Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 juli 2003
gepubliceerd op 19 september 2003

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003200915
pub.
19/09/2003
prom.
18/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/18/2003200915/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JULI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen, inzonderheid op artikel 15, op artikel 25 tot en met 52, en op artikel 73 tot en met 77;

Gelet op het decreet van 31 juli 1990 tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij, gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992, 20 december 1996, 18 mei 1999, 17 juli 2000, 8 december 2000, 22 december 2000 en 6 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 maart 1975 betreffende de vergunningen en de bewijzen voor taxidiensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 1981;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 1975 houdende politiereglement betreffende exploitatie van de taxidiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 oktober 1975 en 28 april 1980;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1975 betreffende het heffen van taksen en bijkomende taksen inzake de exploitatie van de taxidiensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 september 1978;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 1998 houdende de samenstelling van het Vlaamse comité van advies voor de taxi's;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer, het vervoer voor eigen rekening en het ongeregeld vervoer;

Gelet op het ministerieel besluit van 25 juni 1975 tot vaststelling der perimeters voor het vervoer met taxi's, zoals gewijzigd door de ministeriële besluiten van 22 januari 1976, 12 februari 1976, 5 mei 1976, 21 januari 1981, 8 juli 1981, 19 oktober 1982, 16 maart 1983, 11 augustus 1983, 30 maart 1990, 6 juni 1991, 9 oktober 1992, 3 maart 1993, 19 mei 1993 en 1 april 1998;

Gelet op het ministerieel besluit van 16 oktober 1975 betreffende de werking van het verklikkerlicht inzake de exploitatie van taxidiensten;

Gelet op het ministerieel besluit van 19 februari 1976 genomen ter uitvoering van artikel 28 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's en hun aanhangwagens moeten voldoen, inzonderheid op artikel 5, en op artikel 6, vervangen bij het ministerieel besluit van 23 december 1983;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 januari 2002 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor het vervoer van taxi's;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 november 2002;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 13 december 2002 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 34.590/3, gegeven op 22 april 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Vervoer;3° college : het college van burgemeester en schepenen dat, overeenkomstig artikelen 26 en 41 van het decreet, bevoegd is voor het uitreiken of het hernieuwen van de vergunning voor het exploiteren van een taxidienst of een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder;4° gemeente : de gemeente waar, overeenkomstig artikel 26 van het decreet, de exploitant zijn taxidienst wil exploiteren of, overeenkomstig artikel 41 van het decreet, de exploitatiezetel van de dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder gelegen is;5° bevoegde ambtenaren en agenten : de ambtenaren, bedoeld in artikel 64 van het decreet, en de officieren en de agenten van de politie;6° exploitant : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een taxidienst of een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder exploiteert, in de zin van artikel 2, 4° en 5°, van het decreet;7° voertuig : elk twee-, drie- of vierwielig motorvoertuig dat naar constructie en uitrusting geschikt is voor het vervoer van ten hoogste negen personen, de bestuurder inbegrepen, met uitzondering van de voertuigen die gebruikmaken van een hulpmotor, waarvan het vermogen niet hoger is dan 0,3 kW;8° motortaxi : elk twee- of driewielig motorvoertuig, met of zonder zijspanwagen of aanhangwagen, dat wordt ingezet als taxi;9° motorverhuurvoertuig : elk twee- of driewielig motorvoertuig, met of zonder zijspanwagen of aanhangwagen, dat wordt ingezet als verhuurvoertuig met bestuurder;10° collectieve taxidienst : een taxidienst waarbij de terbeschikkingstelling van het taxivoertuig betrekking heeft op elk van de plaatsen van het voertuig en niet op het voertuig zelf;11° taxikaart, verhuurvoertuig met bestuurderkaart, reservekaart en vervangingskaart : één kaart per voertuig met de vermelding van de gegevens van de vergunning en het voertuig, uitgereikt door de administratieve diensten van de gemeente;12° VVM : de Vlaamse Vervoermaatschappij. TITEL II. - Taxidiensten HOOFDSTUK I. - Vergunningen Afdeling I. - De vergunning

Art. 2.§ 1. De vergunning wordt aangevraagd bij het college van de gemeente, bedoeld in artikel 26, § 2, van het decreet. Het model van het aanvraagformulier voor een vergunning voor het exploiteren van een taxidienst is gevoegd als bijlage I bij dit besluit. De vergunning omvat minstens één voertuig. § 2. De vergunning wordt binnen een termijn van drie maanden uitgereikt. De weigeringsbeslissingen zijn gemotiveerd en worden aan de aanvrager betekend. § 3. De kandidaat-exploitant voegt de gewenste tarieven bij zijn vergunningsaanvraag, rekening houdend met de maximumtarieven, vastgesteld door de minister. De exploitant kan tijdens de duur van de exploitatie van de vergunning een aanpassing van de tarieven aanvragen.

Naargelang het geval, als bedoeld in artikel 26 § 4, van het decreet, stelt de gemeenteraad of het college de toe te passen tarieven vast.

Deze tarieven kunnen onder meer bestaan uit : 1° eenzelfde tarief voor alle voertuigen van alle exploitanten binnen de gemeente;2° een verschillend tarief per categorie van voertuig voor alle exploitanten binnen de gemeente;3° eenzelfde tarief voor de taxivoertuigen die gemachtigd zijn om op de openbare weg te stationeren en een verschillende tarief voor de taxivoertuigen die niet gemachtigd zijn om op de openbare weg te stationeren;4° één tarief voor alle verplaatsingen waarvan het begin- en het eindpunt gelegen is binnen de grenzen van de vergunningverlenende gemeente;5° verschillende tarieven voor alle voertuigen en alle exploitanten;6° forfaitaire tarieven. De tarieven worden in de vergunning vermeld. § 4. De vergunning vermeldt : 1° het aantal taxivoertuigen, al dan niet beperkt in amplitude of in periode.Met amplitude wordt bedoeld welke uren van de dag het taxivoertuig in dienst mag zijn; 2° het aantal reservevoertuigen;3° de toelating om gebruik te mogen maken van standplaatsen op de openbare weg en van radiotelefonie. Het model van vergunning voor de exploitatie van een taxidienst is gevoegd als bijlage II bij dit besluit.

