Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 juli 2008
gepubliceerd op 14 augustus 2008

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het Kunstendecreet van 2 april 2004, gewijzigd bij de decreten van 3 juni 2005, 22 december 2006 en 20 juni 2008

bron
vlaamse overheid
numac
2008036004
pub.
14/08/2008
prom.
18/07/2008
ELI
eli/besluit/2008/07/18/2008036004/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JULI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het Kunstendecreet van 2 april 2004, gewijzigd bij de decreten van 3 juni 2005, 22 december 2006 en 20 juni 2008


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij bijzondere wet van 8 augustus 1988, bij de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten en bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het Kunstendecreet van 2 april 2004, gewijzigd bij de decreten van 3 juni 2005, 22 december 2006 en 20 juni 2008;

Gelet op het akkoord van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juni 2008;

Gelet op het advies van de sectorraad Kunsten en Erfgoed van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 19 juni 2008;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het Kunstendecreet van 2 april 2004 werd gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2008, dat overeenkomstig dit decreet de kunstensector uiterlijk op 1 oktober 2008 de aanvraagdossiers voor de volgende decretale ronde 2010-2013 moet indienen, dat het vanuit goed bestuur en meer specifiek voor de rechtszekerheid van de organisaties noodzakelijk is dat zij tijdig op de hoogte worden gesteld van de wijzigingen aan de reglementering in functie van de opmaak van hun aanvraagdossiers, dat het geen optie is om aan de Raad van State een advies binnen een termijn van dertig dagen te vragen omdat dit tot gevolg zou hebben dat het voorliggend besluit slechts in september definitief kan worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering, waardoor de organisaties onoverkomelijke moeilijkheden zouden ondervinden bij de opmaak van hun aanvraagdossiers;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het Kunstendecreet;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden;3° activiteiten : onder meer : presentaties, voorstellingen, zelf geproduceerd of gepresenteerd, happenings, manifestaties, tentoonstellingsdagen, publieksdagen, publicaties, lezingen, vormingsmomenten, workshops, onderzoek, colloquia;4° artistieke uitgaven : alle kosten die rechtstreeks verband houden met de artistiek-inhoudelijke werking;5° inhoudelijke uitgaven : alle kosten die rechtstreeks verband houden met de inhoudelijke werking;6° financiering van kunstenaars : het totaal van uitgaven aan de prestaties of activiteiten van kunstenaars, ongeacht de wijze van vergoeding;7° financiering van inhoudelijke medewerkers : totaal van de uitgaven aan de prestaties of activiteiten van medewerkers, gericht op de inhoudelijke werking, ongeacht de wijze van vergoeding;8° creatie : een oorspronkelijk kunstwerk of een oorspronkelijke bewerking van een kunstwerk;9° creatieopdracht : de opdracht tot het creëren van een oorspronkelijk kunstwerk of een oorspronkelijke bewerking van een kunstwerk;10° registreren : artistieke activiteiten opnemen op een digitale drager.

Art. 2.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, vermeld in het decreet, is de entiteit binnen de Vlaamse administratie die bevoegd is voor de professionele kunsten, hierna de administratie te noemen. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van kunstenorganisaties Afdeling I. - Subsidiëring voor het geheel van de werking

Onderafdeling I. - Technieken en vormen van subsidiëring

Art. 3.Als het tweejarige of vierjarige financieringsbudget, vermeld in artikel 5, § 1 van het decreet, op het ogenblik van de toekenning ervan gelijk is aan of hoger is dan 300.000 euro, zijn de volgende elementen in die budgetten inbegrepen en kan voor die elementen geen aanvullende subsidie worden verkregen overeenkomstig artikel 5, § 1bis, van het decreet : 1° internationale, kunsteducatieve en sociaal-artistieke elementen van de werking;2° creatieopdrachten;3° publicaties;4° opnameprojecten.

Art. 4.§ 1. Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum bepaalt de minister op welke wijze een aanvraag tot meerjarige subsidiëring als vermeld in artikel 6, § 1 van het decreet, en de schriftelijk gemotiveerde reactie van de aanvrager tegen het voorontwerp van beslissing, vermeld in artikel 85, 5°, van het decreet, aan de administratie bezorgd moeten worden. § 2. Een aanvraag tot meerjarige subsidiëring moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de georganiseerde activiteiten als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 7, 8 en 9 van het decreet. Die informatie en documenten moeten opgenomen worden in het artistiek en financieel beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 3, van het decreet. Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan worden voldaan aan : a) de voorwaarden, vermeld in artikel 7 van het decreet;b) de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 8, § 1, van het decreet;c) de aanvullende criteria, vermeld in artikel 8, § 2, van het decreet;d) de bijkomende subsidiëringsvoorwaarden, vermeld in artikel 9 van het decreet;2° een overzicht van de voorbije werking, indien van toepassing. De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen.

Art. 5.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 6.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie beoordeelt de artistiek-inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten van de ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring en brengt daarover advies uit.

Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 7, 8 en 9 van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of de ad-hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de voorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, vermeld in artikel 7, 8 en 9 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. De schriftelijk gemotiveerde reactie van de aanvrager van een meerjarige subsidiëring tegen het voorontwerp van beslissing, vermeld in artikel 85, 5°, van het decreet, moet binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voorontwerp verstuurde, aan de administratie bezorgd worden. § 4. Als de Vlaamse Regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot meerjarige subsidiëring een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing.

Onderafdeling II. - Basisvoorwaarden en criteria

Art. 7.§ 1. Organisaties als vermeld in artikel 3, 1°, a), tot en met j), l), en m), van het decreet, die subsidies ontvangen in de vorm van een vierjarig financieringsbudget als vermeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van het decreet, moeten aan de volgende aanvullende voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor subsidiëring : 1° kunstencentra als vermeld in artikel 3, 1°, a), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat kleiner is dan 375.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 50 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 2° kunstencentra als vermeld in artikel 3, 1°, a), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 375.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 100 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars.

In afwijking van de bepalingen in het eerste lid kunnen monodisciplinaire kunstencentra na gegronde motivering een afwijking vragen aan de minister van het percentage eigen inkomsten, vermeld in het eerste lid. Dat percentage kan evenwel nooit lager dan 5 procent zijn; 3° festivals als vermeld in artikel 3, 1°, b), van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 10 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars.

In afwijking van de bepalingen in het eerste lid kunnen monodisciplinaire festivals na gegronde motivering een afwijking vragen aan de minister van het percentage eigen inkomsten, vermeld in het eerste lid. Dat percentage kan evenwel nooit lager dan 5 procent zijn; 4° organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst als vermeld in artikel 3, 1°, c), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat kleiner is dan 250.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 30 activiteiten per jaar organiseren.

Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 5° organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst als vermeld in artikel 3, 1°, c), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 250.000 euro en kleiner is dan 1.000.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 60 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 6° organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst als vermeld in artikel 3, 1°, c), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 1.000.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 120 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 7° organisaties voor dans als vermeld in artikel 3, 1°, d), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat kleiner is dan 250.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 8° organisaties voor dans als vermeld in artikel 3, 1°, d), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 250.000 euro en kleiner is dan 1.000.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 40 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 9° organisaties voor dans als vermeld in artikel 3, 1°, d), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 1.000.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 80 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 10° organisaties voor muziektheater als vermeld in artikel 3, 1°, e), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat kleiner is dan 250.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 5 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 11° organisaties voor muziektheater als vermeld in artikel 3, 1°, e), van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 250.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 10 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode minstens twee creatieopdrachten toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 12° muziekgroepen en - ensembles als vermeld in artikel 3, 1°, f), van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per subsidiëringsperiode gemiddeld een creatieopdracht per jaar toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars.

