Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 juli 2008
gepubliceerd op 23 september 2008

Besluit van de Vlaamse Regering houdende bepaling van de specifieke regels voor het toezicht op de sociale woonactoren

bron
vlaamse overheid
numac
2008036079
pub.
23/09/2008
prom.
18/07/2008
ELI
eli/besluit/2008/07/18/2008036079/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JULI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende bepaling van de specifieke regels voor het toezicht op de sociale woonactoren


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 29bis, § 1, derde lid en § 2 en artikel 40, § 1, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 24 maart 2006, op artikel 47 en 56, § 3, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en op artikel 59, vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening, gegeven op 12 juni 2008;

Gelet op het advies 44.750/3 van de Raad van State, gegeven op 16 juli 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en inburgering;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Inspectie RWO : het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2005;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;3° niet-residentiële ruimte : elk onroerend goed of deel ervan dat niet bestemd is voor de huisvesting van gezinnen of alleenstaanden en dat geen gemeenschapsvoorziening is;4° sociale woonactoren : een OCMW, een gemeente of een vereniging van gemeenten, telkens voor zover ze optreden krachtens titel VI en VII van de Vlaamse Wooncode, een sociale woonorganisatie of een erkende kredietmaatschappij of instelling als vermeld in artikel 78 van de Vlaamse Wooncode;5° toezichthouder : de toezichthouder voor de sociale huisvesting, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode;6° Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;7° VMSW : de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, vermeld in artikel 30 van de Vlaamse Wooncode.

Art. 2.§ 1. De sociale woonactoren bezorgen aan de toezichthouder met een aangetekende brief, door afgifte, per fax of elektronisch, als dat een ontvangstbewijs van de toezichthouder oplevert, binnen vijf kalenderdagen nadat de beslissing is genomen, een beknopte omschrijving van de beslissing die betrekking heeft op : 1° de verrichtingen krachtens titel V, VI en VII van de Vlaamse Wooncode, waarbij rekening wordt gehouden met het onderscheid als vermeld in artikel 29bis , § 1, eerste lid van de Vlaamse Wooncode;2° de opdrachten, opgelegd door de Vlaamse Wooncode, de besluiten ter uitvoering ervan en elk ander decreet of besluit, als dat betrekking heeft op aspecten van het sociale woonbeleid;3° wijzigingen die betrekking hebben op de bepalingen, vermeld in artikel 40, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 5°, van de Vlaamse Wooncode, wat de sociale huisvestingsmaatschappijen betreft. Als er verschillende beslissingen als vermeld in het eerste lid, op dezelfde dag worden genomen, maken de sociale woonactoren daarvan een lijst op die ze bezorgen aan de toezichthouder overeenkomstig het eerste lid.

Als de laatste dag van de termijn, vermeld in het eerste lid, een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag. § 2. In het kader van de bevoegdheden van de toezichthouder, vermeld in artikel 29bis , § 2, van de Vlaamse Wooncode, bezorgen de sociale woonactoren hem op zijn uitdrukkelijke schriftelijke of elektronische verzoek en binnen de door hem gestelde termijn de volgende informatie : 1° rapporten over de door de toezichthouder opgegeven aangelegenheden;2° agenda's en notulen van de beraadslaging van de organen met beslissingsbevoegdheid over de aangelegenheden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°;3° de documenten die de grondslag vormen van de door de toezichthouder opgegeven beslissingen.

Art. 3.De sociale huisvestingsmaatschappijen en de erkende huurdiensten bezorgen de volgende beslissingen, documenten of gegevens, met een aangetekende brief, door afgifte, per fax of elektronisch, als dat een ontvangstbewijs van de toezichthouder oplevert, aan de toezichthouder : 1° de agenda en de datum van de algemene en buitengewone algemene vergadering, uiterlijk vijftien kalenderdagen voor de vergadering;2° de notulen van de beraadslaging van de algemene en buitengewone algemene vergadering, binnen vijf kalenderdagen na iedere vergadering;3° de benoeming of de ambtsbeëindiging van bestuurders, evenals de verkiezing of het ontslag van de voorzitter, binnen acht kalenderdagen na de beslissing;4° in voorkomend geval, jaarlijks het aantal aandelen dat elke vennoot bezit, de inschrijvingen op nieuwe aandelen en de terugbetalingen. Als de laatste dag van de termijn, vermeld in het eerste lid, 2°, een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Art. 4.Bij het afleggen van plaatsbezoeken kan de toezichthouder zich laten bijstaan door deskundigen.

