18 JULI 2003. - Geschilberaadslaging van de Vlaamse regering betreffende het besluit van de Vlaamse regering van 6 september 2002 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen

De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, inzonderheid op artikel 4, 11° tot 16°, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993 en 16 juli 1993;

Gelet op artikel 14 van de Wet van het Rekenhof van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, zoals gewijzigd;

Gelet op het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, inzonderheid hoofdstuk VIII;

Gelet op het decreet van 20 december 2002 houdende de derde aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 2001 tot regeling van de begrotingscontrole;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 3 juli 2002 tot bepaling van de bevoegdheden van de Vlaamse regering, zoals gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 september 2002 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen;

Overwegende dat de belanghebbende penvoerende instanties inmiddels de weerhouden tijdelijke projecten kunstinitiatie hebben opgestart en derhalve de middelen, voorzien in het besluit van de Vlaamse regering van 6 september 2002, dringend aan deze instanties moeten worden gestort;

Aangezien het Rekenhof weigert de uitbetaling van de bedoelde middelen te viseren ingevolge de toepassing van een onjuiste basisallocatie;

Overwegende dat voor het begrotingsjaar 2002 een kredietherschikking naar een andere basisallocatie niet meer mogelijk is;

Overwegende dat meerdere instellingen die als penvoerende instantie fungeren in liquiditeitsproblemen komen doordat ze niet beschikken over de middelen voor werkingskosten en/of voor honoraria en/of voor uitrustingskosten;

Overwegende dat prefinanciering van de middelen niet als voorwaarde is gesteld aan de organisatoren van de tijdelijke projecten kunstinitiatie;

Overwegende dat gezien de financiële laagdrempeligheid van de projecten voor kansarmen de prefinanciering van de middelen niet kan verhaald worden op deze doelgroep;

Op voordracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De hiernavolgende bedragen voor een totaal van euro 261.298,00 tweehonderdeenenzestigduizend tweehonderdachtennegentig euro), aan te rekenen op het krediet ingeschreven op basisallocatie 11.05 van het programma 39.20 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002, worden aan de onderstaande penvoerende instanties uitbetaald als middelen voor hun tijdelijke projecten kunstinitiatie voor het schooljaar 2002-2003.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 2.Van deze beslissing zal het Rekenhof in kennis worden gesteld met het verzoek de hierop betrekking hebbende ordonnantie (tweehonderdeenenzestigduizend tweehonderdachtennegentig euro) onder voorbehoud te viseren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 van de Organieke Wet van het Rekenhof van 29 oktober 1846.

Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor Financiën en Begroting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 juli 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, D. VAN MECHELEN