Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 april 2001
gepubliceerd op 07 juni 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor exportbevorderende activiteiten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035522
pub.
07/06/2001
prom.
20/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/20/2001035522/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 APRIL 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor exportbevorderende activiteiten


De Vlaamse regering, Gelet op het artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van Export Vlaanderen, inzonderheid op artikel 22bis, ingevoegd bij het decreet van 24 juli 1996 en artikel 23, gewijzigd bij het decreet van 24 juli 1996;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor exportbevorderende activiteiten;

Gelet op het ministerieel besluit van 8 februari 1999, houdende nadere bepalingen betreffende de aanvragen voor toekenning van subsidies voor exportbevorderende activiteiten;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 17 juli 2000 en 12 februari 2001;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 12 januari 2001 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies 31.203/1 van de Raad van State, gegeven op 8 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° onderneming : natuurlijke personen die koopman zijn, de handelsvennootschappen en de Europese economische samenwerkingsverbanden die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest.Als de onderneming over exploitatiezetels beschikt in meer dan één gewest, wordt alleen die in het Vlaamse Gewest bedoeld; 2° kleine en middelgrote onderneming : onderneming die in het laatste verifieerbare boekjaar voor de aanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden : a) er werken maximaal 250 werknemers;b) de onderneming heeft of een jaaromzet van maximaal 40 miljoen euro, of een balanstotaal van maximaal 27 miljoen euro;c) niet meer dan 25 % van het kapitaal of van de stemrechten zijn in handen van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan deze definitie beantwoorden, behoudens in de gevallen waar de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, van ondernemingen van risicokapitaal of van institutionele beleggers, op voorwaarde dat ze individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben, en behoudens de gevallen waar het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is te weten in wiens handen het kapitaal is, en de onderneming verklaart dat ze redelijkerwijze mag aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan deze definitie beantwoorden;3° bedrijfsgroepering : een representatieve vereniging van ondernemingen die geen winstoogmerk heeft en die ten behoeve van haar leden activiteiten organiseert met een duidelijk exportbevorderend karakter;4° havengemeenschap : een bedrijfsgroepering die de belangen behartigt van een of meer Vlaamse havens en van de bedrijven met activiteiten in die havens;5° aanvrager : a) de kleine of middelgrote onderneming die activiteiten zelf uitvoert of voor eigen rekening laat uitvoeren en hiertoe een verzoek tot subsidiëring indient zoals bepaald in hoofdstuk II;b) de bedrijfsgroepering of havengemeenschap die activiteiten onderneemt, die in voorkomend geval erkend is conform artikel 39, en een verzoek tot subsidiëring van die activiteiten indient als bepaald in hoofdstuk III;6° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Buitenlandse Handel;7° instelling : de openbare instelling met rechtspersoonlijkheid Export Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van Export Vlaanderen;8° Vlaamse economische vertegenwoordiger : de vertegenwoordigers van de instelling in het buitenland, bedoeld in artikel 7, § 2, van het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van Export Vlaanderen.

Art. 2.De volgende sectoren zijn uitgesloten van steun : de traders en handelsmaatschappijen die niet voor eigen rekening of risico werken maar op commissieloon, de sector van de banken en andere financiële instellingen, de verzekeringssector, de vastgoedsector, de openbare besturen en verenigingen van openbare besturen en ondernemingen waarvan het aandelenkapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks voor meer dan 50 % in handen is van de overheid.

Dit reglement valt onder de Europese de minimisregeling. Het totale steunbedrag van alle steun die toegekend wordt aan een bepaalde onderneming in het kader van de de minimisregeling mag het maximumbedrag dat krachtens de Europese de minimusregeling geldt niet overtreffen. Dit gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf het moment dat de eerste de minimissteun aan de betrokken onderneming is toegekend.

De subsidies kunnen niet worden toegekend om de uitvoer aan te moedigen van materiaal dat wordt gebruikt in gewapende conflicten, voor binnenlandse onderdrukking of internationale agressie. In voorkomend geval kan de instelling vooraf een aanvraag aan de minister voor advies voorleggen.

