Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 mei 2001
gepubliceerd op 30 juni 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan 'diversiteit en evenredige arbeidsdeelname'

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035681
pub.
30/06/2001
prom.
18/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/18/2001035681/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 MEI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan 'diversiteit en evenredige arbeidsdeelname'


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, het bijzondere decreet van 24 juli 1996, de bijzondere wet van 4 december 1996 en de bijzondere decreten van 15 juli 1997 en 14 juli 1998, de bijzondere wetten van 8 februari 1999 en 19 maart 1999 en het bijzonder decreet van 18 mei 1999;

Gelet op het decreet van 22 december 2000 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid op de artikelen 12, 55 tot en met 58 en 94;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 2001 houdende de begrotingscontrole en -opmaak;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 9 mei 2001;

Overwegende het VESOC-akkoord 'Tewerkstelling van allochtonen' van 8 juni 1998;

Overwegende het VESOC-actieplan 'Allochtonen en evenredige arbeidsdeelname' 2001 van 14 februari 2001;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begrippen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor werkgelegenheid;2° de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° STC : sub-regionaal tewerkstellingscomité zoals bedoeld bij artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;4° BNCTO : Brussels Nederlands Comité voor Tewerkstelling en Opleiding waarvan de opdracht, bevoegdheid en samenstelling worden geregeld op basis van het samenwerkingsakkoord van 4 april 1996 tussen de Vlaamse regering en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° STC-Coördinatieteam : het team zoals bedoeld bij artikel 20, § 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;6° STC-stuurgroep : werkgroep van het VESOC, opgericht overeenkomstig artikel 20, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;7° Werkgroep allochtonen : werkgroep van de STC-stuurgroep, opgericht overeenkomstig artikel 20, § 4, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;8° sub-regionaal actieprogramma 'Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit' : het onderdeel van het STC-beleidsplan ter concretisering van het Vlaamse jaarprogramma 'Allochtonen en evenredige arbeidsdeelname' van 14 februari 2001;9° aanvragers : - ondernemingen en organisaties uit profit- en non-profitsector zoals voorzien in hoofdstuk 3 van dit besluit; - Vlaamse openbare instellingen zoals voorzien in hoofdstuk 3 van dit besluit; 10° migranten of allochtonen : legaal in België verblijvende burgers met een socio-culturele herkomst, teruggaand op een ander land, die al dan niet Belg geworden zijn en ofwel in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar ons land gekomen zijn, ofwel het statuut van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling hebben verkregen, ofwel een regularisatieaanvraag hebben ingediend in het kader van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk, of elke als allochtoon geregistreerde persoon binnen een door het VESOC goedgekeurde registratiemethode;11° arbeidsgehandicapten : personen met of een VFSIPH-nummer, en/of ten hoogste een diploma BuSO, en/of bij de VDAB ingeschreven staan als beperkt of zeer beperkt arbeidsgeschikt, of elke als arbeidsgehandicapte geregistreerde persoon binnen een door het VESOC goedgekeurde registratiemethode;12° ouder wordende werknemers en werkzoekenden : 45- tot 64- jarigen;13° laaggeschoolden : personen met maximaal een diploma van het lager secundair onderwijs, of afgestudeerden van middenstandsopleidingen, of houders van een niet erkend buitenlands diploma;14° kansengroepen : categorieën van personen waarbij de werkzaamheidsgraad, zijnde het procentueel aandeel van de personen uit de betrokken categorie op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) die effectief werken, lager ligt dan het gemiddelde bij de totale Vlaamse beroepsbevolking;15° STC-vzw : de vereniging zonder winstoogmerk door een STC opgericht overeenkomstig artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding. HOOFDSTUK II. - Algemeen

Art. 2.Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten voor de Vlaamse bijdrage tot het Belgisch actieplan in uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, zoals overeengekomen tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners, kunnen subsidies en werkingsmiddelen worden toegekend aan de aanvragers die voldoen aan de in hoofdstuk 3 van dit besluit gestelde voorwaarden. HOOFDSTUK III. - Ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van een actieplan 'Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' in ondernemingen en instellingen

