Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 juni 2020
gepubliceerd op 05 oktober 2020

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995, titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

bron
vlaamse overheid
numac
2020015334
pub.
05/10/2020
prom.
19/06/2020
ELI
eli/besluit/2020/06/19/2020015334/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JUNI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995, titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning


De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Algemene toelichting Titel III van het VLAREM (besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende bijkomende algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor GPBV-installaties) bevat de algemene en sectorale voorwaarden die enkel van toepassing zijn voor GPBV-installaties.

Met dit wijzigingsbesluit worden aan titel II en III van het VLAREM de bijkomende sectorale milieuvoorwaarden toegevoegd voor afvalbehandeling.

Artikelsgewijze bespreking Hoofdstuk 1. Wijzigingen van titel II van het VLAREM Artikel 1 Dit artikel vervangt artikel 5.16.2.2.7 van titel II van het VLAREM. De emissiegrenswaarden en de meetfrequentie voor ammoniak voor de geloosde afgassen afkomstig van inrichtingen voor de productie van biogas door vergisting worden afgestemd op de verplichtingen uit de BBT-conclusies voor afvalbehandeling. Dit betekent concreet dat de meetfrequentie wordt aangepast van driemaandelijks naar zesmaandelijks en dat er ook bij een massastroom van minder dan 150 g/h een emissiegrenswaarde wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 2. Wijzigingen van titel III van het VLAREM Artikel 2 Dit artikel stelt dat dit besluit voorziet in de omzetting van het uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1147 van de Commissie van 10 augustus 2018 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad, voor afvalbehandeling.

Artikel 3 Dit artikel voegt een hoofdstuk toe aan deel 3 "Sectorale Milieuvoorwaarden" van titel III van het VLAREM, namelijk: - Hoofdstuk 3.14 Afvalbehandeling a) Algemeen De BBT-conclusies die gepubliceerd werden in het Europees publicatieblad hebben een bindend karakter en vormen de referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden.De BBT-conclusies voor afvalbehandeling, gepubliceerd op 17 augustus 2018, dienen nu geïmplementeerd te worden in titel III van het VLAREM. Overeenkomstig artikel 5.4.6/1 van het DABM, gebeurt de omzetting van BBT-conclusies in eerste instantie door middel van algemene en sectorale milieuvoorwaarden. Er werd voor geopteerd om zoveel mogelijk van de BBT-conclusies in te voegen in titel III van het VLAREM. In de praktijk komt dit neer op de opname van bijna alle BBT-conclusies in titel III van het VLAREM. Conform de bepalingen van afdeling 1.4.1 van titel II van het VLAREM worden alle BBT-conclusies, met bijzondere aandacht voor de BBT-conclusies die niet worden opgenomen in titel III van het VLAREM, geëvalueerd bij de algemene evaluatie. Deze evaluaties kunnen aanleiding geven tot het bijstellen van de milieuvoorwaarden.

Dit verslag aan de Vlaamse Regering geldt als richtlijn zoals vermeld in artikel 5.4.6/1 van het DABM. Er worden geen technieken weergegeven indien de betreffende BBT een milieuprestatieniveau (bijvoorbeeld een emissiegrenswaarde) voorschrijft. Op die manier worden geen technieken opgelegd en is de exploitant in principe vrij om te kiezen hoe dat milieuprestatieniveau wordt behaald. Er wordt naar gestreefd dat doelvoorschriften primeren op middelvoorschriften.

De exploitant heeft via artikel 1.7 van titel III van het VLAREM wel steeds de mogelijkheid om een andere beste beschikbare techniek toe te passen om het beoogde van de betreffende BBT te kunnen halen. Wanneer de exploitant verplicht wordt om een of meerdere (of een combinatie van) technieken toe te passen wordt er rechtstreeks naar de BBT-conclusies verwezen waar alle technieken staan opgesomd. De verschillende BBT-conclusies kunnen onder andere geraadpleegd worden op de websites van het Europese IPPC Bureau (http://eippcb.jrc.ec.europa.eu/reference/) en het BBT-kenniscentrum (http://emis.vito.be/bbt-conclusies).

Overeenkomstig artikel 5.4.3, § 2 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM), moet er bij de omzetting van BBT-conclusies in titel III van het VLAREM rekening worden gehouden met: 1° de geldende milieukwaliteitsnormen, met inbegrip van de bijzondere milieukwaliteitsnormen;2° de bestaande toestand van het milieu en van de gezondheid van de mens, voor zover die gezondheid wordt beïnvloed door de toestand van het milieu, telkens voor zover de betrokken inrichtingen en activiteiten hier risico's of hinder voor kunnen veroorzaken;3° de ligging van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of nabij gebieden die een bijzondere bescherming behoeven of hindergevoelige objecten;4° het feit dat de hinder en de risico's afkomstig van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten moeten worden beperkt tot een aanvaardbaar niveau. Bij de omzetting van de BBT-conclusies in titel III van het VLAREM moet rekening worden gehouden met artikel 18 van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging), waarbij er wordt bepaald dat er extra voorwaarden moeten worden gesteld indien met het oog op een milieukwaliteitsnorm strengere voorwaarden moeten gelden dan die welke door toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar zijn.

In dit besluit worden de BBT-conclusies niet ruimer of strenger omgezet dan strikt noodzakelijk, gelet op bovenstaande verplichtingen van het DABM en de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging). Een voorbeeld hiervan is dat voor sommige bepalingen rekening moet worden gehouden met het actieplan dioxines en PCB's van de minister ten gevolge van de vastgestelde milieukwaliteit en risico's voor mens en milieu. b) Toelichting toevoeging hoofdstuk 3.14. Afvalbehandeling Opbouw De titel III van het VLAREM volgt grotendeels de opbouw van de BBT-conclusies. Dit resulteert in volgende structuur: Hoofdstuk 3.14. Afvalbehandeling Afdeling 3.14.1 Toepassingsgebied en definities

Afdeling 3.14.2 Algemene bepalingen

Afdeling 3.14.3 Mechanische behandeling van afval

Afdeling 3.14.4 Biologische behandeling van afval

Afdeling 3.14.5 Fysisch-chemische behandeling van afval

Afdeling 3.14.6 Behandeling van op water gebaseerde, vloeibare

afvalstoffen De volgende BBT-conclusies worden niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Tijdens de algemene evaluaties zal worden geëvalueerd of deze BBT-conclusies van toepassing zijn op de installatie. Indien nodig worden de milieuvoorwaarden bijgesteld om een volledige omzetting van de BBT-conclusies te bekomen.

Punten XIV en XV van BBT 1. (nl. het geurbeheerplan (zie BBT 12) en het beheerplan voor geluid en trillingen (zie BBT 17) als onderdeel van het milieubeheersysteem). BBT 12 stelt dat de BBT om geuremissies te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen, is om als onderdeel van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) een geurbeheerplan op te zetten, in te voeren en regelmatig te evalueren.

De toepasbaarheid is beperkt tot gevallen waarin geurhinder bij gevoelige receptoren wordt verwacht of zich heeft voorgedaan. Wegens niet algemeen toepasbaar en afhankelijk van aftoetsing aan lokale omstandigheden wordt deze BBT niet opgenomen. Gezien het voorgaande wordt het punt XIV van het milieubeheersysteem met betrekking tot het geurbeheerplan dus ook niet opgenomen in VLAREM III. Idem voor punt XV van het milieubeheersysteem met betrekking tot het beheerplan voor geluid en trillingen en de verwijzing naar BBT 17.

BBT 10. (nl. De BBT is om geuremissies periodiek te monitoren). De toepasbaarheid is beperkt tot gevallen waarin geurhinder bij gevoelige receptoren wordt verwacht of zich heeft voorgedaan. Wegens niet algemeen toepasbaar en afhankelijk van aftoetsing aan lokale omstandigheden wordt deze BBT niet opgenomen.

BBT 12. (nl. De BBT om geuremissies te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen, is om als onderdeel van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) een geurbeheerplan op te zetten, in te voeren en regelmatig te evalueren). Zie het punt hiervoor.

BBT 17. (nl. De BBT om geluids- en trillingsemissies te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen, is om als onderdeel van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) een beheerplan voor geluid en trillingen op te zetten, in te voeren en regelmatig te evalueren). Zie het punt hiervoor.

Artikelsgewijze bespreking

VLAREM III

BBT-conclusies

Toelichting

Afdeling 3.14.1. Toepassingsgebied en definities


3.14.1.1

Toepassingsgebied

De activiteiten waarop de BBT-conclusies al dan niet betrekking hebben worden opgenomen.

Dit hoofdstuk is ook van toepassing bij een gecombineerde behandeling van afvalwater van verschillende herkomst als de belangrijkste vuilvracht afkomstig is van een of meer activiteiten die onder de toepassing van rubriek 2.4.1.a) tot en met j), 2.4.3 en 2.4.5 van de indelingslijst vallen. De "Belangrijkste vuilvracht" wordt gezien als de belasting die meer dan 50 % uitmaakt van het geheel.

In § 2 van dit artikel worden de activiteiten vermeld die niet onder het hoofdstuk 3.14 vallen: - In de BBT-conclusies voor afvalbehandeling wordt de verwerking van mest op landbouwbedrijven die onder het toepassingsgebied van de BBT-conclusies voor de intensieve pluimvee- of varkenshouderij (IRPP) vallen, uitgesloten. Om een gelijk speelveld te behouden, is het echter noodzakelijk dat de landbouwbedrijven die de GPBV-drempel voor dieren overschrijden én bijkomend mestverwerkingsactiviteiten uitvoeren boven de GPBV-drempel voor afvalverwerking, voor het deel mestverwerking ook vallen onder het toepassingsgebied van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling; - In punt 3.a) wordt de directe terugwinning van lood, zink- of aluminiumzouten of terugwinning van de metalen uit katalysatoren vermeld. Deze activiteit valt mogelijk onder hoofdstuk 3.10 `Non-ferrometaalindustrie' van VLAREM III; - In punt 3.b) wordt de verwerking van papier met het oog op recycling vermeld. Deze activiteit valt mogelijk onder hoofdstuk 3.6 `Productie van pulp, papier en karton' van VLAREM III; - In punt 3.c) wordt het gebruik van afval als brandstof/grondstof in cementovens vermeld. Deze activiteit valt mogelijk onder hoofdstuk 3.4 `productie van cement, kalk en magnesiumoxide' van VLAREM III; - In punt 4° wordt afval(mee)verbranding, pyrolyse en vergassing vermeld. Deze activiteiten vallen mogelijk onder het referencedocument on Best Available Techniques for Waste incineration of onder hoofdstuk 3.12 `grote stookinstallaties' van VLAREM III; - In punt 7° wordt de behandeling van slakken en bodemas vermeld. Deze activiteiten vallen mogelijk onder het referencedocument on Best Available Techniques for Waste incineration en/of onder hoofdstuk 3.12 `grote stookinstallaties' van VLAREM III; - In punt 8° wordt het smelten van schroot en metaalhoudende materialen vermeld. Deze activiteit valt mogelijk onder de hoofdstukken 3.1 `ijzer- en staalproductie' en/of 3.10 `Non-ferrometaalindustrie' van VLAREM III en/of onder het referencedocument on Best Available Techniques in the Smitheries and Foundries Industry; - In punt 10° wordt verbranding van brandstoffen wanneer hierbij geen hete gassen worden geproduceerd die rechtstreeks met het afval in contact komen, vermeld. Deze activiteit valt mogelijk onder hoofdstuk 3.12 `grote stookinstallaties' van VLAREM III of onder hoofdstuk 5.43 van VLAREM II.

3.14.1.2

Afkortingen en definities

Enkel definities die niet gelijk zijn aan definities reeds opgenomen in het VLAREM én welke nodig zijn om de sectorale voorwaarden te kunnen begrijpen worden opgenomen.

Afdeling 3.14.2. Algemene bepalingen Onderafdeling 3.14.2.1

Toepasbaarheid

3.14.2.1.1

Toepasbaarheid: - BBT 15.a - BBT 16.a - BBT 27.c - BBT 35.a - BBT 39 - BBT 48.b

De toepasbaarheid van de technieken vermeld in BBT 15.a, BBT 16.a, BBT 27.c, BBT 35.a, BBT 39 en BBT 48.b is mogelijk beperkt. Gezien de voorwaardelijke formulering in de BBT-conclusies, is een beoordeling nodig. Door dit te verankeren in de omgevingsvergunning kan deze beoordeling gebeuren via de evaluatie- of vergunningsprocedures. Dit biedt de bedrijven rechtszekerheid. Via dit artikel wordt dus de mogelijkheid gegeven om in de vergunning een afwijking toe te staan op deze technieken.

Onderafdeling 3.14.2.2. Totale milieuprestaties

3.14.2.2.1

1.

- De elementen van het milieubeheersysteem die steeds van toepassing zijn, worden opgenomen. Het geurbeheerplan en het beheerplan voor geluid en trillingen worden niet opgenomen, gezien de toepasbaarheid hierbij beperkt is. - Met betrekking tot punt 9° ("op regelmatige basis een sectorale benchmarking uitvoeren") kan er bijvoorbeeld verwezen worden naar een benchmark uitgevoerd door sectororganisaties, in het kader van BBT-studies,... - De toepasbaarheid wordt opgenomen in het tweede lid.

3.14.2.2.2

2.

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten. - Voorbeelden van de in punt 1° bedoelde informatie die wordt verzameld over de afvalinput in het kader van procedures voor de karakterisering en preacceptatie van afval zijn: ° de datum van aankomst in de installatie en het unieke referentienummer van het afval; ° informatie over de vorige houders van het afval; ° de analyseresultaten; ° het voorgenomen behandelingstraject; ° de aard en de hoeveelheid van het afval dat op het bedrijfsterrein is opgeslagen, met inbegrip van alle vastgestelde gevaren; - Er wordt opgenomen dat de preacceptatie van afval, de acceptatie van afval, het traceersysteem voor afval, het gebruik van een materiaalstroomanalyse en de compatibiliteitstesten, op risico's gebaseerd zijn, rekening houdend met een aantal criteria. Dit houdt in dat voor bepaalde stromen en activiteiten een andere en/of beperktere invulling kan worden gegeven aan deze technieken dan voor andere stromen en activiteiten. - Voor een aantal stromen en activiteiten kan er voor de invulling van deze technieken verwezen worden naar reeds bestaande instrumenten.