De subsidies kunnen niet worden toegekend voor activiteiten in landen als uit een beslissing of handeling van de overheid blijkt dat de betrekkingen met het land waarop de activiteit gericht is, verbroken, geschorst of ernstig in het gedrang zijn gekomen. In voorkomend geval kan de instelling vooraf een aanvraag aan de minister voor advies voorleggen. HOOFDSTUK II. - Subsidies voor exportbevorderende activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen Afdeling 1. - Activiteiten die in aanmerking komen voor een subsidie

Art. 3.§ 1. Aan kleine en middelgrote ondernemingen kunnen, binnen de perken van de daartoe in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap verleende kredieten, subsidies worden toegekend voor de volgende exportbevorderende activiteiten : 1° individuele prospectiereizen;2° deelname aan groepszakenreizen en reizen in het kader van groepsstanden;3° deelname aan buitenlandse beurzen met internationale uitstraling;4° aankoop van een lastenboek voor internationale aanbestedingen;5° deelname aan opleidingsprogramma's die door de instelling zijn erkend;6° oprichting van een eigen of gemeenschappelijk prospectiekantoor. § 2. Tevens kunnen kleine en middelgrote ondernemingen op beslissing van de minister subsidies verkrijgen voor andere eenmalige activiteiten die niet zijn vermeld in § 1, en die een uitzonderlijk exportbevorderend karakter hebben en van uitzonderlijk internationaal belang zijn.

Art. 4.Om in aanmerking te komen voor het verkrijgen van subsidies voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, moet de onderneming tevens aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de activiteiten moeten gericht zijn op de export naar landen die gelegen zijn buiten de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 5°;2° de activiteiten moeten gericht zijn op landen waar de onderneming geen of een beperkte afzet van haar producten en/of diensten realiseert;3° de goederen en/of diensten, waarvoor prospectie wordt gedaan, moeten in het Vlaamse Gewest geproduceerd, verwerkt en/of gepresteerd worden;4° er mag voor de activiteit geen andere financiële tegemoetkoming verkregen zijn bij een andere internationale, federale, gewestelijke of lokale overheid voor dezelfde kosten;5° de onderneming moet al haar verbintenissen ten aanzien van de instelling en ingevolge een tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 40, § 2, hebben nageleefd. De voorwaarde vermeld in artikel 4, 2° moet niet vervuld zijn voor de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, 3° en 5°.

Art. 5.Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, kunnen subsidies worden toegekend ten bedrage van maximaal 50 % van de door de instelling aanvaarde en/of toepasselijke forfaitaire kosten met dien verstande dat de subsidie minimaal 250 euro bedraagt. Afdeling 2. - Individuele prospectiereizen en deelname aan

groepszakenreizen en reizen in het kader van groepsstanden

Art. 6.Per aanvrager kunnen voor maximaal drie reizen als bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, 2° en 3°, worden toegekend naar eenzelfde land binnen een periode van vijf jaar, volgend op de datum van de eerste toekenning.

Art. 7.§ 1. De toekenning van subsidies voor de activiteiten, bedoeld in deze afdeling, bestaat in een bijdrage in de reis- en verblijfkosten. Die bijdrage wordt forfaitair bepaald in een uitvoeringsbesluit van de minister. De subsidie kan alleen worden toegekend voor één afgevaardigde per reis.

Het totaal van de verblijfkosten is gelijk aan het forfaitaire bedrag, vermenigvuldigd met het aantal overnachtingen.

Bij een reis waarbij prospectie wordt verricht op verschillende landen, worden de reiskosten gelijkgesteld aan 60 % van de som van de reiskosten die in aanmerking zouden worden genomen voor het afzonderlijk prospecteren van de landen in kwestie. § 2. Voor product - en/of bedrijfsdocumentatie in een taal die commercieel gangbaar is in het geprospecteerde land, kunnen tevens kosten worden aanvaard van 500 euro voor elk gesubsidieerd land van de aanvraag.

Art. 8.De aanvrager dient de volledige aanvraag in bij de instelling, uiterlijk vijftien kalenderdagen voor het vertrek. Een uitzondering hierop kan worden toegestaan op voorwaarde dat de hoogdringendheid kan worden aangetoond en voorzover de volledige aanvraag uiterlijk voor het vertrek in het bezit is van de instelling.