In de vergunning wordt er aan elk voertuig een identificatienummer toegekend. Dat nummer bestaat uit vier cijfers. Elk identificatienummer kan slechts eenmaal worden toegewezen. Elke vergunning geeft een opsomming van de gegeven identificatienummers. § 5. Ieder voertuig krijgt twee taxikaarten, waarvan de modellen zijn gevoegd als bijlage III bij dit besluit. De gemeente bepaalt de kleuren van de taxikaart, bedoeld in artikel 15, tweede lid, afhankelijk of het taxivoertuig al dan niet mag stationeren op de openbare weg. De kleur, die niet zwart of wit mag zijn, moet zo gekozen worden dat er geen verwarring mogelijk is met de kleuren, gekozen door de aangrenzende gemeente.

De reservevoertuigen krijgen een reservekaart, waarvan het model is gevoegd als bijlage IV bij dit besluit. De kleur van de reservekaart is wit. Het aantal reservevoertuigen is beperkt : voor elke begonnen schijf van tien toegelaten taxivoertuigen is er maar één reservevoertuig. § 6. Als de vergunning en alle taxi- en reservekaarten, niet zijn afgehaald binnen drie maanden, te rekenen vanaf datum van beslissing door het college, dan vervalt de vergunning. § 7. De exploitant is verplicht elke wijziging van adres van woonplaats, exploitatiezetel of maatschappelijke zetel, binnen vijf dagen aan de gemeente mee te delen. Afdeling II. - Aantal vergunde taxivoertuigen in een gemeente

Art. 3.§ 1. De norm voor het aantal vergunde taxivoertuigen in een gemeente is één taxivoertuig per duizend inwoners. § 2. Als die norm bereikt is, maakt het college een wachtlijst op waarin de naam of handelsnaam en het adres van de aanvrager in chronologische volgorde van ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 2, § 1, worden ingeschreven.

Het college verleent voorrang aan de exploitant die de hernieuwing van de vergunning aanvraagt, op voorwaarde dat die voldoet aan alle vergunningsvoorwaarden. Als de hernieuwing geweigerd wordt en als de norm niet bereikt is, dan worden de aanvragen van de wachtlijst chronologisch in aanmerking genomen.

Op eenvoudige aanvraag kunnen de personen die op de wachtlijst staan, hiervan een afschrift krijgen.

Art. 4.§ 1. In afwijking van artikel 3 kan de gemeente met een gemotiveerde gemeenteraadsbeslissing deze norm verhogen of verlagen met ten hoogste twintig percent. Dat kan enkel om een van de volgende redenen : 1° bij een duidelijke verstoring van vraag en aanbod door onder meer de aanwezigheid van een luchthaven, een zeehaven, een toeristische trekpleister, een commerciële zone;2° de onmogelijkheid om extra taxistandplaatsen aan te leggen. De gemeenteraad houdt bij het nemen van een beslissing minstens rekening met de gemiddelde bezettingsgraad van de reeds vergunde taxivoertuigen. Om die gemiddelde bezettingsgraad te berekenen, mag enkel rekening gehouden worden met de taxiritten waarvan het begin- of eindpunt in de gemeente ligt. § 2. Als de gemeente de norm, vermeld in artikel 3, met meer dan twintig percent wil verhogen of verlagen, dan kan de minister de gemeente machtigen het aantal taxivoertuigen respectievelijk te verhogen of te beperken om een van de in § 1 vermelde redenen.

De gegrondheid hiervan moet door de gemeenteraad worden vastgesteld.

De gemeenteraadsbeslissing moet vergezeld zijn van een concreet en gemotiveerd voorstel van beperking of verhoging van het aantal taxivoertuigen, dat geldt voor de duur van de toegestane afwijking.

Dat gemotiveerde voorstel is gebaseerd op de gegevens die de gemeente kan opvragen bij de taxi-exploitanten. § 3. In afwijking van § 2 mag een gemeente met een gemotiveerde gemeenteraadsbeslissing de norm, bepaald in artikel 3, verhogen zonder machtiging van de minister als er zich op het grondgebied van die gemeente een luchthaven bevindt, op voorwaarde dat de criteria, vermeld in § 1 en § 5 van dit artikel, worden gerespecteerd. § 4. In geval van een beperking van het aantal taxivoertuigen is de gemeente verplicht eerst een reglement op te stellen betreffende de verdeling van het aantal bestaande en nieuwe taxikaarten. § 5. De minister houdt bij de beoordeling van de aanvraag rekening met de volgende criteria : 1° in de grootstedelijke gebieden, bedoeld in artikel 2, 10°, van het decreet, moeten er ten minste tien taxivergunningen uitgereikt worden;2° in de stedelijke gebieden, bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet, moeten er ten minste vier taxivergunningen uitgereikt worden;3° in de randstedelijke en kleinstedelijke gebieden, bedoeld in artikel 2, 12° en 13°, van het decreet, moeten er ten minste twee taxivergunningen uitgereikt worden. § 6. De minister deelt zijn beslissing mee binnen drie maanden na de datum van de gemeenteraadsbeslissing over de aanvraag door de gemeente, bedoeld in § 2. Als de minister geen beslissing heeft meegedeeld binnen die termijn, wordt de verhoging of de beperking geacht te zijn goedgekeurd. § 7. De beslissingen tot beperking of verhoging zijn geldig voor maximaal vijf jaar. Afdeling III. - Reserve- en vervangingsvoertuigen

Art. 5.Het model voor de aanvraag van een reservevoertuig en voor de verhoging of de verlaging van het aantal reservevoertuigen voor een bestaande exploitatie is als bijlage IV gevoegd bij dit besluit.

Art. 6.De reservekaart vermeldt de gegevens van de vergunning en de gegevens van het voertuig. Het model van de reservekaart is gevoegd als bijlage V bij dit besluit.