In afwijking van de bepalingen in het eerste lid moeten muziekgroepen en -ensembles, die actief zijn op het vlak van de oude muziek, geen creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar; 13° concertorganisaties als vermeld in artikel 3, 1°, g), van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 10 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 14° muziekclubs als vermeld in artikel 3, 1°, h), van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 15° werkplaatsen als vermeld in artikel 3, 1°, i), van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 16° organisaties voor beeldende kunst als vermeld in artikel 3, 1°, j), van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 17° architectuurorganisaties als vermeld in artikel 3, 1°, l), van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars; 18° organisaties voor audiovisuele kunsten als vermeld in artikel 3, 1°, m), van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van kunstenaars. § 2. Organisaties als vermeld in artikel 3, 1°, a), tot en met j), l), en m), van het decreet, die worden gesubsidieerd overeenkomstig artikel 89bis van het decreet en die een aanvraag tot meerjarige subsidiëring hebben ingediend overeenkomstig artikel 6, § 1, eerste lid, van het decreet, moeten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in § 1, om in aanmerking te komen voor subsidiëring. § 3. De organisaties, vermeld in § 1 en § 2, zijn ertoe gehouden het bepaalde minimumaantal creatieopdrachten te presenteren. Organisaties als vermeld in artikel 3, 1°, f), van het decreet, zijn er bovendien toe gehouden de creatieopdracht te registreren.

Art. 8.§ 1. Een gesubsidieerde organisatie moet haar actieplan, vermeld in artikel 7, § 4, van het decreet, ten minste twee maanden voor de aanvang van het jaar waarop dat actieplan betrekking heeft, bij de administratie indienen. § 2. In afwijking van § 1, moet een gesubsidieerd festival als vermeld in artikel 3, 1°, b), van het decreet, zijn actieplan uiterlijk twee maanden voor de datum waarop dat festival zijn eerste manifestatie organiseert in het jaar waarop het actieplan betrekking heeft, bij de administratie indienen. § 3. In het actieplan moet de gesubsidieerde organisatie gedetailleerd uiteenzetten hoe ze tijdens het desbetreffende jaar van de meerjarige subsidiëringsperiode haar artistiek-inhoudelijke en zakelijke beleidsvisie zal realiseren. In het actieplan voor het eerste jaar van de subsidiëringsperiode geeft ze bovendien aan of en waar er afgeweken wordt van het oorspronkelijk ingediende artistiek en financieel beleidsplan, vermeld in artikel 7, § 3, van het decreet. Die afwijkingen moeten worden gemotiveerd. Het actieplan omvat verder een gedetailleerde begroting en een activiteitenkalender.

De minister kan een model van actieplan opleggen. § 4. De administratie kan aan de organisatie aanvullende informatie en documenten over het actieplan vragen.

Art. 9.§ 1. Om het toezicht, vermeld in artikel 11 van het decreet, te kunnen uitoefenen, moet elke gesubsidieerde organisatie over elk jaar van de meerjarige subsidiëringsperiode een werkingsverslag opstellen, en dat uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar van de meerjarige subsidiëringsperiode aan de administratie bezorgen.

Het werkingsverslag, vermeld in het eerste lid, bevat : 1° een evaluatie van de werking;2° een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde activiteiten;3° de jaarrekening, die bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting;4° de verslagen van de algemene vergadering van de organisatie over de goedkeuring van rekeningen en begroting, of, als het gaat om een stichting, de verslagen van de raad van bestuur van de organisatie over de goedkeuring van rekeningen en begroting;5° een overzicht van de individuele bezoldigingen;6° een afschrijvingstabel voor de investeringen; 7° het verslag van een erkende accountant of bedrijfsrevisor die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische en zakelijke werking van de desbetreffende gesubsidieerde organisatie, met commentaar bij de balans en de resultatenrekening van die organisatie, als de jaarlijkse subsidie minstens 50.000 euro bedraagt.

De minister kan een model van werkingsverslag opleggen. § 2. De administratie mag op ieder ogenblik aan de gesubsidieerde organisatie aanvullende informatie en documenten vragen. § 3. Als organisaties naast de werking waarvoor ze krachtens artikel 4 van het decreet gesubsidieerd worden, nog andere activiteiten organiseren, dan moeten die organisaties in hun totale boekhouding een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen beide soorten activiteiten. § 4. De gegevens en documenten, vermeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°, worden door de administratie ter informatie voorgelegd aan de bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie. Die commissie kan daarbij het werkingsverslag toetsen aan het actieplan, vermeld in artikel 7, § 4, van het decreet en aan de beoordelingscriteria voor de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten, vermeld in artikel 8 van het decreet. Daarover kan ze tussentijds of op verzoek van de administratie een beknopt advies voor de minister en de administratie formuleren.

Art. 10.§ 1. Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum, vermeld in artikel 8, § 1, bepaalt de minister op welke wijze het actieplan, vermeld in artikel 8, aan de administratie bezorgd moet worden. § 2. Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum, vermeld in artikel 9, § 1, eerste lid, bepaalt de minister op welke wijze het werkingsverslag, vermeld in artikel 9, aan de administratie bezorgd moet worden. Afdeling II. - Subsidiëring van projecten

Art. 11.§ 1. De subsidies, vermeld in artikel 13 van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de projectsubsidie wordt toegekend;2° het saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 2. Om de realisatie van een gesubsidieerd project als vermeld in artikel 13 van het decreet, te kunnen toetsen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 16, 17 en 17bis van het decreet, en om te controleren of de projectsubsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk vijftien maanden na de datum van de ondertekening van het besluit waarin de projectsubsidie werd toegekend en uiterlijk op 15 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten aan de administratie bezorgd worden : 1° de resultatenrekening over de realisatie van het project met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post;2° de specificatie van alle bezoldigingen, sociale lasten, vergoedingen, commissie- en erelonen, uitkoopsommen en voordelen in natura voor de personen die op artistiek, technisch, administratief of organisatorisch vlak hebben meegewerkt aan de realisatie van het project, met vermelding van de namen van de begunstigden; 3° als de toegekende projectsubsidie minstens 50.000 euro bedraagt : het verslag van een erkende accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische of zakelijke werking van de organisatie die het project heeft gerealiseerd, met commentaar bij de resultatenrekening; 4° een inhoudelijk verslag van het gerealiseerde project. De minister bepaalt, op het ogenblik dat de subsidie wordt toegekend, op welke wijze die documenten bezorgd moeten worden. De minister kan daarvoor een model opleggen. § 3. De minister mag, rekening houdend met en op grond van de specifieke doeleinden waarvoor de projectsubsidie aangewend moet worden of de bijzondere kenmerken van het project of de realisatiedatum van het project, een aangepaste verantwoording vragen of een aangepaste indieningsdatum opleggen.

Een organisatie die een gesubsidieerd project realiseert en daarnaast nog andere activiteiten organiseert, moet in de volledige boekhouding van die organisatie een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen de kosten en opbrengsten van de realisatie van het gesubsidieerde project en alle andere kosten en opbrengsten.

De administratie mag aanvullende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een gesubsidieerd project realiseert. De organisatie moet alle wijzigingen aan het oorspronkelijke dossier melden aan de administratie.

Art. 12.Ter uitvoering van artikel 17, § 2, van het decreet kan de minister aanvullende criteria bepalen waaraan de projecten moeten voldoen.