De aanvraag bevat de volgende documenten : 1° een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;2° een grondige beschrijving van het initiatief en de motivatie van de onderneming;3° de kostenraming, opgesteld overeenkomstig artikel 7;4° in voorkomend geval de bedrijfs- en productdocumentatie.

Art. 9.De instelling neemt binnen een termijn van vijfenveertig werkdagen zoals bedoeld in artikel 40, een gemotiveerde beslissing over de toekenning van een subsidie, over de omvang van de subsidie en, in voorkomend geval, de toekenningsvoorwaarden ervan. Ze houdt rekening met : 1° de adviezen van het bevoegde provinciale kantoor en van de Vlaamse economische vertegenwoordiger bij individuele prospectiereizen en bij deelname aan groepsreizen;2° het professionele karakter van de marktbenadering door de aanvrager;3° het totaal van de al ontvangen subsidies. De instelling deelt de beslissing schriftelijk aan de aanvrager mee.

Art. 10.In geval van een gunstige beslissing wordt de toegekende subsidie uitbetaald voor zover : 1° in geval van individuele prospectiereizen, de reis voltooid wordt uiterlijk drie maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing door de instelling;2° een verslag wordt voorgelegd aan de instelling, uiterlijk drie maanden na het beëindigen van de reis;3° bewijsstukken van de gemaakte reis - en verblijfkosten worden voorgelegd aan de instelling, uiterlijk drie maanden na het beëindigen van de reis. Voor reizen in het kader van groepsstanden hoeft het reisverslag vermeld in artikel 10, 2° niet. Afdeling 3. - Deelname aan buitenlandse beurzen met internationale

uitstraling

Art. 11.§ 1. Per kalenderjaar kunnen per aanvrager maximaal twee deelnames aan een buitenlandse beurs met internationale uitstraling worden gesubsidieerd. § 2. Voor dezelfde beurs kan maximaal driemaal een subsidie per aanvrager worden toegekend, te rekenen vanaf 1 januari 1991.

De deelname aan verschillende edities van eenzelfde beurs tijdens een bepaald kalenderjaar geldt als deelname aan twee of meer verschillende beurzen. § 3. Enkel de buitenlandse beurzen met internationale uitstraling, opgenomen in de repertoria M&A Messe Planner of Le Moci komen in aanmerking voor de toekenning van een subsidie, met uitzondering van de beurzen of subsectoren van beurzen waarop de instelling een groepsstand organiseert. § 4. De onderneming moet in eigen naam aan de beurs deelnemen. Als bewijs daarvan moet een kopie uit de beurscatalogus bijgevoegd worden of een ander bewijs.

Art. 12.De toekenning van subsidies voor de activiteiten, bedoeld in deze afdeling, bestaat in een bijdrage in de huurkosten van de naakte standoppervlakte, zonder decoratie en exclusief BTW. De aanvaarde kosten kunnen maximaal 5 000 euro bedragen.

Voor beurzen die georganiseerd worden buiten de Europese Economische Ruimte kan tevens een bijdrage in de reis- en verblijfkosten worden geleverd voor één afgevaardigde, onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 6. Die bijdrage wordt forfaitair bepaald in een uitvoeringsbesluit. Voor product- en/of bedrijfsdocumentatie in een taal die commercieel gangbaar is in het geprospecteerde land, kunnen tevens kosten worden aanvaard van 500 euro per aanvraag.

Art. 13.§ 1. De aanvrager dient de volledige aanvraag in bij de instelling vóór de opening van de beurs in kwestie.

De aanvraag bevat de volgende documenten : 1° een of meer volledig ingevulde aanvraagformulieren;2° een kopie van de factuur of rekening van de huur van de standoppervlakte;3° het debetbericht van de bank voor de betaling van voormelde factuur of rekening of een gelijkwaardig betalingsbewijs indien het al beschikbaar is. Wanneer het in 3° bedoelde document op het ogenblik van de aanvraag niet beschikbaar is, wordt dit document uiterlijk drie maanden na de beurs bij de instelling ingediend. § 2. De instelling neemt binnen vijfenveertig werkdagen zoals bedoeld in artikel 40 een gemotiveerde beslissing over de toekenning van een subsidie, over de omvang van de subsidie en, in voorkomend geval, over de toekenningsvoorwaarden ervan.

