Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 december 2003
gepubliceerd op 10 maart 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot het bepalen van de grenswaarde en de richtwaarde voor het nitraatresidu in uitvoering van artikel 13bis, § 1, en van de voorwaarden waaronder een derogatie van de bemestingsnormen en de bemestingsvoorwaarden in kwetsbaar gebied water kan worden verleend in uitvoering van artikel 15, §§ 8 en 9 en van artikel 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035069
pub.
10/03/2004
prom.
19/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/19/2004035069/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot het bepalen van de grenswaarde en de richtwaarde voor het nitraatresidu in uitvoering van artikel 13bis, § 1, en van de voorwaarden waaronder een derogatie van de bemestingsnormen en de bemestingsvoorwaarden in kwetsbaar gebied water kan worden verleend in uitvoering van artikel 15, §§ 8 en 9 en van artikel 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen


De Vlaamse regering, Gelet op de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 91/676/EEG van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op hoofdstuk V, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 22 december 1993, 20 december 1995, 19 december 1997, 11 mei 1999, 8 december 2000, 21 december 2001, 19 juli 2002, 7 februari 2003 en 28 maart 2003;

Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 22 juli 2003 en 17 september 2003;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse Minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 juli 2003 en 16 oktober 2003;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 december 2003, met verzoek om spoedbehandeling zoals bepaald in artikel 84, § 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (advies mee te delen binnen een termijn van vijf werkdagen);

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : - dit besluit in werking treed met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003; - dit besluit uitvoering geeft aan het decreet van 28 maart 2003, in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003; - de landbouwers overeenkomstig het decreet van 28 maart 2003 deze algemene derogatie hebben toegepast in het jaar 2003 en voor het najaar 2003 de modaliteiten van controle en zelfopvolging moeten worden vastgelegd; - het niet uitvaardigen van dit besluit zou voor gevolg hebben dat in Vlaanderen de algemene derogatie zou zijn toegepast zonder controle, wat in de feiten zou betekenen dat de afbakening kwetsbare zones zonder gevolg zou gebleven zijn. Immers als gevolg van de afbakening kwetsbare zones in 2002, zijn vanaf 1 januari 2003 verstrengde bemestingsnormen van toepassing. De derogatie laat afwijking toe op deze verstrengde bemestingsnormen mits zich te houden aan bepaalde voorwaarden en aan controle. Deze controle wordt bij dit besluit geregeld;

Overwegende dat de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 91/676/EEG van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, bepaalt dat maatregelen moeten genomen worden om verontreiniging van het water door nitraten tegen te gaan;

Overwegende de beslissing van de Vlaamse regering van 19 juli 2001 om naar aanleiding van de afbakening van nieuwe kwetsbare gebieden water ook te voorzien in een mogelijkheid tot derogatie overeenkomstig de principes van Annex III van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 91/676/EEG van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

Overwegende dat de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 91/676/EEG van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, in Annex III de mogelijkheid biedt om in specifieke gewas-, bodem- en klimaatomstandigheden af te wijken van de norm van 170 kg stikstof per ha uit dierlijke mest op voorwaarde dat geen afbreuk gedaan wordt aan het bereiken van de algemene doelstellingen van de Richtlijn;

Overwegende dat het toestaan van een afwijking ten opzichte van de bemestingsnormen van kwetsbaar gebied water bijkomende controle vereist op een deel van de oppervlakte, om de doelstellingen van de bovenvermelde Richtlijn te waarborgen;

Overwegende dat de gebruiker van het perceel waarop een nitraatresidubepaling wordt uitgevoerd in dit kader de mogelijkheid moet geboden worden om een tegenexpertise te laten uitvoeren;

Overwegende dat door de beperkte duur van de periode waarin de bemonstering kan geschieden deze tegenexpertise enkel betrekking kan hebben op de analyse van de monsters;

Overwegende dat het huidige compendium met betrekking tot de staalname niet voorziet in een periode gedurende de welke een bodemmonster met betrekking tot het nitraatresidu moet worden bewaard en dat dit wel noodzakelijk is;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 13bis, § 1, tweede lid, van het bovenvermelde decreet de Vlaamse regering gehouden is om met ingang van 2003 de grenswaarde en de richtwaarde vast te stellen op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek terzake;

