Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 juli 2018
gepubliceerd op 01 oktober 2018

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden

bron
vlaamse overheid
numac
2018031934
pub.
01/10/2018
prom.
20/07/2018
ELI
eli/besluit/2018/07/20/2018031934/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 30/03/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018030894 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden sluiten tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/2006 pub. 24/08/2006 numac 2006036190 bron vlaamse overheid Decreet tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden sluiten tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 8;

Gelet op het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035588 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet sluiten, artikel 8.3.1, 1°, en artikel 8.4.1, 1° ;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 30/03/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018030894 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden sluiten tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 mei 2018;

Gelet op advies 63.710/3 van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2018 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 30/03/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018030894 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden sluiten tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er worden een punt 1° /1 en een punt 1° /2 ingevoegd, die luiden als volgt: "1° /1 energieprestatiecontract: een overeenkomst met een looptijd van minstens vijf jaar die energiebesparing als een dienst tot voorwerp heeft, waarin een geplande energiebesparing wordt vastgelegd en krachtens dewelke die jaarlijks wordt opgevolgd en gesanctioneerd;" 1° /2 energieprestatiecontractsubsidie: een subsidie als bijdrage in de financiering van een energieprestatiecontract door de aanvrager;"; 2° er wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /1 klimaatinvesteringssubsidie: een subsidie als bijdrage in de financiering van het langetermijnproject door de aanvrager;"; 3° er wordt een punt 4° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "4° /1 langetermijnproject: de realisatie van een energiebesparende maatregel met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar, vermeld in de energieprestatiediagnose;"; 4° er wordt een punt 5° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "5° /1 minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;"; 5° er worden een punt 6° /1 en een punt 6° /2 ingevoegd, die luiden als volgt: "6° /1 regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang: verordening (EU) nr.360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (Publicatieblad van 24 april 2002, L 114, 8-13), en de latere wijzigingen ervan; 6° /2 terugverdientijd: het aantal jaar waarbinnen men de kostprijs, exclusief btw, van een lange termijnproject terugverdient door middel van de besparing op de energiekost.Daarbij worden voor de berekening van de kostprijs de voorhanden zijnde premies voor energiebesparende maatregelen van de Vlaamse overheid en van de elektriciteitsnetbeheerders in mindering gebracht;".

Art. 2.In punt 5° van artikel 3 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "over een periode van drie jaar in België niet meer dan 500.000 euro de-minimissteun hebben ontvangen, met inbegrip van de energieprestatiediagnose" vervangen door zinsnede "die, met inbegrip van de energieprestatiediagnose, niet meer de-minimissteun ontvangen dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat".

Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "zoals vervat in Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen, Pb.L. 24 april 2012, afl. 114, 8" opgeheven.

Art. 4.In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt in het eerste lid de zinsnede "over een periode van drie jaar in België niet meer dan 500.000 euro de-minimissteun zal hebben ontvangen, met inbegrip van de energieprestatiediagnose" vervangen door de zinsnede ", met inbegrip van de energieprestatiediagnose, niet meer de-minimissteun zal hebben ontvangen dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat".

Art. 5.In artikel 9 van hetzelfde besluit wordt het getal "23" vervangen door het getal "3".

Art. 6.In hetzelfde besluit worden een hoofdstuk 2/1, dat bestaat uit artikel 9/1 tot 9/6, en een hoofdstuk 2/2, dat bestaat uit artikel 9/7 tot 9/15, ingevoegd, die luiden als volgt: "Hoofdstuk 2/1. Energieprestatiecontract Afdeling 1. - Energieprestatiecontractsubsidies

Art. 9/1.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan het Fonds een energieprestatiecontractsubsidie toekennen aan aanvragers als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de aanvrager heeft een energieprestatiecontract gesloten dat de realisatie van een energiebesparing van ten minste 10 % tot voorwerp heeft en dat ten minste de realisatie omvat van een pakket energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar, vermeld in de energieprestatiediagnose;2° na de realisatie van de energiebesparende maatregelen die in het kader van het energieprestatiecontract worden genomen, blijft de infrastructuur voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;3° als de aanvrager een onderneming is, ontvangt die, met inbegrip van de energieprestatiecontractsubsidie, niet meer de-minimissteun dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat.

