuurd, wordt het verzoek behandeld conform de regels die zijn vastgesteld krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat )pleegzorgers. Afdeling 3. - Verval van de voorafgaande vergunning

Art. 8.§ 1. De voorafgaande vergunning vervalt van rechtswege in de volgende gevallen: 1° als bij de aanvraag van een voorafgaande vergunning een voorlopig onteigeningsbesluit of een bewijs van aankoopoptie van de inplantingsplaats of -plaatsen is gevoegd en, binnen een jaar na de ingangsdatum van de voorafgaande vergunning, de initiatiefnemer het eigendomsbewijs voor dat onroerend goed niet aan het agentschap heeft bezorgd;2° als binnen drie jaar na de ingangsdatum van de voorafgaande vergunning de initiatiefnemer aan het agentschap niet het bewijs heeft geleverd dat een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is verkregen of aangevraagd om de voorziening of de entiteiten van de voorziening op de inplantingsplaats of -plaatsen te verwezenlijken, of dat er geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vereist is om de voorziening of de entiteiten van de voorziening op de inplantingsplaats of plaatsen te verwezenlijken;3° als binnen vijf jaar na de ingangsdatum van de voorafgaande vergunning of binnen de termijn die met toepassing van het derde lid is bepaald, de initiatiefnemer niet het bewijs aan het agentschap heeft geleverd dat de voorziening of de entiteiten van de voorziening gerealiseerd zijn. De voorziening of de entiteiten van de voorziening worden beschouwd als gerealiseerd als vermeld in het eerste lid, 3°, als ten minste een winddichte infrastructuur is gerealiseerd. § 2. Als de initiatiefnemer binnen vijf jaar na de ingangsdatum van de voorafgaande vergunning of binnen de termijn die bepaald is met toepassing van paragraaf 1, derde lid, de voorziening niet heeft gerealiseerd of de entiteiten van de voorziening maar gedeeltelijk heeft gerealiseerd, vervalt de voorafgaande vergunning voor de voorziening of de niet-gerealiseerde entiteiten van rechtswege. De voorziening of de niet-gerealiseerde entiteiten van de voorziening komen opnieuw in de programmatie op de datum dat de voorafgaande vergunning van rechtswege vervalt. § 3. De administrateur-generaal kan de termijn van vijf jaar, vermeld in het eerste lid, 3°, met maximaal drie jaar verlengen. De initiatiefnemer stuurt daarvoor voor het verstrijken van die termijn aan het agentschap een gemotiveerd verzoek waarin hij naargelang van het geval aantoont dat de voorziening of niet alle entiteiten van de voorziening tijdig kunnen worden gerealiseerd en waarin een planning is opgenomen tot realisatie van de voorziening of de overige entiteiten van de voorziening binnen een maximale termijn van drie jaar.

De initiatiefnemer wordt van die verlenging op de hoogte gebracht en deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 4. Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de verlenging van de voorafgaande vergunning te weigeren, wordt de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van dat voornemen met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. Die brief vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om tegen het voornemen een bezwaarschrift in te dienen als vermeld in artikel 7. § 5. De voorafgaande vergunning vervalt volledig of gedeeltelijk als de initiatiefnemer vrijwillig volledig of gedeeltelijk afstand doet van de voorafgaande vergunning die aan hem verleend is.

De voorziening of de entiteiten van de voorziening die daarin opgenomen zijn, komen opnieuw in de programmatie op 1 januari van het jaar na het jaar waarin de beslissing over de gehele of gedeeltelijke vervallenverklaring van de verleende voorafgaande vergunning in het Belgisch Staatsblad verschenen is, tenzij de voorafgaande vergunning eerder van rechtswege vervalt. In dat laatste geval komen de voorziening of de entiteiten van de voorziening opnieuw in de programmatie op de datum dat de voorafgaande vergunning van rechtswege vervalt. § 6. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van het verval of het gedeeltelijke verval van de voorafgaande vergunning. Afdeling 4. - Wijziging van de voorafgaande vergunning

Art. 9.De voorafgaande vergunning vervalt als de initiatiefnemer afwijkt van de elementen, vermeld in de voorafgaande vergunning van de vergunde voorziening of de vergunde entiteiten van de voorziening, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid, tenzij de initiatiefnemer daarvoor de uitdrukkelijke instemming van de administrateur-generaal heeft gekregen.

