Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 februari 2004
gepubliceerd op 15 april 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997 wat betreft de uitvoering van het Lambermontakkoord en andere bepalingen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035499
pub.
15/04/2004
prom.
20/02/2004
ELI
eli/besluit/2004/02/20/2004035499/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 FEBRUARI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997 wat betreft de uitvoering van het Lambermontakkoord en andere bepalingen


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 16 december 1997, 17 februari 1998, 23 juli 1998, 29 juni 1999, 5 oktober 1999, 4 februari 2000, 17 juli 2000, 2 februari 2001, 30 maart 2001, 5 oktober 2001, 14 december 2001, 8 maart 2002, 31 januari 2003 en 24 oktober 2003;

Gelet op het advies van de directieraad van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, gegeven op 13 oktober 2003;

Gelet op het advies van de directieraad van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek, gegeven op 13 oktober 2003;

Gelet op het feit dat het advies van de directieraden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Instituut voor Natuurbehoud, het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën, het Centrum voor Landbouweconomie en het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium geacht wordt gegeven te zijn met toepassing van artikel I 6, derde lid, van het voornoemd besluit van 28 januari 1997;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 24 oktober 2003;

Gelet op het protocol nr. 204.637 van 19 november 2003 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op advies 36.261/3 van de Raad van State, gegeven op 6 januari 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel I 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel wordt het tweede lid, aangevuld met een 6° en 7° luidend als volgt : « 6° het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek; 7° het Centrum voor Landbouweconomie.»

Art. 2.In artikel VI 1, § 1, van hetzelfde statuut worden het tweede, derde en vierde lid vervangen door wat volgt : « De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk controleert de vereiste lichamelijke geschiktheid overeenkomstig de federale bepalingen. »

Art. 3.Artikel VII 1ter van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel VII 4 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 5.In artikel VII 25 van hetzelfde statuut wordt het tweede lid geschrapt.

Art. 6.In artikel VII 29 van hetzelfde statuut wordt § 2 geschrapt.

Art. 7.Artikel VII 38 van hetzelfde statuut, opgeheven door het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « Art. VII 38 § 1. Het wetenschappelijk personeel van rang A1 dat bij een mandaat zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de staat benoemd werd vóór 1 oktober 2002, moet voor de toepassing van de delen III, IV, IX, X, XI en XIII met stagiair gelijkgesteld worden. § 2. Het wetenschappelijk personeel van rang A1 dat bij een mandaat zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de staat benoemd werd vóór 1 oktober 2002, wordt, na een gunstige evaluatie door de directieraad op het einde van het lopend mandaat, definitief benoemd. § 3. Bij een ongunstige evaluatie kan dit mandaat eenmaal worden verlengd met een termijn van maximum twee jaar, zonder dat zijn mandaat de duur van negen jaar mag overschrijden. »

Art. 8.In artikel VIII 14, § 2, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 2001 wordt de zin « Indien er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn, wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven. » geschrapt.

Art. 9.Aan deel VIII, titel 2 van hetzelfde statuut wordt een hoofdstuk 5 toegevoegd, dat luidt als volgt : "HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen Art. VIII 16. In afwijking van artikel VIII 8, § 1 en § 2, wordt de ambtenaar die op 1 oktober 2002 is overgeheveld vanuit het centrum voor Landbouwkundig Onderzoek en het Centrum voor Landbouweconomie, voor het eerst geëvalueerd begin 2004 met betrekking tot de prestaties tussen 1 oktober 2002 en 31 december 2003. »

Art. 10.Artikel VIII 28 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 28 § 1. In hoofde van een ambtenaar bestaan de volgende administratieve anciënniteiten : 1° de graadanciënniteit;2° de niveauanciënniteit;3° de dienstanciënniteit;4° de schaalanciënniteit. § 2. De graadanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid heeft gepresteerd in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde, in de graden die door de reglementering in aanmerking worden genomen voor toegang tot een andere graad, of in vergelijkbare graden. § 3. De niveauanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid heeft gepresteerd in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde, in een graad van het betreffend niveau, of van een vergelijkbaar niveau. § 4. De dienstanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid in om het even welke hoedanigheid heeft gepresteerd. § 5. Onder « overheid » dienen in de § 2 tot en met § 4 van dit artikel te worden begrepen : -de diensten van de Vlaamse regering; - de Vlaamse openbare instellingen; - de diensten en instellingen van de Belgische Staat; - de diensten en instellingen van andere gemeenschappen en gewesten; - de gemeenten, provincies en O.C.M.W.'s van België; - de diensten en instellingen van de Europese Unie en/of de Europese Economische Ruimte; - de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese Unie en/of de Europese Economische Ruimte. § 6. De schaalanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de diensten van de Vlaamse regering heeft verricht in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde, in de betrokken salarisschaal. De Vlaamse minister bevoegd voor de ambtenarenzaken beslist of, en (in voorkomend geval) in welke mate, voorgaande prestaties verricht bij de in § 5 vermelde diensten in aanmerking komen voor de schaalanciënniteit. »