Art. 13.§ 1. De minister bepaalt op welke wijze een aanvraag tot projectmatige subsidiëring als vermeld in artikel 18, § 1, van het decreet, aan de administratie bezorgd moet worden. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van een project als vermeld in artikel 3, 2°, a) tot en met i), van het decreet, wordt tijdig ingediend : 1° uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het project van start gaat;2° uiterlijk op 15 maart voor projecten die vanaf 1 juli van hetzelfde jaar van start gaan. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van een project moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de georganiseerde activiteit als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 16, 17 en 17bis van het decreet. De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen.

Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan worden voldaan aan de basisvoorwaarden en aan de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 16 en 17 van het decreet;2° een overzicht van reeds gerealiseerde activiteiten.

Art. 14.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 15.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 16, 17 en 17bis van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of de ad-hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de voorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, vermeld in artikel 16, 17 en 17bis van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. Als de Vlaamse Regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot projectmatige subsidiëring een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van kunstenaars

Art. 16.§ 1. De minister bepaalt op welke wijze een aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 20 van het decreet, aan de administratie moet worden bezorgd. § 2. Een aanvraag tot toekenning van een subsidie als vermeld in artikel 21, 1° tot en met 3°, van het decreet, moet worden ingediend : 1° uiterlijk op 1 september voor initiatieven die van start gaan vanaf 1 januari van het volgende jaar;2° uiterlijk op 1 december voor initiatieven die van start gaan vanaf 1 april van het volgende jaar;3° uiterlijk op 1 maart voor initiatieven die vanaf 1 juli van hetzelfde jaar van start gaan;4° uiterlijk twee maanden na de ondertekening van de overeenkomst tussen de componist en de opdrachtgever, voor aanvragen voor een compositie op het vlak van de muziek en het muziektheater. § 3. Een aanvraag tot toekenning van een ontwikkelingsgerichte beurs als vermeld in artikel 21, 1°, van het decreet, moet de volgende informatie en documenten bevatten : 1° een werkplan voor de periode waarop de aanvraag betrekking heeft;2° een curriculum vitae ;3° documentatie over het oeuvre van de kunstenaar;4° kritische teksten over het oeuvre. Een aanvraag tot toekenning van een projectsubsidie aan kunstenaars als vermeld in artikel 21, 2°, van het decreet, moet de volgende informatie en documenten bevatten : 1° de werktitel van het project;2° de omschrijving van het project;3° een situering van het project en het belang ervan binnen het oeuvre van de kunstenaar;4° een sluitende begroting;5° een voorstelling van de projectpartners;6° een curriculum vitae ;7° documentatie over het oeuvre van de kunstenaar;8° kritische teksten over het oeuvre. Een aanvraag tot toekenning van een creatieopdracht als vermeld in artikel 21, 3°, van het decreet, moet de volgende informatie en documenten bevatten : 1° de omschrijving van de creatieopdracht en het belang ervan binnen het oeuvre van de kunstenaar;2° een toelichting van de motivering en het doel van de opdracht door de opdrachtgever;3° een sluitende begroting;4° een curriculum vitae ;5° documentatie over het oeuvre van de kunstenaar;6° een fotokopie van de overeenkomst, vermeld in artikel 37, § 2, van het decreet;7° op het vlak van de Nederlandstalige dramatische kunst, de dans en het muziektheater : een synopsis van het toneelstuk, de choreografie of het libretto wanneer het een opdracht voor een toneelauteur, choreograaf of librettist betreft;8° op het vlak van de muziek : a) de minimumduur van de compositie;b) de bezetting;9° op het vlak van de beeldende kunsten : a) de bestemming van het werk en de relevantie van die bestemming;b) de toegankelijkheid van het werk voor het publiek;c) de manier waarop het werk ontsloten wordt.

Art. 17.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de aanvrager met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 18.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke aspecten van de aanvraag tot subsidiëring en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt bij projectbeurzen en creatieopdrachten de zakelijke en financiële aspecten en de kwaliteit van de projectpartners en de opdrachtgevers, en brengt daarover advies uit. Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 22, 24, 27, 32, 36 en 37 van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of de ad-hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de voorwaarden, de criteria en de aanvullende criteria op adequate wijze te toetsen. § 3. Als de Vlaamse Regering, met betrekking tot een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 20 van het decreet, beslist om een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing. § 4. De subsidies, vermeld in artikel 21, 1° en 2°, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 5. De subsidies, vermeld in artikel 21, 3°, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 80 procent van de subsidie wordt aan de opdrachtgever uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 20 procent van de subsidie wordt aan de opdrachtgever uitbetaald nadat aan de administratie de nodige stukken werden bezorgd waaruit de levering blijkt van het opdrachtwerk aan de opdrachtgever, en nadat de administratie heeft vastgesteld dat werd voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 36, 2°, van het decreet. Bij de uitbetaling van het saldo moet de opdrachtgever het betalingsbewijs van de tussen opdrachtgever en kunstenaar overeengekomen vergoeding aan de administratie voorleggen. § 6. De kunstenaar aan wie een creatieopdracht werd toegekend, moet een exemplaar van het opdrachtwerk deponeren bij het Steunpunt Muziek voor opdrachten binnen het veld van de muziek of bij het Steunpunt Podiumkunsten voor opdrachten binnen het veld van de Nederlandstalige dramatische kunst, de dans en het muziektheater. Voor creatieopdrachten binnen het veld van de beeldende kunsten dient de kunstenaar bij de administratie een verslag en de ontwerpschetsen in.

Art. 19.De termijn waarbinnen het opdrachtwerk gepresenteerd moet worden, wordt als volgt bepaald : 1° op het vlak van de muziek : de opdracht moet voor het eerst officieel voor een betalend publiek door de opdrachtgever worden uitgevoerd uiterlijk op 1 november van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie wordt toegekend;2° op het vlak van de Nederlandstalige dramatische kunst, de dans en het muziektheater : de opdracht moet voor het eerst officieel voor een betalend publiek door de opdrachtgever worden uitgevoerd uiterlijk op 1 november van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend;3° op het vlak van de beeldende kunsten : de creatie moet uiterlijk op 1 november van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, gepresenteerd worden.

Art. 20.In de overeenkomst over de creatieopdracht, bedoeld in artikel 37, § 2, van het decreet, moeten de volgende gegevens en clausules opgenomen worden : 1° de voornaam, de achternaam, het adres, de nationaliteit, de geboortedatum, de geboorteplaats en het nummer van de bank- of postrekening van de kunstenaar;2° de voornaam, de achternaam en het adres van de gevolmachtigde, die de overeenkomst ondertekent namens de opdrachtgever;3° de overeengekomen vergoeding voor de opdracht;4° de aard van de opdracht;5° de uiterste datum waarop de kunstenaar de opdracht moet indienen bij de opdrachtgever en deponeren, zoals vermeld in artikel 18, § 6;6° de uiterste datum waarop de opdracht voor het eerst door de opdrachtgever uitgevoerd of gepresenteerd zal worden;7° de bepaling dat het contract opgemaakt is in twee originelen, één voor elk van de contracterende partijen;8° de handtekening van de kunstenaar en de handtekening van de opdrachtgever;9° de datum waarop en de plaats waar het contract werd ondertekend;10° de voorwaarden waaronder de vergoeding wordt betaald aan de kunstenaar.