Op voorstel van de Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In het kader van dit besluit gelden volgende definities : 1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;2° de algemene derogatie : de mogelijkheid om af te wijken van de bemestingsnormen van artikel 15, § 7, van het decreet zoals bedoeld in artikel 15, § 8, van het decreet;3° de specifieke derogatie : de mogelijkheid om af te wijken van de bemestingsnormen van artikel 15, § 7, van het decreet zoals bedoeld in artikel 15, § 9, van het decreet;4° de aanvrager : de natuurlijke of rechtspersoon die gebruik wenst te maken van de algemene derogatie overeenkomstig artikel 15, § 8, of van de specifieke derogatie overeenkomstig artikel 15, § 9, van het decreet;5° de productiedruk : de verhouding tussen de productie aan stikstof en difosforpentoxide uit dierlijke mest op de inrichting van de aanvrager en de oppervlakte cultuurgrond in gebruik door de aanvrager en aangegeven als behorend bij deze inrichting;6° het compendium : het compendium « Bemonsterings- en analyseprocedures voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet »;7° een erkend laboratorium : een laboratorium erkend overeenkomstig besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 2000 ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.

Art. 2.De algemene derogatie wordt enkel verleend aan degene die conform artikel 3, §§ 1 en 6, van het decreet, aangifte doet.

De aanvrager van de algemene derogatie, dient de aangifte van het teeltplan bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van het decreet, en de aanduiding op cartografisch materiaal conform artikel 3, § 1, 5°, van het decreet, voor al de percelen cultuurgrond die deze persoon in gebruik heeft, volledig en definitief te verrichten voor 1 mei van het productiejaar waarin deze persoon van de algemene derogatie gebruik wenst te maken. Voor het jaar 2003, geldt bij wijze van overgang, de datum van 1 mei niet. Deze persoon geeft de teelt op waaruit blijkt dat voor het betrokken perceel de algemene derogatie mogelijk is binnen de bepalingen van artikel 15, § 8. Deze persoon duidt hierbij expliciet de percelen aan waarop deze persoon de algemene derogatie niet wenst toe te passen.

Het recht op algemene derogatie is enkel toegestaan voor de teelten of teeltcombinaties bedoeld in artikel 15, § 8, van het decreet. Gras dat als groenbemester wordt ingezaaid na wintertarwe kan in het volgende jaar als voorgewas voor maïs dienen, mits er een snede van wordt geoogst door maaien of begrazing.

Art. 3.§ 1. Met het oog op de bewaking van het realiseren van de doelstelling van de EG-richtlijn 91/76/EG wordt de aanvrager van de algemene derogatie aan een controle onderworpen.

De Mestbank duidt hiertoe op basis van de aanvragen tot algemene derogatie minimum 5 % van de oppervlakte aan, waarvoor de aanvragers van de algemene derogatie, aan een controle worden onderworpen. De controle geschiedt op basis van de bepaling van het nitraatresidu. De Mestbank brengt voor 1 augustus van het productiejaar de aanvrager, die een perceel uitbaat waarop controle dient plaats te vinden, op de hoogte. Ter uitvoering van de controle, is de Mestbank in de periode tussen 1 oktober en 15 november gehouden een nitraatresidubepaling te laten uitvoeren op het betrokken perceel door een erkend laboratorium, overeenkomstig het compendium. Indien het perceel groter is dan 2 ha dan kan de Mestbank een of meer delen van het perceel aanduiden waarop de zelfopvolging dient te gebeuren.

Voor de aanduiding van de percelen of delen ervan die geselecteerd worden voor de controle houdt de Mestbank rekening met volgende criteria : - de percelen van elke aanvrager van een algemene derogatie, komen jaarlijks in aanmerking voor de selectie tot zelfopvolging doch er wordt minstens eenmaal per 4 jaar waarin deze persoon een aanvraag tot algemene derogatie heeft ingediend een perceel van hem gecontroleerd; - in de selectie komen minstens 25 % van de aanvragers, die voor het betrokken jaar een aanvraag tot algemene derogatie hebben ingediend, voor; - de kans op selectie voor zelfopvolging moet toenemen naarmate de productiedruk op het bedrijf hoger is; - de kans op selectie voor zelfopvolging tijdens het volgende jaar moet groter zijn als het resultaat van de nitraatresidubepaling bekomen in het kader van de zelfopvolging op de algemene derogatie van het vorige jaar niet lager was dan de grenswaarde bedoeld in artikel 13bis, § 1 van het decreet; - in een zelfde jaargang wordt van een zelfde aanvrager maximum 20% van de oppervlakte, waarvoor een aanvraag tot algemene derogatie is ingediend, gecontroleerd; dit criterium is niet van toepassing indien de aanvrager hierdoor zou uitgesloten worden van controle. § 2. De Mestbank brengt de aanvrager van de algemene derogatie op de hoogte van het resultaat van de nitraatresidubepaling van de gecontroleerde percelen. § 3. Indien op een perceel meer dan 1 staalname dient te gebeuren dan geldt voor de nitraatresiduwaarde van het perceel het gewogen gemiddelde van de afzonderlijke bemonsterde delen. § 4. Indien het resultaat van de nitraatresidubepaling op het perceel niet lager is dan de grenswaarde zoals bedoeld in artikel 13bis, § 1, van het decreet, gaat het recht op algemene derogatie en op specifieke derogatie voor het betrokken perceel verloren voor het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de controle plaatsvond.