De instelling deelt de beslissing schriftelijk aan de aanvrager mee. § 3. In geval van een gunstige beslissing worden de toegekende subsidies voor de standhuur onmiddellijk uitbetaald. Bewijsstukken van de gemaakte reis- en verblijfkosten worden voorgelegd aan de instelling uiterlijk drie maanden na het beëindigen van de reis. Afdeling 4. - Aankoop van een lastenboek

Art. 14.De toekenning van subsidies voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 4°, bestaat in een bijdrage in de kostprijs van het lastenboek voor internationale aanbestedingen, voorzover de aanvaarde kostenraming, exclusief BTW, minimaal 2 500 euro en maximaal 12 000 euro bedraagt.

Art. 15.§ 1. De aanvrager dient een volledige aanvraag in bij de instelling alvorens het lastenboek voor internationale aanbestedingen aan te kopen.

De aanvraag bevat de volgende documenten : 1° het volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;2° een gemotiveerde beschrijving van de activiteit;3° de gedetailleerde kostprijsraming. § 2. De instelling neemt binnen vijfenveertig werkdagen zoals bedoeld in artikel 40 een gemotiveerde beslissing over de toekenning van een subsidie, over de omvang van de subsidie en, in voorkomend geval, over de toekenningsvoorwaarden ervan. De instelling deelt onmiddellijk de beslissing in naam van de minister schriftelijk aan de aanvrager mee. § 3. In geval van een gunstige beslissing wordt de toegekende subsidie uitbetaald voorzover : 1° de aankoop verricht is binnen drie maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing door de instelling;2° de factuur en het betaalbewijs door de aanvrager zijn ingediend binnen drie maanden volgend op de aankoop en ze door de instelling zijn aanvaard. Afdeling 5. - Deelname aan erkende opleidingsprogramma's

Art. 16.De toekenning van subsidies voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, bestaat in een bijdrage in de inschrijvingsprijs, exclusief BTW, per deelnemend personeelslid.

De aanvaarde kosten bedragen maximaal 1 250 euro per persoon, exclusief BTW. De kosten moeten slaan op het volledige opleidingsprogramma. Er kan alleen een bijdrage worden verkregen voor maximaal vier personeelsleden per aanvraag en per opleidingsprogramma.

De subsidie wordt enkel verleend voor de deelname aan opleidingsprogramma's, georganiseerd door universiteiten, hogescholen en bedrijfsgroeperingen, die de instelling heeft erkend. De erkenning is gebaseerd op de inhoud van de opleiding, de identiteit en de kwalificaties van de lesgevers en de kostprijs per deelnemer aan het programma. Enkel algemene opleidingsprogramma's in internationale economische relaties of exportaangelegenheden komen in aanmerking voor erkenning.

De organisator van het opleidingsprogramma dient de aanvraag tot erkenning in bij de instelling uiterlijk twee maanden voor de aanvang van de cursus.

De organisator vermeldt in elke publicatie in verband met de opleiding dat de activiteit gerealiseerd wordt met de financiële steun van de instelling.

Art. 17.§ 1. De organisator bezorgt de aanvraagformulieren van de aanvragers aan de instelling binnen een maand na de aanvang van het opleidingsprogramma, samen met een lijst van de deelnemers die beantwoorden aan de criteria, en de betaalde inschrijvingsprijs, exclusief BTW, per onderneming. § 2. De instelling neemt binnen vijfenveertig werkdagen zoals bedoeld in artikel 40 een gemotiveerde beslissing over de toekenning van een subsidie, over de omvang van de subsidie en, in voorkomend geval, over de toekenningsvoorwaarden ervan.