Voor mestverwerking kan er bijvoorbeeld worden verwezen naar de mestwetgeving, waarvoor reeds een register voor input en output van meststromen en de nutriëntenstromen bijgehouden moet worden, met oog op de opmaak van een mestbalans. Voor de biologische verwerking van organisch-biologisch afval tot grondstof (meststof of bodemverbeterend middel) kan er bijvoorbeeld worden verwezen naar het Algemeen Reglement van de certificering voor de biologische verwerking van organisch-biologisch afval tot grondstof (meststof of bodemverbeterend middel), waarin de certificeringsvoorwaarden worden beschreven waaraan een vergunde installatie moet voldoen om te kunnen beschikken over een keuringsattest voor de productie van gft-compost, groencompost en het eindmateriaal van de biologische behandeling van organisch-biologische afvalstoffen voor het gebruik als meststof of bodemverbeterend middel, zoals omschreven in artikel 2.3.1.3. van het VLAREMA.

3.14.2.2.3

3.

- Alle elementen moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III; - Het overzicht heeft onder meer tot doel om een vergelijking mogelijk te maken met de voor die installatie van toepassing zijnde BBT-GEN uit een of meer BBT-conclusies. De format van de gegevens moet overeenkomstig de BBT-GEN zijn: concentraties als BBT-GEN concentraties zijn, middelingstijden overeenkomstig BBT-GEN, referentieomstandigheden overeenkomstig BBT-GEN (of de nodige achtergrondinformatie om de omrekening te kunnen doen). - Er wordt opgenomen dat dit overzicht ter beschikking moet worden gehouden van de toezichthouder en de Vlaamse Milieumaatschappij. - Er worden geen voorbeelden gegeven in de tekst om niet limitatief te zijn voor wat bedoeld wordt met: ° de gemiddelde concentraties, vuilvrachten en variabiliteit, waaronder minstens de minimale en maximale waarden, van de aanwezige verontreinigende stoffen naar water (zijnde o.a. CZV/TOC, stikstofverbindingen, fosfor, metalen, prioritaire stoffen/microverontreinigingen) en naar lucht (zijnde o.a. organische verbindingen en POP's zoals PCB's); ° biologische verwijderbaarheid (zijnde oa. BZV, BZV/CZV-ratio, Zahn-Wellenstest, potentieel tot biologische inhibitie (bv. inhibitie van actief slib)); ° de aanwezigheid van andere stoffen die van invloed kunnen zijn op het afgasbehandelingssysteem of de veiligheid van de installatie (zijnde oa. zuurstof, stikstof, waterdamp); - De toepasbaarheid wordt opgenomen in het tweede lid.

3.14.2.2.4

4.

- Alle elementen moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten. - De toepasbaarheid van techniek a wordt opgenomen in het tweede lid.

3.14.2.2.5

5.

- Deze BBT is opgenomen, inclusief de beschrijving, gezien de beschrijving bijkomende, essentiële informatie bevatten. - Er wordt opgenomen dat de hanterings- en overbrengingsprocedures risicogebaseerd zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van ongevallen en incidenten en de milieueffecten daarvan. Dit houdt in dat voor bepaalde stromen en activiteiten met een laag risico op ongevallen en incidenten een beperktere invulling kan worden gegeven aan deze techniek dan voor bepaalde stromen en activiteiten met een hoog risico op ongevallen en incidenten. Het bestaande werkplan kan volstaan om hieraan tegemoet te komen.

3.14.2.2.6

11.

- Deze BBT is opgenomen, inclusief de beschrijving, gezien de beschrijving bijkomende, essentiële informatie bevatten.

Afdeling 3.14.2.3. Emissies naar water


3.14.2.3.1

6.

- Met belangrijkste procesparameters wordt er bijvoorbeeld debiet, pH, temperatuur en geleidbaarheid bedoeld.

3.14.2.3.2 3.14.2.3.3

7. 20.

- Er wordt vermeld dat de meting van de emissies moet gebeuren overeenkomstig de meetmethoden van VLAREM II. - De EGW (zowel voor directe als voor indirecte lozingen) en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - Er wordt in dezelfde tabel een onderscheid gemaakt naar afvalverwerkingsproces. - BBT 20: Indien een BBT-conclusie een BBT-GMPN bevat worden technieken niet opgenomen in VLAREM III. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW in de tabel in VLAREM III, behalve in de volgende gevallen: ° Voor een aantal parameters wordt een strengere waarde dan de bovengrens opgelegd voor de mechanische behandeling in shredders van metaalafval op basis van punt 48 van bijlage 5.3.2 van VLAREM II. ° Voor een aantal parameters wordt een strengere waarde dan de bovengrens opgelegd voor behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen op basis van de aanbevelingen (BBT-GEN) uit de BBT-studie voor Verwerking externe bedrijfsafvalwaters & vloeibare/slibachtige bedrijfsafvalstromen. ° Voor de prioritair gevaarlijke stoffen Hg en Cd wordt een strengere waarde dan de bovengrens opgelegd voor alle afvalverwerkingsprocessen, gelet op het indelingscriterium gevaarlijke stoffen. ° Voor CZV wordt een norm van 150 mg/l opgelegd voor alle afvalbehandelingen, behalve behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen en mechanische behandeling in shredders van metaalafval op basis van de reeds opgelegde bijzondere voorwaarde voor CZV bij deze bedrijven. - Voetnoot (1) van BBT 7 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (2) van BBT 7 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (3) van BBT 7 wordt opgenomen als vierde voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (4) van BBT 7 wordt opgenomen als vijfde voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Deze voetnoot stelt dat in het geval van een indirecte lozing in een ontvangend waterlichaam de meetfrequentie kan worden verlaagd, indien de stroomafwaartse afvalwaterbehandelingsinstallatie de betrokken verontreinigende stoffen reduceert. Deze "stroomafwaartse afvalwaterbehandelingsinstallaties" duiden op gespecialiseerde afvalwaterzuiveringsinstallatie die specifiek ontworpen zijn om bepaalde stoffen (bv. zware metalen,...) te verwijderen. Hieronder vallen dus niet de RWZI's. Gezien de voorwaardelijke formulering van deze voetnoot wordt de mogelijkheid gegeven om via de omgevingsvergunning af te wijken van de meetfrequentie. - Voetnoot (5) van BBT 7 wordt opgenomen als zevende voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (6) van BBT 7 wordt opgenomen als achtste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (1) van tabel 6.1 en van tabel 6.2 van BBT 20 wordt niet opgenomen bij de tabel in VLAREM III. Deze voetnoot geeft geen bijkomende, nieuwe info tov de bepalingen mbt de middelingstijden in de algemene overwegingen in de BBT-conclusies. - Voetnoot (2) van tabel 6.1 van BBT 20 wordt opgenomen als zevende voetnoot bij de tabel in VLAREM III. TOC is de voorkeursoptie omdat daarbij geen zeer toxische verbindingen hoeven te worden gebruikt. - Voetnoot (3) van tabel 6.1 van BBT 20 wordt niet opgenomen bij de tabel in VLAREM III, cfr. de split view die werd ingediend door België voor BBT-conclusies voor afvalbehandeling ("Waste waters with low bioeliminability should undergo physico-chemical treatments rather than biological treatments; footnote 3 seems to contradict this principle as the more refractory organic material in the input in the biological treatment, the higher the BAT-AEL for COD/TOC; this footnote undermines the level playing field.")

- Voetnoten (4), (5) en (6) van tabel 6.1 van BBT 20 worden opgenomen als negende, tiende en elfde voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Deze voetnoten vermelden dat het BBT-GEN mogelijk niet van toepassing is in bepaalde omstandigheden. Gezien de voorwaardelijke formulering van deze voetnoot wordt de mogelijkheid gegeven om via de omgevingsvergunning te bepalen dat de emissiegrenswaarden niet van toepassing zijn. Met betrekking tot voetnoot (5): in de BBT-conclusies wordt een temperatuur onder 12 ° C als voorbeeld gegeven voor een lage temperatuur. Met betrekking tot voetnoot (6): in de BBT-conclusies wordt een chlorideconcentratie van meer dan 10 g/l in de afvalinput als voorbeeld gegeven voor een hoge chlorideconcentratie. - Voetnoot (7) van tabel 6.1 van BBT 20 wordt opgenomen als twaalfde voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (8) van tabel 6.1 en voetnoot (3) van tabel 6.2 van BBT 20 wordt opgenomen als zesde voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoten (9) en (10) van tabel 6.1 van BBT 20 worden niet opgenomen in de tabel in VLAREM III. Voor deze parameters wordt een strengere voorwaarde dan de bovengrens opgelegd voor de mechanische behandeling in shredders van metaalafval op basis van punt 48 van bijlage 5.3.2 van VLAREM. - Voetnoot (2) van tabel 6.2 van BBT 20 wordt opgenomen als derde voetnoot in de tabel in VLAREM III. Deze voetnoot stelt dat de BBT-GEN's mogelijk niet van toepassing zijn indien de stroomafwaartse afvalwaterbehandelingsinstallatie de betrokken verontreinigende stoffen reduceert, op voorwaarde dat dit niet tot een hoger niveau van verontreiniging van het milieu leidt. Deze "stroomafwaartse afvalwaterbehandelingsinstallaties" duiden op gespecialiseerde afvalwaterzuiveringsinstallatie die specifiek ontworpen zijn om bepaalde stoffen (bv. zware metalen,...) te verwijderen. Hieronder vallen dus niet de RWZI's. Gezien de voorwaardelijke formulering van deze voetnoot wordt de mogelijkheid gegeven om via de omgevingsvergunning te bepalen dat de emissiegrenswaarde niet van toepassing is; - Voetnoten (4) en (5) van tabel 6.2 van BBT 20 worden niet opgenomen in de tabel in VLAREM III. Voor deze parameters wordt een strengere voorwaarde dan de bovengrens opgelegd voor de mechanische behandeling in shredders van metaalafval op basis van punt 48 van bijlage 5.3.2 van VLAREM. - Bijkomend wordt er voor indicator-PCB's een halfjaarlijkse meetfrequentie opgelegd voor de mechanische behandeling in shredders van metaalafval en voor de decontaminatie van PCB-houdende apparatuur en dit in uitvoering van actie 9 van het actieplan dioxines en PCB's, met name "Opname van algemeen toepasbare maatregelen voor de beheersing van dioxine- en PCB-emissies bij schrootverwerkende bedrijven in VLAREM".

3.14.2.3.4

19.

- "een geschikte combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 19 uit de BBT-conclusies verwezen.

Onderafdeling 3.14.2.4. Emissies naar lucht

3.14.2.4.1

Algemene overwegingen. Middelingstijden en referentieomstandigheden voor emissies naar lucht

- De definitie voor periodieke metingen uit de BBT-conclusies wordt, inclusief de eerste zin van voetnoot (1), opgenomen in VLAREM III aangezien deze afwijkt van deze van VLAREM II. De tweede zin van voetnoot (1) wordt enkel opgenomen bij de relevante BBT-conclusies (zie artikel 3.14.3.1.3)

3.14.2.4.2

Algemene overwegingen. Referentiezuurstofgehalte

- De bepaling dat de emissiegrenswaarden in dit hoofdstuk gelden zonder correctie voor het zuurstofgehalte wordt opgenomen, gezien deze afwijkt van de overeenkomstige bepalingen van VLAREM II.

3.14.2.4.3

8.

- Er wordt vermeld dat de meting van de emissies moet gebeuren overeenkomstig de meetmethoden van VLAREM II. De meetfrequenties worden steeds ondergebracht bij de BBT-conclusies waarmee ze geassocieerd zijn.

3.14.2.4.4

9.

- "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 9 uit de BBT-conclusies verwezen.

3.14.2.4.5

13.

- "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 13 uit de BBT-conclusies verwezen.

3.14.2.4.6

14.

- "een geschikte combinatie van technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, maar gezien er verder in de BBT-conclusies en in dit besluit verwezen wordt naar bepaalde technieken uit BBT 14, is het wel relevant om deze technieken expliciet op te nemen. - De beschrijvingen van de technieken vermelden bijkomende, essentiële informatie en worden daarom ook opgenomen - Met een geschikt ontwerp van de indeling van leidingen in punt 1° a) wordt bijvoorbeeld het volgende bedoeld: ° de lengte van de leidingen minimaliseren, ° het aantal flenzen en kleppen verminderen ° gelaste fittingen en leidingen gebruiken - De laatste techniek heeft betrekking op een Programma inzake lekdetectie en -reparatie (LDAR). Hiervoor wordt er verwezen naar afdeling 4.4.6 van titel II van het VLAREM. - De toepasbaarheid van de tweede en de vierde techniek is mogelijks beperkt. In het tweede lid wordt de mogelijkheid gegeven om in de vergunning hiervan een afwijking toe te staan.

3.14.2.4.7

15.

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten. - De eerste techniek is algemeen toepasbaar voor nieuwe installaties.

De toepasbaarheid voor bestaande installaties is mogelijks beperkt. In artikel 3.14.2.1.1. wordt de mogelijkheid gegeven om in de vergunning hiervan een afwijking toe te staan.

3.14.2.4.8

16.

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten. - De eerste techniek is algemeen toepasbaar voor nieuwe installaties.

De toepasbaarheid voor bestaande installaties is mogelijks beperkt. In artikel 3.14.2.1.1. wordt de mogelijkheid gegeven om in de vergunning hiervan een afwijking toe te staan.

Onderafdeling 3.14.2.5. Geluid en trillingen

3.14.2.5.1

18.

- "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 18 uit de BBT-conclusies verwezen.

Onderafdeling 3.14.2.6. Emissies als gevolg van ongevallen en incidenten

3.14.2.6.1

21.

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten.

Onderafdeling 3.14.2.7. Materiaalefficiëntie

3.14.2.7.1

22.

- Ook de beperkingen mbt de toepasbaarheid worden mee opgenomen.

Onderafdeling 3.14.2.8. Energie-efficiëntie

3.14.2.8.1

23.

