Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 april 2002
gepubliceerd op 18 juni 2002

Besluit van de Vlaamse regering betreffende adoptiediensten die bemiddelen voor binnenlandse kinderen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035744
pub.
18/06/2002
prom.
19/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/19/2002035744/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 APRIL 2002. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende adoptiediensten die bemiddelen voor binnenlandse kinderen


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 3 mei 1989 houdende erkenning van adoptiediensten;

Gelet op het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, inzonderheid op de artikelen 7 § 1, 8 en 10 § 1;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 1990 tot uitvoering van het decreet van 3 mei 1989 houdende erkenning van adoptiediensten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1994;

Gelet op het overleg binnen de sectorale overleggroep adoptie;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 13 december 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 juli 2001;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;

Gelet op advies 32.038/3 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2001;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Teamleden en medewerkers

Artikel 1.§ 1. Een adoptiedienst beschikt over een interdisciplinair team dat ten minste uit vier personen bestaat en waarin volgende disciplines vertegenwoordigd zijn : 1° een arts;2° een licentiaat in de psychologie, pedagogie of gelijkwaardig diploma;3° een jurist;4° een maatschappelijk assistent of de houder van een ander diploma van ten minste het niveau hoger onderwijs buiten de universiteit met sociale, psychologische of pedagogische oriëntatie. § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan voor eventuele extra teamleden de voorwaarden inzake kwalificaties vastleggen.

Art. 2.§ 1. De coördinator maakt deel uit van het interdisciplinaire team en beschikt over een van de volgende diploma's : 1° een diploma van maatschappelijk assistent;2° een ander diploma van ten minste het niveau hoger onderwijs buiten de universiteit met sociale, psychologische of pedagogische oriëntatie;3° een diploma van licentiaat in de psychologie of pedagogie of gelijkwaardig. § 2. De coördinator geeft sturing aan de dagelijkse leiding en aan de kwaliteitszorg. Hij biedt voldoende sturing, informatie, begeleiding en inspraak aan alle teamleden en medewerkers. § 3. Met het oog op participatie aan het adoptiebeleid neemt de coördinator op geregelde tijdstippen deel aan een door Kind en Gezin gecreëerde overlegstructuur.

Art. 3.De coördinator, de teamleden en de medewerkers zijn aan de adoptiedienst verbonden door middel van, hetzij een schriftelijke arbeidsovereenkomst, hetzij een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst.

Art. 4.De coördinator en de teamleden zijn voldoende competent en professioneel en beantwoorden aan de door de adoptiedienst opgestelde profielomschrijving.

Art. 5.Alle teamleden hebben een duidelijke taakomschrijving. Die vormt het uitgangspunt voor systematische en geregelde evaluatie- en functioneringsgesprekken.

Art. 6.§ 1. Voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 3, § 1, 5. d , van het decreet en artikel 20, § 1, van dit besluit dienen de teamleden die deze opdrachten uitvoeren, ten minste elk twintig uur per jaar in interdisciplinair verband te besteden aan de uitvoering van deze opdrachten via teamvergaderingen, die elk ten minste twee uren duren. Van die vergaderingen wordt een verslag opgesteld waarin de aanwezige teamleden vermeld worden. Zij ondertekenen achteraf het verslag. § 2. Voor de andere taken, vermeld in artikel 3, § 1, 5, van het decreet, besteden de personen die deze opdrachten uitvoeren, met uitzondering van de arts en de jurist, ten minste ieder honderd uur per jaar. § 3. De coördinator besteedt minstens achthonderd uur aan de bemiddelingsopdracht van de adoptiedienst.

Art. 7.De adoptiedienst werkt een vormingsbeleid uit voor alle teamleden en medewerkers, dat in samenspraak met hen is opgesteld.

De teamleden en medewerkers volgen de door Kind en Gezin aangeboden vorming.

Art. 8.In het personeelsbeleid worden voorwaarden gecreëerd voor een goed samenwerkingsklimaat. Afdeling 2. - Infrastructuur en bereikbaarheid

Art. 9.De adoptiedienst beschikt over een aangepaste infrastructuur om de gesprekken met de gebruikers te laten verlopen met maximale garanties voor de privacy.