De instelling deelt de beslissing schriftelijk aan de aanvrager mee. § 3. In geval van een gunstige beslissing worden de toegekende subsidies uitbetaald voorzover de verantwoordelijke voor het opleidingsprogramma aan de instelling een verklaring heeft gestuurd met de vermelding dat de personeelsleden/deelnemers in kwestie regelmatig de cursussen hebben gevolgd. Afdeling 6. - Oprichting van een eigen of een gemeenschappelijk

prospectiekantoor

Art. 18.De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, § 1, 6°, bestaat in een bijdrage in de volgende kosten van de onderneming in het prospectiekantoor tijdens het jaar van oprichting : 1° de reiskosten en de hotelovernachtingen van de verantwoordelijke in het land in kwestie op voorwaarde dat hij er permanent verblijft;2° de werkingskosten, die bestaan uit : a) de huurprijs van de kantoorruimte;b) de kosten voor elektriciteit, verwarming, verlichting, klimaatregeling en onderhoud en communicatiekosten;c) de huur- en/of aankoopprijs van het meubilair;d) de huur- en/of aankoopprijs van kantooruitrusting en kantoorbenodigdheden;e) de kosten voor juridische bijstand;3° de reis- en verblijfkosten voor één inspectiereis gedurende maximaal 7 overnachtingen van één directielid van de onderneming die de reis onderneemt met de bedoeling de goede werking van het kantoor te controleren;4° de reiskosten voor één overlegreis van de verantwoordelijke van het kantoor naar de onderneming. De in aanmerking genomen totale aanvaarde kostenraming van het kantoor, exclusief BTW, bedraagt maximaal 99 000 euro.

Per land kan maximaal eenmaal per aanvrager één subsidie worden toegekend voor de oprichting van een prospectiekantoor, te rekenen vanaf 1 januari 1991.

De oprichting van een productie-eenheid of een verkoop in de kleinhandel valt buiten het toepassingsgebied van de oprichting van een prospectiekantoor.

De band van ondergeschiktheid tussen de aanvrager en het prospectiekantoor moet worden aangetoond.

De reis- en/of verblijfskosten vermeld in artikel 18, 3° en 4° worden forfaitair bepaald in een uitvoeringsbesluit.

Art. 19.De aanvrager dient de volledige aanvraag in bij de instelling uiterlijk vijftien kalenderdagen voor de aanvang van het eerste werkingsjaar van het kantoor.

De aanvraag bevat de volgende documenten : 1° een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;2° een grondige beschrijving van het initiatief en de motivatie van de onderneming;3° de gedetailleerde kostenraming, met uitsplitsing van de kosten overeenkomstig artikel 18.

Art. 20.De instelling neemt binnen vijfenveertig werkdagen zoals bedoeld in artikel 40, een gemotiveerde beslissing over de toekenning van een subsidie, over de omvang van de subsidie en, in voorkomend geval, over de toekenningsvoorwaarden ervan. Ze houdt rekening met : 1° de adviezen van het bevoegde provinciale kantoor en/of van de Vlaamse economische vertegenwoordiger;2° het professionele karakter van de marktbenadering door de aanvrager;3° de potentiële weerslag op de tewerkstelling in het Vlaamse Gewest;4° het totaal van de al ontvangen subsidies. De instelling deelt de beslissing schriftelijk aan de aanvrager mee.

Art. 21.In geval van een gunstige beslissing wordt de toegekende subsidie uitbetaald voor zover : 1° het prospectiekantoor uiterlijk zes maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing van de instelling is opgericht;2° een activiteitenverslag en een verslag van een fiduciair kantoor over de reële uitgaven binnen de aanvaarde kostenraming binnen zes maanden na het eerste werkingsjaar van het kantoor worden voorgelegd aan de instelling en door de instelling worden aanvaard. HOOFDSTUK III. - Subsidies voor exportbevorderende activiteiten van bedrijfsgroeperingen en havengemeenschappen Afdeling 1. - In aanmerking komende activiteiten

Art. 22.Aan bedrijfsgroeperingen en havengemeenschappen kunnen, binnen de perken van de daartoe in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap verleende kredieten, subsidies worden toegekend voor de volgende exportbevorderende activiteiten : 1° marktverkennende reizen;2° deelname aan groepszakenreizen en reizen in het kader van groepsstanden, georganiseerd door de instelling;3° deelname aan buitenlandse beurzen met internationale uitstraling;4° organisatie van een havendag of een diamantseminarie;5° aanmaak van repertoria.