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten. - Er wordt gesteld dat het energie-efficiëntieplan en verslag worden aangepast aan de specifieke kenmerken van de afvalverwerking, onder meer voor de uitgevoerde processen en de behandelde afvalstromen. Dit houdt in dat voor bepaalde stromen en activiteiten een andere en/of beperktere invulling kan worden gegeven aan deze techniek dan voor andere stromen en activiteiten. Bijvoorbeeld voor bedrijven met een energieverbruik van < 0,1 PJ kan er geoordeeld worden dat, mits motivatie, een beperktere invulling kan gegeven worden van deze techniek.

Onderafdeling 3.14.2.9. Hergebruik van verpakkingen

3.14.2.9.1

24.

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten. - De toepasbaarheid is mogelijks beperkt. Dit werd opgenomen in VLAREM III.

Afdeling 3.14.3 Mechanische behandeling van afval

Onderafdeling 3.14.3.1. Algemene bepalingen voor de mechanische behandeling van afval

3.14.3.1.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.3.1.2

25.

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, in de BBT-conclusies wordt expliciet gesteld dat BBT 14d (insluiting, verzameling en behandeling van diffuse emissies) moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6. - "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 25 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.3.1.3

25 (Tabel 6.3) 8 Algemene overwegingen. Middelingstijden en referentieomstandigheden voor emissies naar lucht

- De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - Er wordt in dezelfde tabel een onderscheid gemaakt naar afvalverwerkingsproces - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW. - De bestaande meetverplichtingen uit VLAREM II en de nieuwe meetverplichtingen uit de BBT-conclusies worden geïntegreerd - Voetnoot (1) van de tabel 6.3 wordt opgenomen als derde lid van dit artikel. Gezien de voorwaardelijke formulering van deze voetnoot wordt de mogelijkheid gegeven om in de omgevingsvergunning af te wijken van de emissiegrenswaarde tot een maximum van 10 mg/Nm3 - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - De bepaling van de gemiddelden voor dioxinen en furanen uit de algemene overwegingen wordt opgenomen als tweede lid van dit artikel. - Voetnoot (2) van BBT 8 wordt opgenomen als derde voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Onderafdeling 3.14.3.2. Mechanische behandeling in shredders van metaalafval

3.14.3.2.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.3.2.2

26.

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III - Ook BBT 14g moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6 - Bijkomend wordt er opgenomen dat een lijst van acceptatiecriteria moet worden opgemaakt voor het aangevoerde afval en dit in uitvoering van actie 9 van het actieplan dioxines en PCB's, met name "Opname van algemeen toepasbare maatregelen voor de beheersing van dioxine- en PCB-emissies bij schrootverwerkende bedrijven in VLAREM".

3.14.3.2.3

- Ter voorkoming en vermindering van diffuse emissies naar lucht worden de bepalingen van de artikelen 4.4.7.2.4 tot en met 4.4.7.2.8 van VLAREM II en de opmaak van een stofrapport, cfr. artikel 4.4.7.2.10 van VLAREM II met betrekking tot het beheersen van niet-geleide stofemissies expliciet van toepassing gesteld voor de mechanische behandeling in shredders van metaalafval. - Deze bepaling wordt toegevoegd in het kader van actie 9 van het actieplan dioxines en PCB's van de minister, met name "Opname van algemeen toepasbare maatregelen voor de beheersing van dioxine- en PCB-emissies bij schrootverwerkende bedrijven in VLAREM". Sinds 1985 geldt er een verbod op de productie van PCB's. Toch meet de VMM nog geregeld hoge PCB-waarden in depositiestalen nabij schrootverwerkende bedrijven. Hiertoe is het opportuun om bijkomende maatregelen voor de sector op te leggen om stofverspreiding naar de omgeving tegen te gaan. Deze toevoeging is in lijn met de split view die werd ingediend door België voor BBT-conclusies voor afvalbehandeling met betrekking tot de opname van een bijkomende techniek "BAT 26bis" voor de mechanische behandeling in shredders van metaalafval. Het voorstel voor "BAT 26bis" heeft betrekking op de opmaak en de implementatie van een reductieprogramma voor diffuse emissies. Gezien de inhoud van het voorgestelde reductieprogramma voor diffuse emissies overeen komt met de inhoud van het stofrapport van VLAREM II, is het opportuun om dit stofrapport verplicht te stellen voor de mechanische behandeling in shredders van metaalafval.

3.14.3.2.4

27.

- De zinsnede "één van of beide" impliceert dat niet beide technieken b. en c.moeten worden toegepast. De technieken moeten evenwel steeds gecombineerd worden met techniek a. Daarom wordt de BBT-conclusie in zijn geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten.

De toepasbaarheid van techniek c mogelijks beperkt. In artikel 3.14.2.1.1. wordt de mogelijkheid gegeven om in de vergunning hiervan een afwijking toe te staan

3.14.3.2.5

28.

- Deze BBT wordt opgenomen inclusief de beschrijving, gezien de beschrijving bijkomende, essentiële informatie bevatten.

Onderafdeling 3.14.3.3. Behandeling van afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die VFK's en/of VKW's bevat

3.14.3.3.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.3.3.2

29

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, de technieken hebben niet louter betrekking op vermindering van geleide emissies. Dit is het geval voor BBT 14d en BBT 14h waarnaar wordt verwezen in de hoofding en techniek a uit BBT 29. Deze technieken worden niet afgedekt door de BBT-GEN voor gekanaliseerde emissies.

Daarom worden deze technieken opgenomen in VLAREM III. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6 - De zinsnede "één van of beide" impliceert dat niet beide technieken b. en c.moeten worden toegepast. De technieken moeten evenwel steeds gecombineerd worden met techniek a. Daarom wordt de BBT-conclusie in zijn geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijving van techniek a., gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten.

3.14.3.3.3

29 (Tabel 6.4) 8

- De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW. - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III.

3.14.3.3.4

30

- "een van de technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 30 uit de BBT-conclusies verwezen.

Onderafdeling 3.14.3.4. Mechanische behandeling van afval met calorische waarde

3.14.3.4.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.3.4.2

31

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, in de BBT-conclusies wordt expliciet gesteld dat BBT 14d (insluiting, verzameling en behandeling van diffuse emissies) moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6. - "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 31 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.3.4.3

31 (tabel 6.5) 8

- De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW. - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (2) van BBT 8 en voetnoot (1) van de tabel 6.5 van BBT 31 worden opgenomen als tweedevoetnoot bij de tabel in VLAREM III. Onderafdeling 3.14.3.5. Mechanische behandeling van kwikhoudende afgedankte elektrische of elektronische apparatuur

3.14.3.5.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.3.5.2

32

- Deze BBT is opgenomen inclusief de beschrijving, gezien deze bijkomende, essentiële informatie bevat. - Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, deze BBT-conclusie bevatten bijkomende verplichtingen inzake afzuiging en monitoring

3.14.3.5.3

32 (tabel 6.6) 8

- De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - De bestaande meetverplichtingen uit VLAREM II en de nieuwe meetverplichtingen uit de BBT-conclusies worden geïntegreerd. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III.

Afdeling 3.14.4. Biologische behandeling van afval


Onderafdeling 3.14.4.1. Algemene bepalingen voor de biologische behandeling van afval

3.14.4.1.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.4.1.2

33

- Deze BBT wordt opgenomen inclusief de beschrijving, gezien deze bijkomende, essentiële informatie bevat. - De preacceptatie, de acceptatie en de sortering van de afvalinput, wordt zodanig uitgevoerd dat de afvalinput geschikt is voor de afvalverwerking, bijvoorbeeld voor wat de nutriëntenbalans, het vochtgehalte of de toxische verbindingen die de biologische activiteit kunnen verminderen, betreft.

3.14.4.1.3

34 (tabel 6.7) 8

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken niet opgenomen in titel III van het VLAREM. - De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. Er wordt in dezelfde tabel een onderscheid gemaakt naar afvalverwerkingsproces - De bestaande meetverplichtingen uit VLAREM II en de nieuwe meetverplichtingen uit de BBT-conclusies worden geïntegreerd. - De bestaande EGW uit VLAREM II en de nieuwe EGW uit de BBT-conclusies worden geïntegreerd. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW, behalve in het geval van NH3 bij vergisting: De BBT-GEN voor NH3 is 0,3 - 20 mg/Nm3. In VLAREM III wordt een EGW van 10 mg/Nm3 opgenomen rekening houdend met de EGW voor NH3 voor vergisting in VLAREM II - De parameter "geurconcentratie" wordt niet opgenomen in VLAREM III, rekening houdende met voetnoot (1) van tabel 6.7 van BBT 34: "Of het BBT-GEN voor NH3, of het BBT-GEN voor geurconcentratie is van toepassing". Om deze reden worden voetnoot (4) en (5) van BBT 8 ook niet opgenomen. Indien relevant kan er, rekening houdende met BBT 10, geurmonitoring en een geurconcentratie opgelegd worden bij specifieke bedrijven in de vergunning. - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (2) van tabel 6.7 van BBT 34 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Voor de duidelijkheid wordt er expliciet opgenomen dat niet enkel de emissiegrenswaarden voor NH3, maar ook de meting van NH3 en H2S niet van toepassing zijn. Deze voetnoot is van toepassing op de behandeling van afval dat hoofdzakelijk uit mest bestaat. Dit is het geval indien op jaarbasis de inputstromen voor meer dan de helft uit dierlijke mest bestaan. - Voetnoot (3) van tabel 6.7 van BBT 34 wordt opgenomen in de tabel in VLAREM III. Deze voetnoot stelt dat de ondergrens van het bereik kan worden behaald door middel van thermische oxidatie. Op basis van de dataset van het EIPPCB voor het bepalen van BBT-GEN kan voor de parameter `totaal organische koolstof' bij gebruik van thermische oxidatie een emissiegrenswaarde van 15 mg/Nm3 worden opgenomen in VLAREM III.

3.14.4.1.4

35

- Alle elementen moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten. - Proceswaterstromen worden gerecirculeerd door bijvoorbeeld vloeibaar digestaat in anaerobe processen te ontwateren. Er wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van andere waterstromen, zoals bijvoorbeeld watercondensaat, spoelwater en niet-verontreinigd hemelwater. - De toepasbaarheid van techniek a. is mogelijks beperkt. In artikel 3.14.2.1.1. wordt de mogelijkheid gegeven om in de vergunning hiervan een afwijking toe te staan.

Onderafdeling 3.14.4.2. Aerobe behandeling van afval

3.14.4.2.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.4.2.2

36

- Deze BBT wordt opgenomen inclusief de beschrijving, gezien deze bijkomende, essentiële informatie bevat.

3.14.4.2.3

37

- "een van of beide" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 37 uit de BBT-conclusies verwezen

Onderafdeling 3.14.4.3. Anaerobe behandeling van afval

3.14.4.3.1

Algemene bepaling toepassingsgebied

- Opgenomen

3.14.4.3.2

38

- Opgenomen, inclusief de beschrijving, gezien deze bijkomende, essentiële informatie bevat.

Onderafdeling 3.14.4.4. Mechanische biologische behandeling van afval

3.14.4.4.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.4.4.2

39

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten (met uitzondering het laatste deel van de beschrijving van punt b. gezien te voorwaardelijk geformuleerd). - De toepasbaarheid is mogelijks beperkt. In artikel 3.14.2.1.1. wordt de mogelijkheid gegeven om in de vergunning hiervan een afwijking toe te staan.

Afdeling 3.14.5. Fysisch-chemische behandeling van afval


Onderafdeling 3.14.5.1. Algemene bepalingen voor de fysisch-chemische behandeling van afval

3.14.5.1.1

Algemene bepaling toepassingsgebied

Onderafdeling 3.14.5.2. Fysisch-chemische behandeling van vast afval en/of pasteus slib

3.14.5.2.1

40

- Deze BBT wordt opgenomen inclusief de beschrijving, gezien deze bijkomende, essentiële informatie bevat.

3.14.5.2.2

41

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, in de BBT-conclusies wordt expliciet gesteld dat BBT 14d (insluiting, verzameling en behandeling van diffuse emissies) moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6. - "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 41 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.5.2.3

41 (tabel 6.8) 8

- De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW. - De bestaande meetverplichtingen uit VLAREM II en de nieuwe meetverplichtingen uit de BBT-conclusies worden geïntegreerd - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Voetnoot (2) van BBT 8 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Onderafdeling 3.14.5.3. Herraffinage van afgewerkte olie

3.14.5.3.1

42

- Deze BBT wordt opgenomen inclusief de beschrijving, gezien deze bijkomende, essentiële informatie bevat.

3.14.5.3.2

43

- "één van of beide" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 43 uit de BBT-conclusies verwezen.

3.14.5.3.3

44

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, in de BBT-conclusies wordt expliciet gesteld dat BBT 14d (insluiting, verzameling en behandeling van diffuse emissies) moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6. - "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 44 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.5.3.4

Tabel 6.9 8

- De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW. - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (1) van de tabel 6.9 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Onderafdeling 3.14.5.4. Fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde

3.14.5.4.1

45

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, in de BBT-conclusies wordt expliciet gesteld dat BBT 14d (insluiting, verzameling en behandeling van diffuse emissies) moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6. - "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 45 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.5.4.2

Tabel 6.9 8

- De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW. - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (1) van de tabel 6.9 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Onderafdeling 3.14.5.5. Regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen

3.14.5.5.1

46

- "één van of beide" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 46 uit de BBT-conclusies verwezen.

3.14.5.5.2

47

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, in de BBT-conclusies wordt expliciet gesteld dat BBT 14d (insluiting, verzameling en behandeling van diffuse emissies) moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6. - "een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 47 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.5.5.3

Tabel 6.9 8

- De EGW en meetfrequenties worden gebundeld in één tabel. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW. - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (1) van de tabel 6.9 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Onderafdeling 3.14.5.6. Thermische behandeling van afgewerkte actieve kool, gebruikte katalysatoren en uitgegraven verontreinigde bodem

3.14.5.6.1

48

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijving van punt c, gezien deze beschrijving bijkomende, essentiële informatie bevat. - De toepasbaarheid van techniek b. is mogelijks beperkt. In artikel 3.14.2.1.1. wordt de mogelijkheid gegeven om in de vergunning hiervan een afwijking toe te staan.