Art. 7.De exploitant mag een vervangingsvoertuig, als bedoeld in artikel 29, § 2, van het decreet, inzetten op voorwaarde dat het ingeschreven werd bij de gemeente. De administratieve dienst reikt binnen twee werkdagen de vervangingskaart uit.

Na afloop van de toegestane termijn moet de exploitant binnen twee werkdagen de vervangingskaart inleveren bij de gemeente.

Art. 8.Het model van de machtigingsaanvraag voor de vervanging van een taxivoertuig en de vervangingskaart zijn als bijlage VI en VII bij dit besluit gevoegd. De vervangingskaart is wit. Afdeling IV. - Stopzetting

Art. 9.In geval van definitieve beëindiging van de taxidienst brengt de exploitant de gemeente daarvan onmiddellijk op de hoogte en levert de eerstvolgende werkdag de vergunning, de taxikaarten en de reserve- en vervangingskaarten in bij de gemeente. De datum van effectieve stopzetting is de datum waarop de exploitant de taxivergunning, de taxi-, reserve- en vervangingskaarten ingeleverd heeft bij de gemeente. Hiervan krijgt hij een ontvangstbewijs. Afdeling V. - Schorsing, intrekking en beroep

Art. 10.Het college kan de vergunning voor het exploiteren van een taxidienst voor een bepaalde tijd schorsen of intrekken door een gemotiveerde beslissing als de houder van de vergunning : 1° de beveiligde gegevens, bedoeld in artikel 20, tweede lid, wijzigt;2° onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of de hernieuwing van de vergunning;3° binnen vijf dagen de wijziging van adres van woonplaats, van exploitatie- of maatschappelijke zetel niet meedeelt aan de vergunningverlenende gemeente;4° niet meer voldoet aan een van de voorwaarden die vereist waren voor het uitreiken van de bestaande vergunning;5° de vergunningsvoorwaarden niet naleeft;6° na de overgangsperiode, bedoeld in artikel 79, niet voldoet aan de bepalingen van artikelen 19 tot en met 31;7° niet voldoet aan de fiscale en sociale verplichtingen;8° een taxameter laat gebruiken die een ander tarief bevat dan het tarief dat vermeld wordt in de vergunning;9° andere tarieven laat afficheren in het taxivoertuig dan die welke vermeld worden in de vergunning;10° een bedrag betaalt aan een derde, met uitzondering van een taxicentrale, om een taxirit te verkrijgen. Voordat beslist wordt om de vergunning te schorsen of in te trekken, wordt de exploitant gehoord.

De beslissing wordt betekend aan de exploitant met vermelding van de wijze waarop het beroep kan worden aangetekend.

De intrekking, de schorsing of het beroep wordt onmiddellijk door de gemeente aan de bevoegde administratieve dienst van het Vlaamse Gewest meegedeeld.

Art. 11.Tegen de beslissing tot schorsing of intrekking kan beroep worden aangetekend bij de bestendige deputatie. Het beroep moet, binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing, met een aangetekende brief worden ingesteld. Het beroep schort de beslissing van de gemeente tot schorsing of intrekking van de vergunning op.

De bestendige deputatie doet uitspraak door middel van een gemotiveerde beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Is er geen uitspraak binnen die termijn, dan stuurt de exploitant een herinnering met een aangetekende brief. Als de bestendige deputatie geen beslissing heeft genomen binnen de dertig dagen vanaf de datum van die aangetekende herinnering, dan wordt het beroep geacht ingewilligd te zijn. HOOFDSTUK II. - Exploitatie Afdeling I. - Bepalingen betreffende het voertuig

Onderafdeling I. - Taxi's

Art. 12.Met uitzondering van een motortaxi heeft het voertuig, als er twee of drie zitplaatsen zijn in het voertuig, de bestuurder inbegrepen, ten minste twee deuren. Zijn er vier zitplaatsen of meer, dan heeft het voertuig ten minste drie deuren om in- en uit te stappen.

Art. 13.De voertuigen in dienst bevinden zich in goede staat en bieden de nodige kwaliteit, comfort, gemak en netheid, zowel met betrekking tot de carrosserie als met betrekking tot de cabine.

Art. 14.De exploitant mag geen reclame op het voertuig aanbrengen, behalve als dat toegestaan wordt in het gemeentelijk reglement.

Art. 15.Elk voertuig in dienst heeft twee geplastificeerde taxikaarten aan boord.

Eén kaart wordt in het voertuig, rechts onderaan, aan de binnenkant van de achterruit bevestigd. De gegevens van die kaart moeten leesbaar zijn voor derden.

De tweede kaart wordt op de rugleuning van de voorste passagiersstoel bevestigd. Als het voertuig slechts over twee deuren beschikt, dan wordt die kaart op het dashboard bevestigd. De gegevens van die kaart moeten leesbaar zijn voor de klant.

Bij een motortaxi worden, in afwijking van het tweede en het derde lid van dit artikel, de twee kaarten leesbaar voor derden op het voertuig aangebracht.

Art. 16.In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de taxikaart wordt een nieuwe kaart met de vermelding « duplicaat » alleen door de gemeente uitgereikt op vertoon van een attest van de politie.

Onderafdeling II. - Reserve- en vervangingsvoertuigen

Art. 17.Op het ogenblik dat de reservevoertuigen, respectievelijk vervangingsvoertuigen, ingezet worden, moeten ze daarenboven aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° één geplastificeerde reservekaart, respectievelijk één geplastificeerde vervangingskaart, en de taxikaart, bedoeld in artikel 15, tweede lid, zijn naast elkaar, rechts onderaan aan de binnenkant van de achterruit bevestigd;2° de reservevoertuigen, respectievelijk de vervangingsvoertuigen zijn als taxi verzekerd.

Art. 18.In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de reservekaart, respectievelijk de vervangingskaart, wordt een nieuwe kaart met de vermelding duplicaat alleen uitgereikt door de gemeente op vertoon van een attest van de politie. Afdeling II. - Gegevens betreffende de dienst en de ritten

Onderafdeling I. - Taxameter en tarieven

Art. 19.De taxivoertuigen, de reserve- en vervangingsvoertuigen zijn uitgerust met een taxameter en randapparatuur.