De administrateur-generaal kan pas instemmen met een wijziging van de voorafgaande vergunning als de initiatiefnemer bij het agentschap een gemotiveerd verzoek heeft ingediend dat vergezeld is van de relevante documenten en gegevens, vermeld in artikel 3, eerste lid. In voorkomend geval wordt de voorafgaande vergunning aangepast. De initiatiefnemer wordt van die beslissing op de hoogte gebracht en deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De minister kan de regels over de relevante documenten en gegevens, vermeld in het tweede lid, preciseren.

Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de wijziging van de voorafgaande vergunning te weigeren, wordt de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van dat voornemen met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. Die brief vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om tegen het voornemen een bezwaarschrift in te dienen als vermeld in artikel 7. HOOFDSTUK 3. - Procedure voor het verkrijgen van een planningsvergunning Afdeling 1. - Planningsvergunning voor een bijkomende erkenning van

woonzorgcentra die een verzorgingsstructuur aanbieden die zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen opneemt

Art. 10.Een aanvraag van een planningsvergunning voor een bijkomende erkenning van woonzorgcentra die een verzorgingsstructuur aanbieden die zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen opneemt, wordt aangetekend of op digitale wijze aan het agentschap bezorgd door de initiatiefnemer die de inplantingsplaats van erkende woongelegenheden of van in het kader van een omzettingskalender geplande woongelegenheden van een woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning wil wijzigen naar de inplantingsplaats van een ander woonzorgcentrum of van andere woonzorgcentra met al dan niet een bijkomende erkenning van dezelfde initiatiefnemer.

Art. 11.Een aanvraag van een planningsvergunning is ontvankelijk als ze wordt ingediend met een formulier dat het agentschap ter beschikking stelt en als ze al de volgende documenten en gegevens bevat: 1° de volledige identiteit van de initiatiefnemer;2° de statuten van de initiatiefnemer en de eventuele wijzigingen ervan, tenzij de initiatiefnemer een openbaar bestuur is;3° de rechtsgeldige beslissingen om de inplantingsplaats te wijzigen van erkende woongelegenheden of van in het kader van de omzettingskalender geplande woongelegenheden van een woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning en om de planningsvergunning aan te vragen;4° het aantal woongelegenheden waarvoor de inplantingsplaats gewijzigd wordt;5° de geplande ingangsdatum van de wijziging van de inplantingsplaats;6° de inplantingsplaats en de identificatiegegevens van het woonzorgcentrum of de woonzorgcentra waarnaar de woongelegenheden overgebracht worden;7° het bewijs dat de dekkingsgraad voor zware zorgprofielen van het woonzorgcentrum waarvan de inplantingsplaats van de woongelegenheden gewijzigd wordt, behouden blijft op minimaal 80 % na de gevraagde wijziging van de erkenning, op basis van de dekkingsgraad van de twee kwartalen vóór het kwartaal van de aanvraag;8° het bewijs dat de dekkingsgraad voor zware zorgprofielen van het woonzorgcentrum of de woonzorgcentra waarnaar de woongelegenheden overgebracht worden, niet hoger zal zijn dan 95 % na de gevraagde wijziging van de erkenning, op basis van de dekkingsgraad van de twee kwartalen vóór het kwartaal van de aanvraag. De dekkingsgraad voor zware zorgprofielen, vermeld in het eerste lid, 6°, wordt op de volgende wijze berekend: het aantal woongelegenheden met een bijkomende erkenning, met uitzondering van de woongelegenheden met een bijzondere erkenning als centrum voor niet aangeboren hersenletsels, vermeld in artikel 3bis van het koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet aangeboren hersenletsels, op het einde van het kwartaal vóór het kwartaal van de aanvraag plus het aantal woongelegenheden met een planningsvergunning, gedeeld door het gemiddelde aantal bewoners met een zorgprofiel B, C, Cd, of D in het woonzorgcentrum en in het woonzorgcentrum met bijkomende erkenning tijdens de twee kwartalen vóór het kwartaal van de aanvraag.