In dit geval gebeurt de bekendmaking overeenkomstig § 2 via een aangetekend schrijven. De Mestbank brengt de aanvrager van de derogatie bovendien op de hoogte van de gevolgen die voortvloeien uit het eerste lid en van de mogelijkheden tot tegenexpertise overeenkomstig artikel 10.

Art. 4.§ 1. De specifieke derogatie wordt enkel verleend aan diegene die conform artikel 3, §§ 1 en 6, van het decreet aangifte doet.

De aanvrager van de specifieke derogatie dient de aangifte van het teeltplan, bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van het decreet, en de aanduiding op cartografisch materiaal, conform artikel 3, § 1, 5°, van het decreet, te verrichten voor 1 mei van het productiejaar waarin deze persoon van de specifieke derogatie gebruik wenst te maken. Voor het jaar 2003, geldt bij wijze van overgang, de datum van 1 mei niet.

Deze persoon duidt hierbij expliciet de percelen aan waarop deze persoon de specifieke derogatie wenst toe te passen. § 2. Met het oog op het opmaken van een bemestingsplan laat de aanvrager voor elk van de percelen waarvoor deze persoon de specifieke derogatie wenst te benutten, volgende bepalingen uitvoeren door een erkend laboratorium : - bij elke teelt, de minerale stikstofvoorraad in het profiel van 0-90 cm, op basis van een bemonstering in 3 lagen van 30 cm; - het koolstofgehalte in de bouwvoor, waarvan de diepte maximum 30 cm bedraagt, als maat voor het humusgehalte, teneinde de nettomineralisatie van stikstof te kunnen verrekenen; deze bepaling is geldig voor maximaal 3 jaar, het jaar waarin de staalname is gebeurd en de twee daaropvolgende kalenderjaren; - eenmalig een inschatting van het bodemtype.

De erkende laboratoria volgen de regels van het compendium en de voorschriften van de Mestbank. § 3. De aanvrager maakt een bemestingsplan op voor elk van de percelen waarvoor de specifieke derogatie wordt aangevraagd. Het bemestingplan is gebaseerd op een balans welke minstens rekening houdt met al de elementen opgesomd in artikel 15, § 9, van het decreet. De elementen van de balans worden onderbouwd en gestaafd met : 1° de te verwachten stikstofbehoeften van de gewassen die gedurende het productiejaar op het perceel worden verbouwd : bijlage 1 bij dit besluit geeft de stikstofopname weer van diverse gewassen onder de vorm van de stikstofopname in oogstbare delen en oogstresten welke kan gebruikt worden ter onderbouwing van de stikstofbehoefte van het gewas;en 2° de stikstoftoevoer naar de gewassen uit de bodem die overeenkomt met : a) de hoeveelheid stikstof die in de bodem aanwezig is op het moment dat het gewas de stikstof in significante mate begint te gebruiken : deze hoeveelheid stikstof wordt bepaald als de minerale stikstofvoorraad in het profiel van 0-90 cm.Per verbouwd en geoogst gewas dient de stikstofvoorraad ten minste één maal te worden bepaald.