Art. 20.De randapparatuur bestaat ten minste uit een apparaat met opslagcapaciteit voor elektronische gegevens en een printer.

De gegevens zijn beveiligd in die zin dat de integriteit, de oorsprong en het niet-weerlegbare karakter ervan gewaarborgd zijn.

De exploitant bewaart gedurende vijf jaar de beveiligde gegevens.

De minister kan aanvullende randapparatuur en bepalingen opleggen.

Art. 21.De taxameter en eventueel de randapparatuur worden zo in het voertuig geplaatst dat de wijzerplaat ervan leesbaar is voor een klant die in het voertuig plaatsgenomen heeft. Zodra dat nodig is, wordt de wijzerplaat verlicht.

Als het taxivoertuig wordt ingezet voor collectieve ritten, dan moet het voertuig uitgerust zijn met apparatuur die collectieve ritten kan berekenen.

Als het gaat om een motortaxi, is dit artikel niet van toepassing.

Art. 22.De taxameter en de randapparatuur zijn in werking tijdens de dienst.

Art. 23.Het prijsberekeningsmechanisme van de taxameter wordt ingeschakeld op het ogenblik dat de klant plaatsneemt in het voertuig.

Als de klant wordt afgehaald op het afgesproken tijdstip, dan mag het prijsberekeningsmechanisme van de taxameter worden ingeschakeld op het ogenblik dat de taxi stopt op de plaats van afhaling en nadat de bestuurder de klant verwittigd heeft dat hij aangekomen is.

Het prijsberekeningsmechanisme van de taxameter blijft ingeschakeld zolang de klant het voertuig gebruikt.

Art. 24.Binnen de grenzen van het algemene prijzenbeleid, bepaald door de federale regering, stelt de minister de maximumprijzen vast voor het taxivervoer.

Art. 25.De taxameter bevat enkel de tarieven die in de vergunning zijn vermeld. Naast het normale tarief, ook tarief A genoemd, dat het hoogste is, zijn er lagere tarieven of forfaitaire tarieven van B tot Z mogelijk, onder andere voor bepaalde af te leggen afstanden, voor bepaalde categorieën van klanten, voor bepaalde evenementen of voor bepaalde periodes.

Art. 26.Als het gaat om een collectieve rit, wordt de prijs berekend op basis van de op- en afstapplaatsen van elke klant, tenzij er een forfaitair tarief wordt toegepast.

Onderafdeling II. - Dienststaten

Art. 27.§ 1. De taxameter met zijn randapparatuur moet de volgende gegevens kunnen verstrekken : 1° bij de aanvang van de dienst : a) de naam of benaming van de exploitant, zijn adres en telefoonnummer;b) de datum;c) het identificatienummer of het immatriculatienummer van de taxi;d) de naam en de voornaam van de bestuurder;e) de totalisatoren, bedoeld in artikel 22 van het ministerieel besluit van 21 maart 1961 betreffende de modelgoedkeuring en de installatie der taxameters;f) het uur waarop de dienst van de bestuurder begint;g) voor de bezoldigde bestuurders het vastgestelde uur van het einde van de dienst;2° tijdens de dienst : de uren van de effectief genomen rustpauze en van de dienstonderbrekingen;3° aan het einde van de dienst : a) de totalisatoren, bedoeld in artikel 22 van het ministerieel besluit van 21 maart 1961 betreffende de modelgoedkeuring en de installatie der taxameters;b) de datum en het uur van de effectieve beëindiging van de dienst. § 2. Alle in § 1 genoemde gegevens worden opgeslagen in de randapparatuur. § 3. De bestuurder kan een exemplaar van de dienststaat voor zichzelf afdrukken. § 4. Deze gegevens worden gedurende vijf jaar bewaard. Ze worden verstrekt op elk verzoek van de bevoegde ambtenaren en agenten.

Onderafdeling III. - Vervoerbewijs

Art. 28.§ 1. De randapparatuur drukt de vervoerbewijzen automatisch af. Hierop staan ten minste de volgende vermeldingen in onuitwisbare inkt : 1° de vermelding « vervoerbewijs »;2° de naam of benaming van de exploitant, zijn adres en telefoonnummer;3° het identificatienummer of het immatriculatienummer van de taxi;4° de naam van de bestuurder;5° het volgnummer van de rit dat een oplopend getal is dat bestaat uit zeven cijfers, te beginnen met 0000001;6° de datum en het uur van het in- en uitstappen;7° de instap- en uitstapplaatsen;8° het aantal afgelegde kilometer;9° het toegepaste tarief;10° de totale prijs van de rit, voorafgegaan door de vermelding « te betalen bedrag » of de prijs per persoon in geval van een collectieve rit;11° de vermelding « klachten » en het telefoonnummer van de politiepost van de vergunningverlenende gemeente. In geval van een collectieve taxi worden de vermeldingen per klant afgedrukt.

In geen geval mag een handgeschreven vervoerbewijs worden gegeven. § 2. Alle in § 1 genoemde gegevens worden opgeslagen in de randapparatuur.

Deze gegevens worden gedurende vijf jaar bewaard. Ze worden verstrekt op elk verzoek van de bevoegde ambtenaren en agenten. § 3. Extra kosten die verbonden zijn aan het taxivervoer, zoals parkeerkosten of wegentol, kunnen aan de klant worden doorgerekend mits het ontvangstbewijs aan de klant wordt gegeven.

Art. 29.Aan het einde van de rit wordt het vervoerbewijs van de desbetreffende rit aan de klant overhandigd, zelfs zonder dat die erom verzoekt.

Art. 30.In afwijking van artikel 28, § 1, derde lid, geeft de bestuurder een handgeschreven vervoerbewijs met al de gegevens, genoemd in artikel 28, § 1, eerste lid, als het vervoerbewijs niet kan worden geprint. Hij mag daarna geen klanten meer vervoeren met dit voertuig zolang het toestel niet is hersteld.