Art. 3.§ 1. Een actieplan 'Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' op arbeidsorganisatieniveau impliceert het op een planmatige manier wegnemen van direct en indirect discriminerende drempels en/of het scheppen van voorzieningen waardoor de verticale en horizontale mobiliteit van leden van de kansengroepen, en inzonderheid allochtonen, op de bedrijfsinterne en -externe arbeidsmarkt worden vergroot en hun voortijdige uitstroomkansen worden verminderd, met het oog op hun evenredige en volwaardige participatie in alle afdelingen en functies. § 2. Onder planmatig werken wordt het hanteren van minimaal een vierstappenaanpak verstaan, wat het volgende inhoudt : - probleemdetectie aan de hand van een controlelijst; - bepalen van de oorzaken van het probleem; - vastleggen van een oplossingsstrategie; - uitvoeren en evalueren van de gekozen aanpak. § 3. Onder verticale mobiliteit wordt de toegang tot en de doorstroming of promotie binnen de arbeidsorganisatie verstaan. § 4. Onder horizontale mobiliteit wordt de mogelijkheid verstaan om op basis van kwalificaties binnen elke afdeling van een arbeidsorganisatie werkzaam te zijn zonder geconfronteerd te worden met enige vorm van directe of indirecte discriminatie, ongeacht (etnische) afstamming, geslacht, (religieuze) overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. § 5. Onder indirecte discriminatie worden gedragingen, procedures en structuren verstaan die niet de bedoeling hebben om bepaalde individuen en/of groepen te discrimineren, maar die in hun uitwerking stelselmatig nadelig uitvallen voor bepaalde individuen en/of groepen. § 6. Het actieplan omvat één of meer van de volgende maatregelen en acties : doorlichten en optimaliseren van het selectie- en wervingsbeleid; doorlichten en optimaliseren van het onthaalbeleid; het organiseren van coaching en interne begeleiding voor nieuwe medewerkers uit de kansengroepen; het (laten) organiseren van taalopleidingen, taalstages of cursussen Nederlands op de werkvloer; het (laten) organiseren van trainingen of opleidingen rond interculturele communicatie, het managen van verschillen, het tegengaan van alledaags racisme op de werkvloer; het (laten) organiseren van opleidingen gericht op de horizontale of verticale doorstroom van leden van de kansengroepen, en inzonderheid allochtonen, binnen de organisatie; het opzetten van nieuwe rekruteringskanalen, gekoppeld aan actieve wervingsinspanningen gericht op leden van de kansengroepen, en inzonderheid allochtonen; voorzien in begeleide, additionele stage- of werkervaringsplaatsen voor leden van de kansengroepen, en inzonderheid allochtonen; functioneren als voorbeeldonderneming binnen een regio en/of sector; in samenhang met minstens één van de hiervoor genoemde acties, voorzien in een (project)structuur voor het verbreden van het draagvlak en voor het opvolgen en sturen van het beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname. § 7. Het actieplan richt zich minstens tot de kansengroep allochtonen, maar kan uitgebreid worden tot andere kansengroepen. § 8. Ter verdieping van het beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname van ondernemingen en instellingen, worden 'beste praktijken' ontwikkeld in een aantal ondernemingen en instellingen. Om weerhouden te worden als 'beste praktijk' moet de onderneming of instelling : 1° een positieve actieplan hebben opgestart in het kader van één van de vorige VESOC-jaarprogramma's allochtonen, of in het verleden bewezen inspanningen hebben geleverd rond gelijke kansen voor mannen en vrouwen of voor de integratie in de onderneming van arbeidsgehandicapten of oudere werknemers;2° haar ervaringen bekend maken en functioneren als voorbeeldonderneming binnen een regio en/of sector;3° een actieplan opstellen, waarin concrete engagementen worden opgenomen omtrent instroom en/of (horizontale of verticale) doorstroom van leden van diverse kansengroepen, waaronder allochtonen;4° het actieplan omvat daarnaast één of meerdere van de volgende acties : optreden als peterbedrijf voor minstens één andere onderneming (die niet behoort tot de eigen juridische of economische bedrijfseenheid) die een beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname opstart;experimenteerruimte bieden voor het uittesten van nieuwe methodieken of trainingspakketten die de integratie van leden van de kansengroepen binnen de onderneming bevorderen; meewerken aan de ontwikkeling van nieuwe methodieken of acties in uitvoering van het VESOC-jaarprogramma 2001 en/of van de TRIVISI-pioniersgroep 'Diversiteit'; 5° het actieplan richt zich op een geïntegreerde wijze tot meerdere kansengroepen, waaronder de kansengroep allochtonen.