Art. 21.Als de opdrachtgever verzaakt de opdracht te presenteren, dan wordt bij wijze van sanctie als vermeld in artikel 38 van het decreet, het saldo van 20 procent, vermeld in artikel 18, § 5, 2°, ingehouden. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring van organisaties voor kunsteducatie en organisaties voor sociaalartistieke werking Afdeling I. - Subsidiëring voor het geheel van de werking

Onderafdeling I. - Technieken en vormen van subsidiëring

Art. 22.Als het tweejarige of vierjarige financieringsbudget, vermeld in artikel 40, § 1, van het decreet, op het ogenblik van de toekenning ervan gelijk is aan of hoger is dan 300.000 euro, zijn de volgende elementen in die budgetten inbegrepen en kan voor die elementen geen aanvullende subsidie worden verkregen overeenkomstig artikel 40, § 1bis, van het decreet : 1° internationale elementen van de werking;2° creatieopdrachten;3° publicaties;4° opnameprojecten.

Art. 23.§ 1. Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum bepaalt de minister op welke wijze een aanvraag tot meerjarige subsidiëring als vermeld in artikel 41, § 1, van het decreet, en de schriftelijk gemotiveerde reactie van de aanvrager tegen het voorontwerp van beslissing, vermeld in artikel 85, 5°, van het decreet, aan de administratie bezorgd moeten worden. § 2. Een aanvraag tot meerjarige subsidiëring moet alle informatie en alle documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de inhoudelijke kwaliteit van de georganiseerde activiteiten, als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 42, 43 en 43bis van het decreet. Die informatie en documenten moeten opgenomen zijn in het artistiek en financieel beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 3, van het decreet. Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan worden voldaan aan : a) de voorwaarden, vermeld in artikel 42 van het decreet;b) de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 43, § 1 en § 2 van het decreet;c) de aanvullende criteria, vermeld in artikel 43, § 3 van het decreet;d) de bijkomende subsidiëringsvoorwaarden, vermeld in artikel 43bis van het decreet;2° een overzicht van de voorbije werking, indien van toepassing. De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen.

Art. 24.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 25.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie beoordeelt de inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit.

De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit.

Organisaties als vermeld in artikel 3, 1°, n), van het decreet, worden beoordeeld aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 42, 43, § 1 en § 3, en in artikel 43bis van het decreet.

Organisaties als vermeld in artikel 3, 1°, o), van het decreet, worden beoordeeld aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 42, 43, § 2 en § 3, en in artikel 43bis van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of ad-hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de voorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, vermeld in artikel 42, 43 en 43bis van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. De schriftelijk gemotiveerde reactie van de aanvrager van een meerjarige subsidiëring tegen het voorontwerp van beslissing, vermeld in artikel 85, 5°, van het decreet, moet binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voorontwerp verstuurde, aan de administratie bezorgd worden. § 4. Als de Vlaamse Regering met betrekking tot een ontvankelijke aanvraag tot meerjarige subsidiëring beslist om een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing.

Onderafdeling II. - Basisvoorwaarden en criteria

Art. 26.§ 1. Organisaties als vermeld in artikel 3, 1°, n) en o), van het decreet, die subsidies ontvangen in de vorm van een vierjarig financieringsbudget als vermeld in artikel 40, § 1, eerste lid, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Die organisaties moeten binnen de subsidiëringsperiode gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de inhoudelijke uitgaven, en minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van inhoudelijke medewerkers. § 2. Organisaties als vermeld in artikel 3, 1°, n) en o), van het decreet, die worden gesubsidieerd overeenkomstig artikel 89bis van het decreet en die een aanvraag tot meerjarige subsidiëring hebben ingediend overeenkomstig artikel 41, § 1, eerste lid, van het decreet, moeten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in § 1, om in aanmerking te komen voor subsidiëring.

Art. 27.§ 1. Een gesubsidieerde organisatie moet haar actieplan, vermeld in artikel 42, § 4, van het decreet, ten minste twee maanden voor de aanvang van het jaar waarop dat actieplan betrekking heeft, bij de administratie indienen. § 2. In het actieplan moet de gesubsidieerde organisatie gedetailleerd uiteenzetten hoe ze tijdens het desbetreffende jaar van de meerjarige subsidiëringsperiode haar inhoudelijke en zakelijke beleidsvisie zal realiseren. In het actieplan voor het eerste jaar van de subsidiëringsperiode geeft ze bovendien aan of en waar er afgeweken wordt van het oorspronkelijk ingediende artistiek en financieel beleidsplan, vermeld in artikel 42, § 3, van het decreet. Deze afwijkingen moeten worden gemotiveerd. Het actieplan omvat verder een gedetailleerde begroting en activiteitenkalender. § 3. De administratie kan aan de organisatie aanvullende informatie en documenten over het actieplan vragen.

De minister kan een model van actieplan opleggen.

Art. 28.§ 1. Om het toezicht, vermeld in artikel 44 van het decreet, te kunnen uitoefenen, moet elke gesubsidieerde organisatie over elk jaar van de meerjarige subsidiëringsperiode een werkingsverslag opstellen, en dat uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar van de meerjarige subsidiëringsperiode aan de administratie bezorgen.

Het werkingsverslag, vermeld in het eerste lid, bevat : 1° een evaluatie van de werking;2° een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde activiteiten;3° de jaarrekening, die bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting;4° de verslagen van de algemene vergadering van de organisatie over de goedkeuring van rekeningen en begroting, of, als het gaat om een stichting, de verslagen van de raad van bestuur van de organisatie over de goedkeuring van rekeningen en begroting;5° een overzicht van de individuele bezoldigingen;6° een afschrijvingstabel voor de investeringen; 7° het verslag van een erkende accountant of bedrijfsrevisor die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse inhoudelijke, organisatorische en zakelijke werking van de desbetreffende gesubsidieerde organisatie, met commentaar bij de balans en de resultatenrekening van die organisatie, als de jaarlijkse subsidie minstens 50.000 euro bedraagt.

De minister kan een model van werkingsverslag opleggen. § 2. De administratie mag op ieder ogenblik aan de gesubsidieerde organisatie aanvullende informatie en documenten vragen. § 3. Als organisaties, naast de activiteiten waarvoor ze krachtens artikel 39 van het decreet gesubsidieerd worden, nog andere activiteiten organiseren, dan moeten die organisaties in hun totale boekhouding een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen beide soorten activiteiten. § 4. De gegevens en documenten, vermeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°, worden door de administratie ter informatie voorgelegd aan de bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie. Die commissie kan daarbij het werkingsverslag toetsen aan het actieplan, vermeld in artikel 42, § 4, van het decreet, en aan de beoordelingscriteria voor de inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten, vermeld in artikel 43 van het decreet. Daarover kan ze tussentijds of op verzoek van de administratie een beknopt advies voor de minister en de administratie formuleren.

Art. 29.§ 1. Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum, vermeld in artikel 27, § 1, bepaalt de minister op welke wijze het actieplan, vermeld in artikel 27, aan de administratie bezorgd moet worden. § 2. Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum, vermeld in artikel 28, § 1, eerste lid, bepaalt de minister op welke wijze het werkingsverslag, vermeld in artikel 28, aan de administratie bezorgd moet worden. Afdeling II. - Subsidiëring van projecten

Art. 30.§ 1. Om de realisatie van een gesubsidieerd project als vermeld in artikel 46 van het decreet, te kunnen toetsen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 49 en 50 van het decreet, en om te controleren of de projectsubsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk vijftien maanden na de datum van de ondertekening van het besluit waarin de projectsubsidie werd toegekend, maar tevens uiterlijk op 15 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten aan de administratie bezorgd worden : 1° de resultatenrekening over de realisatie van het project met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post;2° de specificatie van alle bezoldigingen, sociale lasten, vergoedingen, commissie- en erelonen, uitkoopsommen en voordelen in natura voor de personen die op artistiek, technisch, administratief of organisatorisch vlak hebben meegewerkt aan de realisatie van het project, met vermelding van de namen van de begunstigden; 3° als de toegekende projectsubsidie minstens 50.000 euro bedraagt : het verslag van een erkende accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse werking van de organisatie die het project heeft gerealiseerd, met commentaar bij de resultatenrekening; 4° een inhoudelijk verslag van het gerealiseerde project. De minister bepaalt, op het ogenblik dat de subsidie wordt toegekend, op welke wijze deze documenten bezorgd moeten worden. De minister kan daarvoor een model opleggen. § 2. De minister mag, rekening houdend met en op grond van de specifieke doeleinden waarvoor de projectsubsidie aangewend moet worden of de bijzondere kenmerken van het project of de realisatiedatum van het project, een aangepaste verantwoording vragen of een aangepaste indieningsdatum opleggen.