De minister kan de regels over de ontvankelijkheid van de documenten en gegevens, vermeld in het eerste lid, preciseren.

Art. 12.Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag van een planningsvergunning.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, brengt het agentschap de initiatiefnemer daarvan op de hoogte binnen dertig dagen na de dag waarop het agentschap de aanvraag heeft ontvangen.

Art. 13.Het agentschap onderzoekt het dossier binnen negentig dagen na de dag waarop het de ontvankelijke aanvraag heeft ontvangen. Het agentschap kan aan de initiatiefnemer aanvullende inlichtingen vragen.

In het kader van een aanvraag tot wijziging van de inplantingsplaats van de bijkomende erkenning van een woonzorgcentrum kan het agentschap een bijkomend onderzoek instellen naar de correctheid van de gegevens van het bewijs, vermeld in artikel 11, eerste lid, 7°.

Art. 14.De administrateur-generaal verleent de planningsvergunning.

De beslissing wordt aan de initiatiefnemer bezorgd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De planningsvergunning vermeldt al de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en de woonzorgcentra, al dan niet met een bijkomende erkenning;2° de gewijzigde en de nieuwe inplantingsplaats;3° het aantal woongelegenheden;4° de ingangsdatum en de geldigheidsduur van de planningsvergunning. De planningsvergunning is twee jaar geldig.

Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de planningsvergunning te weigeren, wordt de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van dat voornemen met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. Die brief vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaar tegen het voornemen in te dienen als vermeld in artikel 34.

Art. 15.De planningsvergunning vervalt volledig of gedeeltelijk van rechtswege voor de niet-gerealiseerde woongelegenheden als binnen de geldigheidsduur van de planningsvergunning de initiatiefnemer voor de woongelegenheden van de woonzorgcentra met een bijkomende erkenning geen ontvankelijke aanvraag heeft ingediend om de bijkomende erkenningen te krijgen of te wijzigen.

Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van het verval of het gedeeltelijke verval van de planningsvergunning. Afdeling 2. - Planningsvergunning voor een bijkomende erkenning voor

centra voor kortverblijf type 1 die oriënterend kortverblijf aanbieden

Art. 16.De initiatiefnemer van het centrum voor kortverblijf type 1 bezorgt de aanvraag van een planningsvergunning voor een bijkomende erkenning voor het aanbieden van oriënterend kortverblijf aangetekend of op digitale wijze aan het agentschap.

Art. 17.Een aanvraag van een planningsvergunning is ontvankelijk als ze wordt ingediend met een formulier dat het agentschap ter beschikking stelt en als ze al de volgende documenten en gegevens bevat: 1° de volledige identiteit van de initiatiefnemer en de identificatiegegevens van het centrum voor kortverblijf type 1 waarvoor de planningsvergunning wordt aangevraagd;2° het aantal verblijfseenheden waarvoor de planningsvergunning wordt aangevraagd;3° de statuten van de initiatiefnemer en de eventuele wijzigingen ervan, tenzij de initiatiefnemer een openbaar bestuur is;4° de rechtsgeldige beslissing van het bevoegde orgaan om een planningsvergunning aan te vragen voor een bijkomende erkenning voor het aanbieden van oriënterend kortverblijf of voor de wijziging van de capaciteit ervan;5° een toelichting waarin al de volgende elementen over het centrum voor oriënterend kortverblijf waarvoor de planningsvergunning wordt aangevraagd, aan bod komen: a) het huidige of toekomstige profiel van het centrum voor kortverblijf type 1 met een bijkomende erkenning;b) de relatie met andere voorzieningen en zorgverleners in het werkingsgebied;c) de visie op wonen, leven en verzorgen in het centrum voor kortverblijf type 1 met een bijkomende erkenning voor het aanbieden van oriënterend kortverblijf;d) de verwachte rentabiliteit en prijszetting;e) de professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer. De minister kan de regels over de ontvankelijkheid van de documenten en gegevens, vermeld in het eerste lid, preciseren.

Art. 18.Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag van een planningsvergunning.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, brengt het agentschap de initiatiefnemer daarvan op de hoogte binnen dertig dagen na de dag waarop het agentschap de aanvraag heeft ontvangen.