Art. 4.§ 1. De aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste en tweede lid dienen : 1° zich te engageren tot een continuering van het beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname na de subsidieperiode;2° een actieplan, zoals bedoeld in artikel 3, voor te leggen of een 'beste praktijk', zoals bedoeld in artikel 3, te ontwikkelen;3° in cofinanciering te voorzien. § 2. Behoudens de aanvragen voor de ontwikkeling van een 'beste praktijk', hebben de aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste en tweede lid, geen subsidie ontvangen in het kader van het besluit van de Vlaamse regering van 21 april 1999 of van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan migranten. Behoudens de aanvragen voor de ontwikkeling van een 'beste praktijk', hebben de aanvragers evenmin een subsidie aangevraagd of ontvangen in het kader van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan voor acties rond de man/vrouw-problematiek.

Art. 5.§ 1. De erkenningsprocedure voor de aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste lid, met uitzondering van deze die niet onder één STC ressorteren, is als volgt : De aanvragers dienen een aanvraag in bij het bevoegde STC. Het STC beoordeelt de onder artikel 4, §§ 1 en 2, gestelde voorwaarden en maakt zijn advies over aan de administratie binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag en uiterlijk op 16 oktober 2001.

De administratie beoordeelt eveneens de onder artikel 4, §§ 1 en 2, gestelde voorwaarden binnen de veertien dagen na ontvangst.

Beide adviezen worden via de administratie aan de minister overgemaakt.

De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 2. De erkenningsprocedure voor de aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste lid die niet onder één STC ressorteren en zoals bedoeld in artikel 1, 8°, tweede lid is als volgt : De aanvragers dienen een aanvraag in bij de administratie Werkgelegenheid.

De administratie en de STC-stuurgroep, of bij delegatie de Werkgroep allochtonen, beoordelen de onder artikel 4, § 1, gestelde voorwaarden binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag en uiterlijk op 16 oktober 2001.

Beide adviezen worden via de administratie aan de minister overgemaakt.

De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 3. Wanneer het totaalbedrag van de aanvragen meer zou bedragen dan 1.852.500 euro voor de uitvoering van de actieplannen 'Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' en meer dan 247 000 euro voor de ontwikkeling van 'beste praktijken', stellen de administratie en de STC-stuurgroep, of bij delegatie de Werkgroep allochtonen, samen een gemotiveerde rangorde op van de 15 laatst ingediende aanvragen voor de subsidiering van actieplannen en van de 5 laatst ingediende aanvragen voor de subsidiering van 'beste praktijken', op basis van de in artikel 4 vermelde criteria en waarbij tevens gestreefd wordt naar minstens 5 actieplannen 'Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' en één 'beste praktijk' per STC.

Art. 6.Zesmaandelijks wordt door de STC's een opvolgingsverslag aangaande de globale uitvoering van de actieplannen en 'beste praktijken' aan de administratie toegestuurd, en na bespreking op de STC-stuurgroep, of bij delegatie op de Werkgroep allochtonen, aan de minister bezorgd.

Art. 7.§ 1. Ingeval een subsidie wordt toegekend, heeft de aanvrager recht op een tussenkomst van 2/3 in de gedane uitgaven met betrekking tot het actieplan of de ontwikkeling van een 'beste praktijk', met een maximum van 12 350 euro. § 2. Voor financiering komen loonkosten, met een maximum van 4/5 van de toegekende subsidie, en werkingsmiddelen ter uitvoering van het actieplan in aanmerking. Enkel de kosten die voortvloeien uit de voorbereiding en uitvoering van de specifieke acties voorzien in het actieplan 'Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' komen voor subsidie in aanmerking. Komen derhalve niet in aanmerking voor subsidie : - de loutere inschakeling van leden van de kansengroepen in het productieproces; de subsidie kan niet aangewend worden als inschakelingpremie; - de aanschaf van algemene investeringsgoederen; - algemene technische opleidingen voor het personeel. § 3. Alle kosten dienen bewezen te worden. § 4. De subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen. HOOFDSTUK IV. - Sub-regionale actieprogramma's 'Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit'