Een organisatie die een gesubsidieerd project realiseert en daarnaast nog andere activiteiten heeft, moet in de volledige boekhouding van die organisatie een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen de kosten en opbrengsten van de realisatie van het gesubsidieerde project, en alle andere kosten en opbrengsten.

De administratie mag aanvullende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een gesubsidieerd project realiseert. De organisatie heeft de plicht om alle wijzigingen aan het oorspronkelijke dossier te melden aan de administratie.

Art. 31.Ter uitvoering van artikel 50, § 3, van het decreet, kan de minister aanvullende criteria bepalen waaraan de projecten moeten voldoen.

Art. 32.§ 1. De minister bepaalt op welke wijze een aanvraag tot projectmatige subsidiëring als vermeld in artikel 51 van het decreet, aan de administratie bezorgd moet worden. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van een project als vermeld in artikel 3, 2°, j), en k), van het decreet, wordt tijdig ingediend : 1° uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het project van start gaat;2° uiterlijk op 15 maart voor projecten die vanaf 1 juli van hetzelfde jaar van start gaan. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van een project moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de inhoudelijke kwaliteit van de georganiseerde activiteit, als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 49, 50 en 50bis van het decreet. De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen. Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan worden voldaan aan de voorwaarden en criteria, vermeld in artikel 49 en 50 van het decreet;2° een overzicht van reeds gerealiseerde activiteiten.

Art. 33.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 34.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie beoordeelt de inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 49, 50 en 50bis van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of ad-hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de voorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, vermeld in artikel 49, 50 en 50bis van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. Als de Vlaamse Regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot projectmatige subsidiëring een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de Vlaamse Regering de beslissing heeft genomen, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing. HOOFDSTUK V. - Subsidies aan internationale initiatieven

Art. 35.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring van internationale initiatieven als vermeld in artikel 52 van het decreet, moet door organisaties als vermeld in artikel 54, § 1, van het decreet of door natuurlijke personen als vermeld in artikel 54, § 2, van het decreet, aan de administratie bezorgd worden. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van een internationaal initiatief moet de volgende informatie en documenten bevatten : 1° voor internationale projecten als vermeld in artikel 52, § 1, 1°, van het decreet : a) een precieze omschrijving van het project : de visie, de deelnemers, de concrete planning, de locatie en de datum waarop het project plaatsvindt;b) een uitgewerkte begroting van het project met geraamde uitgaven en voorziene inkomsten, met een toelichting bij de begrote bedragen;c) een overzicht van de voorbije werking, indien van toepassing, en van de geplande werking; Organisaties of natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, komen niet in aanmerking voor tegemoetkoming in internationale projecten tenzij er een aantoonbare relatie is met het artistieke leven in de Vlaamse Gemeenschap; 2° voor de voorbereiding van een internationaal project op het vlak van de kunsten binnen een Europees subsidieprogramma als vermeld in artikel 52, § 1, 1°bis, van het decreet : a) een omschrijving van het project : de visie, aard van de samenwerking, concrete planning van de voorbereidingen, voorlopige planning van het uit te voeren project;b) een uitgewerkte begroting van de voorbereidingskosten die verbonden zijn aan het project, met een toelichting bij de begrote bedragen;c) een overzicht van de internationale partners van het project;3° voor internationale werkverblijven als vermeld in artikel 52, § 1, 2°, van het decreet : a) een motivering van de aanvraag met een concrete planning;b) een uitgewerkte begroting met geraamde uitgaven en voorziene inkomsten, met een toelichting bij de begrote bedragen;c) een toelichting over de locatie waar het werkverblijf plaatsvindt;d) een curriculum vitae ;e) documentatie over het werk van de aanvrager. Organisaties of natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, komen niet in aanmerking voor tegemoetkoming in internationale werkverblijven tenzij er een aantoonbare relatie is met het artistieke leven in de Vlaamse Gemeenschap; 4° voor internationale netwerkorganisaties als vermeld in artikel 52, § 1, 3°, van het decreet : a) een motivering van de aanvraag met een vermelding van de relaties met het artistieke leven in de Vlaamse Gemeenschap en met een concrete planning;b) een uitgewerkte begroting met geraamde uitgaven en voorziene inkomsten, met een toelichting bij de begrote bedragen;c) een verslag van het voorbije werkingsjaar;5° voor tegemoetkomingen in reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland als vermeld in artikel 52, § 1, 4°, van het decreet : a) een motivering van de aanvraag met een concrete planning;b) een curriculum vitae ;c) een toelichting over de locatie;d) een begroting met geraamde uitgaven en voorziene inkomsten met betrekking tot de reis-, verblijf- en transportkosten, met een toelichting bij de begrote bedragen. Voor de tegemoetkomingen in de reis-, verblijf- en transportkosten worden de volgende maximumbedragen gehanteerd : a) 2.500 euro voor individuele kunstenaars en experts; b) 5.000 euro voor culturele organisaties waaraan een meerjarige subsidie voor het geheel van de werking is toegekend, die minder bedraagt dan 300.000 euro; c) 7.000 euro voor culturele organisaties die geen meerjarige subsidie ontvangen voor het geheel van de werking, of voor een natuurlijke persoon die optreedt als gevolmachtigde vertegenwoordiger van een groep van ten minste drie individuele kunstenaars of experts.

Organisaties of natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, komen niet in aanmerking voor tegemoetkoming in reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland tenzij er een aantoonbare relatie is met het artistieke leven in de Vlaamse Gemeenschap.

De minister kan aanvullende bepalingen opleggen waaraan de aanvragen, vermeld in artikel 52, § 1, 4°, van het decreet, moeten voldoen. 6° vertalingen als vermeld in artikel 52, § 1, 5°, van het decreet : a) als het gaat om een niet-periodieke publicatie : 1) een gedetailleerde kostenraming van de publicatie aan de hand van het daarvoor voorziene calculatieformulier;2) de publicatiedatum;3) de voorziene oplage(s) tijdens het eerste jaar;4) een exemplaar van de te vertalen originele tekst;5) een curriculum vitae van de vertaler;6) een kopie van het contract tussen uitgever en vertaler;b) als het gaat om de vertaling van een artikel : 1) de kostenraming van de vertaling;2) de originele tekst;3) de publicatiedatum;4) een omschrijving van het doel van de vertaling of van het kader waarin het vertaalde artikel gesitueerd is, de publicatievorm en de verspreidingskanalen. De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van een internationaal initiatief wordt tijdig ingediend : 1° internationale projecten en de voorbereiding van een internationaal project op het vlak van de kunsten binnen een Europees subsidieprogramma als vermeld in artikel 52, § 1, 1° en 1°bis van het decreet : uiterlijk vier maanden voor het project in kwestie van start gaat, tenzij gemotiveerde uitzonderingen;2° werkverblijven als vermeld in artikel 52, § 1, 2°, van het decreet : minstens vier maanden voor de aanvang van het internationale werkverblijf, tenzij gemotiveerde uitzonderingen;3° internationale netwerkorganisaties als vermeld in artikel 52, § 1, 3° van het decreet : uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, als het om een subsidie gaat voor de werkingskosten van de netwerkorganisatie;4° tegemoetkomingen in reis-, verblijf- en transportkosten als vermeld in artikel 52, § 1, 4°, van het decreet : minstens twee maanden voor de aanvang van de activiteit, tenzij gemotiveerde uitzonderingen;5° vertalingen : a) voor vertalingen van niet-periodieke publicaties : uiterlijk vier maanden voor de vertaling van de publicatie van start gaat, tenzij gemotiveerde uitzondering;b) voor vertalingen van artikels : uiterlijk twee maanden voor de publicatie, tenzij gemotiveerde uitzondering.