Art. 10.De adoptiedienst garandeert een telefonische bereikbaarheid op werkdagen. Voor personen in een noodsituatie is de dienst ook 's avonds en tijdens het weekend bereikbaar. Afdeling 3. - Werking van de adoptiedienst

Art. 11.§ 1. De adoptiedienst draagt de visie over adoptie uit, zoals die is vastgelegd in de kwaliteitsvisietekst die Kind en Gezin in samenspraak met de sector opstelt. § 2. De adoptiedienst formuleert een pedagogisch en agogisch concept conform de kwaliteitsvisietekst, genoemd in § 1.

Art. 12.De adoptiedienst waakt erover haar betrouwbaarheid en professionaliteit te waarborgen en uit te dragen.

Art. 13.De adoptiedienst streeft in zijn beleid naar een systematisch, methodisch en procesmatig handelen.

Art. 14.De adoptiedienst treft maatregelen die respect voor de basisrechten en gebruikersrechten waarborgen en die conform de internationale, federale en gemeenschapsreglementeringen zijn.

Art. 15.De adoptiedienst voert met de beschikbare middelen een gezond financieel beleid. Afdeling 4. - Hulp- en dienstverlening

Art. 16.De organisatie van de adoptiedienst is gericht op een vlotte hulp- en dienstverlening. De adoptiedienst werkt hiervoor samen met externe bevoegde personen en instanties.

Art. 17.De adoptiedienst verstrekt duidelijke en relevante informatie aan de gebruikers zowel voor, tijdens als na de begeleiding.

Art. 18.De adoptiedienst heeft een duidelijk afgebakend dienstverleningsaanbod, dat bestaat uit : 1° het voorbereiden van de kandidaat-adoptanten op een eigen verantwoorde keuze om al dan niet een kind te adopteren.Het voorbereidingsprogramma moet worden goedgekeurd door Kind en Gezin; 2° het evalueren van de geschiktheid van de kandidaat-adoptant die via de adoptiedienst een eerste of volgende kind uit het binnenland wenst te adopteren.Deze evaluatie gebeurt volgens de normen en waarden die zijn opgenomen in de kwaliteitsvisietekst, genoemd in artikel 11, § 1, en moet resulteren in een gemotiveerd advies inzake de geschiktheid van de kandidaat-adoptant om een kind te adopteren; 3° het begeleiden van ongewenst zwangere vrouwen en ouders die niet zelf voor hun kinderen kunnen zorgen en overwegen afstand van hun kind te doen, naar een verantwoorde keuze inzake de toekomst van het kind, rekening houdend met de bepalingen van het VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind;4° het bemiddelen inzake adoptie voor kinderen uit het binnenland, waarbij de adoptiedienst op gemotiveerd voorstel van het interdisciplinair team een beslissing neemt tot toewijzing van een kind aan de kandidaat-adoptant;5° het verstrekken van primaire nazorg met als doel de integratie van het kind in het gezin te stimuleren, vooral in de eerste periode na plaatsing.

Art. 19.De voorbereidings- en evaluatieprocedure is duidelijk in de tijd omschreven en de adoptiedienst zorgt voor de continuïteit ervan.

De voorwaarden worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de kandidaat-adoptant en de adoptiedienst.

Kind en Gezin geeft richtlijnen over de voorbereidings- en evaluatieprocedure.

Art. 20.§ 1. Het interdisciplinair team maakt een gezinsrapport op volgens het schema, gevoegd als bijlage bij dit besluit. § 2. Op basis van dat rapport neemt het interdisciplinair team een gemotiveerde beslissing over het al dan niet aanvaarden van de kandidaat-adoptant. Die beslissing wordt genomen tijdens een teamvergadering waarop ten minste de coördinator en één vertegenwoordiger van iedere in artikel 1, § 1, van dit besluit vermelde discipline aanwezig is. § 3. De gemotiveerde beslissing inzake de al dan niet aanvaarding van de kandidaat-adoptant wordt meegedeeld aan Kind en Gezin. Op basis van dit bindende advies attesteert Kind en Gezin dat al dan niet een beginseltoestemming wordt verleend voor de plaatsing van een kind met het oog op adoptie bij de vermelde kandidaat-adoptanten.