3.14.5.6.2

49

- BBT 14d moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6 - "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 49 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.5.6.3

8

- De bestaande meetverplichtingen uit VLAREM II en de nieuwe meetverplichtingen uit de BBT-conclusies worden geïntegreerd - Er wordt in dezelfde tabel een onderscheid gemaakt naar afvalverwerkingsproces - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (2) van BBT 8 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Onderafdeling 3.14.5.7. Reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

3.14.5.7.1

50

- BBT 14d moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6 - "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 50 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.5.7.2

8

- De bestaande meetverplichtingen uit VLAREM II en de nieuwe meetverplichtingen uit de BBT-conclusies worden geïntegreerd - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. Onderafdeling 3.14.5.8. Decontaminatie van PCB-houdende apparatuur

3.14.5.8.1

51

- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in VLAREM III, inclusief de beschrijvingen, gezien de beschrijvingen bijkomende, essentiële informatie bevatten.

3.14.5.8.2

8

- Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (6) van BBT 8 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III.

Afdeling 3.14.6. Behandeling van op water gebaseerde, vloeibare

afvalstoffen

3.14.6.1

Algemene bepaling toepassingsgebied


3.14.6.2

52

- Opgenomen, inclusief de beschrijving, gezien deze bijkomende, essentiële informatie bevat. Voor de monitoring van de afvalinput voor wat de biologische verwijderbaarheid betreft kan o.a. worden verwezen naar BZV, BZV/CZV-ratio, Zahn-Wellenstest, potentieel tot biologische inhibitie (bv. inhibitie van actief slib).

3.14.6.3

53

- Indien een BBT-conclusie een BBT-GEN bevat worden technieken in principe niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Echter, in de BBT-conclusies wordt expliciet gesteld dat BBT 14d (insluiting, verzameling en behandeling van diffuse emissies) moet worden toegepast, hiervoor wordt verwezen naar artikel 3.14.2.4.6. - "één of een combinatie van" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 53 uit de BBT-conclusies verwezen

3.14.6.4

53 (tabel 6.10) 8

- De bestaande meetverplichtingen uit VLAREM II en de nieuwe meetverplichtingen uit de BBT-conclusies worden geïntegreerd. - De bovengrens van de BBT-GEN wordt opgenomen als EGW. - Voetnoot (1) van BBT 8 wordt opgenomen als eerste voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (2) van BBT 8 wordt opgenomen als tweede voetnoot bij de tabel in VLAREM III. - Voetnoot (1) van tabel 6.10 wordt opgenomen als derde voetnoot bij de tabel in VLAREM III - Voetnoot (2) van tabel 6.10 wordt opgenomen in de tabel.

Hoofdstuk 3. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning Artikel 4 Dit artikel wijzigt het addendum E4 van bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Met deze toevoeging wordt er verankerd dat er ook een stofrapport bij de aanvraag moet worden toegevoegd als de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die valt onder de rubriek 2.4.3.a)5° of 2.4.3.b)4° van de indelingslijst, met name de mechanische behandeling in shredders van metaalafval met een capaciteit die de GPBV-drempel overschrijdt.

Deze toevoeging komt tot stand in het kader van actie 9 van het actieplan dioxines en PCB's van de minister, met name "Opname van algemeen toepasbare maatregelen voor de beheersing van dioxine- en PCB-emissies bij schrootverwerkende bedrijven in VLAREM". Sinds 1985 geldt er een verbod op de productie van PCB's. Toch meet de VMM nog geregeld hoge PCB-waarden in depositiestalen nabij schrootverwerkende bedrijven. Hiertoe is het opportuun om bijkomende maatregelen voor de sector op te leggen om stofverspreiding naar de omgeving tegen te gaan. Deze toevoeging is in lijn met de split view die werd ingediend door België voor BBT-conclusies voor afvalbehandeling met betrekking tot de opname van een bijkomende techniek "BAT 26bis" voor de mechanische behandeling in shredders van metaalafval. Het voorstel voor "BAT 26bis" heeft betrekking op de opmaak en de implementatie van een reductieprogramma voor diffuse emissies. Gezien de inhoud van het voorgestelde reductieprogramma voor diffuse emissies overeen komt met de inhoud van het stofrapport van VLAREM II, is het opportuun om dit stofrapport verplicht te stellen voor de inrichtingen die vallen onder de rubriek 2.4.3.a)5° of 2.4.3.b)4° van de indelingslijst.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen Artikel 5 Dit artikel voorziet een overgangsregeling die verzekert dat procedures betreffende een omgevingsvergunning of melding die gestart zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit behandeld en beslist worden op basis van de formulieren die als bijlage bij het Omgevingsvergunningenbesluit zijn gevoegd zoals ze van toepassing waren op het moment van de start van de procedures.

Artikel 6 Dit artikel bepaalt dat de datum van inwerkingtreding van de bepaling van dit besluit die het aanvraagformulier wijzigt, zal ingaan op 3 november 2020, gelet op de koppeling met het Omgevingsloket.

Artikel 7 Dit artikel stelt de klassieke slotbepaling vast.

De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. Demir

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 67.434/1 van 8 juni 2020 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995, titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning' Op 18 mei 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995, titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 4 juni 2020. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Chantal BAMPS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste auditeur-afdelingshoofd.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 juni 2020. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.2. Het overeenkomstig sub 1 beperkte onderzoek noopt slechts tot het maken van de volgende opmerking. Voor de artikelen 1 tot 3 van het ontwerp wordt rechtsgrond ontleend aan de artikelen 5.4.1 en 5.4.3, § 1, van het decreet van 5 april 1995 `houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid', waaraan in de rubriek "Rechtsgrond" in de aanhef van het ontwerp wordt gerefereerd.

Vermits voor de artikelen 4 tot 6 van het ontwerp rechtsgrond wordt gevonden in artikel 18, vierde lid, van het decreet van 25 april 2014 `betreffende de omgevingsvergunning', op basis waarvan de Vlaamse Regering de inhoud van de vergunningsaanvraag bepaalt, dient de rubriek "Rechtsgronden" te worden aangevuld als volgt: "- het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 18, vierde lid".

DE GRIFFIER, W. GEURTS

DE VOORZITTER, M. VAN DAMME


19 JUNI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995, titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 5.4.1 en 5.4.3, § 1, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014; - het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 18, vierde lid.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - de Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 23/03/2020; - de Raad van State heeft advies 67.434/1, gegeven op 8 juni 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme;

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM

Artikel 1.Artikel 5.16.2.2.7 van titel II van het VLAREM, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 20104, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 5.16.2.2.7. De volgende emissiegrenswaarden voor ammoniak zijn van toepassing op de geloosde afgassen afkomstig van inrichtingen voor de productie van biogas door vergisting: 1° bij een massastroom van minder dan 150 g/h: 20 mg/Nm3;2° bij een massastroom van 150 g/h of meer: 10 mg/Nm3. De concentratie ammoniak wordt halfjaarlijks gemeten.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van titel III van het VLAREM

Art. 2.Dit besluit voorziet in de omzetting van het uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1147 van de Commissie van 10 augustus 2018 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad, voor afvalbehandeling.

Art. 3.Aan deel 3 van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019, wordt een hoofdstuk 3.14, dat bestaat uit artikel 3.14.1.1 tot en met 3.14.6.4, toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 3.14. Afvalbehandeling Afdeling 3.14.1. Toepassingsgebied en definities

Art. 3.14.1.1. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op: 1° de inrichtingen, vermeld in rubriek 2.4.1, a) tot en met j), en rubriek 2.4.3 en 2.4.5 van de indelingslijst; 2° de inrichtingen, vermeld in rubriek 3.6.7 van de indelingslijst, in een van de volgende gevallen: a) als het behandelde afvalwater afkomstig is van een of meer installaties waarin een of meer activiteiten die onder de toepassing van rubriek 2.4.1, a) tot en met j), en rubriek 2.4.3 en 2.4.5 van de indelingslijst vallen, worden uitgevoerd; b) bij een gecombineerde behandeling van afvalwater van verschillende herkomst: als de belangrijkste vuilvracht afkomstig is van een of meer activiteiten die onder de toepassing van rubriek 2.4.1, a) tot en met j), en rubriek 2.4.3 en 2.4.5 van de indelingslijst vallen.

Bestaande installaties, als vermeld in artikel 3.14.1.2, 2°, voldoen uiterlijk op 17 augustus 2022 aan dit hoofdstuk.

De overeenkomstige GPBV-activiteiten zijn de activiteiten, vermeld in punt 5.1, a) tot en met j), 5.3 en 5.5, van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. § 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op: 1° de opslag in waterbekkens, vermeld in rubriek 2.4.1, k), van de indelingslijst; 2° de destructie of verwerking van kadavers of dierlijk afval als vermeld in rubriek 2.4.7 van de indelingslijst, als die activiteit onder het toepassingsgebied valt van het referencedocument on Best Available Techniques in the Slaughterhouses and Animal By-products Industries, gepubliceerd door de Europese Commissie in mei 2005; 3° de directe terugwinning, zonder voorbehandeling, van afval als vervanging van grondstoffen in installaties waarin activiteiten worden uitgevoerd die onder het toepassingsgebied van andere referencedocuments on Best Available Techniques vallen, zoals: a) de directe terugwinning van lood-, zink- of aluminiumzouten of terugwinning van de metalen uit katalysatoren;b) de verwerking van papier met het oog op recycling;c) het gebruik van afval als brandstof of grondstof in cementovens;4° de afvalverbranding, afvalmeeverbranding, pyrolyse en vergassing; 5° het storten van afval als vermeld in rubriek 2.4.4 van de indelingslijst; 6° de bodemsanering ter plaatse van verontreinigde niet-uitgegraven bodem;7° de behandeling van slakken en bodemas;8° het smelten van schroot en metaalhoudende materialen;9° de regeneratie van verbruikte zuren en basen, als die activiteit onder het toepassingsgebied valt van het referencedocument on Best Available Techniques in the Ferrous Metals Processing Industry, gepubliceerd door de Europese Commissie in december 2001;10° de verbranding van brandstoffen als daarbij geen hete gassen worden geproduceerd die rechtstreeks met het afval in contact komen. Art. 3.14.1.2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° nieuwe installatie: een installatie die voor het eerst wordt vergund op het terrein van de installatie na 17 augustus 2018, of een volledige vervanging van een installatie na 17 augustus 2018;2° bestaande installatie: een andere dan een nieuwe installatie;3° behandeling van afval met calorische waarde: de behandeling van onder meer afvalhout, afgewerkte olie, kunststofafval en afgewerkte oplosmiddelen om een brandstof te verkrijgen of om een betere terugwinning van de calorische waarde ervan mogelijk te maken;4° herraffinage: de behandelingen die worden uitgevoerd op afgewerkte olie om die om te zetten in basisolie;5° mechanisch-biologische behandeling: de behandeling van niet selectief ingezameld vast afval, waarbij een mechanische behandeling wordt gecombineerd met een biologische behandeling, zoals een aerobe of anaerobe behandeling;6° afvalinput: het inkomende afval dat in de afvalverwerkingsinstallatie wordt behandeld;7° output: het behandelde afval dat de afvalverwerkingsinstallatie verlaat;8° pasteus slib: het slibvormige afval dat niet vrij kan stromen;9° op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen: de afvalstromen die bestaan uit waterige vloeistoffen, zuren of basen of verpompbaar slib, zoals emulsies, afgewerkte zuren of waterig scheepsafval, en die geen vloeibaar biologisch afbreekbaar afval zijn;10° vloeibaar biologisch afbreekbaar afval: het afval van biologische oorsprong met een relatief hoog watergehalte, zoals de inhoud van vetafscheiders, organisch slib, mest, keukenafval en etensresten;11° geleide emissies: de emissies van verontreinigende stoffen naar het milieu via onder meer kanalen, leidingen en schoorstenen.Ook emissies uit open biofilters vallen hieronder; 12° diffuse emissies: de niet-geleide emissies die afkomstig kunnen zijn van oppervlaktebronnen of puntbronnen.Ook emissies van ril- of tafelcompostering in de openlucht vallen hieronder; 13° directe lozing: de lozing in oppervlaktewater zonder verdere stroomafwaartse afvalwaterbehandeling;14° indirecte lozing: een lozing die geen directe lozing is;15° gevoelige receptor: de zone die speciale bescherming nodig heeft, zoals: a) de woongebieden;b) de zones waar menselijke activiteiten worden verricht, zoalsaangrenzende werkplekken, scholen, kinderdagverblijven, recreatiegebieden, ziekenhuizen of verpleegtehuizen;16° vluchtige organische stof, afgekort VOS: een organische verbinding, alsook de fractie creosoot, die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer heeft of die onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft;17° vluchtige fluorkool(water)stoffen, afgekort VFK's: VOS die bestaan uit gefluoreerde kool(water)stoffen, namelijk chloorfluorkoolstoffen (CFK's), chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's) en fluorkoolwaterstoffen (HFK's);18° vluchtige koolwaterstoffen, afgekort VKW's: VOS die volledig uit waterstof en koolstof bestaan;19° BBT-conclusies voor afvalbehandeling: het uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1147 van de Commissie van 10 augustus 2018 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad, voor afvalbehandeling; Afdeling 3.14.2. Algemene bepalingen

Onderafdeling 3.14.2.1. Toepasbaarheid Art. 3.14.2.1.1. Met toepassing van de bepalingen over de toepasbaarheid, vermeld in BBT 15.a, BBT 16.a, BBT 35.a, BBT 39, BBT 48.b, van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, kan er in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit worden afgeweken van artikel 3.14.2.4.7, 1°, artikel 3.14.2.4.8, 1°, artikel 3.14.4.1.4, 1°, 3.14.4.4.2 en 3.14.5.6.1, 2°, van dit besluit.

Met toepassing van de bepalingen over de toepasbaarheid, vermeld in de beschrijving van BBT 39.b, van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, kan er in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit worden afgeweken van artikel 3.14.4.4.2.2° van dit besluit.