Art. 9/2.De energieprestatiecontractsubsidie bedraagt 10 % van de totale facilitatiekost, met een maximum van 8.000 euro.

Een aanvrager kan maximaal 350.000 euro aan energieprestatiecontractsubsidies en klimaatinvesteringssubsidies ontvangen.

Art. 9/3.Als de aanvrager een onderneming is, valt de energieprestatiecontractsubsidie, vermeld in artikel 9/1 van dit besluit, onder de toepassing van de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang. Afdeling 2. - Procedure

Art. 9/4.Aanvragers dienen een aanvraag van een energieprestatiecontractsubsidie op elektronische wijze in bij het Fonds.

Art. 9/5.De aanvraag van een energieprestatiecontractsubsidie bevat: 1° een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt.Dat identificatieformulier bevat de volgende rubrieken: a) de identificatiegegevens van de aanvrager, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;b) de identificatiegegevens van de aanvrager;c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;d) de locatie van het gebouw waarop het energieprestatiecontract betrekking heeft: het adres en de kadastergegevens;e) de EAN-nummers van de elektriciteits- en gasaansluitingen waarover het gebouw waarop het energieprestatiecontract betrekking heeft, beschikt;2° een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager met de beslissing om een energieprestatiecontractsubsidie aan te vragen;3° een kopie van het energieprestatiecontract;4° als de aanvrager een onderneming is, een verklaring op erewoord dat die, met inbegrip van de energieprestatiecontractsubsidie, niet meer de-minimissteun zal hebben ontvangen dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat. Door de aanvraag van een energieprestatiecontractsubsidie in te dienen, verleent de aanvrager het Fonds de toelating om het energieverbruik van het gebouw waarop het energieprestatiecontract betrekking heeft, te monitoren voor de periode die loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2031.

Art. 9/6.Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 9/4, voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/1. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.

Het Fonds beslist over de energieprestatiecontractsubsidies. Het kan de aangevraagde energieprestatiecontractsubsidie goedkeuren, afwijzen of verminderen. De beslissing van het Fonds wordt uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van de aanvraag, vermeld in artikel 9/4, aan de aanvrager meegedeeld met een aangetekende brief, via het energieprestatieplatform dat het Fonds ter beschikking stelt of op een andere wijze die de minister bepaalt.

Na de goedkeuring of de vermindering betaalt het Fonds de energieprestatiecontractsubsidie aan de aanvrager. HOOFDSTUK 2/ 2. - Langetermijnproject Afdeling 1. - Klimaatinvesteringssubsidie

Art. 9/7.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan het Fonds een klimaatinvesteringssubsidie voor de realisatie van een langetermijnproject toekennen aan aanvragers als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het langetermijnproject creëert geen technische lock-in-effecten die toekomstige energiebesparende maatregelen op substantiële wijze hinderen;2° na de realisatie van het langetermijnproject blijft de infrastructuur voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;3° voor de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject worden geen investeringssubsidies als vermeld in artikel 6 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, en geen alternatieve vorm van investeringssubsidies als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, verleend;4° de aanvrager levert het langetermijnproject op uiterlijk vijf jaar na de goedkeuring van de klimaatinvesteringssubsidie;5° de aanvrager beschikt over een genotsrecht van minstens vijfentwintig jaar op het langetermijnproject;6° als de aanvrager een onderneming is, ontvangt die, met inbegrip van de energieprestatiecontractsubsidie, niet meer de-minimissteun dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat, met inbegrip van de energieprestatiecontractsubsidie;7° het langetermijnproject helpt de lokale en Vlaamse broeikasgasemissiereductiedoelstellingen te realiseren waarbij de broeikasgasreducties, uitgedrukt in CO2-equivalenten, aangetoond moeten kunnen worden.Langetermijnprojecten rond elektriciteitsproductie, het verhogen van de efficiëntie van het elektriciteitsverbruik of openbare verlichting worden niet weerhouden.

Art. 9/8.De klimaatinvesteringssubsidie wordt voorlopig bepaald op maximaal 60 % van de geraamde kostprijs, exclusief btw, van het langetermijnproject en bedraagt niet meer dan vereist is om de terugverdientijd van het langetermijnproject voor de aanvrager te herleiden tot 5 jaar.

De voorlopig bepaalde klimaatinvesteringssubsidie kan samen met de energieprestatiecontractsubsidies per aanvrager maximaal 350.000 euro bedragen.