Kind en Gezin geeft richtlijnen omtrent de procedure en voorschriften.

Art. 21.§ 1. Nadat de kandidaat-adoptant een beginseltoestemming heeft verkregen, wordt een bemiddelingscontract opgesteld tussen de kandidaat-adoptant en de adoptiedienst volgens de richtlijnen van de instelling Kind en Gezin. § 2. In het bemiddelingscontract wordt een gedetailleerde weergave gegeven van de aard en de omvang van de kosten, alsook van de betalingswijze. Dat geschiedt hetzij door opname van de kosten van het individuele dossier, hetzij door verrekening van de totale jaarlijkse werkingskosten over het gemiddelde aantal dossiers. In beide gevallen is ongepast financieel gewin uitgesloten en kan Kind en Gezin elke noodzakelijke controle doorvoeren.

Uitzonderlijke en onvoorziene kosten maken het voorwerp uit van een addendum aan het bemiddelingscontract tussen de adoptant en de adoptiedienst. § 3. De datum van het bemiddelingscontract is bepalend voor de opname van de kandidaat-adoptant op de wachtlijst. Bij toewijzing van een kind wordt rekening gehouden met het principe dat voor het kind de meest geschikte adoptant gezocht moet worden. Een afwijking van de wachtlijst moet gemotiveerd worden. § 4. Het bemiddelingscontract kan door beide partijen worden opgezegd.

De adoptiedienst wordt enkel vergoed voor de al gemaakte administratieve kosten en de geleverde prestaties.

De adoptiedienst moet het bemiddelingscontract bij aangetekend schrijven opzeggen. De instelling Kind en Gezin ontvangt hiervan een gemotiveerde melding. De adoptiedienst kan de overeenkomst pas opzeggen als de situatie van de adoptant in belangrijke mate afwijkt van de oorspronkelijke gezinssituatie of als de kandidaat-adoptant het contract niet naleeft.

Art. 22.De adoptiedienst voert een kindstudie uit volgens het schema, gevoegd als bijlage bij dit besluit.

Art. 23.De adoptiedienst zorgt voor een verantwoorde afsluiting van de begeleidings- en bemiddelingsopdracht in samenspraak met de gebruiker.

Art. 24.Kind en Gezin kan nadere richtlijnen geven voor de organisatie of de terbeschikkingstelling van de nazorg van de natuurlijke ouders, de adoptie-ouders en het geadopteerde kind.

Art. 25.De adoptiedienst beschikt over een klachtenprocedure voor alle deelaspecten van de werking die aan de gebruiker kenbaar wordt gemaakt. Ze garandeert een antwoord binnen een redelijke termijn.

Art. 26.De adoptiedienst signaleert op een systematische wijze tekorten, behoeften, knelpunten en ontwikkelingen in de hulp- en dienstverlening, en formuleert voorstellen voor de verbetering ervan aan Kind en Gezin. Afdeling 5. - Dossiers en wachtlijsten

Art. 27.§ 1. De dossiers en wachtlijsten worden met maximale discretie behandeld en bewaard. Ze zijn enkel toegankelijk via de coördinator. § 2. Het medisch dossier wordt afzonderlijk bewaard onder toezicht en verantwoordelijkheid van de arts.

Art. 28.De adoptiedienst garandeert de betrokkenen toegang tot hun dossier overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Art. 29.Het dossier of gegevens van het dossier kunnen niet worden overgedragen naar een andere adoptiedienst of hulpverlenende instantie, zonder de toestemming van de betrokkene. Ook voor de mededeling van elementen uit het dossier is de toestemming van de betrokkene nodig.

Art. 30.Als de adoptiedienst wordt opgeheven of als zijn erkenning wordt ingetrokken worden de dossiers en wachtlijsten die nog in behandeling zijn, overgenomen door een andere erkende adoptiedienst.