Onderafdeling 3.14.2.2. Totale milieuprestaties Art. 3.14.2.2.1. Om de totale milieuprestatie te verbeteren, wordt een milieubeheersysteem ingevoerd en nageleefd dat al de volgende elementen omvat: 1° betrokkenheid van het management, met inbegrip van het hoger management;2° uitwerking van een milieubeleid voor de continue verbetering van de installatie door het management;3° planning en vaststelling van de noodzakelijke procedures, doelstellingen en streefcijfers, samen met de financiële planning en investeringen;4° uitvoeren van procedures met bijzondere aandacht voor: a) bedrijfsorganisatie en verantwoordelijkheid;b) aanwerving, opleiding, bewustmaking en bekwaamheid;c) communicatie;d) betrokkenheid van de werknemers;e) documentatie;f) efficiënte procescontrole;g) onderhoudsprogramma's;h) noodplan en rampenbestrijding;i) waarborgen van de naleving van de milieuwetgeving;5° controle van de uitvoering en nemen van corrigerende maatregelen, met bijzondere aandacht voor: a) monitoring en meting;b) corrigerende en preventieve maatregelen;c) bijhouden van gegevens;d) waar mogelijk onafhankelijke interne of externe audit om te bepalen of het milieubeheersysteem voldoet aan de voorgenomen regelingen en naar behoren wordt uitgevoerd en gehandhaafd;6° evaluatie van het milieubeheersysteem en de continue controle door het hoger management om te verzekeren dat het systeem nog altijd geschikt, adequaat en doeltreffend is;7° volgen van de ontwikkelingen op het vlak van schonere technologieën;8° bij de ontwerpfase van een nieuwe installatie rekening houden met de milieueffecten tijdens de volledige levensduur en de latere ontmanteling ervan;9° op regelmatige basis een sectorale benchmarking uitvoeren; 10° afvalstroombeheer als vermeld in artikel 3.14.2.2.2; 11° een overzicht van afvalwater- en afgasstromen als vermeld in artikel 3.14.2.2.3; 12° residuenbeheerplan.Dat plan bestaat uit een reeks maatregelen die de volgende doelstellingen hebben: a) de productie van residuen als gevolg van de behandeling van afval tot een minimum te beperken;b) het hergebruik, de regeneratie, de recycling of de terugwinning van energie uit de residuen te optimaliseren;c) de correcte verwijdering van residuen te garanderen;13° ongevallenbeheerplan.In dat plan worden de gevaren die aan de installatie verbonden zijn en de bijbehorende risico's geïdentificeerd en worden maatregelen vastgesteld om die risico's aan te pakken. In het plan wordt rekening gehouden met de inventarisatie van de verontreinigende stoffen die aanwezig zijn of waarschijnlijk aanwezig zijn en die milieugevolgen kunnen hebben als ze vrijkomen.

Het milieubeheersysteem, vermeld in het eerste lid, is algemeen toepasbaar. Afhankelijk van de aard, de omvang en de complexiteit van de installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan (mede bepaald door de soorten en hoeveelheid verwerkt afval) zullen het toepassingsgebied, zoals de mate van gedetailleerdheid, en de aard van het milieubeheersysteem, zoals gestandaardiseerd of niet-gestandaardiseerd, verschillen.

Art. 3.14.2.2.2. De totale milieuprestatie van de installatie wordt verbeterd door al de volgende technieken toe te passen: 1° procedures voor de karakterisering en preacceptatie van afval opstellen en invoeren, zodat er gewaarborgd wordt dat afvalverwerkingsactiviteiten voor een bepaald soort afval technisch en wettelijk geschikt zijn vóór het afval in de installatie aankomt.Het gaat om procedures voor het verzamelen van informatie over de afvalinput en kunnen de bemonstering en karakterisering van het afval omvatten om voldoende kennis over de samenstelling van het afval te verkrijgen. 2° procedures voor de acceptatie van afval opstellen en invoeren, zodat de eigenschappen van het afval, die tijdens de preacceptatie zijn vastgesteld, worden bevestigd.In die procedures worden de elementen gedefinieerd die bij aankomst van het afval in de installatie moeten worden geverifieerd, alsook de criteria voor de acceptatie en de afwijzing van het afval. Die procedures kunnen de bemonstering, de inspectie en de analyse van het afval omvatten; 3° een traceersysteem en inventarisatie voor afval opstellen en invoeren, zodat de locatie en de hoeveelheid van het afval in de installatie kan worden getraceerd.Dit traceersysteem en inventarisatie bevat alle informatie die is verkregen tijdens de preacceptatie, de acceptatie, de opslag, de behandeling en de overbrenging van het afval van het bedrijfsterrein naar elders; 4° een kwaliteitsbeheersysteem voor de output opstellen en invoeren om ervoor te zorgen dat de output van de afvalverwerking in overeenstemming is met de verwachtingen.Met dat beheersysteem kunnen ook de prestaties van de afvalverwerking worden gemonitord en geoptimaliseerd. In het systeem kan daarvoor een materiaalstroomanalyse van de relevante bestanddelen gedurende de hele afvalverwerking worden opgenomen; 5° afvalscheiding verzekeren.Afval wordt afhankelijk van de eigenschappen gescheiden gehouden om de opslag en behandeling gemakkelijker en veiliger voor het milieu te maken. Afvalscheiding vereist dat afval fysiek wordt gescheiden en dat procedures aangeven waar en wanneer afval wordt opgeslagen; 6° de compatibiliteit van afval vóór het mengen of vermengen ervan verzekeren.De compatibiliteit wordt verzekerd door een reeks verificatiemaatregelen en -testen om ongewenste of potentieel gevaarlijke chemische reacties tussen soorten afval te detecteren bij het mengen, vermengen of verrichten van andere behandelingen; 7° inkomend vast afval sorteren, zodat wordt voorkomen dat ongewenst materiaal in de daaropvolgende afvalverwerkingsprocessen terechtkomt. Het kan daarbij gaan om de volgende technieken: a) handmatige scheiding via visuele onderzoeken;b) scheiding van ferrometalen, non-ferrometalen of alle metalen;c) optische scheiding;d) scheiding naar dichtheid;e) scheiding naar grootte door te ziften of te zeven. De preacceptatie van afval, de acceptatie van afval, het traceersysteem voor afval, het gebruik van een materiaalstroomanalyse en de compatibiliteitstesten, vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 6°, zijn op risico's gebaseerd, waarbij onder meer rekening kan worden gehouden met: a) de gevaarlijke eigenschappen van het afval;b) de risico's die aan het afval verbonden zijn op het gebied van procesveiligheid;c) de arbeidsveiligheid en de milieueffecten;d) de informatie die de vorige houders van het afval hebben verstrekt. Art. 3.14.2.2.3. De emissies naar water en lucht worden beperkt door een overzicht, als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.14.2.2.1 van dit besluit, van de afvalwater- of afgasstromen op te stellen en actueel te houden. Dat overzicht wordt ter beschikking gehouden van de toezichthouder en de Vlaamse Milieumaatschappij, en omvat de volgende elementen: 1° de informatie over de eigenschappen van het te behandelen afval en de afvalverwerkingsprocessen, met inbegrip van: a) de vereenvoudigde processtroomdiagrammen, waaruit de herkomst van de emissies blijkt;b) een beschrijving van de procesgeïntegreerde technieken en de afvalwater- of afgasbehandelingen, inclusief de prestaties ervan;2° de informatie over de kenmerken van de verschillende afvalwaterstromen, zoals: a) de gemiddelde waarden en variabiliteit van debiet, pH, temperatuur en geleidbaarheid;b) de gemiddelde concentraties, vuilvrachten en variabiliteit van de verontreinigende stoffen in kwestie; c) de gegevens over de biologische verwijderbaarheid, vermeld in artikel 3.14.6.2 van dit besluit; 3° de informatie over de kenmerken van de verschillende afgasstromen, zoals: a) de gemiddelde waarden en variabiliteit van debiet en temperatuur;b) de gemiddelde concentraties, massastromen en variabiliteit van de aanwezige verontreinigende stoffen;c) de gegevens over ontvlambaarheid, laagste en hoogste explosiegrenswaarden en reactiviteit;d) de aanwezigheid van andere stoffen die van invloed kunnen zijn op het afgasbehandelingssysteem of de veiligheid van de installatie. Het opstellen en actueel houden van het overzicht, vermeld in het eerste lid, is algemeen toepasbaar. Afhankelijk van de aard, de omvang en de complexiteit van de installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan (mede bepaald door de soorten en hoeveelheid verwerkt afval) zullen het toepassingsgebied, zoals de mate van gedetailleerdheid, en de aard van het overzicht verschillen.

Art. 3.14.2.2.4. De milieurisico's die verbonden zijn aan de opslag van afval, worden verminderd door de toepassing van al de volgende technieken: 1° de opslagplaats optimaliseren.Dat omvat technieken zoals: a) de opslagplaats bevindt zich zo ver als technisch en economisch mogelijk is van onder meer gevoelige receptoren of waterlopen;b) de opslagplaats is zodanig gelegen dat onnodige hantering van afval binnen de installatie wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt.De transportafstanden van het afval binnen de installatie worden daarbij beperkt; 2° in adequate opslagcapaciteit voorzien.Er worden maatregelen genomen om accumulatie van afval te voorkomen, zoals: a) de maximale afvalopslagcapaciteit is duidelijk vastgesteld en wordt niet overschreden, rekening houdend met de eigenschappen van de soorten afval, onder meer inzake brandgevaar en de behandelingscapaciteit;b) de hoeveelheid opgeslagen afval wordt regelmatig getoetst aan de maximaal toegestane opslagcapaciteit;c) de maximale verblijftijd van afval is duidelijk vastgesteld;3° in veilige opslag voorzien.Dat omvat maatregelen zoals: a) de apparatuur om afval te laden, te lossen en op te slaan, is duidelijk gedocumenteerd en geëtiketteerd;b) afval waarvan bekend is dat het gevoelig is voor onder meer warmte, licht, lucht en water, wordt tegen dergelijke omgevingsomstandigheden beschermd;c) containers en vaten zijn geschikt voor het beoogde doel en worden veilig opgeslagen;4° indien relevant wordt een afzonderlijke ruimte voor de opslag en hantering van verpakt gevaarlijk afval voorzien. De techniek, vermeld in het eerste lid, 1°, is enkel van toepassing op nieuwe installaties.

Art. 3.14.2.2.5. De milieurisico's die verbonden zijn aan de hantering en overbrenging van afval, worden verminderd door hanterings- en overbrengingsprocedures op te stellen en uit te voeren, zodat afval veilig wordt gehanteerd en overgebracht naar de respectieve opslag of behandeling. Die procedures leggen de volgende elementen vast: 1° de hantering en overbrenging van afval worden uitgevoerd door deskundig personeel;2° de hantering en overbrenging van afval worden naar behoren gedocumenteerd, worden vóór de uitvoering gevalideerd en worden na de uitvoering geverifieerd;3° er worden maatregelen genomen om lekken te voorkomen, te detecteren en te beperken;4° bij het mengen of vermengen van afval worden voorzorgsmaatregelen op het gebied van gebruik en ontwerp genomen. De hanterings- en overbrengingsprocedures zijn op risico's gebaseerd, waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van ongevallen en incidenten en de milieueffecten daarvan.

Art. 3.14.2.2.6. Het jaarlijkse water-, energie- en grondstoffenverbruik en de jaarlijkse productie van residuen en afvalwater worden ten minste een keer per jaar gemonitord. Die monitoring omvat directe metingen, berekeningen of registratie. De monitoring wordt uitgesplitst op het meest geschikte niveau en houdt rekening met alle significante wijzigingen in de installatie.

Onderafdeling 3.14.2.3 Emissies naar water Art. 3.14.2.3.1. Voor relevante emissies naar water, zoals vastgesteld in het overzicht van de afvalwaterstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, worden de belangrijkste procesparameters gemonitord op cruciale locaties, bijvoorbeeld aan de inlaat en uitlaat van de voorbehandeling, aan de inlaat van de eindbehandeling en aan het punt waar de emissie de installatie verlaat.

Art. 3.14.2.3.2. De meting van emissies naar water wordt verricht conform de meetmethoden, vermeld in artikel 4, § 1, van bijlage 4.2.5.2 bij titel II van het VLAREM. Als er geen meetmethoden worden vermeld, worden de CEN-normen gevolgd. Als er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, de nationale normen of andere internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.

Art. 3.14.2.3.3. Voor de directe en indirecte lozing in oppervlaktewater zijn de volgende emissiegrenswaarden en meetfrequenties van toepassing:

parameter

afvalverwerkingsproces

meetfrequentie (1)(2)

emissiegrenswaarde voor directe lozingen in oppervlaktewater (mg/l)

emissiegrenswaarde voor indirecte lozingen in oppervlaktewater (mg/l)(3)

AOX

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks (4)(5)

1(6)

1(6)

benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen, individueel (BTEX, individueel)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

maandelijks(4)(5)


perfluoroctaanzuur (PFOA) perfluoroctaansulfonaat (PFOS)

alle afvalbehandelingen

halfjaarlijks(4)


CZV (7)

alle afvalbehandelingen, behalve behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen en mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(8)

150


mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(8)

125


behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(8)

300(9)


TOC(7)

alle afvalbehandelingen, behalve behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen en mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(8)

60


mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(8)

45


behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(8)

100(9)


zwevende stoffen

alle afvalbehandelingen, behalve behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

maandelijks(8)

60


behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(8)


vrij cyanide (CN-)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4)(5)

0,05(6)

0,05(6)

minerale oliën

- mechanische behandeling in shredders van metaalafval - behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

maandelijks(5)

10

10

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(5)


totaal stikstof

- biologische behandeling van afval - herraffinage van afgewerkte olie

maandelijks(8)

25(10)(11)


behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(8)

60(10)(11)(12)


totaal fosfor

biologische behandeling van afval

maandelijks(8)

2


behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(8)

2(9)


fenolindex

- herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde

maandelijks(8)

0,2


behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(8)

0,3


As

- behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - mechanisch- biologische afvalbehandeling - herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib - regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

maandelijks(4) (5)

0,05(6)

0,05(6)

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(4) (5)

0,015(6)

0,015(6)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,03(6)

0,03(6)

Cd

- behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - mechanisch- biologische afvalbehandeling - herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib - regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodemmet water

maandelijks(4) (5)

0,003 (6)

0,003 (6)

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(4) (5)

0,003 (6)

0,003 (6)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,003 (6)

0,003 (6)

Cr

- behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - mechanisch- biologische afvalbehandeling - herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib - regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

maandelijks(4) (5)

0,15(6)

0,15(6)

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(4) (5)

0,05(6)

0,05(6)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,05(6)

0,05(6)

Cr (VI)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,05(6)

0,05(6)

Cu

- behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - mechanisch-biologische afvalbehandeling - herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib - regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

maandelijks(4) (5)

0,5(6)

0,5(6)