Art. 8.§ 1. Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten voor de Vlaamse bijdrage tot het Belgisch actieplan in uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, zoals overeengekomen tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners, kunnen subsidies worden toegekend voor de ondersteuning van welbepaalde acties uit de sub-regionale actieprogramma's 'Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit'; § 2. De acties die voor financiële ondersteuning in aanmerking komen zijn - een brede en uniforme informatie- en sensibilisatiecampagne, op Vlaams niveau uitgewerkt in overleg met de STC', die georganiseerd wordt via de lokale en regionale media - een decentraal georganiseerd vormingsaanbod dat op Vlaams niveau wordt uitgewerkt, in overleg met de STC's.

Deze middelen dienen ter ondersteuning van de sub-regionale prospectie om ondernemingen te sensibiliseren voor het voeren van een kleurrijk personeelsbeleid en moeten een versnelde dynamiek, een breder draagvlak en een verdieping van de knowhow bij de organisaties in de regio mogelijk te maken. § 3. Het maximumbedrag voor de ondersteuning van de informatie- en sensibilisatiecampagne en voor het decentraal georganiseerd vormingsaanbod bedraagt 322.270 euro. § 4. De sub-regionale actieprogramma's bevatten minstens in aanzet een geïntegreerde aanpak naar meerdere kansengroepen, waaronder de kansengroep allochtonen en bevatten een kwantitatieve doelstelling over het aantal arbeidsorganisaties in de sub-regio die in de looptijd van het Vlaamse jaarprogramma door het STC ondersteund worden bij het opstarten of verdiepen en verbreden van hun actieplan 'Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' of van hun 'beste praktijk'. § 5. Het sub-regionale actieprogramma 'Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit' besteedt aandacht aan : 1° ondersteuning van en overleg, netwerkvorming en samenwerking met (regionale) zelforganisaties van kansengroepen;2° ondersteuning van ondernemingen, instellingen en lokale besturen bij de opstart en uitvoering van actieplannen 'Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' door meet te werken aan de ontwikkeling, afstemming en verspreiding van aan de kansengroepen aangepaste HRM-instrumenten; 3° samenwerking met intermediaire actoren op de arbeidsmarkt, waaronder sectoren en sectorfondsen, werkgevers- en werknemersorganisaties, opleidingsinitiatieven, lokale besturen e.d.

Art. 9.Zesmaandelijks wordt door het STC's een opvolgingsverslag aangaande de globale uitvoering van het sub-regionale actieprogramma 'Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit' aan de administratie toegestuurd, en na bespreking op de STC-stuurgroep, of bij delegatie op de Werkgroep allochtonen, aan de minister bezorgd. HOOFDSTUK V. - Centrale ondersteuning en productontwikkeling en de ondersteuning van kwalificerende trajecten

Art. 10.§ 1. Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten voor de Vlaamse bijdrage tot het Belgisch actieplan in uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, zoals overeengekomen tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners, kunnen subsidies en werkingsmiddelen worden toegekend voor de centrale ondersteuning en productontwikkeling bij de implementatie van het VESOC-jaarprogramma 'Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' voor 2001, en voor de ondersteuning en ontwikkeling van kwalificerende trajecten die de arbeidsmarktkansen van kansengroepen, en inzonderheid allochtonen, verhogen. § 2. Het maximumbedrag dat aan subsidies wordt toegekend voor het totaal van de posten ondersteuning van het positieve actiebeleid en ontwikkeling van 'beste praktijken' in ondernemingen en instellingen, ondersteuning van sub-regionale actieprogramma's 'Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit', centrale productontwikkeling en ondersteuning van kwalificerende trajecten, bedraagt 2 726 830 euro. HOOFDSTUK VI. - Toezicht en slotbepalingen

Art. 11.§ 1. De in de eerste kolom van onderstaande tabel vermelde artikelen hebben betrekking op dit besluit. Met betrekking tot de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van deze tabel, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De bedragen die in euro worden vermeld in de artikelen 5, 7, 12 en 13 van dit besluit, treden in werking op 1 januari 2002.

Art. 12.De personeelsleden van de afdeling Inspectie Werkgelegenheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit te oefenen op de aanwending van de toegekende gelden.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 18 mei 2001.

Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor werkgelegenheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 mei 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

^