Art. 36.Voor de aanvragen tot subsidiëring, vermeld in artikel 52, § 1, 1° tot en met 3°, van het decreet, en voor de aanvragen tot subsidiëring van vertalingen van niet-periodieke publicaties als vermeld in artikel 52, § 1, 5°, van het decreet, stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de aanvrager met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 37.§ 1. Voor aanvragen als vermeld in artikel 52, § 1, 1° tot en met 3°, van het decreet, en voor aanvragen tot subsidiëring van vertalingen van niet-periodieke publicaties als vermeld in artikel 52, § 1, 5°, van het decreet, beoordeelt de bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie de artistieke en inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de financiële en zakelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 54 en 55 van het decreet.

De beoordelingscommissie of de ad-hoccommissie en de administratie kunnen alle stappen nemen die ze nodig achten om de voorwaarden en de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 54 en 55 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 2. De subsidies worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° voor internationale projecten, voor de voorbereiding van een internationaal project op het vlak van de kunsten binnen een Europees subsidieprogramma, voor werkverblijven, voor internationale netwerkorganisaties en voor vertalingen van niet-periodieke publicaties : a) een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;b) een saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend;2° voor reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland als vermeld in artikel 52, § 1, 4°, van het decreet, en voor vertalingen van artikels als vermeld in artikel 52, § 1, 5° van het decreet : 100 procent na indiening van een inhoudelijk verslag en de nodige bewijsstukken bij de administratie en na de controle daarvan door de administratie. In afwijking van 1° worden de subsidies voor internationale projecten, vertalingen van niet-periodieke publicaties en internationale netwerkorganisaties, toegekend aan organisaties of natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 70 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° een saldo van 30 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 3. Om de realisatie van internationale projecten en de werking van internationale netwerkorganisaties, als vermeld in artikel 52, § 1, 1°, en 3°, van het decreet, te kunnen toetsen aan de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 54 en 55 van het decreet, en om te controleren of de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten de volgende documenten aan de administratie bezorgd worden : 1° de resultatenrekening over de realisatie van het initiatief met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post; 2° als de toegekende subsidie minder dan 50.000 euro bedraagt : de specificatie met bewijsstukken van de toegekende subsidie; 3° als de toegekende subsidie minstens 50.000 euro bedraagt : het verslag van een erkende accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische of zakelijke werking van de organisatie die het project heeft gerealiseerd, met commentaar bij de resultatenrekening; 4° een werkingsverslag. § 4. Om de realisatie van werkverblijven als vermeld in artikel 52, § 1, 2°, van het decreet, te kunnen toetsen aan de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 54 en 55 van het decreet, en om te controleren of de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten de volgende documenten aan de administratie bezorgd worden : 1° een inhoudelijk verslag van het werkverblijf;2° een staat van inkomsten en uitgaven met betrekking tot het werkverblijf. § 5. Om de realisatie van vertalingen als vermeld in artikel 52, § 1, 5°, van het decreet te kunnen toetsen aan de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 54 en 55 van het decreet, en om te controleren of de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk op de indieningsdatum, vermeld in het subsidiebesluit, de volgende documenten aan de administratie bezorgd worden : 1° een betalingsbewijs van de vergoeding aan de vertaler;2° twee exemplaren van het vertaalde boek of artikel. § 6. De documenten, vermeld in § 2, 2°, § 3, § 4 en § 5, moeten worden ingediend : 1° voor internationale projecten, de voorbereiding van een internationaal project op het vlak van de kunsten binnen een Europees subsidieprogramma, internationale netwerkorganisaties en internationale werkverblijven, als vermeld in artikel 52, § 1, 1° tot en met 3°, van het decreet : uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;2° voor tegemoetkomingen in reis-, verblijf- en transportkosten als vermeld in artikel 52, § 1, 4°, van het decreet : uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarin de reis-, verblijf- en transportkosten gemaakt werden;3° voor vertalingen als vermeld in artikel 52, § 1, 5°, van het decreet : uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend. Organisaties en natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en aan wie een subsidie voor een internationaal initiatief als vermeld in artikel 52, § 1, 1°, 3° en 5°, van het decreet, werd toegekend, moeten uiterlijk op 1 september van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten aan de administratie bezorgen : 1° een overzicht van de inkomsten en uitgaven met betrekking tot het internationale initiatief en kostenbewijzen voor het bedrag van de subsidie;2° een inhoudelijk verslag van het initiatief. § 7. De administratie mag aanvullende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een internationaal initiatief realiseert.

Een organisatie die een gesubsidieerd internationaal initiatief realiseert en daarnaast nog andere activiteiten heeft, moet in haar volledige boekhouding een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen de kosten en opbrengsten van de realisatie van het internationale initiatief en alle andere kosten en opbrengsten. § 8. Als de minister beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 52 van het decreet, een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, stuurt de administratie binnen de vijf maanden na de uiterste indieningsdatum van de aanvraag een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing.

In afwijking van het eerste lid wordt voor de subsidieaanvragen die minder bedragen dan 7.000 euro en voor organisaties die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een gewone brief met kennisgeving van die beslissing gestuurd.

Art. 38.De minister bepaalt op welke wijze de aanvragen, vermeld in artikel 52 van het decreet, en de documenten, vermeld in artikel 37, § 2, 2°, § 3, § 4 en § 5, aan de administratie bezorgd moeten worden. HOOFDSTUK VI. - Subsidiëring van publicaties en opnameprojecten

Art. 39.§ 1. Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum bepaalt de minister op welke wijze de aanvragen tot subsidiëring vermeld in artikel 57, 1°, 2° en 3°, van het decreet, bezorgd moeten worden.

Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum bepaalt de minister op welke wijze de schriftelijke gemotiveerde reactie van de aanvrager van een subsidie voor een periodieke publicatie tegen het voorontwerp van beslissing, vermeld in artikel 85, 5°, van het decreet, bezorgd moet worden.