De toezichthouder heeft steeds het recht om voor de uitoefening van zijn controleopdracht alle originele documenten op te vragen en te kopiëren.

Art. 5.§ 1. De toezichthouder kan bij de uitoefening van zijn toezicht op de sociale huisvestingsmaatschappijen en de erkende huurdiensten elke beslissing opschorten en vernietigen die hij in strijd acht met de wetten, decreten, statuten of het algemeen belang. § 2. Een beslissing kan opgeschort worden op de vergadering zelf van het orgaan in kwestie, waar de beslissing werd genomen, of met een aangetekende brief of met een brief die tegen ontvangstbewijs afgegeven wordt aan het orgaan in kwestie, binnen twee kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de toezichtouder heeft kennis genomen van de beslissing.

Voor de berekening van de termijn waarin een beslissing kan worden opgeschort, wordt de dag waarop de toezichthouder heeft kennis genomen van de beslissing, niet meegerekend. Als de laatste dag van de termijn een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag. § 3. De toezichthouder kan een beslissing onmiddellijk vernietigen zonder ze voorafgaandelijk op te schorten.

Als de toezichthouder een beslissing opschort of vernietigt op de vergadering zelf van het beheersorgaan, wordt de beslissing tot schorsing of vernietiging, binnen twee kalenderdagen na de mondelinge beslissing tot schorsing of vernietiging, aangetekend opgestuurd naar of tegen ontvangstbewijs afgegeven aan het beheersorgaan van de sociale huisvestingsmaatschappij of erkende huurdienst. Als daaraan niet is voldaan, is de beslissing tot schorsing of vernietiging niet geldig.

Voor de berekening van de termijn, vermeld in het tweede lid, wordt de dag van de vergadering niet meegerekend. Als de laatste dag van de termijn een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Elke beslissing tot schorsing of vernietiging van de toezichthouder vermeldt de geschonden regels, een toelichting over de schending van de regels of, in voorkomend geval, een motivering over de wijze waarop het algemeen belang is geschonden. Als die vermeldingen ontbreken, is de beslissing niet geldig. § 4. Als een sociale huisvestingsmaatschappij of erkende huurdienst beroep instelt tegen een vernietiging, stuurt ze daarvan een afschrift naar de toezichthouder. Het beroep tegen een vernietiging moet, op straffe van onontvankelijkheid, steeds schriftelijk gemotiveerd worden. Het beroep wordt ingediend met een aangetekende brief of met een brief die tegen ontvangstbewijs afgegeven wordt, gericht aan de minister, op het adres van de afdeling Woonbeleid.

Art. 6.§ 1. De administratieve geldboete, vermeld in artikel 47, § 2, van de Vlaamse Wooncode, kan worden opgelegd aan een sociale huisvestingsmaatschappij in de volgende gevallen : 1° de activiteiten die vereist zijn in het kader van de erkenning, niet ontplooit in het Vlaamse Gewest;2° de zetel vestigt buiten het Vlaamse Gewest;3° de uitoefening van het toezicht verhindert of de termijnen voor toezicht, vermeld in de Vlaamse Wooncode en de uitvoeringsbesluiten ervan, inzonderheid in dit besluit, niet respecteert;4° beslissingen die door de toezichthouder werden geschorst of vernietigd, uitvoert;5° de opdrachten die haar worden opgelegd door de Vlaamse Wooncode, de besluiten ter uitvoering ervan of elk ander decreet of besluit, als dat betrekking heeft op aspecten van het sociale woonbeleid, niet uitvoert overeenkomstig die decreten en besluiten;6° haar statuten niet aanpast aan de opgestelde modelstatuten en latere wijzigingen ervan;7° haar financiële middelen die niet noodzakelijk zijn voor de dagelijkse werking, niet laat beheren door de VMSW;8° de aanvullende voorwaarden, vermeld in artikel 40, § 1, vierde lid, van de Vlaamse Wooncode, om erkend te worden als sociale huisvestingsmaatschappij, niet nakomt;9° nalaat een commissaris aan te stellen die belast is met de controles, vermeld in het Wetboek van Vennootschappen;10° nalaat een behoorlijk werkend systeem van interne controle te organiseren. De administratieve geldboete, vermeld in artikel 47, § 2, van de Vlaamse Wooncode, kan worden opgelegd aan een erkende huurdienst in de volgende gevallen : 1° de activiteiten die vereist zijn in het kader van de erkenning, niet ontplooit in het Vlaamse Gewest;2° de zetel vestigt buiten het Vlaamse Gewest;3° de uitoefening van het toezicht verhindert of de termijnen voor toezicht, vermeld in de Vlaamse Wooncode en de uitvoeringsbesluiten ervan, inzonderheid in dit besluit, niet respecteert;4° beslissingen die door de toezichthouder werden geschorst of vernietigd, uitvoert;5° de opdrachten die hem worden opgelegd door de Vlaamse Wooncode, de besluiten ter uitvoering ervan of elk ander decreet of besluit, als dat betrekking heeft op aspecten van het sociale woonbeleid, niet uitvoert overeenkomstig die decreten en besluiten;6° de aanvullende voorwaarden, vermeld in artikel 56, § 1, derde lid, van de Vlaamse Wooncode, om erkend te worden als huurdienst, niet nakomt. § 2. De toezichthouder stelt de sociale huisvestingsmaatschappij of erkende huurdienst met een aangetekende brief in gebreke. De ingebrekestelling bevat : 1° de uiteenzetting van de feiten, de bepalingen waarop die feiten een overtreding vormen en, in voorkomend geval, een lijst van de documenten waarop de ingebrekestelling is gebaseerd;2° de melding dat een voortzetting van de overtreding aanleiding geeft tot een administratieve geldboete;3° de melding dat de sociale huisvestingsmaatschappij of erkende huurdienst een schriftelijk verweerschrift kan indienen. Het verweerschrift moet, op straffe van onontvankelijkheid, binnen dertig dagen die volgen op de dag van de afgifte bij de post van de ingebrekestelling, aangetekend worden ingediend bij de toezichthouder.