Art. 11.Artikel VIII 32 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 32. Als « werkelijke diensten » worden beschouwd : a) de perioden waarin krachtens dit besluit het salaris wordt doorbetaald, of bij ontstentenis van salaris, de aanspraak of bevordering tot een hoger salaris behouden blijft;b) voor de toepassing van artikel VIII 28 : de perioden bij de diensten van de Vlaamse regering en de andere overheden opgesomd in § 5 van artikel VIII 28.»

Art. 12.In artikel VIII 77, § 2 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 2001, wordt de volgende zin geschrapt : « Indien er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven. »

Art. 13.In artikel VIII 96bis van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 maart 2002, wordt een § 4 toegevoegd die luidt als volgt : « § 4. De ambtenaren die als groep een functie uitoefenen die wordt afgeschaft in een bepaald niveau en volgens het personeelsplan bij aanwerving alleen wordt begeven in een ander niveau, kunnen bevorderd worden tot de graad van het ander niveau waarin de functie zich situeert mits te slagen voor een bijzonder vergelijkend overgangsexamen waaraan zij tweemaal mogen deelnemen. »

Art. 14.In deel VIII, Titel 9, hoofdstuk 3 van hetzelfde statuut, wordt een artikel VIII 96ter ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 96ter. De op 1 oktober 2002 van het centrum voor Landbouwkundig Onderzoek en het centrum voor Landbouweconomie naar de diensten van de Vlaamse regering overgehevelde ambtenaar die geslaagd is voor een vergelijkend examen naar de graden van gespecialiseerd technicus der vorsing of onderhoudstechnicus behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van deskundige. »

Art. 15.In artikel VIII 101 van hetzelfde statuut worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 5 worden de woorden « nadat de ambtenaar één functioneringsevaluatie overeenkomstig dit besluit gekregen heeft » vervangen door de woorden « vanaf 1 juli 2003.»; 2° er wordt een § 6 en § 7 toegevoegd die luiden als volgt : « § 6.In afwijking van § 1, eerste lid, krijgt de ambtenaar die wordt ingeschaald op de eerste trap van de functionele loopbaan, een schaalanciënniteit gelijk aan de graadanciënniteit in zijn oude graad of in de oude graden die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschaald worden. § 7. In afwijking van § 6 wordt de schaalanciënniteit van de ambtenaar die op de eerste trap van de functionele loopbaan in niveau D wordt ingeschaald maar vóór de overheveling een graad had van de rangen 40 - 42 berekend overeenkomstig § 1. »

Art. 16.In artikel IX 15, derde lid van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen doorgevoerd : 1° in de eerste zin worden de woorden "in geval van afzetting" vervangen door de woorden "in geval van afzetting en ontslag van ambtswege";2° in de tweede zin worden de woorden "Enkel in dit laatste geval " vervangen door de woorden " Enkel in geval van afzetting en ontslag van ambtswege";3° in de derde zin worden de woorden " in dit geval" vervangen door de woorden " in deze gevallen".

Art. 17.In artikel IX 18 van hetzelfde statuut wordt het tweede lid geschrapt.

Art. 18.Aan artikel XI 43, § 1 van hetzelfde statuut wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De maximumperiode van 72 maanden waarin de ambtenaar zijn loopbaan volledig kan onderbreken, kan op verzoek van de ambtenaar geheel of gedeeltelijk omgezet worden in een maximumperiode van 72 maanden waarbinnen halftijdse loopbaanonderbreking kan opgenomen worden. »

Art. 19.In artikel XI 68, § 1 van hetzelfde statuut wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het verlof wordt evenwel bezoldigd wanneer de ambtenaar wordt aangewezen krachtens het besluit van de Europese Commissie van 30 april 2002 "Rules applicable to National Experts on Secondment to the Commission".