Onderafdeling IV. - Controlerapport

Art. 31.De randapparatuur moet een controlerapport kunnen afdrukken.

Hierop staan tenminste de volgende vermeldingen in onuitwisbare inkt : 1° de naam of benaming van de exploitant, zijn adres en telefoonnummer;2° het identificatienummer of het immatriculatienummer van de taxi;3° de naam of de benaming van de installateur van de taxameter en de randapparatuur;4° de naam van de bestuurder;5° de datum en het uur waarop de dienst van de bestuurder begonnen is;6° alle gegevens betreffende de uitgevoerde ritten sinds het begin van de dienst;7° alle tarieven die de taxameter kan uitvoeren;8° de totalisatoren, bedoeld in artikel 22 van het ministerieel besluit van 21 maart 1961 betreffende de modelgoedkeuring en de installatie der taxameters. Afdeling III. - Taxilicht

Art. 32.Met uitzondering van een motortaxi is er op het dak van elk taxivoertuig een taxilicht aanwezig. Dat is gekoppeld aan de taxameter.

Dat taxilicht vermeldt in het middengedeelte het woord « TAXI » op de voor- en achterkant van de lichtinstallatie.

Als de taxi vrij is, brandt het taxilicht. In alle andere gevallen brandt het taxilicht niet. Afdeling IV. - Affichering in de taxi

Art. 33.Met uitzondering van een motortaxi worden het keuringsbewijs en de groene verzekeringskaart van het voertuig duidelijk leesbaar voor de gebruikers in het taxivoertuig aangebracht.

Art. 34.Een collectieve taxi is duidelijk als dusdanig herkenbaar voor het publiek door middel van een bord met daarop minstens de vermelding « collectieve taxi ». Dat bord wordt vooraan in het voertuig geplaatst.

De gemeente stelt de reglementering vast voor de herkenbaarheid van de motortaxi. Afdeling V. - Klanten en taxibestuurders

Art. 35.Behalve op andersluidend verzoek van de klant brengt de bestuurder hem langs de snelste weg naar zijn bestemming.

In afwijking van het eerste lid kiest de bestuurder die een collectieve taxirit uitvoert zelf welke de meest geschikte en snelste route is.

Art. 36.De klant die een taxi wil nemen, heeft het recht om opgepikt te worden door een taxibestuurder in dienst, zodra die vrij is of, in geval van een collectieve taxi, als er nog een lege plaats is, zelfs als de taxi zich dan op het grondgebied van een andere gemeente bevindt, dan waar de toegelaten standplaats van de exploitant gelegen is.

Nochtans weigert de bestuurder deze rit als zijn voertuig zich op minder dan honderd meter bevindt van een standplaats voor taxi's, waar één of meer voertuigen beschikbaar zijn.

Art. 37.Het is verboden voor de klanten om in het taxivoertuig te roken.

Art. 38.De bestuurder mag : 1° weigeren iemand mee te nemen die naar een verre of afgelegen plaats wil worden gebracht, tenzij zijn identiteit kan worden vastgesteld, zo nodig door interventie van de politie;2° een voorschot eisen voor lange ritten;3° klanten weigeren die de openbare orde verstoren, de veiligheid in gevaar brengen, de goede zeden in het gedrang brengen en die het taxivoertuig niet respecteren.

Art. 39.De bestuurder geeft de in zijn voertuig gevonden voorwerpen af bij de politie uiterlijk binnen twee kalenderdagen.

Art. 40.Het is de bestuurder verboden om : 1° aan de klant een ander tarief of een andere prijs te vragen dan het tarief of de prijs, vermeld in de vergunning, in de geafficheerde tarieven, door de taxameter of de randapparatuur;2° in geval van een taxi die ingezet wordt als geregeld vervoer in opdracht van de VVM, aan de klant een prijs te vragen die hoger ligt dan die welke bepaald wordt door de VVM;3° in geval van een collectieve taxi, aan de klant een andere prijs te vragen dan die welke berekend wordt op basis van de op- en afstapplaatsen van elke klant, tenzij er een forfaitair tarief wordt toegepast;4° zijn dienst te verzekeren in het gezelschap van andere personen dan het cliënteel, behalve als het gaat om een kandidaat-taxibestuurder die zijn stage doet;5° tijdens zijn dienst het voertuig door derden te laten besturen, behalve als het om een kandidaat-taxibestuurder gaat die zijn stage doet;6° met zijn voertuig heen en weer te rijden om klanten te ronselen;7° de gegevens, genoemd in artikelen 27 en 28, te wijzigen;8° te roken tijdens de dienst.

Art. 41.Als er zich tijdens de rit een storing voordoet in de werking van de taxameter en de randapparatuur, brengt de bestuurder de klant hiervan onmiddellijk op de hoogte en wordt het bedrag van de rit in overleg tussen de bestuurder en de klant vastgesteld. Nadat de klant naar de bestemming is gebracht, stopt de bestuurder de taxidienst met dit voertuig.

Als er zich tijdens de rit een defect voordoet aan het voertuig of het raakt betrokken bij een ongeval, dan heeft de klant het recht om de taxi te verlaten na betaling van het door de taxameter aangegeven bedrag voor de reeds afgelegde kilometers. De taxibestuurder zorgt ervoor dat de klant zijn rit kan voortzetten met een ander taxivoertuig. In geen geval mogen de kosten van het oponthoud aan de klant aangerekend worden. HOOFDSTUK III. - Stationeren

Art. 42.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 36, rijdt de bestuurder na elke rit of na elke ononderbroken reeks ritten onmiddellijk terug naar de plaats waar de exploitant het voertuig mag laten stationeren.

Art. 43.De wegbeheerders zorgen voor voldoende en geschikte taxistandplaatsen op de gemeente-, provincie- en gewestwegen, in verhouding tot het aantal vergunningen, uitgereikt aan taxi's die mogen gebruikmaken van taxistandplaatsen op de openbare weg,.

Het overleg met betrekking tot de taxistandplaatsen, bedoeld in artikel 39 van het decreet, gebeurt jaarlijks op initiatief van de gemeente.