Wanneer het evenwel gaat om een tussenteelt welke minder dan zes weken op het veld staat, volstaat de stikstofvoorraad voor de eerste en de derde teelt; en b) de toevoer van stikstof door de nettomineralisatie van de voorraden organische stof in de bodem zijnde : - nettomineralisatie uit de bodemhumus : hiertoe wordt het koolstofgehalte van de bouwvoor bepaald.De nettomineralisatie kan berekend worden volgens de formule : - voor koolstof < 3 % : nettomineralisatie (in kg stikstof per ha) = 142 kg stikstof per ha / 365 dagen x aantal dagen vanaf plantdag tot oogstdag; - voor koolstof > 3 % : nettomineralisatie (in kg stikstof per ha) = 177 kg stikstof per ha / 365 dagen x aantal dagen vanaf plantdag tot oogstdag; en - nettomineralisatie van toegediende bemestingen via dierlijke mest en andere meststoffen; deze houdt minstens rekening met alle bemestingen met dierlijke mest of andere meststoffen toegediend tijdens hetzelfde en het vorig kalenderjaar; en - nettomineralisatie van de oogstresten of van de groenbemester; en 3° de stikstoftoevoer naar de gewassen uit de bemesting die overeenkomt met : a) de toevoeging van minerale stikstofverbindingen uit dierlijke mest; en b) de toevoeging van minerale stikstofverbindingen uit andere meststoffen;en c) de toevoeging van stikstofverbindingen uit chemische meststoffen. § 4. Het bemestingsplan wordt opgemaakt voor 1 mei en indien de eerste bemesting voor 1 mei wordt uitgevoerd, wordt het bemestingsplan opgemaakt, vooraleer de bemesting wordt uitgevoerd. Indien het bemestingsplan, onderbouwd zoals beschreven in § 3, resulteert in een benodigde bemesting welke hoger is dan één van de volgende hoeveelheden nutriënten van de overeenkomstige gewasgroep, uitgedrukt in kg difosforpentoxide, kg totale stiksof en kg stikstof, uit dierlijke mest en andere meststoffen per ha en per jaar : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld eventueel te verhogen met ten hoogste 25 % van de voor het hoofdgewas maximaal toegelaten hoeveelheden nutriënten, dan dient het bemestingsplan voor 1 mei te worden gemeld aan de Mestbank. Indien het bemestingsplan een fosfaatbemesting aangeeft welke hoger is dan de voormelde bemesting uitgedrukt in kg difosforpentoxide, dient deze te worden gestaafd en onderbouwd overeenkomstig de werkwijze voor stikstof en op basis van een bepaling van het fosforgehalte van de bouwvoor. § 5. De uitgevoerde bemestingen, omschreven door de dosis, het type meststof en de datum, worden per perceel genoteerd in de bemestingsboekhouding. § 6. Indien de aanvrager van de specifieke derogatie wenst af te wijken van de termijnen bedoeld in artikel 17, § 2, van het decreet, dient deze persoon dit te motiveren aan de hand van de opnamecurve en aan de hand van de stikstofvoorraad in het profiel van 0-90 cm bepaald op basis van een staalname na 25 augustus. Deze opnamecurve geeft aan op welke wijze het bedoelde gewas stikstof opneemt na een bemesting in de periode buiten de verbodperiode overeenkomstig artikel 17, § 2, van het decreet. § 7. Enkel wanneer uit de berekeningen van het bemestingsplan bemestingsaanbevelingen voorkomen, die groter zijn dan de bemestingsnormen bepaald in artikel 15, § 7, van het decreet, kan de aanvrager de toegelaten bemestingsnormen van artikel 15, § 7, van het decreet overschrijden ten belope van de hoeveelheden zoals in de bemestingsaanbevelingen wordt voorgesteld. Enkel indien het bemestingsplan aanbevelingen bevat om de bemesting toe te dienen in de verbodsperiode overeenkomstig artikel 17, § 2, van het decreet, kan de aanvrager een bemesting uitvoeren tijdens deze verbodsperiode. Wanneer deze persoon dit doet, dient deze persoon tijdens de werkzaamheden in het voertuig het bemestingsplan of een kopie ervan ter beschikking hebben van de bevoegde toezichthoudende ambtenaren.

De aanvrager houdt gedurende 5 jaar het teeltplan, de resultaten van de koolstofbepalingen en van de bepalingen van de stikstofvoorraad, en indien relevant de bepalingen van de fosforvoorraad en de daarbij horende bemestingsplannen evenals de bemestingsboekhouding, op zijn bedrijf ter inzage van Mestbank.

De aanvrager meldt aan de Mestbank in het kader van de jaarlijkse aangifteplicht, met het oog op de bepaling van het bedrijfsmatig overschot, op welke percelen de vooropgestelde specifieke derogatie uit het bedrijfsplan niet is toegepast.

Art. 5.§ 1. Met het oog op de bewaking van de realisatie van de doelstelling van de EG-richtlijn 91/76/EG wordt door de Mestbank een controle uitgevoerd op de percelen waarvoor een specifieke derogatie is aangevraagd.