Het verlof wordt eveneens bezoldigd wanneer de ambtenaar opdrachten uitvoert bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Organisatie voor Onderwijs en Opvoeding, Wetenschap, Cultuur en Communicatie van de Verenigde Naties (UNESCO). »

Art. 20.Artikel XI 70 van hetzelfde statuut wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor : - de opdrachten in een ontwikkelingsland; - de opdrachten die de als nationale deskundige aangewezen ambtenaar uitvoert ingevolge het voormeld besluit van 30 april 2002; - de opdrachten bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO); - de opdrachten bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO); - de opdrachten bij de Organisatie voor Onderwijs en Opvoeding, Wetenschap, Cultuur en Communicatie van de Verenigde Naties (UNESCO). »

Art. 21.In deel XI, titel 13 van hetzelfde statuut wordt een artikel XI 95 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. XI 95. § 1. De op 1 oktober 2002 van het centrum voor Landbouwkundig Onderzoek en het centrum voor Landbouweconomie naar de diensten van de Vlaamse regering overgehevelde ambtenaar die op het ogenblik van de overheveling geniet van een hem door de federale overheid toegekend verlof, blijft dit verlof verder genieten tot de normale einddatum van het verlof. § 2. De in § 1 vermelde ambtenaar kan, in afwijking van artikel XI 9, § 3, tweede lid, 10 niet opgenomen vakantiedagen van het jaar 2002 overdragen naar het jaar 2003. »

Art. 22.In artikel XIII 70 van hetzelfde statuut worden de woorden "15.940,43" en "18.147,82" vervangen door respectievelijk de woorden "16.099,84" en "18.329,27".

Art. 23.Artikel 11bis van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 2003, wordt hernummerd in artikel XIII 110bis.

Art. 24.Artikel XIII 110undecies van hetzelfde statuut, toegevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 8 maart 2002 wordt hernummerd in artikel XIII 110duodecies

Art. 25.Artikel XIII 118 van hetzelfde statuut, toegevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 2003, wordt hernummerd in artikel XIII 117bis.

Art. 26.In deel XIII van hetzelfde statuut wordt een artikel XIII 117ter ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIII 117ter. § 1. De op 1 oktober 2002 van het centrum voor Landbouwkundig Onderzoek en het centrum voor Landbouweconomie naar de diensten van de Vlaamse regering overgehevelde ambtenaar wordt met ingang van 1 oktober 2002 ambtshalve benoemd en ingeschaald overeenkomstig bijlage 16 van dit besluit. § 2. De ambtenaar die een graad heeft waarvoor een overgangssalarisschaal bepaald is in kolom 3 van bijlage 16 aan dit besluit, geniet deze salarisschaal tot de organieke salarisschaal verbonden aan deze graad hem voordeliger wordt. § 3. De ambtenaar die op de datum van overheveling ingeschaald wordt in een Vlaamse salarisschaal waarvan het bedrag op de overeenkomstige salaristrap lager ligt dan het bedrag dat hij genoot op dezelfde salaristrap in de federale schaal, behoudt dit federaal bedrag tot het bedrag in de Vlaamse schaal hoger wordt. § 4. De overgehevelde ambtenaar die na de overhevelingsdatum bevorderd wordt in uitvoering van een bevorderingsprocedure gestart vóór de overhevelingsdatum, zal op de voorziene datum van bevordering heringeschaald worden. »

Art. 27.In artikel XIII 118 van hetzelfde statuut worden de volgende woorden toegevoegd : - het besluit van de regent van 16 juni 1949 tot toekenning van een uniformvergoeding aan de ambtenaren van het bestuur van het zeewezen; - het besluit van de regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties; - het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries; - het koninklijk besluit van 9 september 1998 houdende toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met informaticataken bij sommige overheidsdiensten; - het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten; - het koninklijk besluit van 20 juli 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten; - het ministerieel besluit van 1 februari 1963 houdende toekenning van een telefoonvergoeding; - het ministerieel besluit van 16 mei 1997 tot toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan de personeelsleden belast met een rondreizende functie van het ministerie van Middenstand en Landbouw; - het ministerieel besluit van 11 augustus 1998 waarbij bijzondere voorwaarden worden vastgesteld voor toekenning van de vergoeding voor verblijfskosten aan personeelsleden van het ministerie van Middenstand en Landbouw; - het ministerieel besluit van 28 oktober 1998 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van de wetenschappelijke inrichtingen van het ministerie van Middenstand en Landbouw. »