Aan de hoofdhaltes van de VVM, bepaald in artikel 1, 6°, van het besluit van 29 november 2002 betreffende de basismobiliteit in het Vlaamse Gewest, wordt er door de wegbeheerder ten minste één taxistandplaats opgericht.

Art. 44.De gemeente neemt de nodige maatregelen om de beschikbaarheid te garanderen van de taxistandplaatsen.

Art. 45.Het is de taxibestuurders verboden om : 1° op hun toegelaten standplaats zonder reden de motor van het voertuig te laten draaien;2° zonder reden hun voertuig op de standplaatsen te verplaatsen en om daar een overtal te creëren of buiten de vastgelegde limieten te stationeren.

Art. 46.Als alle standplaatsen voor taxi's bezet zijn, wordt het voertuig naar een andere standplaats gereden, waar wel een plaats vrij is.

Art. 47.Het voertuig mag alleen de toegelaten standplaatsen bezetten als het in dienst is. De bestuurder moet op elk moment het voertuig kunnen verplaatsen om aan te schuiven in de rij of op verzoek van een bevoegde ambtenaar of agent.

TITEL III. - Diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder HOOFDSTUK I. - Vergunningen Afdeling I. - De vergunning

Art. 48.§ 1. De vergunning wordt aangevraagd bij de gemeente als bedoeld in artikel 42, § 2, van het decreet. Het model van de aanvraag van een vergunning voor het exploiteren van een dienst van verhuurvoertuigen met bestuurder is als bijlage VIII bij dit besluit gevoegd. De vergunning omvat minstens één voertuig.

De kandidaat-exploitant voegt de gewenste tarieven bij zijn vergunningsaanvraag. De exploitant kan tijdens de duur van de exploitatie van de vergunning een aanpassing van de tarieven aanvragen. § 2. De vergunning wordt binnen een termijn van drie maanden uitgereikt. De weigeringsbeslissingen zijn gemotiveerd en worden aan de aanvrager betekend.

De vergunning vermeldt het aantal toegelaten voertuigen. Het model van de vergunning is als bijlage IX bij dit besluit gevoegd.

In de vergunning wordt er aan elk toegelaten voertuig een identificatienummer toegekend. Dat nummer bestaat uit vier cijfers.

Elk identificatienummer kan slechts eenmaal toegewezen worden. Elke vergunning geeft een opsomming van de gegeven identificatienummers. § 3. Ieder toegelaten voertuig krijgt een kaart voor een verhuurvoertuig met bestuurder. Het model van de kaart is als bijlage X bij dit besluit gevoegd. De kaart wordt in het voertuig bewaard.

Het model van de herkenningstekens, bedoeld in artikel 42, § 1, 7°, van het decreet, is gevoegd als bijlage XI bij dit besluit. De kleur van de herkenningstekens is zwart met witte letters.

Art. 49.Het aantal vergunningen en voertuigen voor een dienst van verhuurvoertuigen met bestuurder in een gemeente is onbeperkt. Afdeling II. - Vervangingsvoertuigen

Art. 50.De exploitant mag een vervangingsvoertuig als bedoeld in artikel 44, § 2, van het decreet, inzetten op voorwaarde dat hij over de vervangingskaart voor een verhuurvoertuig met bestuurder en de twee vervangingskentekens beschikt. De administratieve dienst van de gemeente reikt die uit binnen twee werkdagen.

Na afloop van de toegestane termijn levert de exploitant binnen twee werkdagen de vervangingskaarten voor een verhuurvoertuig met bestuurder in bij de gemeente.

Art. 51.De modellen van de machtigingsaanvraag, de vervangingskaart en de vervangingstekens zijn als bijlage VI, XII en XIII bij dit besluit gevoegd. Afdeling III. - Stopzetting

Art. 52.In geval van definitieve beëindiging van de dienst van verhuurvoertuigen met bestuurder brengt de exploitant de gemeente daarvan onmiddellijk op de hoogte en levert hij de eerstvolgende werkdag de vergunning, de herkenningstekens, de kaarten voor verhuurvoertuigen met bestuurder, de vervangingskentekens en de vervangingskaart voor een verhuurvoertuig met bestuurder in bij de gemeente. De datum van de effectieve stopzetting is de datum waarop de exploitant deze documenten en tekens ingeleverd heeft bij de gemeente.

Hiervan krijgt hij een ontvangstbewijs. Afdeling IV. - Schorsing, intrekking en beroep

Art. 53.Het college kan de vergunning voor het exploiteren van een dienst van verhuurvoertuigen met bestuurder voor een bepaalde tijd schorsen of intrekken door een gemotiveerde beslissing als de houder van de vergunning : 1° onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of de hernieuwing van de vergunning;2° binnen vijf dagen de wijziging van adres van woonplaats, van exploitatie- of maatschappelijke zetel niet meedeelt aan de vergunningverlenende gemeente;3° niet meer voldoet aan één van de voorwaarden die vereist waren voor het uitreiken van de bestaande vergunning;4° de vergunningsvoorwaarden niet naleeft;5° de overeenkomst, bedoeld in artikel 42, § 1, 4°, van het decreet, wijzigt, zonder akkoord van de klant;6° niet voldoet aan de fiscale en sociale verplichtingen. Voordat beslist wordt om de vergunning te schorsen of in te trekken, wordt de exploitant gehoord.

De beslissing wordt samen met de beroepsprocedure aan de exploitant betekend.

De intrekking, de schorsing of het beroep worden onmiddellijk door de gemeente aan de bevoegde administratieve dienst van het Vlaamse gewest meegedeeld.

Art. 54.Tegen de beslissing tot schorsing of intrekking kan beroep worden aangetekend bij de bestendige deputatie. Het beroep moet, binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing, met een aangetekende brief worden ingesteld. Het beroep schort de beslissing van de gemeente tot schorsing of intrekking van de vergunning op.