De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van periodieke publicaties als vermeld in artikel 57, 1°, van het decreet, moet de volgende documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke en inhoudelijke kwaliteit, als de werking en het beheer te kunnen beoordelen aan de hand van de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 58, 62 en 63 van het decreet : 1° het profiel, de doelgroep en een inhoudelijk beleidsplan;2° een sluitende begroting, met een toelichting bij de begrote bedragen;3° de periodiciteit;4° de oplage;5° de wijze van distributie : de huidige of de geplande distributie;6° de middelen voor promotie. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van niet-periodieke publicaties als vermeld in artikel 57, 2°, van het decreet, moet de volgende documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke en inhoudelijke kwaliteit, als de werking en het beheer te kunnen beoordelen aan de hand van de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 58, 65 en 66 van het decreet : 1° de voorziene distributie;2° de publicatiedatum;3° de verkoopprijs;4° een curriculum vitae van de auteur;5° de inhoudsopgave;6° het manuscript of een representatief deel ervan;7° een gedetailleerde kostenraming;8° de geplande oplage in het eerste jaar;9° de geplande promotie. § 4. Een aanvraag tot subsidiëring van niet-periodieke publicaties als vermeld in artikel 57, 2°, van het decreet, moet worden ingediend uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan de publicatie of uiterlijk op 15 maart van het jaar van de publicatie voor publicaties die worden uitgevoerd vanaf 1 juli van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd. § 5. Een aanvraag tot subsidiëring van opnameprojecten als vermeld in artikel 57, 3°, van het decreet, moet de volgende documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke en inhoudelijke kwaliteit, als de werking en het beheer te kunnen beoordelen aan de hand van de voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 58, 69 en 70 van het decreet : 1° de geplande opnamen met vermelding van hun titel, de auteur en de duur van elke opname;2° een gedetailleerde lijst van de artistieke en inhoudelijke medewerkers bij de opname;3° de plaats waar de opname gerealiseerd wordt en de geplande opnamedatum;4° de plaats waar de montage en de mastering plaatsvinden;5° de naam van de producer en van de opnameleider;6° de geplande releasedatum;7° de wijze waarop de opname gedistribueerd zal worden;8° een sluitende begroting van het opnameproject met vermelding van alle geraamde inkomsten en uitgaven en onder meer alle bezoldigingen, vergoedingen, honoraria, commissie- en erelonen en uitkoopsommen met de naam van de begunstigde. § 6. Een aanvraag tot subsidiëring van opnameprojecten als vermeld in artikel 57, 3°, van het decreet, moet worden ingediend uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan het opnameproject of uiterlijk op 15 maart van het jaar van het opnameproject voor opnameprojecten die worden uitgevoerd vanaf 1 juli van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd.

Art. 40.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de aanvrager met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 41.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten en brengt daarover advies uit. Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, vermeld in artikel 58, 62, 63, 65, 66, 69 en 70 van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of ad-hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de voorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, vermeld in artikel 58, 62, 63, 65, 66, 69 en 70 van het decreet, op adequate wijze te toetsen.

De schriftelijk gemotiveerde reactie van de aanvrager van een subsidie voor een periodieke publicatie tegen het voorontwerp van beslissing, vermeld in artikel 85, 5°, van het decreet, moet binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voorontwerp verstuurde, aan de administratie bezorgd worden. § 3. Als de Vlaamse Regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring een subsidie toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing. § 4. De minister kan aan de toekenning van een subsidie als vermeld in artikel 57 van het decreet, aanvullende voorwaarden opleggen voor de distributie.

De minister mag, rekening houdend met en op grond van de specifieke doeleinden waarvoor de publicatie of het opnameproject aangewend moet worden of de bijzondere kenmerken van de publicatie of het opnameproject of de realisatiedatum van de publicatie of opnameproject, een aangepaste verantwoording vragen of een aangepaste indieningsdatum opleggen.

Art. 42.§ 1 De subsidies, vermeld in artikel 57, 1°, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een eerste schijf van 45 % van de totale subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald vanaf 1 februari;2° een tweede schijf van 45 % van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald vanaf 1 juli;3° het saldo van 10 % van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden. § 2. Om het toezicht, vermeld in artikel 59, § 5, van het decreet, te kunnen uitoefenen, moet de uitgever van een gesubsidieerde periodieke publicatie over elk werkingsjaar van de meerjarige subsidiëringsperiode een werkingsverslag opstellen, en dat uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar van de meerjarige subsidiëringsperiode aan de administratie bezorgen.

Het werkingsverslag, vermeld in het eerste lid, bevat : 1° een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde publicaties;2° de verslagen van de algemene vergadering van de organisatie over de goedkeuring van rekeningen en begroting;3° de jaarrekening, die bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting;4° een overzicht van de vergoedingen aan de auteurs;5° een afschrijvingstabel voor de investeringen; 6° het verslag van een erkende accountant of bedrijfsrevisor die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische en zakelijke werking van de desbetreffende gesubsidieerde organisatie, met commentaar bij de balans en de resultatenrekening van de organisatie, als de jaarlijkse subsidie minstens 25.000 euro bedraagt.

Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum bepaalt de minister op welke wijze het werkingsverslag aan de administratie bezorgd moet worden.

De minister kan een model van werkingsverslag opleggen.

De administratie mag op ieder ogenblik aan de gesubsidieerde organisatie aanvullende informatie en documenten vragen.

De gegevens en documenten, vermeld in het tweede lid, worden door de administratie ter informatie voorgelegd aan de bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie. Die kan daarbij het werkingsverslag toetsen aan de toepasselijke voorwaarden en beoordelingscriteria voor de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten, vermeld in artikel 62 en 63 van het decreet. Daarover kan ze tussentijds of op verzoek van de administratie een beknopt advies voor de minister en de administratie formuleren.

Art. 43.§ 1. De subsidies, vermeld in artikel 57, 2° en 3°, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 2. Om de realisatie van een gesubsidieerde publicatie of van een opnameproject als vermeld in artikel 57, 2° en 3°, van het decreet, te kunnen toetsen aan de toepasselijke voorwaarden vermeld in artikel 65, 66, 69 en 70, van het decreet, en om te controleren of de subsidie werd aangewend voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk vijftien maanden na de datum van de ondertekening van het besluit waarin de subsidie werd toegekend, en uiterlijk op 15 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten aan de administratie bezorgd worden : 1° de resultatenrekening over de realisatie van de publicatie of het opnameproject met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post; 2° als de toegekende subsidie minstens 50.000 euro bedraagt, het verslag van een erkende accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische of zakelijke werking van de organisatie die de publicatie of opnameproject heeft gerealiseerd, met commentaar bij de resultatenrekening; 3° een werkingsverslag;4° tien exemplaren van de publicatie of het opnameproject waarvoor de subsidie werd toegekend. De minister bepaalt, op het ogenblik dat de subsidie wordt toegekend, op welke wijze de documenten bezorgd moeten worden. De minister kan daarvoor een model opleggen.

De administratie mag aanvullende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een gesubsidieerde publicatie of een gesubsidieerd opnameproject realiseert. HOOFDSTUK VII. - Subsidiëring van steunpunten

Art. 44.§ 1. Uiterlijk drie maanden voor de uiterste indieningsdatum bepaalt de minister op welke wijze een aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 73, § 1, van het decreet, en de schriftelijk gemotiveerde reactie tegen het voorontwerp van beslissing, vermeld in artikel 85, 5°, van het decreet, aan de administratie bezorgd moeten worden. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de inhoudelijke kwaliteit als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de kerntaken, vermeld in artikel 74 van het decreet.

Die informatie en documenten moeten opgenomen zijn in het inhoudelijk en financieel beleidsplan, vermeld in artikel 73, § 1, van het decreet.

Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan worden voldaan aan de kerntaken, vermeld in artikel 74 van het decreet;2° het werkingsverslag van het voorbije werkingsjaar indien van toepassing.

Art. 45.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 46.§ 1. De adviescommissie of ad-hoccommissie beoordeelt de inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring en brengt daarover advies uit. Het steunpunt wordt beoordeeld aan de hand van de relevante kerntaken, vermeld in artikel 74 van het decreet. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten en brengt daarover advies uit. § 2. De adviescommissie of de ad-hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de relevante kerntaken, vermeld in artikel 74 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. De schriftelijk gemotiveerde reactie van de aanvrager van een subsidiëring tegen het voorontwerp van beslissing, vermeld in artikel 85, 5°, van het decreet, moet binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voorontwerp verstuurde, aan de administratie bezorgd worden. § 4. Als de Vlaamse Regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing.