Art. 9/9.Als de aanvrager een onderneming is, valt de klimaatinvesteringssubsidie, vermeld in artikel 9/7 van dit besluit, onder de toepassing van de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang. Afdeling 2. - Procedure

Art. 9/10.Het Fonds lanceert een oproep om aanvragen van een klimaatinvesteringssubsidie in te dienen.

Aanvragers dienen een aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie op elektronische wijze in bij het Fonds, uiterlijk op de datum die vermeld is in de oproep.

Art. 9/11.De aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie bevat: 1° een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt.Dat identificatieformulier bevat de volgende rubrieken: a) de identificatiegegevens van de aanvrager, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;b) de identificatiegegevens van de aanvrager;c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;d) de locatie van het langetermijnproject: het adres en de kadastergegevens;e) het juridische statuut van de gebouwen waarin het langetermijnproject wordt gerealiseerd;f) de beschikbare verwarmde vloeroppervlakte in het gebouw waarin het langetermijnproject wordt gerealiseerd;g) een korte beschrijving van het langetermijnproject;h) de EAN-nummers van de elektriciteits- en gasaansluitingen waarover het gebouw waarop het langetermijnproject betrekking heeft, beschikt;2° een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager met de beslissing om een klimaatinvesteringssubsidie aan te vragen;3° een korte beschrijving van de begeleidende maatregelen die naast het langetermijnproject worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 9/7, 2°, van dit besluit, als die nodig zijn;4° een verklaring op erewoord dat voor de energiebesparende maatregelen in het langetermijnproject geen investeringssubsidies als vermeld in artikel 6 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, en geen alternatieve vorm van investeringssubsidies als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, worden verleend;5° het engagement om het langetermijnproject uiterlijk vijf jaar na de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie op te leveren;6° een verklaring op erewoord dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 9/7, 5°, van dit besluit;7° als de aanvrager een onderneming is, een verklaring op erewoord dat die, met inbegrip van de klimaatinvesteringssubsidie, niet meer de-minimissteun zal hebben ontvangen dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat;8° een ingevuld projectformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt.Dat formulier bevat al de volgende rubrieken: a) de geraamde kostprijs van het langetermijnproject;b) de voorziene CO2-impact van het langetermijnproject;c) de terugverdientijd van de energiebesparende maatregel;d) het jaarlijkse besparingspotentieel;e) de geplande start van de werkzaamheden;9° de jaarrekening als die niet neergelegd wordt bij de Nationale Bank;10° het engagement om bij de realisatie van het langetermijnproject de regelgeving over overheidsopdrachten te respecteren, als die van toepassing is. Door de aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie in te dienen, verleent de aanvrager het Fonds de toelating om het energieverbruik van het gebouw waarop het langetermijnproject betrekking heeft of zou hebben, te monitoren voor de periode die loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2031.

Art. 9/12.Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 9/10, volledig is. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.

Binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt het Fonds een bewijs van ontvangst naar de aanvrager, met de vermelding dat de aanvraag ontvankelijk of niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag volledig is.

Art. 9/13.§ 1. Het Fonds onderzoekt of een klimaatinvesteringssubsidie voor het langetermijnproject voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/7, en past binnen de beschikbare begrotingskredieten. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Als de totale som van aangevraagde klimaatinvesteringssubsidies hoger ligt dan de beschikbare begrotingskredieten, rangschikt het Fonds de ingediende langetermijnprojecten aan de hand van de formule die de minister bepaalt. De minister houdt daarbij rekening met de CO2-reductie van het langetermijnproject, de CO2-reductie van het langetermijnpakket, het CO2-reductiepotentieel in het gebouw en de levensduur van het langetermijnproject.