De bestendige deputatie doet uitspraak door middel van een gemotiveerde beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift. Is er geen uitspraak binnen die termijn, dan stuurt de exploitant een herinnering met een aangetekende brief. Als de bestendige deputatie geen beslissing heeft genomen binnen de dertig dagen vanaf de datum van die aangetekende herinnering, dan wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd. HOOFDSTUK II. - Exploitatie Afdeling I. - Bepalingen betreffende het voertuig

Art. 55.De gemeenteraad kan de criteria voor het door het cliënteel vereiste comfort en de vereiste accessoires nader bepalen.

Het gemeentelijk reglement is van die aard dat het vervoer van gehandicapten mogelijk blijft. Afdeling II. - Herkenningstekens en kaarten voor een verhuurvoertuig

met bestuurder

Art. 56.Elk voertuig in dienst heeft leesbaar van buiten uit twee geplastificeerde herkenningstekens aan boord. Die worden in het voertuig aan de rechterzijde, bovenaan, aan de binnenkant van de voor- en achterruit bevestigd.

Bij een motorverhuurvoertuig wordt dat herkenningsteken leesbaar voor derden op het voertuig aangebracht.

Art. 57.In geval van verlies, diefstal of vernietiging van het herkenningsteken wordt een nieuw herkenningsteken met de vermelding « duplicaat » alleen uitgereikt door de gemeente op vertoon van een attest van de politie.

Art. 58.Elk voertuig dat in dienst is, heeft een kaart voor een verhuurvoertuig met bestuurder aan boord. Dat document wordt op elk verzoek van de bevoegde ambtenaren en agenten vertoond.

Art. 59.In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de kaart voor een verhuurvoertuig met bestuurder wordt een nieuwe kaart met vermelding « duplicaat » alleen uitgereikt door de gemeente op vertoon van een attest van de politie. Afdeling III. - Vervangingsvoertuig

Art. 60.Op het ogenblik dat de vervangingsvoertuigen ingezet worden, moeten ze daarenboven aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° onder de gewone herkenningstekens zijn de twee vervangingstekens bevestigd;2° de kaart voor een verhuurvoertuig met bestuurder en de vervangingskaart voor verhuurvoertuig bevinden zich aan boord;3° de vervangingsvoertuigen zijn verzekerd als verhuurvoertuig met bestuurder op het moment van gebruik. Afdeling IV. - Schriftelijke overeenkomsten

Art. 61.Het model van de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in artikel 42, § 1, 4°, van het decreet, is gevoegd als bijlage XIV bij dit besluit. De overeenkomsten en de eventuele ontwerpovereenkomsten krijgen een doorlopende nummering.

Art. 62.De exploitanten bewaren gedurende vijf jaar alle overeenkomsten op de zetel van hun onderneming. Ze zijn gehouden die te bewaren in de volgorde van hun nummering. HOOFDSTUK III. - Statistieken

Art. 63.De statistieken, bedoeld in artikel 52 van het decreet, vermelden ten minste het aantal voertuigen en vergunningen en de tarieven.

De minister krijgt die gegevens op magnetische drager. De minister bepaalt de praktische regeling.

TITEL IV. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 64.De bevoegde administratie van het Vlaamse Gewest stelt een gegevensbank ter beschikking die minstens de volgende gegevens over de taxidiensten en de diensten van verhuurvoertuigen met bestuurder bevat : 1° de uitgereikte vergunningen en de geldigheidsduur ervan;2° de geschorste vergunningen en de duur van de schorsing;3° de ingetrokken vergunningen en de datum waarop de beslissing tot intrekking is genomen;4° de beroepen tegen de schorsingen en de intrekkingen. De gemeenten, de provincies en de VVM kunnen deze gegevensbank raadplegen via het internet. Alleen de ambtenaren die belast zijn met het administratieve beheer of de controle van de taxidiensten en de diensten voor het verhuur van voertuigen met bestuurder hebben toegang tot deze gegevensbank.

Art. 65.Met toepassing van artikelen 64 en 65 van het decreet hebben de aldaar genoemde personen recht van toegang in de voor taxidiensten en voor diensten voor verhuurvoertuigen met bestuurder gebruikte voertuigen, en in hun garages.

TITEL V. - Voertuigen die ingezet worden in opdracht van de VVM als geregeld vervoer of bijzondere vormen van geregeld vervoer

Art. 66.De exploitanten die over een exploitatievergunning voor een taxidienst of voor een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder beschikken, kunnen die voertuigen enkel inzetten in het kader van geregeld vervoer of van bijzondere vormen van geregeld vervoer als bedoeld in artikel 3, tweede en vijfde lid, van het decreet van 31 juli 1990 tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij, mits ze een schriftelijke overeenkomst gesloten hebben met de VVM. Als het verhuurvoertuig met bestuurder wordt ingezet in het kader van de bijzondere vormen van geregeld vervoer, neemt de overeenkomst tussen de exploitant en de VVM, in afwijking van artikel 61, het model aan van de overeenkomst, bedoeld in artikel 17 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer, het vervoer voor eigen rekening en het ongeregeld vervoer.

Art. 67.De tarieven van de VVM hangen uit in de voertuigen die in opdracht van de VVM rijden in het kader van geregeld vervoer.

Als het voertuig wordt ingezet in opdracht van de VVM, past de exploitant van een taxidienst, in afwijking van artikel 10, eerste lid, 8°, de tarieven van de VVM toe, in plaats van de tarieven die de gemeente heeft bepaald, overeenkomstig artikel 2.

Als het voertuig wordt ingezet in opdracht van de VVM, past de exploitant van een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder de tarieven toe van de VVM, in plaats van de tarieven die de gemeente heeft bepaald, overeenkomstig artikel 48.

Art. 68.In afwijking van artikel 23, eerste lid, wordt het berekeningsmechanisme niet ingeschakeld als het taxivoertuig wordt ingezet in opdracht van de VVM in het kader van het geregeld vervoer en van bijzondere vormen van geregeld vervoer.

Art. 69.In afwijking van artikel 32, eerste lid, moet er zich geen taxilicht op het dak van het taxivoertuig bevinden als het in opdracht rijdt van de VVM.