De adoptiedienst beschikt over een schriftelijke regeling van die overname. De afgehandelde dossiers worden op dat moment overgedragen aan Kind en Gezin. Afdeling 6. - Minimale eisen van kwaliteitszorg

Art. 31.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, legt de bepalingen vast met betrekking tot de minimale elementen van kwaliteitszorg. HOOFDSTUK II. - Toezicht

Art. 32.§ 1. Bij het begin van elk nieuw kalenderjaar legt de adoptiedienst aan Kind en Gezin haar jaarverslag voor. Het jaarverslag bevat een boekhoudkundig deel en een deel over de inhoudelijke werking. Kind en Gezin bepaalt welke punten minstens in het jaarverslag moeten worden opgenomen. § 2. Kind en Gezin kan nadere richtlijnen uitvaardigen over de wijze waarop de adoptiedienst zijn boekhouding voert. § 3. Het toezicht over de adoptiediensten wordt uitgeoefend door de ambtenaren van Kind en Gezin die daarvoor zijn aangewezen. Zij hebben vrije toegang tot de lokalen van de adoptiedienst en hebben het recht alle administratieve stukken te raadplegen. De coördinator geeft hen op verzoek toegang tot de dossiers en wachtlijsten. § 4. De diensten delen aan Kind en Gezin hun huishoudelijk reglement mede. HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure

Art. 33.§ 1. De adoptiedienst richt zijn aanvraag tot erkenning bij aangetekend schrijven aan Kind en Gezin. Bij die aanvraag zitten de statuten van de diensten en alle nodige stukken waaruit blijkt dat aan de wettelijke bepalingen voor de erkenning van adoptiediensten is voldaan. § 2. Kind en Gezin onderzoekt de aanvraag, eventueel na opvraging van extra stukken of inlichtingen, en geeft binnen drie maanden na ontvangst een gemotiveerd en eensluidend advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, verder « de minister » genoemd. § 3. De minister brengt Kind en Gezin binnen drie maanden na ontvangst van het advies op de hoogte van zijn beslissing.

Kind en Gezin bezorgt na kennisneming van de beslissing van de minister, onverwijld die beslissing aan de adoptiedienst. § 4. De adoptiedienst wordt erkend voor een hernieuwbare termijn van maximaal vijf jaar.

De adoptiedienst moet zijn aanvraag tot hernieuwing van de erkenning indienen uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de erkenningstermijn, op de in dit artikel bepaalde wijze.

Art. 34.Wanneer Kind en Gezin vaststelt dat de adoptiedienst niet meer aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet kan het de minister adviseren om de erkenning van de adoptiedienst onmiddellijk in te trekken. Kind en Gezin brengt de adoptiedienst hiervan vooraf per aangetekende brief op de hoogte. HOOFDSTUK IV. - Bezwaarprocedure

Art. 35.De adoptiedienst kan bezwaar aantekenen bij de minister tegen de volgende beslissingen : 1° de weigering en de intrekking van de erkenning;2° de weigering van de verlenging van de erkenning;3° de beslissing over de termijn van de erkenning of de verlenging van de erkenning.

Art. 36.De adoptiedienst dient in dat geval op straffe van niet-ontvankelijkheid uiterlijk 15 kalenderdagen na kennisneming van de in artikel 35 genoemde beslissingen een gemotiveerd bezwaarschrift in bij Kind en Gezin.

Art. 37.Het bezwaarschrift bevat eveneens op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende elementen : 1° naam en adres van de adoptiedienst;2° datum van ontvangst van de betwiste beslissing;3° een referte of een kopie van de betwiste beslissing;4° een uitvoerige motivering van het beroep;5° naam en handtekening van de voorzitter van de adoptiedienst;6° datum van instelling van het beroep.

Art. 38.Kind en Gezin beslist binnen 15 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift over de ontvankelijkheid van het bezwaar op basis van de elementen vastgelegd in voorgaand artikel, motiveert die beslissing en brengt de adoptiedienst hiervan onverwijld per aangetekende brief op de hoogte.

Art. 39.§ 1. Bij een bezwaar tegen de intrekking van de erkenning of de weigering tot verlenging van de erkenning, kan Kind en Gezin tevens binnen 15 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift beslissen dat het bezwaar geen schorsend karakter heeft. Die mogelijkheid wordt beperkt tot de gevallen waarbij een ernstig gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de cliënteel en medewerkers dreigt. In alle andere gevallen is het bezwaar schorsend. § 2. Ingeval besloten wordt dat het bezwaar niet schorsend is, stuurt Kind en Gezin de gemotiveerde beslissing onverwijld per aangetekende brief aan het organiserende bestuur.