Art. 19.§ 1. Het agentschap onderzoekt het dossier binnen negentig dagen na de dag waarop het de ontvankelijke aanvraag heeft ontvangen, en gaat na of de aanvraag past binnen de programmatie, vermeld in artikel 23 van bijlage 8 bij het besluit van 28 juni 2019. Het agentschap kan aan de initiatiefnemer aanvullende inlichtingen vragen.

Als verschillende ontvankelijke aanvragen worden ingediend die betrekking hebben op hetzelfde werkingsgebied, worden de aanvragen behandeld in chronologische volgorde, op basis van de datum en het tijdstip van de aangetekende of de digitale verzending van de aanvraag.

Bij verschillende ontvankelijke aanvragen op dezelfde datum of hetzelfde tijdstip die betrekking hebben op hetzelfde werkingsgebied, die zowel formeel als inhoudelijk als gelijkwaardig worden beoordeeld, en waarbij het totale aantal aangevraagde verblijfseenheden van alle aanvragen samen de beschikbare ruimte binnen het programmacijfer overschrijdt, krijgt elke initiatiefnemer een aantal verblijfseenheden toegekend dat proportioneel in verhouding staat tot het gevraagde aantal. Het totale aantal toegekende verblijfseenheden mag het maximale beschikbare aantal verblijfseenheden binnen het programmacijfer niet overschrijden. Resterende verblijfseenheden die bij de verdeling niet zijn toegekend, komen opnieuw in de programmatie op 1 januari van het jaar na het jaar waarin de planningsvergunningen die conform dit lid verleend zijn, in het Belgisch Staatsblad verschenen zijn. § 2. De administrateur-generaal verleent de planningsvergunning. De beslissing wordt aan de initiatiefnemer bezorgd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De planningsvergunning vermeldt al de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en het centrum voor kortverblijf type 1;2° de inplantingsplaats;3° het aantal verblijfseenheden;4° de ingangsdatum en de geldigheidsduur van de planningsvergunning. De planningsvergunning is twee jaar geldig.

Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de plannings-vergunning te weigeren, wordt de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van dat voornemen met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. Die brief vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om tegen het voornemen een bezwaar in te dienen als vermeld in artikel 34.

Art. 20.De planningsvergunning vervalt volledig of gedeeltelijk van rechtswege voor de niet-gerealiseerde verblijfseenheden als binnen de geldigheidsduur van de planningsvergunning de initiatiefnemer geen ontvankelijke aanvraag heeft ingediend om een bijkomende erkenning te krijgen voor de verblijfseenheden van het centrum voor kortverblijf type 1 met een bijkomende erkenning.

Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van het verval of het gedeeltelijke verval van de planningsvergunning.

De planningsvergunning vervalt volledig of gedeeltelijk als de initiatiefnemer vrijwillig volledig of gedeeltelijk afstand doet van de planningsvergunning die aan hem verleend is. De voorziening of de verblijfseenheden van de voorziening die daarin opgenomen zijn, komen opnieuw in de programmatie op 1 januari van het jaar na het jaar waarin de beslissing over de gehele of gedeeltelijke vervallenverklaring van de verleende voorafgaande vergunning in het Belgisch Staatsblad verschenen is, tenzij de voorafgaande vergunning eerder van rechtswege vervalt. In dat laatste geval komen de voorziening of de verblijfseenheden van de voorziening opnieuw in de programmatie op de datum dat de voorafgaande vergunning van rechtswege vervalt.

Art. 21.De planningsvergunning vervalt als de initiatiefnemer afwijkt van de elementen, vermeld in de planningsvergunning van de vergunde voorziening of de vergunde verblijfseenheden van de voorziening, vermeld in artikel 190, § 2, tweede lid, tenzij de initiatiefnemer daarvoor de uitdrukkelijke instemming van de administrateur-generaal heeft gekregen.