Art. 70.In afwijking van artikel 35, eerste lid, volgt de taxibestuurder, die in opdracht van de VVM rijdt, de weg die bepaald is door de VVM.

Art. 71.In afwijking van artikel 36, eerste lid, kan de klant die een taxi wil nemen, die in opdracht van de VVM wordt ingezet in het kader van het geregeld vervoer, dat alleen doen aan de vooraf vastgestelde halteplaatsen, bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet.

Art. 72.In afwijking van artikel 38 is het reglement van de VVM van toepassing op de bestuurder van een taxi, die in opdracht van de VVM wordt ingezet in het kader van het geregeld vervoer.

Art. 73.De gegevens, bedoeld in artikelen 27, 28 en 31, worden eveneens aan de bevoegde controleambtenaren van de VVM verstrekt als de taxi wordt ingezet in opdracht van de VVM in het kader van het geregeld vervoer of van de bijzondere vormen van geregeld vervoer.

Art. 74.Het is de bestuurder verboden andere ritten uit te voeren die niet onder de met de VVM contractueel overeengekomen ritten vallen als het taxivoertuig of het verhuurvoertuig met bestuurder wordt ingezet in het kader van geregeld vervoer of van de bijzondere vormen van geregeld vervoer.

Art. 75.De bestuurder van een taxi of van een verhuurvoertuig met bestuurder, die rijdt in opdracht van de VVM, mag enkel halteren aan de vooraf vastgestelde halteplaatsen, bedoeld in artikel 2, 1° en 2°, van het decreet, om klanten op te halen of af te zetten.

TITEL VI. - Slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen

Art. 76.In het ministerieel besluit van 19 februari 1976, genomen ter uitvoering van artikel 28 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende het algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's en hun aanhangwagens moeten voldoen, vervangen bij ministerieel besluit van 23 december 1983, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 5, eerste lid, worden de woorden « zomede de tariefcategorieën I en II.De schikking van deze laatste werd bepaald bij het bovengenoemde ministerieel besluit van 16 oktober 1975 » geschrapt; 2° in artikel 5, tweede lid, worden de woorden « en de tariefcategorieën bestaan uit de Romeinse cijfers I en II van zwarte kleur » geschrapt;3° in artikel 6 worden de woorden « en de tariefcategorieën » geschrapt. HOOFDSTUK II. - Opheffingsbepalingen

Art. 77.De volgende besluiten worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 21 maart 1975 betreffende de vergunningen en de bewijzen voor taxidiensten, gewijzigd bij koninklijk besluit van 16 februari 1981;2° het koninklijk besluit van 2 april 1975 houdende het politiereglement betreffende exploitatie van de taxidiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 oktober 1975 en 28 april 1980;3° het koninklijk besluit van 6 mei 1975 betreffende het heffen van taksen en bijkomende taksen inzake de exploitatie van taxidiensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 spetember 1978;4° het ministerieel besluit van 25 juni 1975 tot vaststelling der perimeters voor het vervoer met taxi's, zoals gewijzigd door de ministeriële besluiten van 22 januari 1976, 12 februari 1976, 5 mei 1976, 21 januari 1981, 8 juli 1981, 19 oktober 1982, 16 maart 1983, 11 augustus 1983, 30 maart 1990, 6 juni 1991, 9 oktober 1992, 3 maart 1993, 19 mei 1993 en 1 april 1998;5° het ministerieel besluit van 16 oktober 1975 betreffende de werking van het verklikkerlicht inzake de exploitatie van taxidiensten;6° het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 1998 houdende de samenstelling van het Vlaamse comité van advies voor de taxi's;7° het ministerieel besluit van 11 januari 2002 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor het vervoer van taxi's. HOOFDSTUK III. - Overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen

Art. 78.Ter uitvoering van artikel 77 van het decreet moet de exploitant zijn onderneming bekendmaken door middel van het model van de aanvraag van een vergunning voor het exploiteren van een dienst van verhuurvoertuigen met bestuurder dat als bijlage VIII bij dit besluit is gevoegd. Die aanvraag wordt met een aangetekende brief naar het college gestuurd.

Art. 79.Voor de toepassing van artikel 20, met uitzondering van de bepalingen omtrent de printer, geldt een overgangsperiode van vijf jaar, te rekenen vanaf de publicatie van dit besluit.

Art. 80.Gedurende de overgangsperiode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van publicatie van dit besluit, mag de dienststaat, bepaald in artikel 27, vervangen worden door een met de hand geschreven rittenblad in onuitwisbare inkt. Dat rittenblad vermeldt dezelfde gegevens zoals opgesomd in artikel 27, aangevuld met de gegevens, genoemd in artikel 28, § 1, 5°, 6°, 7°, 8° en 10°.

Art. 81.Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit is de bestuurder verplicht om aan de klant een gedrukt vervoerbewijs zoals bedoeld in artikel 28, af te geven, met uitzondering van de vermeldingen, bedoeld in § 1, 4° en 7°, van dit artikel. Die laatste vermeldingen worden er met de hand bij geschreven zolang het voertuig niet is uitgerust met de nodige randapparatuur, bedoeld in artikel 20.

Art. 82.Zolang het voertuig niet is uitgerust met de nodige randapparatuur, bedoeld in artikel 20, moet de bestuurder een dubbel van elk vervoerbewijs, waarop de vermeldingen, bedoeld in artikel 28, § 1, 4° en 7°, en met de hand bij geschreven zijn, vasthechten aan het rittenblad.

Het rittenblad en de vervoerbewijzen moeten : 1° gedurende vijf jaar bewaard worden op de exploitatiezetel;2° getoond worden op elk verzoek van bevoegde ambtenaren en agenten. Het is verboden de gegevens te wijzigen.

Art. 83.Voor de toepassing van artikel 32 geldt een overgangsperiode van vijf jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 84.Artikel 2, 4° en 5°, artikelen 25 tot en met 52, artikel 70, 17° en 18°, artikelen 74 tot en met 77 van het decreet treden in werking.

Art. 85.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de negende maand, die volgt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

Art. 86.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Vervoer, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 juli 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT

^