Art. 47.§ 1. De subsidies, vermeld in artikel 71 van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een eerste schijf van 45 % van de totale subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald vanaf 1 februari;2° een tweede schijf van 45 % van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald vanaf 1 juli;3° het saldo van 10 % van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden. § 2. Steunpunten die, naast de activiteiten waarvoor ze krachtens artikel 71 van het decreet gesubsidieerd worden, nog andere activiteiten organiseren, moeten in hun totale boekhouding een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen beide soorten activiteiten. HOOFDSTUK VIII. - Kwaliteitsbeoordeling

Art. 48.§ 1. Met toepassing van artikel 79, § 1, en § 8, van het decreet worden de volgende beoordelingscommissies opgericht en samengesteld als volgt : 1° beoordelingscommissie multidisciplinaire kunstencentra, werkplaatsen en festivals : een voorzitter, een ondervoorzitter en elf leden;2° beoordelingscommissie theater : een voorzitter, een ondervoorzitter en dertien leden;4° beoordelingscommissie dans : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;5° beoordelingscommissie muziektheater : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;6° beoordelingscommissie muziek : een voorzitter, een ondervoorzitter en vijftien leden;7° beoordelingscommissie beeldende kunst : een voorzitter, een ondervoorzitter en negen leden;8° beoordelingscommissie architectuur en vormgeving : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;9° beoordelingscommissie audiovisuele kunsten : een voorzitter, een ondervoorzitter en negen leden;10° beoordelingscommissie kunsteducatie : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;11° beoordelingscommissie sociaal-artistieke werking : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;12° beoordelingscommissie publicaties : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden. § 2. Met toepassing van artikel 80, § 1, en § 4, van het decreet wordt de adviescommissie kunsten opgericht en samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en tien leden. § 3. Ten hoogste twee derde van de leden van een beoordelingscommissie of van de adviescommissie mag van hetzelfde geslacht zijn.

De voorzitter en de ondervoorzitter van de beoordelingscommissies en de adviescommissie zijn van een verschillend geslacht. § 4. In de adviescommissie en de beoordelingscommissies wordt telkens ten minste één kunstenaar opgenomen. § 5. In de adviescommissie wordt ten minste één persoon opgenomen die vertrouwd is met de Vlaamse aanwezigheid in Brussel.

Art. 49.§ 1. De administratie bezorgt voor de samenstelling van elke beoordelingscommissie een indicatieve lijst van kandidaten aan de minister. De minister kan daaraan een of meer leden toevoegen.

De administratie bezorgt voor de samenstelling van elke ad hoccommissie een indicatieve lijst aan de minister. De minister kan daaraan een of meer leden toevoegen.

Het mandaat van de leden van de ad-hoccommissies wordt beëindigd wanneer de opdracht waarvoor de ad-hoccommissie door de minister werd aangesteld, is vervuld. § 2. De administratie bezorgt voor de aanduiding van de buitenlandse experts, vermeld in artikel 79, § 6, van het decreet, telkens een indicatieve lijst aan de minister. De minister kan daaraan een of meer leden toevoegen. Deze experts moeten beschikken over een internationale kennis van het te beoordelen onderdeel van het beleidsveld.

Art. 50.Voor de aanstelling en het ontslag van de leden van beoordelingscommissies en adviescommissie gelden, met toepassing van artikel 82 van het decreet, de volgende voorwaarden : 1° de adviescommissie en de beoordelingscommissies leggen, binnen drie maanden na hun aanstelling, een voorstel van huishoudelijk reglement over hun werking voor aan de minister.De minister keurt vervolgens voor de adviescommissie en de beoordelingscommissies het huishoudelijk reglement goed; 2° een lid van een adviescommissie of een beoordelingscommissie dat door de minister wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of van een lid van wie het mandaat voortijdig is beëindigd, voleindigt het mandaat;3° de minister kan op verzoek van de betrokkenen een einde maken aan het mandaat van : a) voorzitter, ondervoorzitter of lid van een adviescommissie;b) voorzitter, ondervoorzitter of lid van een beoordelingscommissie;4° de minister kan op verzoek van de adviescommissie een einde maken aan het mandaat van : a) voorzitter, ondervoorzitter of lid van een adviescommissie;b) voorzitter, ondervoorzitter of lid van een beoordelingscommissie;5° de minister kan op verzoek van een beoordelingscommissie een einde maken aan het mandaat van voorzitter, ondervoorzitter of lid van een beoordelingscommissie;6° de minister kan, na advies van respectievelijk een adviescommissie of een beoordelingscommissie of na advies van de administratie, in de volgende gevallen ambtshalve een einde stellen aan het mandaat van voorzitter, ondervoorzitter of lid van een adviescommissie of een beoordelingscommissie : a) als de mandaathouder driemaal na elkaar zonder voorafgaande kennisgeving de vergadering van de adviescommissie of de beoordelingscommissie niet bijwoont;b) als de mandaathouder activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben.

Art. 51.De voorzitters, de ondervoorzitters, de leden, de plaatsvervangers alsook de deskundigen die worden gehoord, kunnen aanspraak maken op de volgende vergoedingen als vermeld in artikel 84 van het decreet : 1° de voorzitters : een presentiegeld van 90 euro per dagdeel, geïndexeerd, tot maximaal 2 dagdelen per dag, om vergaderingen en werkvergaderingen bij te wonen;2° de ondervoorzitters, de leden, de plaatsvervangers alsook de deskundigen : een presentiegeld van 60 euro per dagdeel, geïndexeerd, tot maximaal 2 dagdelen per dag, om vergaderingen en werkvergaderingen bij te wonen;3° een reisvergoeding van 25 eurocent per kilometer, geïndexeerd, om vergaderingen en werkvergaderingen bij te wonen en voor prospectieactiviteiten. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 52.§ 1. De bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op het aanvragen, de beoordeling van aanvragen, de toekenning en de uitbetaling van subsidies en het toezicht op de aanwending van die subsidies worden voor de eerste maal toegepast voor alle subsidies toegekend ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010.

In afwijking van het eerste lid gelden alle bepalingen die betrekking hebben op de kwaliteitsbeoordeling, vermeld in hoofdstuk VIII, voor alle kwaliteitsbeoordelingen vanaf de inwerkingtreding van dit hoofdstuk als bepaald in § 3. § 2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010. § 3. In afwijking van § 2 en met behoud van de toepassing van § 1 treden in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad : 1° alle bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op het aanvragen, de beoordeling van aanvragen, de toekenning en de uitbetaling van subsidies en het toezicht op de aanwending van die subsidies die toegekend worden aan werkingen, projecten, ondersteuningen aan kunstenaars en initiatieven die van start gaan in de eerste helft van 2010;2° hoofdstuk VIII. § 4. Met behoud van de toepassing van § 1 wordt het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2004 betreffende de uitvoering van het Kunstendecreet van 2 april 2004 opgeheven met ingang van 1 januari 2010. § 5. In afwijking van § 4 blijven de bepalingen in verband met de uitbetaling en het toezicht van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2004 betreffende de uitvoering van het Kunstendecreet van 2 april 2004 van toepassing op alle subsidies toegekend ten laste van de algemene uitgavenbegrotingen van de Vlaamse Gemeenschap voor de begrotingsjaren 2006, 2007, 2008 en 2009.

Art. 53.De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 juli 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX

^