De administrateur-generaal kan pas instemmen met een wijziging van de planningsvergunning als de initiatiefnemer bij het agentschap een gemotiveerd verzoek heeft ingediend dat vergezeld is van de relevante documenten en gegevens, vermeld in artikel 17, eerste lid. In voorkomend geval wordt de planningsvergunning aangepast. De initiatiefnemer wordt van die beslissing op de hoogte gebracht en deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De minister kan de regels over de documenten en gegevens, vermeld in het tweede lid, preciseren. Afdeling 3. - Planningsvergunning voor een bijkomende erkenning voor

centra voor dagverzorging die een verzorgingsstructuur aanbieden die zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen overdag opvangt en die de noodzakelijke ondersteuning biedt voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving of voor centra voor dagverzorging die een verzorgingsstructuur aanbieden die overdag personen opvangt die lijden aan een ernstige ziekte die aangepaste zorg vereist en die de noodzakelijke ondersteuning biedt voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving als vermeld in artikel 46 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019

Art. 22.De initiatiefnemer van het centrum voor dagverzorging bezorgt het agentschap aangetekend of op digitale wijze de aanvraag van een planningsvergunning voor een bijkomende erkenning voor centra voor dagverzorging die een verzorgingsstructuur aanbieden die zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen overdag opvangt en die de noodzakelijke ondersteuning biedt voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving, of voor centra voor dagverzorging die een verzorgingsstructuur aanbieden die overdag personen opvangt die lijden aan een ernstige ziekte die aangepaste zorg vereist en die de noodzakelijke ondersteuning biedt voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving als vermeld in artikel 46 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.

Art. 23.Een aanvraag van een planningsvergunning is ontvankelijk als ze wordt ingediend met een formulier dat het agentschap ter beschikking stelt en als ze al de volgende documenten en gegevens bevat: 1° de volledige identiteit van de initiatiefnemer en de identificatiegegevens van het centrum voor dagverzorging waarvoor de planningsvergunning wordt aangevraagd;2° het aantal verblijfseenheden waarvoor de planningsvergunning wordt aangevraagd;3° de statuten van de initiatiefnemer en de eventuele wijzigingen ervan, tenzij de initiatiefnemer een openbaar bestuur is;4° de rechtsgeldige beslissing van het bevoegde orgaan om een planningsvergunning aan te vragen voor een bijkomende erkenning of voor de wijziging van de capaciteit ervan;5° een toelichting waarin al de volgende elementen over het centrum voor dagverzorging waarvoor de planningsvergunning wordt aangevraagd, aan bod komen: a) het huidige of toekomstige profiel van het centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning;b) de relatie met andere voorzieningen en zorgverleners in het werkingsgebied;c) de visie op verblijven, leven, zorg en ondersteuning in het centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning;d) de verwachte rentabiliteit en prijszetting;e) de professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer. De minister kan de regels over de ontvankelijkheid van de documenten en gegevens, vermeld in het eerste lid, preciseren.

Art. 24.Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag van een planningsvergunning.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, brengt het agentschap de initiatiefnemer daarvan op de hoogte binnen dertig dagen na de dag waarop het agentschap de aanvraag heeft ontvangen.

Art. 25.§ 1. Het agentschap onderzoekt het dossier binnen negentig dagen na de dag waarop het de ontvankelijke aanvraag heeft ontvangen, en gaat na of de aanvraag past binnen het programma, vermeld in artikel 51 of 52 van de bijlage 7 bij het besluit van 28 juni 2019.

Het agentschap kan aan de initiatiefnemer aanvullende inlichtingen vragen. § 2. De administrateur-generaal verleent de planningsvergunning. De beslissing wordt aan de initiatiefnemer bezorgd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De planningsvergunning vermeldt al de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en het centrum voor dagverzorging;2° de inplantingsplaats;3° het aantal verblijfseenheden;4° de ingangsdatum en de geldigheidsduur van de planningsvergunning. De planningsvergunning is twee jaar geldig.

Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de planningsvergunning te weigeren, wordt de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van dat voornemen met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. Die brief vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om tegen het voornemen een bezwaar in te dienen als vermeld in artikel 34.

Art. 26.De planningsvergunning vervalt volledig of gedeeltelijk van rechtswege voor de niet-gerealiseerde verblijfseenheden als de initiatiefnemer voor het centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning binnen de geldigheidsduur van de planningsvergunning geen ontvankelijke aanvraag heeft ingediend om de bijkomende erkenning te krijgen.

Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van het verval of het gedeeltelijke verval van de planningsvergunning.

De planningsvergunning vervalt volledig of gedeeltelijk als de initiatiefnemer vrijwillig volledig of gedeeltelijk afstand doet van de planningsvergunning die aan hem verleend is. De voorziening of de verblijfseenheden van de voorziening die daarin opgenomen zijn, komen opnieuw in de programmatie op 1 januari van het jaar na het jaar waarin de beslissing over de gehele of gedeeltelijke vervallenverklaring van de verleende voorafgaande vergunning in het Belgisch Staatsblad verschenen is, tenzij de voorafgaande vergunning eerder van rechtswege vervalt. In dat laatste geval komen de voorziening of de verblijfseenheden van de voorziening opnieuw in de programmatie op de datum dat de voorafgaande vergunning van rechtswege vervalt.

Art. 27.De planningsvergunning vervalt als de initiatiefnemer afwijkt van de elementen, vermeld in de planningsvergunning van de vergunde voorziening of de vergunde verblijfseenheden van de voorziening, vermeld in artikel 25, § 2, tweede lid, tenzij de initiatiefnemer daarvoor de uitdrukkelijke instemming van de administrateur-generaal heeft gekregen.

De administrateur-generaal kan pas instemmen met een wijziging van de planningsvergunning als de initiatiefnemer bij het agentschap een gemotiveerd verzoek heeft ingediend dat vergezeld is van de relevante documenten en gegevens, vermeld in artikel 23, eerste lid. In voorkomend geval wordt de voorafgaande vergunning aangepast. De initiatiefnemer wordt van die beslissing op de hoogte gebracht en deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De minister kan de regels over de documenten en gegevens, vermeld in het tweede lid, preciseren. Afdeling 4. - Planningsvergunning voor een bijzondere erkenning van

woonzorgcentra voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie

Art. 28.De minister kan een oproep doen om een planningsvergunning aan te vragen voor een bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie. De minister bepaalt bij een oproep de uiterste indieningsdatum voor het aanvragen van een planningsvergunning.

Art. 29.Een aanvraag van een planningsvergunning is ontvankelijk als ze al de volgende documenten en gegevens bevat: 1° een aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt en dat al de volgende gegevens bevat: a) de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning waarvoor een planningsvergunning wordt aangevraagd;b) het aantal woongelegenheden waarvoor de planningsvergunning wordt aangevraagd;c) het aantal bezettingsdagen door personen met jongdementie in het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning in het jaar dat voorafgaat aan de oproep, vermeld in artikel 28 van dit besluit;2° als de initiatiefnemer een rechtspersoon is, met uitzondering van openbare besturen: de statuten en de eventuele wijzigingen ervan;3° een kopie van de beslissing van het bevoegde orgaan om een planningsvergunning aan te vragen voor een bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie;4° een toelichting waarin al de volgende elementen aan bod komen: a) de voorwaarden, vermeld in artikel 68, 1°, 3° en 5°, van bijlage 11 bij het besluit van 28 juni 2019;b) de visie op zorg en ondersteuning van personen met dementie in het algemeen en van personen met jongdementie in het bijzonder;c) de verwachte rentabiliteit en prijszetting;d) de professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer;5° het advies van het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, vermeld in de bijlage I van het Besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 tot vastlegging van de regels voor de erkenning en de subsidiëring van partnerorganisaties ter uitvoering van artikel 68, § 1, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009. Het advies, vermeld in het eerste lid, 5°, behandelt minstens de expertise die het woonzorgcentrum in kwestie heeft opgebouwd in de zorg voor personen met dementie en in de zorg voor personen met jongdementie, en de visie van de initiatiefnemer op zorg en ondersteuning van personen met dementie in het algemeen en van personen met jongdementie in het bijzonder.

De minister kan bij de oproep, vermeld in artikel 28, de regels over de ontvankelijkheid van de stukken en de gegevens, vermeld in het eerste lid, preciseren.

Art. 30.Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag van de planningsvergunning.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, brengt het agentschap de initiatiefnemer daarvan op de hoogte binnen dertig dagen na de dag waarop het agentschap de aanvraag heeft ontvangen.