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(4) (5)

0,15(6)

0,15(6)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,05(6)

0,05(6)

Pb

- behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - mechanisch-biologische afvalbehandeling - herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib - regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

maandelijks(4) (5)

0,1(6)

0,1(6)

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(4) (5)

0,1(6)

0,1(6)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,05(6)

0,05(6)

Ni

- behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - mechanisch-biologische afvalbehandeling - herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib - regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

maandelijks(4) (5)

0,3(6)

0,3(6)

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(4) (5)

0,09(6)

0,09(6)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,3(6)

0,3(6)

Hg

- behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - mechanisch-biologische afvalbehandeling - herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib - regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

maandelijks(4) (5)

0,6 µg/l (6)

0,6 µg/l (6)

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(4) (5)

0,6 µg/l (6)

0,6 µg/l (6)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,6 µg/l(6)

0,6 µg/l (6)

Zn

- behandeling van AEEA die VFK's of VKW's bevatten - mechanisch-biologische afvalbehandeling herraffinage van afgewerkte olie - fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde - fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib - regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen - reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water

maandelijks(4) (5)

1(6)

1(6)

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

maandelijks(4) (5)

1,4(6)

1,4(6)

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)

0,4(6)

0,4(6)

Mn

behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen

dagelijks(4) (5)


indicator-PCB's

- mechanische behandeling in shredders van metaalafval - decontaminatie van PCB-houdende apparatuur

halfjaarlijks(4) (5)


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder.(2) Bij batchlozingen die minder vaak plaatsvinden dan de meetfrequentie, wordt de meting een keer per batch uitgevoerd.(3) In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit kan worden bepaald dat de emissiegrenswaarde niet van toepassing is als de stroomafwaartse afvalwaterbehandelingsinstallatie de verontreinigende stoffen in kwestie reduceert, op voorwaarde dat dat niet tot een hoger niveau van verontreiniging van het milieu leidt. (4) De meting is alleen van toepassing als de stof in kwestie in het overzicht van de afvalwaterstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, als relevant wordt aangemerkt. (5) Bij een indirecte lozing in oppervlaktewater kan in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit worden bepaald dat de meetfrequentie wordt verlaagd, als de stroomafwaartse afvalwaterbehandelingsinstallatie de verontreinigende stoffen in kwestie reduceert. (6) De emissiegrenswaarde is alleen van toepassing als de stof in kwestie in het overzicht van de afvalwaterstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, als relevant wordt aangemerkt. (7) De parameters TOC en CZV zijn alternatieven.Ofwel zijn de emissiegrenswaarde en de meetfrequentie voor TOC van toepassing, ofwel de emissiegrenswaarde en de meetfrequentie voor CZV. TOC is de voorkeursoptie omdat bij de meting daarvan geen zeer toxische verbindingen hoeven te worden gebruikt. (8) De meting is alleen van toepassing bij directe lozing in oppervlaktewater.(9) In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit kan worden bepaald dat de emissiegrenswaarde niet van toepassing is op installaties die boorspoelingen of -gruis behandelen.(10) In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit kan worden bepaald dat de emissiegrenswaarde niet van toepassing is als de temperatuur van het afvalwater laag is.(11) In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit kan worden bepaald dat de emissiegrenswaarde niet van toepassing is bij hoge chlorideconcentraties.(12) De emissiegrenswaarde is alleen van toepassing bij de biologische behandeling van op water gebaseerde vloeibare afvalstromen. Art. 3.14.2.3.4. Het waterverbruik wordt geoptimaliseerd, de hoeveelheid geproduceerd afvalwater wordt verminderd en emissies naar de bodem en het water worden voorkomen of, als dat niet haalbaar is, verminderd door de toepassing van een geschikte combinatie van de technieken, vermeld in BBT 19 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Onderafdeling 3.14.2.4 Emissies naar lucht Art. 3.14.2.4.1. Voor periodieke metingen van emissies naar lucht wordt de meetwaarde bepaald als de gemiddelde waarde van drie opeenvolgende metingen van ten minste dertig minuten elk.

Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse, een meting van ten minste dertig minuten niet geschikt is, zoals voor de geurconcentratie, kan er in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit een meer geschikte meetperiode worden vastgelegd.

Art. 3.14.2.4.2. De emissiegrenswaarden in dit hoofdstuk gelden zonder correctie voor het zuurstofgehalte.

Art. 3.14.2.4.3. De meting van geleide emissies naar lucht wordt verricht overeenkomstig de meetmethoden, vermeld in bijlage 4.4.2 van titel II van het VLAREM. Als er geen meetmethoden worden vermeld, worden de CEN-normen gevolgd. Als er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, de nationale normen of andere internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.

Art. 3.14.2.4.4. Diffuse emissies van organische verbindingen naar lucht als gevolg van de volgende afvalverwerkingsprocessen worden ten minste een keer per jaar gemonitord door de toepassing van één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 9 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling: 1° de regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen;2° de decontaminatie van POP-houdende apparatuur met oplosmiddelen;3° de fysisch-chemische behandeling van oplosmiddelen met het oog op de terugwinning van hun calorische waarde. Art. 3.14.2.4.5. Geuremissies worden voorkomen of, als dat niet haalbaar is, verminderd, door de toepassing van één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 13 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.2.4.6. Diffuse emissies naar lucht, in het bijzonder stof, organische verbindingen en geur, worden voorkomen of, als dat niet haalbaar is, verminderd, door de toepassing van een geschikte combinatie van de volgende technieken: 1° het aantal potentiële diffuse emissiebronnen beperken tot een minimum.Daarvoor worden technieken ingezet zoals: a) in een geschikt ontwerp van de indeling van leidingen voorzien;b) het gebruik van overbrenging onder invloed van zwaartekracht boven het gebruik van pompen verkiezen;c) de valhoogte van materiaal beperken;d) de verkeerssnelheid beperken;e) windbarrières gebruiken;2° zeer betrouwbare apparatuur selecteren en gebruiken.Daarvoor worden technieken ingezet zoals: a) in kleppen met dubbele afdichtingen of even efficiënte apparatuur voorzien;b) in zeer betrouwbare pakkingen voor kritieke toepassingen voorzien;c) in pompen, compressoren en roerinrichtingen die uitgerust met mechanische afdichtingen in plaats van pakkingen, voorzien;d) in magnetisch aangedreven pompen, compressoren en roerinrichtingen voorzien;e) in geschikte toegangspoorten voor onderhoudsslangen, ponstangen en boorkoppen voorzien;3° corrosie voorkomen.Daarvoor worden technieken ingezet zoals: a) geschikte bouwmaterialen selecteren;b) voering of coating van apparatuur en verven voor leidingen met corrosievertragers gebruiken;4° diffuse emissies insluiten, verzamelen en behandelen.Daarvoor worden technieken ingezet zoals: a) afval en materiaal dat diffuse emissies kan veroorzaken in gesloten gebouwen of in gesloten apparatuur, zoals transportbanden, opslaan, behandelen en hanteren;b) gesloten apparatuur of gebouwen onder adequate druk houden;c) emissies verzamelen en leiden naar een geschikt emissiereductiesysteem via een luchtafvoersysteem of luchtaanzuigsystemen in de nabijheid van de emissiebronnen;5° de potentiële bronnen van diffuse stofemissies, zoals afvalopslag, verkeerszones en open hanteringsprocessen, met water of mist bevochtigen;6° in onderhoud voorzien.Daarvoor worden technieken ingezet zoals: a) toegang tot potentieel lekkende apparatuur waarborgen;b) regelmatig de beschermingsmiddelen, zoals lamellaire gordijnen en snelwerkende deuren controleren;7° de afvalverwerkings- en opslagruimten reinigen.Daarvoor worden technieken ingezet zoals de regelmatige reiniging van de hele afvalverwerkingsruimte, transportbanden, apparatuur en containers; 8° in een meet- en beheersprogramma van fugitieve VOS-emissies als vermeld in afdeling 4.4.6 van titel II van het VLAREM, voorzien.

Met toepassing van de bepalingen over de toepasbaarheid, vermeld in BBT 14.b en 14.d, van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, kan er in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit worden afgeweken van de technieken, vermeld in de punten 2° en 4° van het eerste lid.

Art. 3.14.2.4.7. Affakkeling wordt alleen toegepast om veiligheidsredenen of bij niet-routinematige bedrijfsomstandigheden, zoals de opstart en stillegging, door de toepassing van beide volgende technieken: 1° in een correct ontwerp van de installatie voorzien.Dat omvat de aanwezigheid van een gasterugwinningssysteem met voldoende capaciteit en het gebruik van zeer betrouwbare overdrukkleppen; 2° installatiebeheer uitvoeren.Dat bestaat erin het gassysteem in evenwicht te houden en geavanceerde procescontrole te gebruiken.

Art. 3.14.2.4.8. Als affakkelen onvermijdelijk is, worden de emissies naar lucht die afkomstig zijn van de fakkels, verminderd door de toepassing van beide volgende technieken: 1° in een correct ontwerp van affakkelinstallaties voorzien.Dat omvat onder meer een optimalisatie van de hoogte en druk, toevoeging van stoom, lucht of gas en het type van de fakkeltop om betrouwbare activiteiten zonder rook mogelijk te maken en een efficiënte verbranding van overtollige gassen te waarborgen; 2° monitoring en registratie uitvoeren als onderdeel van het fakkelbeheer.Dat omvat een continue monitoring van de hoeveelheid gas die wordt afgeleid om te worden afgefakkeld. De registratie van affakkelingen omvat gewoonlijk het aantal affakkelingen en de duur ervan, en maakt het mogelijk de emissies te kwantificeren en affakkelingen in de toekomst te voorkomen.

Onderafdeling 3.14.2.5. Geluid en trillingen Art. 3.14.2.5.1. Geluids- en trillingsemissies worden voorkomen of, als dat niet haalbaar is, verminderd door de toepassing van één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 18 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Onderafdeling 3.14.2.6. Emissies als gevolg van ongevallen en incidenten Art. 3.14.2.6.1. De gevolgen van ongevallen en incidenten voor het milieu worden voorkomen of beperkt door de toepassing van alle volgende technieken als onderdeel van het ongevallenbeheerplan, vermeld in artikel 3.14.2.2.1, 13° : 1° beschermingsmaatregelen uitvoeren.Dat omvat maatregelen zoals: a) de installatie beschermen tegen kwaadwillige handelingen;b) in een brand- en explosiebeveiligingssysteem met preventie-, detectie- en blusapparatuur voorzien;c) de toegankelijkheid en de bedienbaarheid van de relevante controleapparatuur in noodsituaties verzekeren;2° emissies als gevolg van ongevallen en incidenten beheren.Dat houdt in dat er procedures zijn vastgesteld en technische voorzieningen zijn getroffen voor het beheer van emissies als gevolg van ongevallen en incidenten, zoals emissies van lekken, bluswater of veiligheidskleppen; 3° in een systeem voor registratie en beoordeling van ongevallen en incidenten voorzien.Dat omvat technieken zoals: a) een logboek of agenda bijhouden om alle ongevallen, incidenten, wijzigingen in procedures en de resultaten van inspecties te registreren;b) in procedures voorzien om de ongevallen en incidenten te identificeren en er lering uit te trekken. Onderafdeling 3.14.2.7. Materiaalefficiëntie Art. 3.14.2.7.1. Bij de behandeling van afval worden materialen zo veel mogelijk vervangen door afval, waarbij rekening wordt gehouden met: 1° het risico van verontreiniging als gevolg van de aanwezigheid van onzuiverheden; 2° de compatibiliteit van het afval dat andere materialen vervangt, met de afvalinput, vermeld in artikel 3.14.2.2.2, 6°.

Onderafdeling 3.14.2.8. Energie-efficiëntie Art. 3.14.2.8.1. De energie-efficiëntie wordt geoptimaliseerd door de toepassing van beide volgende technieken: 1° een energie-efficiëntieplan opstellen en implementeren.Dat plan omvat de vaststelling en berekening van het specifieke energieverbruik van de activiteiten, waarbij jaarlijks essentiële prestatie-indicatoren worden vastgesteld en periodieke doelstellingen voor verbetering en acties die daarmee verband houden, worden gepland; 2° een verslag over de energiebalans opmaken.Dat verslag bevat een uitsplitsing van het energieverbruik en de energieopwekking, met inbegrip van uitvoer, naar het type bron. Dat verslag omvat informatie over: a) het energieverbruik voor de geleverde energie;b) de energie die uit de installatie wordt uitgevoerd;c) de energiestroom waaruit blijkt hoe de energie door het proces heen wordt gebruikt. Het plan, vermeld in het eerste lid, 1° en het verslag, vermeld in het eerste lid, 2°, worden aangepast aan de specifieke kenmerken van de afvalverwerking, onder meer voor de uitgevoerde processen en de behandelde afvalstromen.

Onderafdeling 3.14.2.9. Hergebruik van verpakkingen Art. 3.14.2.9.1. Om de hoeveelheid afval te beperken die wordt afgevoerd voor verwijdering, worden verpakkingen maximaal hergebruikt als onderdeel van het residuenbeheerplan, vermeld in artikel 3.14.2.2.1, 12°, indien er geen risico bestaat van verontreiniging van het afval dat door de hergebruikte verpakking wordt veroorzaakt. Die verpakkingen bevinden zich in goede staat en zijn voldoende schoon.

Bij opeenvolgende toepassingen moet de compatibiliteit van de stoffen worden gecontroleerd voordat de verpakkingen worden hergebruikt. Als dat nodig is, wordt de verpakking vóór het hergebruik afgevoerd met het oog op een geschikte behandeling, zoals herstel of reiniging. Afdeling 3.14.3. Mechanische behandeling van afval

Onderafdeling 3.14.3.1. Algemene bepalingen voor de mechanische behandeling van afval Art. 3.14.3.1.1. Naast de algemene bepalingen van afdeling 3.14.2 zijn ook de bepalingen van deze afdeling van toepassing op de mechanische behandeling van afval als die niet wordt gecombineerd met de biologische behandeling van afval.