Als geen verweer wordt gevoerd of de toezichthouder het verweer onontvankelijk of ongegrond acht, en de overtreding, vermeld in de ingebrekestelling, gehandhaafd blijft, legt de toezichthouder de administratieve geldboete op binnen een vervaltermijn van drie maanden die volgen op de datum van de ingebrekestelling. § 3. Bij het vaststellen van het bedrag van de administratieve geldboete houdt de toezichthouder onder andere rekening met : 1° de ernst van de inbreuk;2° eventuele soortgelijke precedenten;3° verzachtende omstandigheden;4° de voortdurende of tijdelijke, volledige of gedeeltelijke onmogelijkheid om aan de verplichtingen te voldoen. § 4. Een administratieve geldboete kan niet worden opgelegd als : 1° voor de overtreding in kwestie al eerder een administratieve geldboete werd opgelegd;2° een gerechtelijke uitspraak voor de overtreding in kwestie, gezag van gewijsde heeft gekregen. § 5. De sociale huisvestingsmaatschappij of erkende huurdienst in kwestie wordt van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete op de hoogte gebracht met een aangetekende brief met ontvangstbewijs. Die beslissing bevat minstens : 1° de uiteenzetting van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de ingebrekestelling;2° de bepalingen waarop die feiten een overtreding vormen;3° de datum van ingebrekestelling;4° de vastgestelde feiten na de ingebrekestelling;5° in voorkomend geval, een antwoord op het verweerschrift;6° het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete en de elementen die in aanmerking werden genomen om dat bedrag te bepalen;7° de termijn waarin en het rekeningnummer waarop de administratieve geldboete moet worden voldaan;8° de vermelding van de mogelijkheid om tegen die beslissing in beroep te gaan. § 6. Bij wanbetaling van de administratieve geldboete vaardigt de toezichthouder een dwangbevel uit, dat wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de leidend ambtenaar van Inspectie RWO. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot.

Art. 7.De minister is ertoe gemachtigd om nadere regelen uit te werken voor : 1° de interne beheersaspecten van de sociale huisvestingsmaatschappijen;2° de onroerende transacties, vermeld in artikel 34, § 3, eerste lid, 1°, 3°, en 4°, artikel 37, tweede lid, en artikel 42 van de Vlaamse Wooncode;3° de boekhoudkundige verrichtingen door de sociale huisvestingsmaatschappijen;4° de verhuring van niet-residentiële ruimten en gemeenschapsvoorzieningen door de sociale huisvestingsmaatschappijen. In afwachting van de inwerkingtreding van de nadere regelen, vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3° of 4°, overleggen de sociale huisvestingsmaatschappijen met de VMSW over de niet nader geregelde aangelegenheden met melding aan Inspectie RWO, waarbij de VMSW Inspectie RWO informeert over het resultaat van het overleg.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 juli 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN

^