Art. 23.Om in aanmerking te komen voor het verkrijgen van subsidies voor de activiteiten, bedoeld in artikel 22, moet de bedrijfsgroepering of havengemeenschap tevens voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de bedrijfsgroepering of havengemeenschap moet erkend zijn door de instelling;2° de activiteiten moeten gericht zijn op de bevordering van de exportmogelijkheden voor de goederen en/of diensten van de aangesloten ondernemingen;3° de activiteiten moeten plaatsvinden in landen buiten de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in artikel 22, eerste lid, 3°, 4° en 5°;4° er mag voor de activiteit geen andere financiële bijdrage verkregen zijn bij een andere internationale, federale, gewestelijke of lokale overheid voor dezelfde kosten. De organiserende bedrijfsgroepering of havengemeenschap vermeldt in elke publicatie in verband met de exportbevorderende activiteit dat de activiteit wordt gerealiseerd met de financiële steun van de instelling.

Art. 24.Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 22, kunnen subsidies worden toegekend ten bedrage van maximaal 50 % van de kosten die de instelling aanvaardt met dien verstande dat de subsidie minimaal 250 euro bedraagt. Afdeling 2. - Marktverkennende reizen, deelname aan groepszakenreizen

en reizen in het kader van groepsstanden, georganiseerd door de instelling

Art. 25.De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, 1° en 2°, bestaat in een bijdrage in de kosten, bedoeld in artikel 7, § 1, overeenkomstig de bepalingen terzake berekend, alsook een bijdrage van 120 euro per overnachting voor de loonkosten van één personeelslid.

Art. 26.De aanvrager dient de volledige aanvraag in bij de instelling uiterlijk vijftien kalenderdagen voor het vertrek. Een uitzondering hierop kan worden toegestaan op voorwaarde dat de hoogdringendheid kan worden aangetoond en voorzover de volledige aanvraag uiterlijk voor het vertrek in het bezit is van de instelling.

De aanvraag bevat de volgende documenten : 1° een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;2° een gemotiveerde beschrijving van de activiteit;3° de kostenraming, opgesteld overeenkomstig artikel 7, § 1;4° stukken die aantonen dat de aanvrager voldoet aan de bepalingen van artikel 1, 3°;5° de geactualiseerde ledenlijst van de aanvrager. De aanvrager mag in voorkomend geval voor 4° en 5° verwijzen naar een vroegere aanvraag waarbij die documenten al werden toegestuurd aan de instelling, voorzover de documenten in kwestie nog actueel zijn.

Art. 27.De instelling neemt binnen vijfenveertig werkdagen zoals bedoeld in artikel 40, een gemotiveerde beslissing over de toekenning van de subsidie, over de omvang van de subsidie en in voorkomend geval over de toekenningsvoorwaarden ervan. Ze houdt daarbij rekening met : 1° het advies van de Vlaamse economische vertegenwoordiger en/of de instelling;2° het professionele karakter van de marktbenadering door de aanvrager. De instelling deelt de beslissing in naam van de minister schriftelijk aan de aanvrager mee.

Art. 28.In geval van een gunstige beslissing wordt de toegekende subsidie uitbetaald voorzover : 1° de reis voltooid wordt uiterlijk drie maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing van de instelling in geval van marktverkennende reizen;2° een verslag wordt voorgelegd aan de instelling, uiterlijk drie maanden na het beëindigen van de reis;3° bewijsstukken van de gemaakte reis- en verblijfkosten worden voorgelegd aan de instelling, uiterlijk drie maanden na het beëindigen van de reis. Voor reizen in het kader van groepsstanden vermeld in artikel 28, 2° hoeft het reisverslag niet. Afdeling 3. - Deelname aan buitenlandse beurzen met internationale

uitstraling

Art. 29.Enkel de buitenlandse beurzen met internationale uitstraling, opgenomen in de repertoria M&A Messe Planner of Le Moci komen in aanmerking voor de toekenning van een subsidie, met uitzondering van de beurzen of subsectoren van beurzen waarop de instelling een groepsstand organiseert.