Art. 31.Het agentschap onderzoekt het dossier binnen negentig dagen na de dag waarop het de ontvankelijke aanvraag heeft ontvangen.

Het agentschap gaat in eerste instantie na of de toekenning van de individuele planningsvergunning mogelijk is binnen de programmatie, vermeld in artikel 67 van de bijlage 11 van het besluit van 28 juni 2019.

Voor de aanvragen waarvoor de toekenning van de planningsvergunning mogelijk is binnen de programmatie, vermeld in artikel 67 van de bijlage 11 van het besluit van 28 juni 2019, bepaalt het agentschap vervolgens de prioriteit van de ingestuurde aanvragen op basis van een evaluatie van de toelichting, vermeld in artikel 28, 4°, en het advies van het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, vermeld in artikel 28, 5°, en welke aanvragen op basis van deze evaluatie in aanmerking komen voor de toekenning van een planningsvergunning.

Als het totale aantal woongelegenheden waarvoor een planningsvergunning wordt aangevraagd, hoger ligt dan de vrije ruimte in de programmatie, bepaalt het agentschap op basis van de evaluatie vermeld in het vorige lid welke aanvragen in aanmerking komen voor de toekenning van een planningsvergunning.

Het agentschap kan aan de initiatiefnemer aanvullende inlichtingen vragen.

Art. 32.§ 1. De administrateur-generaal verleent de planningsvergunning. De beslissing wordt uiterlijk negentig dagen na de uiterste indieningsdatum aan de initiatiefnemer bezorgd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De planningsvergunning vermeldt al de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en het woonzorgcentrum;2° het aantal woongelegenheden;3° de geldigheidsduur van de planningsvergunning. De planningsvergunning is twee jaar geldig. § 2. Als de administrateur-generaal het voornemen heeft om de planningsvergunning te weigeren, brengt hij de initiatiefnemer daarvan op de hoogte met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. Die brief vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om tegen het voornemen een bezwaar in te dienen als vermeld in artikel 34.

Art. 33.De planningsvergunning vervalt van rechtswege als binnen de geldigheidsduur van de planningsvergunning de initiatiefnemer voor de voorziening of de entiteiten van de voorziening geen ontvankelijke aanvraag heeft ingediend om de bijzondere erkenning te krijgen.

Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van het verval of het gedeeltelijke verval van de planningsvergunning.

De planningsvergunning vervalt volledig of gedeeltelijk als de initiatiefnemer vrijwillig volledig of gedeeltelijk afstand doet van de planningsvergunning die aan hem verleend is. De voorziening of de entiteiten van de voorziening die daarin opgenomen zijn, komen opnieuw in de programmatie op 1 januari van het jaar na het jaar waarin de beslissing over de gehele of gedeeltelijke vervallenverklaring van de verleende voorafgaande vergunning in het Belgisch Staatsblad verschenen is, tenzij de voorafgaande vergunning eerder van rechtswege vervalt. In dat laatste geval komen de voorziening of de entiteiten van de voorziening opnieuw in de programmatie op de datum dat de voorafgaande vergunning van rechtswege vervalt. Afdeling 5. - Bezwaar

Art. 34.§ 1. De initiatiefnemer of zijn wettelijke vertegenwoordiger beschikt over dertig dagen om met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift aan het agentschap te richten, waarin hij vraagt het voornemen tot weigering van de planningsvergunning opnieuw in overweging te nemen. In het bezwaarschrift kan hij verzoeken om gehoord te worden.

De termijn, vermeld in het eerste lid, gaat in de dag na de dag waarop de initiatiefnemer het voormelde voornemen heeft ontvangen. Na die termijn wordt er onweerlegbaar van uitgegaan dat de initiatiefnemer het voornemen aanvaardt en wordt het voornemen van rechtswege geacht de definitieve beslissing te zijn. § 2. Als binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, een gemotiveerd bezwaarschrift aan het agentschap is verstuurd, wordt het verzoek behandeld conform de regels die zijn vastgesteld krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat )pleegzorgers. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen

Art. 35.In artikel 68 van bijlage 11 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt: "4° de woongelegenheden passen in de programmatie, vermeld in artikel 67;"; 2° er wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning werkt op het moment van de aanvraag samen met een erkend expertisecentrum voor dementie.".