Art. 3.14.3.1.2. Emissies van stof en van deeltjesgebonden metalen, dioxinen en furanen en dioxineachtige PCB's naar lucht worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 25 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.3.1.3. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de mechanische behandeling van afval, zijn de volgende emissiegrenswaarden en meetfrequenties van toepassing:

parameter

afvalverwerkingsproces

Meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde

stof

alle mechanische behandelingen

halfjaarlijks bij een massastroom ? 0,2 kg/h

5 mg/Nm3

maandelijks bij een massastroom > 0,2 kg/h


continu bij een massastroom > 5 kg/h


dioxinen en furanen

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

jaarlijks(2)


gebromeerde vlamvertragers

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

jaarlijks(2)


dioxineachtige PCB's

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

jaarlijks(2)


metalen en metalloïden met uitzondering van kwik

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

jaarlijks als de massastroom, vermeld in bijlage 4.4.3 van titel II van het VLAREM, niet wordt overschreden(2)


maandelijks als de massastroom, vermeld in bijlage 4.4.3 van titel II van het VLAREM, wordt overschreden(2)


vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

mechanische behandeling in shredders van metaalafval

halfjaarlijks


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. (2) De meting is alleen van toepassing als de stof in kwestie in het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, als relevant in de afgasstroom wordt aangemerkt.

Voor dioxinen en furanen of dioxineachige PCB's worden de gemiddelden bepaald over een bemonsteringsperiode van minimaal zes uur en maximaal acht uur. Voor dioxinen en furanen heeft de emissiegrenswaarde betrekking op de totale concentratie van dioxinen en furanen, berekend aan de hand van het begrip `toxische equivalentie'.

In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit kan van de emissiegrenswaarde voor stof, vermeld in het eerste lid, afgeweken worden als een doekenfilter niet toepasbaar is, tot een maximum van 10 mg/Nm3.

Onderafdeling 3.14.3.2. Mechanische behandeling in shredders van metaalafval Art. 3.14.3.2.1. Naast de algemene bepalingen van onderafdeling 3.14.3.1 zijn ook de bepalingen van deze onderafdeling van toepassing op de mechanische behandeling in shredders van metaalafval.

Art. 3.14.3.2.2. De totale milieuprestatie wordt verbeterd en emissies als gevolg van ongevallen en incidenten worden voorkomen door de toepassing van alle volgende technieken: 1° de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 7°, hanteren; 2° een lijst van de acceptatiecriteria voor het aangevoerde afval opmaken.Daaruit blijkt minstens dat PCB-houdend afval en afval waarbij een vermoeden is van PCB-aanwezigheid niet worden aanvaard; 3° een gedetailleerde inspectieprocedure voor balen afval vóór vershreddering invoeren;4° gevaarlijke voorwerpen uit de afvalinputstroom verwijderen en de snelle en veilige afvoer ervan naar een externe verwerker.Het gaat daarbij over voorwerpen zoals: a) gasflessen;b) voertuigwrakken en AEEA waarvan gevaarlijke stoffen niet zijn verwijderd;c) met PCB's of kwik verontreinigde voorwerpen;d) radioactieve voorwerpen;e) brandstof- en olietanks die niet volledig leeg of gereinigd zijn, ongeacht de grootte;f) batterijen.5° containers alleen behandelen als er een verklaring van reinheid bijgevoegd is.Die verklaring is een schriftelijk document dat de producent of de houder van het afval heeft verstrekt, waaruit blijkt dat de lege afvalverpakking in kwestie schoon is wat de acceptatiecriteria betreft. Voor containers groter dan 1150 liter is een individuele verklaring nodig. Voor containers kleiner dan 1150 liter moet elke leverancier éénmalig, en bij elke wijziging in de acceptatievoorwaarden die op containers van toepassing is, ondertekenen dat hij de acceptatievoorwaarden accepteert en zal respecteren.

Art. 3.14.3.2.3. Diffuse emissies naar lucht, in het bijzonder stof, worden voorkomen of, als dat niet haalbaar is, verminderd, door de toepassing van alle volgende technieken: 1° de technieken, vermeld in artikel 4.4.7.2.4 tot en met 4.4.7.2.8 van titel II van het VLAREM; 2° een stofrapport opmaken als vermeld in addendum E4, 11, van de addendabibliotheek die is opgenomen in bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Art. 3.14.3.2.4. Deflagraties worden voorkomen en emissies worden verminderd als deflagraties optreden door de toepassing van de volgende techniek, vermeld in punt 1°, en één van of beide van de volgende technieken, vermeld in punt 2° en 3°, toe te passen: 1° een beheerplan voor deflagratie opmaken en implementeren dat de volgende elementen omvat: a) een programma ter vermindering van deflagratie dat is bedoeld om de bronnen te bepalen en maatregelen in te voeren om deflagratie te voorkomen;b) een evaluatie van deflagraties uit het verleden en oplossingen daarvoor, en de verspreiding van kennis over deflagratie;c) een protocol voor de reactie op deflagraties;2° overdrukventielen installeren om drukgolven van deflagraties te ontlasten die anders grote schade en vervolgens emissies zouden veroorzaken;3° een lagesnelheidsshredder of schaar gebruiken die vóór de hoofdshredder is geïnstalleerd. Met toepassing van de bepalingen over de toepasbaarheid, vermeld in BBT 27 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling, kan er in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit worden afgeweken van de techniek, vermeld in de punten 3° van het eerste lid. Art. 3.14.3.2.5. De energie-efficiëntie wordt verhoogd door de shreddervoeding stabiel te houden. Zo kan zodat ongewenste stilleggingen en opstarts van de shredder worden vermeden als gevolg van een verstoring of overbelasting van de afvaltoevoer.

Onderafdeling 3.14.3.3. Behandeling van afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die VFK's of VKW's bevatten Art. 3.14.3.3.1. Naast de algemene bepalingen van onderafdeling 3.14.3.1 zijn ook de bepalingen van deze onderafdeling van toepassing op de behandeling van afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die VFK's of VKW's bevat.

Art. 3.14.3.3.2. Emissies van organische verbindingen naar lucht worden voorkomen of, als dat niet haalbaar is, verminderd door de toepassing van de volgende technieken, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, en één van of beide van de volgende technieken, vermeld in punt 4° en 5° : 1° de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, hanteren; 2° de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 8°, hanteren; 3° alle koelmiddelen en oliën verwijderen uit de afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die VFK's of VKW's bevat en opvangen door een vacuümzuigsysteem.Koelmiddelen worden gescheiden van oliën en de oliën worden ontgast. De hoeveelheid olie die in de compressor achterblijft, wordt tot een minimum beperkt, zodat de compressor niet druppelt; 4° afgassen die organische verbindingen, zoals VFK's of VKW's, bevatten, naar een cryogene condensatie-eenheid leiden;5° afgassen die organische verbindingen, zoals VFK's of VKW's, bevatten, naar adsorptiesystemen leiden. Art. 3.14.3.3.3. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de behandeling van afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die VFK's of VKW's bevat, zijn de volgende emissiegrenswaarden en meetfrequenties van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde (mg/Nm3)

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

halfjaarlijks

15

chloorfluorkoolstoffen

halfjaarlijks

10


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. Art. 3.14.3.3.4. Emissies als gevolg van explosies bij de behandeling van afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die VFK's of VKW's bevat, worden voorkomen door de toepassing van een van de technieken, vermeld in BBT 30 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Onderafdeling 3.14.3.4. Mechanische behandeling van afval met calorische waarde Art. 3.14.3.4.1. Naast de algemene bepalingen van onderafdeling 3.14.3.1 van dit besluit zijn ook de bepalingen van deze onderafdeling van toepassing op de mechanische behandeling van afval met calorische waarde, vermeld in rubriek 2.4.3, a), 3°, en b), 2°, van de indelingslijst.

Art. 3.14.3.4.2. Emissies van organische verbindingen naar lucht worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en een van de technieken of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 31 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.3.4.3. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de mechanische behandeling van afval met calorische waarde, zijn de volgende emissiegrenswaarde en meetfrequentie van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde (mg/Nm3)

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof(2)

halfjaarlijks

30


(1) De meetfrequentie kan worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. (2) De meting en de emissiegrenswaarde zijn alleen van toepassing als de stof in kwestie in het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, als relevant in de afgasstroom wordt aangemerkt.

Onderafdeling 3.14.3.5. Mechanische behandeling van kwikhoudende afgedankte elektrische of elektronische apparatuur Art. 3.14.3.5.1. Naast de algemene bepalingen van onderafdeling 3.14.3.1 zijn ook de bepalingen van deze onderafdeling van toepassing op de mechanische behandeling van kwikhoudende afgedankte elektrische of elektronische apparatuur.

Art. 3.14.3.5.2. Kwikemissies naar lucht worden verminderd door de kwikemissies aan de bron te verzamelen, die emissies naar een reductie-eenheid te leiden en een adequate monitoring uit te voeren.

Dat omvat al de volgende maatregelen: 1° de apparatuur die wordt gebruikt vóór de behandeling van kwikhoudende afgedankte elektrische of elektronische apparatuur, is gesloten, staat onder onderdruk en is aangesloten op een plaatselijk afzuigsysteem;2° de afgassen van de processen worden behandeld met ontstoffingstechnieken, zoals cyclonen, doekenfilters en HEPA-filters, gevolgd door adsorptie op actieve kool;3° de doeltreffendheid van de behandeling van de afgassen wordt gemonitord;4° kwikconcentraties in de behandelings- en opslagruimten worden een keer per week gemeten om potentiële kwiklekken te detecteren. Art. 3.14.3.5.3. Voor geleide kwikemissies naar lucht die afkomstig zijn van de mechanische behandeling van kwikhoudende afgedankte elektrische of elektronische apparatuur, zijn de volgende emissiegrenswaarde en meetfrequentie van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde(µg/Nm3)

kwik en zijn verbindingen, uitgedrukt als Hg

driemaandelijks bij een massastroom < 1 g/h

7

maandelijks bij een massastroom ? 1 g/h


(1) De meetfrequentie kan worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. Afdeling 3.14.4. Biologische behandeling van afval

Onderafdeling 3.14.4.1. Algemene bepalingen voor de biologische behandeling van afval Art. 3.14.4.1.1. Naast de algemene bepalingen van afdeling 3.14.2 zijn ook de bepalingen van deze afdeling van toepassing op de biologische behandeling van afval. De bepalingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op de behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstromen.

Art. 3.14.4.1.2. Om geuremissies te verminderen en de totale milieuprestaties te verbeteren, wordt de preacceptatie, de acceptatie en de sortering van de afvalinput, vermeld in artikel 3.14.2.2.2, zodanig uitgevoerd dat de afvalinput geschikt is voor de afvalverwerking.

Art. 3.14.4.1.3. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de biologische behandeling van afval, zijn de volgende emissiegrenswaarden en meetfrequenties van toepassing:

parameter

afvalverwerkingsproces

opmerkingen

meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde (mg/Nm3)

NH3(2)

vergisting

massastroom ? 150 g/h

10

massastroom < 150 g/h

halfjaarlijks

20

andere biologische behandeling van afval dan vergisting

halfjaarlijks

20

H2S(2)

alle biologische behandeling van afval

halfjaarlijks bij een massastroom < 50 g/h


maandelijks bij een massastroom ? 50 g/h

stof

mechanisch-biologische afvalbehandeling

halfjaarlijks bij een massastroom ? 0,2 kg/h

5

maandelijks bij een massastroom > 0,2 kg/h


continu bij een massastroom > 5 kg/h

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

mechanisch- biologische afvalbehandeling

gebruik van andere technieken

halfjaarlijks

40

gebruik van thermische oxidatie

15


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder.(2) De emissiegrenswaarden voor NH3 en de meting van NH3 en H2S zijn niet van toepassing op de behandeling van afval dat hoofdzakelijk uit mest bestaat. Art. 3.14.4.1.4. De productie van afvalwater en waterverbruik wordt verminderd door de toepassing van alle volgende technieken: 1° het percolaat dat uit composthopen, -rillen en -tafels sijpelt, scheiden van het niet-verontreinigd hemelwater;2° proceswaterstromen recirculeren of zo veel mogelijk gebruik te maken van andere waterstromen.De mate van recirculatie wordt beperkt door de waterbalans van de installatie, het gehalte aan onzuiverheden of de eigenschappen van de waterstromen; 3° het vochtgehalte van het afval optimaliseren om de productie van percolaat tot een minimum te beperken. Onderafdeling 3.14.4.2. Aerobe behandeling van afval Art. 3.14.4.2.1 Naast de algemene bepalingen van onderafdeling 3.14.4.1 zijn ook de bepalingen van deze onderafdeling van toepassing op de aerobe behandeling van afval.

Art. 3.14.4.2.2. Emissies naar lucht worden verminderd en de totale milieuprestaties worden verbeterd door de belangrijkste afval- en procesparameters te monitoren of te beheersen, met inbegrip van: 1° de eigenschappen van de afvalinput, zoals de C/N-ratio en de deeltjesgrootte;2° de temperatuur en het vochtgehalte op verschillende punten in de ril of tafel.Monitoring van het vochtgehalte in de ril of tafel is niet toepasbaar op gesloten processen wanneer gezondheids- of veiligheidsproblemen zijn vastgesteld. In dat geval kan het vochtgehalte worden gemonitord voordat het afval in de ingesloten composteerfase wordt overgebracht en worden bijgesteld wanneer het de ingesloten composteerfase verlaat; 3° de beluchting van de rillen, zoals via de keerfrequentie van de ril of tafel, de O2- of CO2-concentratie in de ril of tafel of de temperatuur van de luchtstromen bij geforceerde beluchting;4° de porositeit, hoogte en breedte van de ril of tafel. Art. 3.14.4.2.3. Diffuse emissies naar lucht die afkomstig zijn van stof, geur en bio-aerosol uit behandelingsstappen in de openlucht, worden verminderd door de toepassing van één van of beide technieken, vermeld in BBT 37 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Onderafdeling 3.14.4.3. Anaerobe behandeling van afval Art. 3.14.4.3.1. Naast de algemene bepalingen van onderafdeling 3.14.4.1 zijn ook de bepalingen van deze onderafdeling van toepassing op de anaerobe behandeling van afval.