De Mestbank laat hiertoe op basis van de aanvragen tot specifieke derogatie op minimum 5 % van de oppervlakte het nitraatresidu tussen 1 oktober en 15 november bepalen door een erkend laboratorium conform de regels van het compendium.

Voor de aanduiding van de percelen die geselecteerd worden voor de controle houdt de Mestbank rekening met volgende criteria : - de percelen van elke aanvrager van een specifieke derogatie, komen jaarlijks in aanmerking voor de selectie tot controle doch er wordt minstens eenmaal per 4 jaar waarin deze persoon een aanvraag tot specifieke derogatie heeft ingediend een perceel van hem gecontroleerd; - in de selectie komen minstens 25 % van de aanvragers, die voor het betrokken jaar een aanvraag tot specifieke derogatie hebben ingediend, voor; - de kans op selectie voor controle moet hoger zijn indien voor een perceel hogere bemestingen dan deze vermeld in artikel 4, § 4 werden aangemeld bij de Mestbank; - de kans selectie voor controle tijdens het volgende jaar moet groter zijn als het resultaat van de nitraatresidubepaling bekomen in het kader van de controle op de algemene derogatie van het vorige jaar niet lager was dan de grenswaarde bedoeld in artikel 13bis, § 1, van het decreet; - in een zelfde jaargang wordt van een zelfde aanvrager maximum 20 % van de oppervlakte, waarvoor een aanvraag tot specifieke derogatie is ingediend, gecontroleerd; dit criterium is niet van toepassing indien de aanvrager hierdoor zou uitgesloten worden van controle. § 2. De Mestbank brengt de aanvrager van de algemene derogatie op de hoogte van het resultaat van de nitraatresidubepaling van de gecontroleerde percelen. § 3. Indien op een perceel meer dan 1 staalname dient te gebeuren dan geldt voor de nitraatresiduwaarde van het perceel het gewogen gemiddelde van de afzonderlijke bemonsterde delen. § 4. Indien het resultaat van de nitraatresidubepaling op het perceel niet lager is dan de grenswaarde zoals bedoeld in artikel 13bis, § 1, van het decreet, gaat het recht op algemene derogatie en op specifieke derogatie voor het betrokken perceel verloren voor het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de controle plaatsvond.

In dit geval gebeurt de bekendmaking overeenkomstig § 2 via een aangetekend schrijven. De Mestbank brengt de aanvrager van de derogatie bovendien op de hoogte van de gevolgen die voortvloeien uit het eerste lid en van de mogelijkheden tot tegenexpertise overeenkomstig artikel 10.

Art. 6.Onverminderd de nitraatresiducontroles bedoeld in artikel 5 voert de Mestbank per jaar op minstens 1 % van de percelen een controle uit met betrekking tot de beschikbaarheid van de administratieve verplichtingen van artikel 4.

Indien de aanvrager de benodigde bemestingsplannen, de bemestingsboekhouding, de bepalingen van het koolstofgehalte of de bepalingen van de stikstofvoorzieningen, en indien relevant de bepalingen van de fosforvoorraad, niet kan voorleggen verliest de betrokkene het recht op algemene en specifieke derogatie voor het kalenderjaar waarin de controle gebeurt en het daaropvolgende kalenderjaar voor de betrokken percelen.

Art. 7.Erkende laboratoria zijn gehouden de staalnemingen nitraatresidu die in het kader van dit besluit worden genomen, op voorhand aan te melden bij de Mestbank. Resultaten van niet aangemelde staalnemingen komen niet in aanmerking als geldige nitraatresidubepalingen. De laboratoria kunnen voor de aanmelding gebruik maken van een fax of een e-mail conform de voorschriften van de Mestbank. Elk erkend laboratorium is ertoe gehouden de resultaten van elke staalname die werd uitgevoerd in het kader van de zelfopvolging van de algemene derogatie of de controle van de specifieke derogatie over te maken aan de Mestbank. De resultaten die niet werden overgemaakt, worden gelijkgesteld aan deze waarvan het residu een waarde oplevert gelijk of boven de grenswaarde overeenkomstig artikel 13bis, § 1, van het decreet.

Indien tijdens eenzelfde jaar op een perceel meerdere monsternames voor nitraatresidubepalingen worden uitgevoerd in de referentieperiode, dan wordt enkel rekening gehouden met de resultaten van het monster dat de hoogste waarde oplevert. Aanmeldingen door laboratoria die niet werden afgemeld binnen de 2 dagen na de dag waarvoor ze werden aangemeld, worden gelijkgesteld aan resultaten waarvan het nitraatresidu een waarde oplevert gelijk of boven de grenswaarde overeenkomstig artikel 13bis, § 1, van het decreet.