In dit artikel wordt verstaan onder: 1° CO2-reductie van het langetermijnproject: de CO2-reductie van het langetermijnproject, vermeld in de energieprestatiediagnose;2° CO2-reductie van het langetermijnpakket: de CO2-reductie van alle langetermijnprojecten waarvoor de aanvrager binnen dezelfde oproep een aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie indient;3° CO2-reductiepotentieel in het gebouw: het totale potentieel aan CO2-reducties in het gebouw, zoals vermeld in de energieprestatiediagnose;4° levensduur van het langetermijnproject: de levensduur van het langetermijnproject, uitgedrukt in jaren, die voor maatregelen met betrekking tot de gebouwschil geacht wordt 35 jaar te bedragen, en voor maatregelen met betrekking tot installaties geacht wordt 15 jaar te bedragen. § 2. Het Fonds beslist over de klimaatinvesteringssubsidie. Het kan de aangevraagde klimaatinvesteringssubsidie goedkeuren, afwijzen of, met akkoord van de aanvrager in kwestie, verminderen. De beslissing van het Fonds wordt aan de aanvrager meegedeeld uiterlijk zestig dagen na de uiterste indieningsdatum, met een aangetekende brief, via het energieprestatieplatform dat het Fonds ter beschikking stelt of op een andere wijze die de minister bepaalt.

Art. 9/14.§ 1. Na de ontvangst van de eerste factuur van de aannemer kan de aanvrager de betaling van de eerste schijf van de klimaatinvesteringssubsidie aanvragen bij het Fonds.

De aanvrager laadt zijn aanvraag op in het energieprestatieplatform dat het Fonds ter beschikking stelt. Bij zijn aanvraag voegt hij een scan van de eerste factuur en vermeldt hij de startdatum van de werken.

Na goedkeuring betaalt het Fonds 50 % van de geraamde klimaatinvesteringssubsidie. § 2. Na de eindafrekening kan de aanvrager de betaling van de tweede schijf van de investeringssubsidie voor werkzaamheden aanvragen bij het Fonds. De uitbetaalde klimaatinvesteringssubsidie mag niet meer bedragen dan 60 % van de werkelijke kostprijs, exclusief btw, van het langetermijnproject en bedraagt niet meer dan vereist is om de terugverdientijd van het langetermijnproject voor de aanvrager te herleiden tot 5 jaar.

Een aanvrager kan maximaal 350.000 euro aan energieprestatiecontractsubsidies en klimaatinvesteringssubsidies ontvangen.

De aanvrager laadt zijn aanvraag op in het energieprestatieplatform dat het Fonds ter beschikking stelt. Bij zijn aanvraag voegt hij een scan van de eindafrekening, die de totale kostprijs van het langetermijnproject vermeldt, en vermeldt hij de einddatum van de werken.

Het Fonds gaat na of voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/7, en betaalt de tweede schijf van de klimaatinvesteringssubsidie.

Art. 9/15.Tijdens de werkzaamheden en tot de oplevering van het langetermijnproject houdt de aanvrager de volgende stukken ter beschikking en bezorgt die op verzoek aan het Fonds: 1° een overzicht van de uitgevoerde en geplande werkzaamheden;2° de planning van de oplevering van het langetermijnproject;3° een overzicht van de aanbestedingen dat is opgemaakt op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt;4° als de regelgeving over overheidsopdrachten van toepassing is, het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit: a) de bestekken;b) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;c) alle biedingen;d) de verslagen van de controle van de biedingen;e) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;f) het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;g) de door de aannemer bezorgde facturen, vorderingsstaten en eindstaat;5° als de regelgeving over overheidsopdrachten niet van toepassing is, de stukken, vermeld in punt 4°, a), f) en g). Vanaf de oplevering van het langetermijnproject houdt de aanvrager de volgende stukken ter beschikking en bezorgt die op verzoek aan het Fonds: 1° het stuk waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 9/7, 5°.Als een authentieke akte vereist is conform het gemeen recht, betreft het een authentieke akte, anders betreft het een geregistreerde onderhandse akte; 2° als de regelgeving over overheidsopdrachten van toepassing is, het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit al de volgende elementen: a) de bestekken;b) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;c) alle biedingen;d) de verslagen van de controle van de biedingen;e) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;f) het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;g) de door de aannemer bezorgde facturen, vorderingsstaten en eindstaat;3° als de regelgeving over overheidsopdrachten niet van toepassing is, de stukken, vermeld in punt 2°, a), f) en g).

Art. 9/16.Als het langetermijnproject door omstandigheden buiten de wil van de aanvrager om, niet tijdig kan worden opgeleverd, kan het Fonds twee jaar uitstel geven op de termijn, vermeld in artikel 9/7, 4°. De aanvrager bezorgt daarover een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.".

Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 juli 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS

^