Art. 36.In artikel 70 van bijlage 11 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers wordt zinssnede "afhankelijkheidscategorie Cd of D, vermeld in artikel 425, tweede lid, 5° en 6° " vervangen door de zinsnede "afhankelijkheidscategorie Cd of B, vermeld in artikel 425, tweede lid, 3° en 5° ".

Art. 37.In de bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° de artikelen 2 tot en met 13 worden opgeheven;2° in artikel 17, eerste lid wordt de zinsnede `de planningsvergunning of' geschrapt.

Art. 38.In het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019 houdende de toekenning van een planningsvergunning en de erkenning van woongelegenheden met een bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers en het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de artikelen 2 tot en met 5 worden opgeheven;2° in artikel 9, eerste lid wordt de zinsnede `de planningsvergunning of' geschrapt.

Art. 39.In hoofdstuk 5 van de bijlage 10 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, wordt een artikel 51 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 51.Voorafgaande vergunningen voor groepen van assistentiewoningen die zijn verleend conform artikel 2, tweede lid, van de bijlage XVI Groepen van assistentiewoningen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, en waarvoor vóór 1 januari 2020 nog geen erkenning werd aangevraagd, blijven geldig tot en met 31 december 2024. Als voor die datum geen ontvankelijke erkenningsaanvraag is ingediend, vervallen ze van rechtswege op 1 januari 2025.". HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 40.Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2017, wordt opgeheven.

Art. 41.De voorzieningen of de entiteiten van de voorziening die op 31 december 2020 voorafgaand vergund zijn, behouden hun voorafgaande vergunning conform de regels, vermeld in dit besluit.

Art. 42.Als over een aanvraag tot het verkrijgen, het wijzigen of het verlengen van een voorafgaande vergunning voor een voorziening of van entiteiten van een voorziening op 31 december 2020 nog geen beslissing is genomen, wordt de aanvraag verder behandeld met toepassing van dit besluit.

Art. 43.De geldigheidsduur van voorafgaande vergunningen voor centra voor kortverblijf type 1 of woonzorgcentra die verleend zijn voor 1 januari 2014, wordt verlengd tot en met 31 december 2025 voor de volgende werken: 1° het bouwen, het inrichten, het in gebruik nemen of het verplaatsen van de activiteiten naar een andere inplantingsplaats binnen of over het werkingsgebied conform het besluit van de Vlaamse Regering 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning;2° het verhogen van de capaciteit van een centrum voor kortverblijf type 1 of een woonzorgcentrum dat erkend of voorafgaandelijk vergund is, conform het besluit van de Vlaamse Regering 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning.

Art. 44.In afwijking van artikel 7, § 1, eerste lid, 2°, en 3°, van dit besluit kunnen voorafgaande vergunningen om lokale dienstencentra te realiseren, waarvoor voor 1 juli 2015 een zorgstrategisch plan als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden of in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, is goedgekeurd, geldig blijven tot de voltooiing van de bouwwerken en de erkenning van de voorziening.

Als binnen de termijn, vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, 2°, de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nog niet is verkregen of aangevraagd, of als binnen de termijn, vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, 3°, nog geen winddichte infrastructuur is gerealiseerd, volstaat het dat de initiatiefnemer dat meldt aan het agentschap en daarbij verwijst naar zorgstrategisch plan dat vóór 1 juli 2015 is goedgekeurd. De administrateur-generaal verlengt dan de voorafgaande vergunning. De verlenging blijft geldig tot de voltooiing van de bouwwerken en de erkenning van de voorziening.

Als de procedure in het kader van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden wordt stopgezet, hetzij op verzoek van de initiatiefnemer, hetzij door een negatief advies van de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 19, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, vervalt de mogelijkheid, vermeld in het eerste lid.

In dat geval wordt de geldigheidstermijn van de voorafgaande vergunning nog een keer verlengd met maximaal drie jaar vanaf de datum van het verzoek van de initiatiefnemer of de datum van het negatieve advies van de coördinatiecommissie.

Art. 45.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Art. 46.De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 december 2020 De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE

^