Art. 3.14.4.3.2. Emissies naar lucht worden verminderd en de totale milieuprestaties worden verbeterd door de belangrijkste afval- en procesparameters te monitoren of te beheersen, zoals: 1° de pH-waarde en alkaliniteit van het digestaat;2° de bedrijfstemperatuur van de vergister;3° de organische belasting van de vergister;4° de concentratie van vluchtige vetzuren en totale ammoniakale stikstof in de vergister;5° de hoeveelheid, samenstelling en druk van het biogas;6° het vloeistof- en schuimniveau in de vergister. Er wordt een handmatig of automatisch monitoringsysteem ingevoerd om: 1° voor een stabiele werking van vergisters te zorgen;2° operationele problemen, zoals schuimvorming, die tot geuremissies kunnen leiden, tot een minimum te beperken;3° voldoende vroegtijdig te waarschuwen voor systeemstoringen die kunnen leiden tot verlies van insluiting en explosies. Onderafdeling 3.14.4.4. Mechanisch-biologische behandeling van afval Art. 3.14.4.4.1. Naast de algemene bepalingen van onderafdeling 3.14.4.1 zijn ook de bepalingen van deze onderafdeling van toepassing op de mechanisch-biologische behandeling van afval.

De bepalingen van onderafdeling 3.14.4.2 en 3.14.4.3 zijn, waar relevant, ook van toepassing op de mechanisch-biologische behandeling van afval.

Art. 3.14.4.4.2. Emissies naar lucht worden verminderd door de toepassing van beide volgende technieken: 1° de totale afgasstroom splitsen in afgasstromen met een hoog gehalte aan verontreinigende stoffen en afgasstromen met een laag gehalte aan verontreinigende stoffen, zoals vastgesteld in het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3; 2° afgas met een laag gehalte aan verontreinigende stoffen in het biologische proces recirculeren, gevolgd door een afgasbehandeling die is aangepast aan het gehalte aan verontreinigende stoffen. Afdeling 3.14.5. Fysisch-chemische behandeling van afval

Onderafdeling 3.14.5.1. Algemene bepalingen voor de fysisch-chemische behandeling van afval Art. 3.14.5.1.1. Naast de algemene bepalingen van afdeling 3.14.2 zijn ook de bepalingen van deze afdeling van toepassing op de fysisch-chemische behandeling van afval.

Onderafdeling 3.14.5.2. Fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib Art. 3.14.5.2.1. De totale milieuprestaties worden verbeterd door de afvalinput als onderdeel van de procedures voor de preacceptatie en de acceptatie van afval, vermeld in artikel 3.14.2.2.2, te monitoren. Dat omvat de monitoring van parameters zoals: 1° het gehalte aan organische stoffen, oxiderende stoffen, metalen, zouten en geurende verbindingen;2° het potentieel van H2-vorming bij het mengen met water van residuen van de rookgasbehandeling. Art. 3.14.5.2.2. Emissies van stof, organische verbindingen en NH3 naar lucht worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 41 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.5.2.3. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de fysisch-chemische behandeling van vast afval of pasteus slib zijn de volgende emissiegrenswaarden en meetfrequenties van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde (mg/Nm3)

stof

halfjaarlijks bij een massastroom ? 0,2 kg/h

5

maandelijks bij een massastroom > 0,2 kg/h


continu bij een massastroom > 5 kg/h


NH3

halfjaarlijks(2)


vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

halfjaarlijks(2)


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. (2) De meting is alleen van toepassing als de stof in kwestie in het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, als relevant in de afgasstroom wordt aangemerkt.

Onderafdeling 3.14.5.3. Herraffinage van afgewerkte olie Art. 3.14.5.3.1. De totale milieuprestaties worden verbeterd door de afvalinput voor het gehalte aan chloorverbindingen als onderdeel van de procedures voor de preacceptatie en de acceptatie van afval, vermeld in artikel 3.14.2.2.2, te monitoren.

Art. 3.14.5.3.2. De hoeveelheid afval die wordt afgevoerd voor verwijdering, wordt verminderd door de toepassing van één van of beide technieken, vermeld in BBT 43 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.5.3.3. Emissies van organische verbindingen naar lucht worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 44 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.5.3.4. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de herraffinage van afgewerkte olie zijn de volgende emissiegrenswaarde en meetfrequentie van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde (mg/Nm3)

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

halfjaarlijks

30 (2)


(1) De meetfrequentie kan worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. (2) De emissiegrenswaarde is niet van toepassing als de massastroom op het emissiepunt minder dan 2 kg/h bedraagt, op voorwaarde dat er op basis van het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, geen carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-stoffen) als relevant in de afgasstroom worden aangemerkt.

Onderafdeling 3.14.5.4. Fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde Art. 3.14.5.4.1. Emissies van organische verbindingen naar lucht worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 45 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.5.4.2. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de fysisch-chemische behandeling van afval met calorische waarde zijn de volgende emissiegrenswaarde en meetfrequentie van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde (mg/Nm3)

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

halfjaarlijks

30 (2)


(1) De meetfrequentie kan worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. (2) De emissiegrenswaarde is niet van toepassing als de massastroom op het emissiepunt minder dan 2 kg/h bedraagt, op voorwaarde dat er op basis van het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, geen carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-stoffen) als relevant in de afgasstroom worden aangemerkt.

Onderafdeling 3.14.5.5. Regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen Art. 3.14.5.5.1. De totale milieuprestaties van de regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen worden verbeterd door de toepassing van één van of beide technieken, vermeld in BBT 46 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.5.5.2. Emissies van organische verbindingen naar lucht worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 47 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.5.5.3. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de regeneratie van afgewerkte oplosmiddelen, zijn de volgende emissiegrenswaarde en meetfrequentie van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

emissiegrenswaarde (mg/Nm3)

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

halfjaarlijks

30 (2)


(1) De meetfrequentie kan worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. (2) De emissiegrenswaarde is niet van toepassing als de massastroom op het emissiepunt minder dan 2 kg/h bedraagt, op voorwaarde dat er op basis van het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, geen carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-stoffen) als relevant in de afgasstroom worden aangemerkt.

Onderafdeling 3.14.5.6. Thermische behandeling van afgewerkte actieve kool, gebruikte katalysatoren en uitgegraven verontreinigde bodem Art. 3.14.5.6.1. De totale milieuprestaties van de thermische behandeling van afgewerkte actieve kool, gebruikte katalysatoren en uitgegraven verontreinigde bodem worden verbeterd door de toepassing van alle volgende technieken: 1° de warmte uit ovenafgassen terugwinnen;2° een indirect gestookte oven gebruiken;3° procesgeïntegreerde technieken ter vermindering van emissies naar lucht gebruiken.Dat omvat technieken zoals: a) de temperatuur van de oven en van de draaisnelheid van de roterende oven controleren;b) een geschikte brandstof kiezen;c) een gesloten oven gebruiken of de oven bij gereduceerde druk gebruiken om diffuse emissies naar lucht te voorkomen. Art. 3.14.5.6.2. Emissies van HCl, HF, stof en organische verbindingen naar lucht worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 49 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.5.6.3. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de thermische behandeling van afgewerkte actieve kool, gebruikte katalysatoren en uitgegraven verontreinigde bodem zijn de volgende meetfrequenties van toepassing:

parameter

afvalverwerkingsproces

meetfrequentie(1)

gasvormige anorganische chloorverbindingen, uitgedrukt als HCl

thermische behandeling van afgewerkte actieve kool en gebruikte katalysatoren

halfjaarlijks bij een massastroom < 300 g/h(2)

driemaandelijks bij een massastroom ? 300 g/h(2)

thermische behandeling van uitgegraven verontreinigde bodem

driemaandelijks(2)

gasvormige anorganische fluorverbindingen, uitgedrukt als HF

thermische behandeling van afgewerkte actieve kool en gebruikte katalysatoren

halfjaarlijks bij een massastroom < 50 g/h(2)

maandelijks bij een massastroom ? 50 g/h(2)

thermische behandeling van uitgegraven verontreinigde bodem

driemaandelijks(2)

stof

thermische behandeling van afgewerkte actieve kool en gebruikte katalysatoren

halfjaarlijks bij een massastroom ? 0,2 kg/h

maandelijks bij een massastroom > 0,2 kg/h

continu bij een massastroom > 5 kg/h

thermische behandeling van uitgegraven verontreinigde bodem

driemaandelijks

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

thermische behandeling van afgewerkte actieve kool en gebruikte katalysatoren

halfjaarlijks

thermische behandeling van uitgegraven verontreinigde bodem

driemaandelijks


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. (2) De meting is alleen van toepassing als de stof in kwestie in het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, als relevant in de afgasstroom wordt aangemerkt.

Onderafdeling 3.14.5.7. Reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water Art. 3.14.5.7.1. Emissies van stof en organische verbindingen naar lucht die afkomstig zijn van de opslag, hantering en reiniging, worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 50 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.5.7.2. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de reiniging van uitgegraven verontreinigde bodem met water, zijn de volgende meetfrequenties van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

stof

halfjaarlijks bij een massastroom ? 0,2 kg/h

maandelijks bij een massastroom > 0,2 kg/h

continu bij een massastroom > 5 kg/h

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

halfjaarlijks


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. Onderafdeling 3.14.5.8. Decontaminatie van PCB-houdende apparatuur Art. 3.14.5.8.1. De totale milieuprestaties worden verbeterd en de geleide emissies van PCB's en organische verbindingen naar lucht worden verminderd door de toepassing van alle volgende technieken: 1° in coating van de opslag- en behandelingsruimten voorzien;2° toegangsregels voor het personeel invoeren om de verspreiding van verontreinigingen te voorkomen.Dat omvat technieken zoals: a) de toegangspunten tot de opslag- en behandelingsruimten afsluiten;b) een speciale bevoegdheid vereisen om toegang te krijgen tot de plaats waar de besmette apparatuur wordt opgeslagen en gehanteerd;c) in afzonderlijke `schone' en `vuile' vestiaires voorzien om individuele beschermende kleding aan en uit te trekken;3° de reiniging van apparatuur en afwatering optimaliseren.Dat omvat technieken zoals: a) de externe oppervlakken van de besmette apparatuur reinigen met een anionisch reinigingsmiddel;b) de apparatuur met een pomp of onder vacuüm ledigen in plaats van met zwaartekracht;c) procedures definiëren en gebruiken om het vacuümvat te vullen, te ledigen en los te koppelen;d) na het scheiden van de kern van de behuizing van een elektrische transformator in een afwateringsperiode van ten minste twaalf uur voorzien om te voorkomen dat besmette vloeistof tijdens verdere behandelingsactiviteiten druppelt;4° emissies naar lucht beheersen en monitoren.Dat omvat technieken zoals: a) de lucht van de decontaminatieruimte opvangen en behandelen met actieve-koolfilters;b) de uitlaat van de vacuümpomp, vermeld in punt 3°, b), aansluiten op een reductiesysteem aan het einde van de pijp; c) de geleide emissies, vermeld in artikel 3.14.5.8.2, monitoren; d) de potentiële atmosferische depositie van PCB's monitoren, zoals door fysisch-chemische metingen of biomonitoring;5° afvalverwerkingsresiduen verwijderen.Dat omvat technieken zoals: a) poreuze, verontreinigde delen van de elektrische transformator afvoeren met het oog op verbranding bij hoge temperatuur;b) PCB's in de oliën vernietigen;6° oplosmiddelen bij reiniging met oplosmiddelen terugwinnen. Art. 3.14.5.8.2. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de decontaminatie van PCB-houdende apparatuur, zijn de volgende meetfrequenties van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

dioxineachtige PCB's(2)

driemaandelijks

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

driemaandelijks(3)


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder.(2) Voor dioxineachige PCB's worden de gemiddelden bepaald over een bemonsteringsperiode van minimaal zes uur en maximaal acht uur.(3) De meting is alleen van toepassing als een oplosmiddel wordt gebruikt om de verontreinigde apparatuur te reinigen. Afdeling 3.14.6. Behandeling van op water gebaseerde, vloeibare

afvalstoffen Art. 3.14.6.1. Naast de algemene bepalingen van afdeling 3.14.2 zijn ook de bepalingen van deze afdeling van toepassing op de behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstoffen.

Art. 3.14.6.2. De totale milieuprestaties worden verbeterd door de afvalinput te monitoren als onderdeel van de procedures voor de preacceptatie en de acceptatie van afval, vermeld in artikel 3.14.2.2.2. Dat omvat de monitoring van parameters zoals: 1° de biologische verwijderbaarheid;2° de haalbaarheid van het breken van emulsie. Art. 3.14.6.3. Emissies van HCl, NH3 en organische verbindingen naar lucht worden verminderd door de toepassing van de techniek, vermeld in artikel 3.14.2.4.6, 4°, van dit besluit, en één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 53 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling.

Art. 3.14.6.4. Voor geleide emissies naar lucht die afkomstig zijn van de behandeling van op water gebaseerde, vloeibare afvalstoffen zijn de volgende emissiegrenswaarden en meetfrequenties van toepassing:

parameter

meetfrequentie(1)

opmerkingen

emissiegrenswaarde (mg/Nm3)

gasvormige anorgansiche chloriden, uitgedrukt als HCl

halfjaarlijks bij een massastroom < 300 g/h(2)

5(3)

driemaandelijks bij een massastroom ? 300 g/h(2)

vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als totaal organische koolstof

halfjaarlijks(2)

massastroom ? 0,5 kg/h

20(3)

massastroom < 0,5 kg/h

45(3)

NH3

halfjaarlijks(2)


(1) De meetfrequenties kunnen worden verlaagd, mits is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder. (2) De meting is alleen van toepassing als de stof in kwestie in het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, als relevant in de afgasstroom wordt aangemerkt. (3) De emissiegrenswaarde is alleen van toepassing als de stof in kwestie in het overzicht van de afgasstromen, vermeld in artikel 3.14.2.2.3, als relevant in de afgasstroom wordt aangemerkt.". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Art. 4.In addendum E4 van bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 augustus 2019, wordt in punt 11 na de zinsnede "- een inrichting met een verwachte overslaghoeveelheid van stuivende stoffen van meer dan 700.000 ton per jaar." de zinsnede "- een inrichting die ingedeeld is onder rubriek 2.4.3.a)5° of 2.4.3.b)4° van de indelingslijst." ingevoegd. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 5.Procedures betreffende een omgevingsvergunning of melding gestart voor de inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld en beslist op basis van de formulieren die als bijlage bij het Omgevingsvergunningenbesluit zijn gevoegd zoals ze van toepassing waren op het moment van de start van de procedures.

Art. 6.Artikel 4 van dit besluit treedt in werking op 3 november 2020.

Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor Omgeving, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 juni 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

^