Enkel de beurzen waar de aanvrager in eigen naam aan deelneemt, komen in aanmerking voor de toekenning van subsidies. Als bewijs daarvan moet een kopie uit de beurscatalogus bijgevoegd worden of een ander bewijs.

Art. 30.Artikelen 12 en 13 zijn van overeenkomstige toepassing op de activiteiten, bedoeld in deze afdeling, met uitzondering van de kosten voor product- en/of bedrijfsdocumentatie. Artikel 25 is van overeenkomstige toepassing inzake de bijdrage in de loonkosten van één personeelslid voor de beurzen in en buiten de Europese Economische Ruimte. Afdeling 4. - De organisatie van een havendag of een seminarie

Art. 31.§ 1. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 22, eerste lid, 4°, bestaat in een bijdrage in de volgende kosten : 1° de kosten voor de huur en de inrichting van de ruimte;2° de druk- en verzendingskosten van de uitnodigingen;3° de kosten van ontvangst van de genodigden. De aanvrager moet de instelling bij de organisatie van de activiteiten betrekken.

De aanvaarde kosten worden op een maximum van 5000 euro per activiteit vastgesteld. Bij havendagen die door een of meer havengemeenschappen georganiseerd worden met betrekking tot meer dan een haven, bedraagt het maximumbedrag, exclusief BTW, 7 500 euro per activiteit. § 2. Er kan ook voorzien worden in een bijdrage van 120 euro per overnachting voor de loonkosten van één personeelslid.

Voor havendagen en diamantseminaries die georganiseerd worden buiten de Europese Economische Ruimte kan tevens voorzien worden in een bijdrage voor de reis- en verblijfkosten, die forfaitair bepaald worden in een uitvoeringsbesluit van de minister.

Art. 32.De aanvrager dient de volledige aanvraag in bij de instelling uiterlijk vijftien kalenderdagen voor de havendag of het diamantseminarie.

De aanvraag bevat de volgende documenten : 1° een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;2° een gemotiveerde beschrijving van de activiteit;3° de gedetailleerde kostenraming, met uitsplitsing van de kosten overeenkomstig artikel 31;4° de meest recente versie van de gecoördineerde statuten;5° de geactualiseerde ledenlijst van de aanvrager. De aanvrager mag in voorkomend geval voor 4° en 5° verwijzen naar een vroegere aanvraag waarbij die documenten al werden toegestuurd aan de instelling, voorzover de documenten in kwestie nog actueel zijn.

Art. 33.De instelling neemt binnen vijfenveertig werkdagen zoals bedoeld in artikel 40 een gemotiveerde beslissing over de toekenning van de subsidie, over de omvang van de subsidie en in voorkomend geval over de toekenningsvoorwaarden ervan. Ze houdt hierbij rekening met : 1° het advies van de Vlaamse economische vertegenwoordiger en/of de instelling;2° het professionele karakter van de aanpak door de aanvrager. De instelling deelt de beslissing schriftelijk aan de aanvrager mee.

Art. 34.In geval van een gunstige beslissing wordt de toegekende subsidie uitbetaald voorzover : 1° de activiteit voltooid wordt uiterlijk drie maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing door de instelling;2° een verslag wordt voorgelegd aan de instelling, uiterlijk drie maanden na het beëindigen van de activiteit;3° bewijsstukken van de gemaakte kosten worden voorgelegd aan de instelling, uiterlijk drie maanden na het beëindigen van de activiteit. Afdeling 5. - De aanmaak van repertoria

Art. 35.De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 22, eerste lid, 5°, bestaat in een bijdrage in de externe realisatie- en vertalingskosten van documenten die opgesteld zijn conform de door de instelling opgelegde normen, voorzover de aanvaarde kostenraming maximaal 49 500 euro bedraagt.

Per kalenderjaar kan slechts één document per aanvrager worden gesubsidieerd.

Art. 36.De aanvrager dient de volledige aanvraag in bij de instelling uiterlijk 15 kalenderdagen voordat de opdracht gegeven wordt tot realisatie van de activiteit.