Art. 40.§ 1. Overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, bezorgt Kind en Gezin het ontvankelijke bezwaarschrift samen met het volledige administratieve dossier en de eventuele verweermiddelen aan de commissie. De administratie bezorgt tegelijkertijd een kopie van het bezwaarschrift aan de minister. § 2. Het bezwaar wordt verder behandeld volgens de procedure, bedoeld in het in § 1 genoemde besluit. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 41.Het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 1990 tot uitvoering van het decreet van 3 mei 1989 houdende erkenning van adoptiediensten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1994, wordt opgeheven.

Art. 42.Aan artikel 42, 1° van het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 1998 inzake interlandelijke adoptie worden volgende woorden toegevoegd : « wat de interlandelijke adoptie betreft ».

Art. 43.§ 1. De adoptiediensten die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit al erkend zijn, moeten voldoen aan de erkenningsvoorwaarden van dit besluit, uiterlijk binnen drie jaar na de inwerkingtreding ervan. § 2. De bepalingen van het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen treden, wat de sector binnenlandse adoptie betreft, in werking op 1 januari 2002. § 3. Tijdens de driejarige overgangsperiode waarvan sprake in § 1, behouden de adoptiediensten, genoemd in § 1, hun erkenning of kunnen ze een verlenging ervan verkrijgen op basis van de voorwaarden waarop ze erkend werden. § 4. De nieuwe erkenningen die worden verkregen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, vallen volledig onder de bepalingen van dit besluit.

Art. 44.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002, met uitzondering van artikel 42 dat uitwerking heeft met ingang van 19 december 1998.

Art. 45.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 april 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS

Bijlage 1. Kindstudie Deze bevat : A.Gegevens over de biologische ouders : - identificatiegegevens (van ouders of voogd); - achtergrondgegevens over de biologische ouders en eventueel andere familieleden meer bepaald over hun sociaal milieu, gezondheidstoestand, de leeftijd en zwangerschap van de moeder; - bewijzen dat zij in de mogelijkheid werden gesteld vrijwillige afstand te doen van het kind en in te stemmen met adoptieplaatsing; - bewijzen dat indien de biologische ouders of verwanten of voogd niet bekend zijn, al het mogelijke werd ondernomen om hen op te sporen.

B. Gegevens over de minderjarige : - identificatiegegevens : indien de afstamming vaststaat : naam, geslacht, geboortedatum en -plaats, nationaliteit en desgevallend religieuze overtuiging; - omstandigheden van zwangerschap en bevalling; - gegevens over de fysieke, psychische, emotionele en intellectuele ontwikkeling van de kandidaat-geadopteerde en het type van zorg dat hij/zij ontving in zijn/haar natuurlijke omgeving en daarna; - beeldmateriaal over o.m. tehuis, directe omgeving, minderjarige; - gegevens over de redenen en omstandigheden die aanleiding geven tot de adoptieplaatsing; - bewijs dat in hoofde van de geadopteerde en zijn vertegenwoordiger voldaan is aan alle voorwaarden gelet op de toe te passen wetgeving; - medisch dossier : er dient een gericht medisch onderzoek te gebeuren. De instelling Kind en Gezin kan daaromtrent richtlijnen geven. 2. Gezinsrapport : - identificatiegegevens van de kandidaat-adoptant(en); - gegevens over de gezondheidstoestand van de kandidaat-adoptant(en) en hun eventuele gezinsleden; - dat de betrokkenen over de nodige morele, sociale en pedagogische eigenschappen beschikken om tegemoet te komen aan de noden van de te plaatsen en te adopteren kinderen en van een concreet toe te wijzen kind.

Bovendien behelst deze studie volgende gegevens : - welke de motivatie is tot het opnemen en adopteren van een kind en welke stappen werden ondernomen om tot deze beslissing te komen; - dat de kandidaat-adoptant(en) volledig is ingelicht over de gevolgen van deze beslissing; - dat hij zich bereid verklaart in te staan voor een concreet toegewezen kind; - dat hij over de financiële mogelijkheden beschikt om een kind op te voeden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 2002 betreffende adoptiediensten die bemiddelen voor binnenlandse kinderen.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS

^