Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 april 2002
gepubliceerd op 07 juni 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035718
pub.
07/06/2002
prom.
19/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/19/2002035718/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 APRIL 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 16 maart 1999;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 augustus 2001;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 14 september 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 32.434/3, gegeven op 19 februari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2° investering : kosten voor bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerkzaamheden, aankoop, uitrusting of apparatuur door initiatiefnemers, met uitzondering van de aankoop van grond;3° investeringssubsidie : subsidie als bijdrage in de kostprijs of de financiering van de investering door een initiatiefnemer;4° subsidiebelofte : verbintenis, die op het lopende begrotingsjaar wordt vastgelegd, om voor een investering een investeringssubsidie toe te kennen;5° subsidiebeslissing : de beslissing die het gedeelte bepaalt van de subsidiebelofte dat voor een bepaalde projectfase wordt voorbehouden;6° project : het deel van de geplande infrastructuur, zoals omschreven in het masterplan, waarvoor de initiatiefnemer een subsidiebelofte of een subsidiebeslissing vraagt;7° projectfase : één van de hoogstens vier delen van een project waarvoor een subsidiebeslissing getroffen kan worden, deze vier delen kunnen zijn : a) de ruwbouw;b) de technische uitrusting;c) de afwerking;d) de uitrusting en de meubilering;8° masterplan : globale en beschrijvende schets met kostenraming van de door de initiatiefnemer geplande infrastructuur afhankelijk van de doelgroep, de capaciteit, de uitvoeringstermijnen en toekomstige ontwikkelingen, met daarbij een financieel plan in verhouding tot de verwachte exploitatie; 9' nieuwbouw : een nieuwe bouwconstructie met een eigen, autonome en functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden die een ruwbouw bevat; 10° uitbreiding : het bouwen van een nieuwe bouwconstructie aan of bij een bestaande constructie die een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden heeft of voor dergelijke bestemming in aanmerking komt en waarbij de nieuwe constructie functioneel aansluit;11° aankoop : de verwerving van een gebouw dat in aanmerking komt voor een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden;12° verbouwing : elke materiële ingreep, met uitzondering van uitbreiding alsmede van de onderhoudswerken of de door slijtage noodzakelijke vervangingswerken, tot verbetering of vernieuwing van een gebouw met een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, of dat voor een dergelijke functionele bestemming in aanmerking komt;13° voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand : de voorzieningen, bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, meer bepaald de begeleidingstehuizen, de gezinstehuizen, de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra, de dagcentra, de thuisbegeleidingsdiensten, de diensten voor begeleid zelfstandig wonen en de diensten voor pleegzorg;14° residentiële voorziening : een begeleidingstehuis, een gezinstehuis of een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum;15° semi-ambulante voorziening : een dagcentrum;16° ambulante voorziening : een thuisbegeleidingsdienst, een dienst voor begeleid zelfstandig wonen of een dienst voor pleegzorg;17° subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring. HOOFDSTUK II. - Bouwtechnische en bouwfysische normen

Art. 2.De algemene bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn : 1° de regelgeving over de brandveiligheid;2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen, toegankelijk voor het publiek;3° de regelgeving over de minimumeisen voor thermische isolatie van woongebouwen;4° de NBN-normen, uitgegeven door het Belgisch Instituut voor Normalisatie vzw en het Belgisch Elektrotechnisch Comité;5° het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming en de regelgeving betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;6° het Algemeen Reglement inzake elektrische installaties;7° de typebestekken, gebruikt door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur;8° de regelgeving over de stedenbouw en de ruimtelijke ordening;9° de regelgeving over de milieuvergunningen;10° de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.

Art. 3.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur van een residentiële voorziening ten minste bestaan uit de hierna opgesomde ruimtes, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn : 1° per erkende capaciteitseenheid gerekend, moeten de woon- en leefruimtes samen een oppervlakte hebben van 25 m2, te vermeerderen met 10 m2 per voltijds equivalent van de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie;2° de woonruimte wordt vermeerderd met 10 m2 per minderjarige voor wie kamertraining wordt georganiseerd;3° voldoende administratieve ruimte.

Art. 4.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur van een semi-ambulante voorziening ten minste bestaan uit de hierna opgesomde ruimtes, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn : 1° per erkende capaciteitseenheid gerekend, moet de leefruimte een oppervlakte hebben van 15 m2, te vermeerderen met 10 m2 per voltijds equivalent van de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie;2° voldoende administratieve ruimte.

Art. 5.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur van een ambulante voorziening ten minste bestaan uit voldoende administratieve ruimtes. HOOFDSTUK III. - Subsidiabele oppervlakte

Art. 6.§ 1. De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal : 1° voor een residentiële voorziening : 50 m2 per erkende capaciteitseenheid;2° voor een semi-ambulante voorziening : 35 m2 per erkende capaciteitseenheid;3° voor een ambulante voorziening : 20 m2 per voltijds equivalent van de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie. § 2. Bij uitbreiding komt enkel de nieuwgebouwde oppervlakte die samen met de oppervlakte van het behouden gedeelte van het bestaande gebouw de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld onder § 1, niet overschrijdt, voor subsidiëring in aanmerking. § 3. Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in § 1 en § 2, kan enkel op gemotiveerd verzoek afgeweken worden bij verbouwing of uitbreiding, voorzover de erkennings- en exploitatievoorwaarden dat vereisen. HOOFDSTUK IV. - Investeringssubsidie

Art. 7.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is voor de sector van de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand vastgesteld op 550 EUR per m2. § 2. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie als volgt verdeeld : 1° ruwbouw : 35 %;2° technische uitrusting : 25 %;3° afwerking : 30 %;4° uitrusting en meubilering : 10 %. De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, kan andere aangepaste percentages bepalen met evenwel een maximum van : 1° ruwbouw : 45 %;2° technische uitrusting : 35 %;3° afwerking : 40 %;4° uitrusting en meubilering : 20 %.

Art. 8.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is voor de sector van de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand vastgesteld op 500 EUR per m2. § 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering inzake uitbreiding is voor de sector van de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding zoals bepaald in § 1 en 2 kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw zoals bepaald in artikel 7, § 1.

Art. 9.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 2. Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwing mag ten hoogste 75 % van het in artikel 8, § 1, bepaalde basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding bedragen.

Art. 10.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop en de daar noodzakelijk bijbehorende verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie zoals bepaald in artikel 7, § 1. Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door het comité van aankoop geschatte venale waarde van het gebouw en de met de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en registratierechten of BTW, in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.

Art. 11.In een periode van twintig jaar na de voorlopige oplevering van een investering van nieuwbouw, van uitbreiding, van aankoop met verbouwing of van verbouwing, kan geen investeringssubsidie worden verkregen voor hetzelfde project, ongeacht of de investeringssubsidie is verkregen in een andere sector van de persoonsgebonden aangelegenheden. Enkel als een verbouwing noodzakelijk wordt opgelegd door de gewijzigde regelgeving of door de opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen deze periode een investeringssubsidie voor verbouwing worden verkregen.

Art. 12.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de meubilering en de uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moeten worden aangeschaft, bedraagt 60 % van de goedgekeurde raming.

Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.

Art. 13.De bedragen zoals bepaald in artikel 7 en 8 worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.

Art. 14 Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief BTW wordt vastgesteld met toepassing van artikel 7, 8, 9, 10 en 12 een subsidie voor de BTW tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 7 %. De totale investeringssubsidie wordt dan als volgt berekend : basisbedrag + geldende BTW op het basisbedrag + algemene onkosten à 7 % op het basisbedrag + geldende BTW op de algemene onkosten. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 14.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 april 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS

^