Art. 8.§ 1. Voor 2003 kan de algemene of de specifieke derogatie niet meer worden aangevraagd nadat de aangifte van het teeltplan bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van het decreet, en de aanduiding op cartografisch materiaal conform artikel 3, § 1, 5°, van het decreet, voor al de percelen cultuurgrond die deze persoon in gebruik heeft, van het productiejaar 2003 is verricht. § 2. Met het oog op de bewaking van het realiseren van de doelstelling van de EG-richtlijn 91/76/EG voert de Mestbank, in afwijking van artikel 3, in 2003 een controle uit op de percelen waarvoor een algemene derogatie is aangevraagd.

De Mestbank laat hiertoe op haar kosten op maximum 5000 ha, waarvoor een aanvraag tot algemene derogatie is ingediend, tussen 1 oktober en 15 november door een erkend laboratorium het nitraatresidu, zoals bedoeld in arti kel 13bis, § 1 van het decreet, bepalen. De selectie van de 5000 ha gebeurt maximaal op basis van de criteria van artikel 3, § 1.

Voor het jaar 2003 gebeurt de vaststelling van de percelen die in aanmerking komen voor controle, in afwijking van artikel 3 en artikel 5, op basis van de mogelijkheid tot aanvraag van de derogatie, zonder dat hierdoor controles worden uitgevoerd op percelen waarvoor geen derogatie is aangevraagd.

Art. 9.§. 1 Het laboratorium dat een nitraatresidubepaling uitvoert in het kader van de controle overeenkomstig artikel 3, artikel 5 en artikel 9 bewaart de monsters waarop de nitraatresidubepaling wordt uitgevoerd gedurende tenminste 3 maanden. De duur van de bewaring wordt verlengd tot 1 maand nadat het resultaat is overgemaakt aan de Mestbank, indien deze overmaking van het resultaat niet binnen de 3 maanden na de staalname is gebeurd.

Het compendium wordt aangepast zodat de bepalingen van het eerste lid kunnen worden nageleefd. § 2.De gebruiker van het gecontroleerde perceel en de Mestbank kunnen binnen de 14 dagen nadat het erkend laboratorium de Mestbank of nadat de Mestbank de gebruiker heeft ingelicht betreffende het nitraatresidu, via een aangetekend schrijven aan het erkend laboratorium het monster opeisen voor tegenexpertise.

De tegenexpertise kan gebeuren door hetzelfde of door een ander erkend laboratorium. In geval de analyse van de tegenexpertise gebeurt door een ander erkend laboratorium wordt het monster rechtstreeks van het ene naar het andere erkende laboratorium overgemaakt. Zolang het laboratorium dat de tegenexpertise uitvoert de uitslag van nitraatresidu bepaling niet heeft overgemaakt aan de Mestbank blijven de resultaten van de oorspronkelijke nitraatresiduanalyse geldig.

Indien de tegenexpertise een resultaat oplevert dat lager is dan de grenswaarde zoals bedoeld in artikel 13bis, § 1 van het decreet, blijft het recht op algemene derogatie en op specifieke derogatie voor het betrokken perceel behouden. § 3. De kosten voor de tegenexpertise zijn ten laste van de aanvrager van de tegenexpertise.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2003.

Art. 11.In het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 2000 tot vaststelling van een vergoedingenregeling ter uitvoering van artikel 15, 15bis, 15ter, 15sexies, §§ 1 en 3 en 15septies, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 2000 ter uitvoering van sommige artikelen van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 21, § 4, worden de woorden « en 2002 en vanaf het jaar 2003 » vervangen door « 2002 en 2003 en vanaf het jaar 2004 »;2° in artikel 22 wordt het jaar « 2003 » vervangen door « 2004 ».

Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 december 2003 De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 1 : droge stofopbrengst en N-opname van producten en gewasresten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 2003 tot het bepalen van de grenswaarde en de richtwaarde voor het nitraatresidu in uitvoering van artikel 13bis, § 1, en van de voorwaarden waaronder een derogatie van de bemestingsnormen en de bemestingsvoorwaarden in kwetsbaar gebied water kan worden verleend in uitvoering van artikel 15, §§ 8 en 9 en van artikel 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen Brussel, 19 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking L. SANNEN

^