De aanvraag bevat de volgende documenten : 1° een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;2° de gedetailleerde kostenraming;3° een beschrijving van het document en de opzet van de activiteit;4° de meest recente versie van de gecoördineerde statuten;5° de geactualiseerde ledenlijst van de aanvrager. De aanvrager mag in voorkomend geval voor 4° en 5° verwijzen naar een vroegere aanvraag waarbij die documenten al werden toegestuurd aan de instelling, voorzover desbetreffende documenten nog actueel zijn.

Art. 37.De instelling neemt binnen vijfenveertig werkdagen zoals bedoeld in artikel 40 een gemotiveerde beslissing over de toekenning van een subsidie, over de omvang van de subsidie en, in voorkomend geval, over de toekenningsvoorwaarden ervan.

De instelling deelt de beslissing schriftelijk aan de aanvrager mee.

Art. 38.In geval van een gunstige beslissing wordt de toegekende subsidie uitbetaald voorzover : 1° de activiteit voltooid wordt uiterlijk zes maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing van de instelling;2° de bewijsstukken van de kosten, bedoeld in artikel 35, worden voorgelegd aan de instelling uiterlijk drie maanden na de realisatie van het repertorium;3° de aanvrager een overeengekomen aantal exemplaren van de documenten en van de geïnformatiseerde gegevensbestanden, inclusief de gebruiksrechten ervan, aan de instelling ter beschikking heeft gesteld. HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen

Art. 39.De instelling wordt belast met de administratieve behandeling van de aanvragen, de uitbetaling van de subsidies en de terugvordering van eerder toegekende leningen.

De instelling int de terugbetalingen van de renteloze leningen die werden toegestaan krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 9 april 1992 tot vaststelling van het reglement inzake de toekenning van financiële tegemoetkomingen voor exportbevorderende activiteiten van ondernemingen. Ze stort die terugbetalingen in de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.

De instelling int de terugbetalingen van de rechten van het Fonds voor Buitenlandse Handel die werden overgedragen krachtens artikel 6 van het koninklijk besluit van 2 mei 1991 betreffende de overdracht van goederen, rechten en verplichtingen van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel aan het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ze stort die terugbetalingen in de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 40.De in dit besluit gestelde termijnen waarin de instelling een beslissing moet nemen, nemen een aanvang op de werkdag die volgt op de kennisgeving van de volledige aanvraag. Als de aanvraag onvolledig is, brengt de instelling de aanvrager hiervan onmiddellijk op de hoogte, met vermelding van de ontbrekende documenten.

Tegen elke beslissing van de instelling die genomen wordt krachtens dit besluit, kan de aanvrager bij de minister beroep indienen binnen twintig werkdagen, volgend op de ontvangst van de kennisgeving ervan.

De minister doet uitspraak binnen een termijn van twee maanden, volgend op de ontvangst van het beroepschrift. De aanvrager wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister.

De instelling kan aanvullende informatie vragen aan de aanvrager met het oog op de behandeling van de subsidieaanvraag. HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepalingen

Art. 41.Het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor exportbevorderende activiteiten wordt opgeheven.

Art. 42.Het ministerieel besluit van 8 februari 1999, houdende nadere bepalingen betreffende de aanvragen voor toekenning van subsidies voor exportbevorderende activiteiten, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen

Art. 43.De aanvragen die ingediend werden in het kader van het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor exportbevorderende activiteiten, maar waarvoor nog geen beslissing genomen werd na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, zullen vanaf die datum beslist worden overeenkomstig dit besluit. Beslissingen die genomen werden vóór die datum, kunnen niet herroepen worden.

Art. 44.De in de eerste kolom van onderstaande tabel vermelde artikelen of onderdeel ervan, hebben betrekking op dit besluit. Met betrekking tot de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van deze tabel, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 45.De bedragen die in euro worden vermeld in de artikelen 5, 7, 12, 14, 16, 18, 24, 25, 31 en 35 van dit besluit, treden in werking op 1 januari 2002.

Art. 46.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 47.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Buitenlandse Handel, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 april 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

^