Art. 28.In deel XIV van hetzelfde statuut wordt een afdeling 9 bis ingevoegd, bestaande uit een artikel XIV 41bis, dat luidt als volgt : « Afdeling 9bis. - Vaderschapsverlof Art. XIV 41bis. Het mannelijk contractuele personeelslid heeft voor een kind dat van hem afstamt recht op 10 dagen vaderschapsverlof, te nemen binnen de 30 kalenderdagen, vanaf de dag van de bevalling, en met behoud van salaris gedurende de eerste 3 dagen.

Het omstandigheidsverlof bij de geboorte van een kind en het vaderschapsverlof kunnen niet worden gecumuleerd. »

Art. 29.In artikel XIV 42 ter van hetzelfde statuut wordt een 3° toegevoegd, die luidt als volgt : « 3° Indien het contractuele personeelslid met een leidinggevende functie bij een overheidswerkgever wordt belast : voor de duur dat deze leidinggevende functie wordt uitgeoefend".

Art. 30.In artikel XIV 49 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 2003, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van het contractuele personeelslid worden niet verminderd bij bevallings-, ziekte- of vaderschapsverlof.

Art. 31.In deel XIV van hetzelfde statuut wordt een artikel XIV 56 toegevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIV 56. § 1. Het contractuele personeelslid dat bij de diensten van de Vlaamse regering in dienst genomen wordt ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord, wordt tewerkgesteld in de betrekking en de salarisschaal, die overeenkomstig bijlage 16 aan dit besluit, overeenstemmen met zijn betrekking en salarisschaal bij de federale overheid. » § 2. Het contractuele personeelslid dat bij de diensten van de Vlaamse regering in dienst genomen wordt ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord in de graad van hoofddeskundige of deskundige en bij het centrum voor Landbouwkundig Onderzoek of het centrum voor Landbouweconomie titularis was van de graad van technisch ingenieur met een bezoldiging in de weddeschaal 20.700,65-30.857,72 of gespecialiseerd technicus der vorsing met weddeschaal 26N wordt respectievelijk bezoldigd in salarisschaal B 222 en B 122. § 3. Het contractuele personeelslid dat bij de diensten van de Vlaamse regering in dienst genomen wordt ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord als assistent en wordt bezoldigd in salarisschaal A 166 waarvan het bedrag op de overeenkomstige salaristrap lager ligt dan het bedrag dat het genoot op dezelfde salaristrap in de federale schaal 1003, behoudt dit federaal bedrag tot het bedrag in schaal A 166 hoger wordt.

Art. 32.In bijlage 3 bij hetzelfde statuut worden onder niveau B de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen punt g) en h)wordt een nieuw punt h ) ingevoegd dat luidt als volgt : "h ) getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen";2° punt h ) wordt vervangen door punt i ).

Art. 33.Bijlage 9 gevoegd bij hetzelfde statuut wordt vervangen door bijlage I gevoegd bij dit besluit.

Art. 34.Bijlage II bij dit besluit wordt toegevoegd als bijlage 9bis aan hetzelfde statuut.

Art. 35.Bijlage III bij dit besluit wordt toegevoegd als bijlage 16 aan hetzelfde statuut.

Art. 36.Dit besluit treedt heden in werking, met uitzondering van de hierna vermelde artikelen die uitwerking hebben met ingang van de hiernavermelde datum : 1° de artikelen 1, 7, 9, 14, 15, 21, 26, 31, 34 en 35 : 1 oktober 2002;2° de artikelen 2, 3, 4, 28 en 30 : 1 mei 2003;3° de artikelen 10, 11 en 29 : 1 juli 2002;4° artikel 18 : datum waarop het akkoord van de federale ministerraad ingaat;5° artikel 19, eerste lid : 1 mei 2002;6° de artikelen 19, tweede lid en 20 : 1 april 2003;7° de artikelen 22 en 33 : 1 december 2002;8° de artikelen 23, 24 en 25 : 1 januari 2002.

Art. 37.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ZAmbtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 februari 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^