Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 juni 2008
gepubliceerd op 29 juli 2008

Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening

bron
vlaamse overheid
numac
2008035975
pub.
29/07/2008
prom.
20/06/2008
ELI
eli/besluit/2008/06/20/2008035975/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JUNI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen;

Gelet op het decreet van 20 april 2007 houdende instemming met de internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, opgemaakt in Parijs op 19 oktober 2005, en de bijlage I en II;

Gelet op het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, inzonderheid de artikelen 2, 3°; 7, tweede en zesde lid, 11, 12, 1°, 14, tweede lid, 17, eerste, derde en vierde lid, 19, §§ 3, eerste en vierde lid, en 4, tweede lid, 20, §§ 2 en 3, 21, §§ 1, vierde lid, en 2, tweede lid, 22, 25, 26, §§ 1, 2, 3 en 5, 28, §§ 1, 3, 4, eerste lid, en 5, 29, tweede en vierde lid, 30, §§ 5 en 6, 31, 2° en 5°, 32, § 1, vijfde en zesde lid, 33, § 1, vijfde en zesde lid, 35, §§ 4 en 5, 47, § 5, eerste lid, 48, 53, § 1, c, 55, 56 en 57; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende uitvoering van het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake medisch verantwoorde sportbeoefening bij de deelname van minderjarigen aan sportmanifestaties, proeven, wedstrijden en opleidingen in bepaalde sporttakken;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 december 1993 houdende nadere bepalingen betreffende de erkenning van keuringsartsen;

Gelet op het advies van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 7 april 2008;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 mei 2008;

Gelet op het advies nr. 44.433/3 van de Raad van State, gegeven op 20 mei 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening;3° controlearts : erkende controlearts als vermeld in artikel 21, 26 en 29 van het decreet;4° controledeskundige : erkende controledeskundige als vermeld in artikel 21, 26 en 29 van het decreet;5° controlelaboratorium : erkend controlelaboratorium als vermeld in artikel 21, 26 en 29 van het decreet;6° disciplinaire commissie : disciplinaire commissie voor medisch verantwoorde sportbeoefening als vermeld in artikel 32 van het decreet;7° disciplinaire raad : disciplinaire raad voor medisch verantwoorde sportbeoefening als vermeld in artikel 33 van het decreet;8° keuringsarts : erkende keuringsarts als vermeld in artikel 19 van het decreet;9° keuringscentrum : erkend keuringscentrum als vermeld in artikel 19 van het decreet;10° monster : monster afkomstig van het lichaam van de sporter of van de drank, van het voedsel of van de stoffen die in het bezit zijn van de sporter of van de begeleider, vermeld in artikel 30, § 1, 3° en 4°, van het decreet;11° monsterneming : afname van het monster, vermeld in punt 10°;12° controleopdracht : de opdracht die de controlearts ontvangt, vermeld in artikel 21, 26 en 29 van het decreet;13° afwijkend analyseresultaat : vaststelling in het monster van de aanwezigheid van een verboden stof of van een metaboliet of marker daarvan, of van het gebruik van een verboden methode als vermeld in artikel 3, 1° en 2°, van het decreet;14° sporter : een sporter als vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet;15° sportvereniging : sportvereniging als vermeld in artikel 2, 11°, van het decreet;16° sportfederatie : groepering van sportverenigingen;17° toezichthoudende arts : erkende arts als vermeld in artikel 20 van het decreet;18° getalenteerde sporter : de sporter die talent heeft voor topsport volgens de sportspecifieke ontwikkelingslijn, of die al topsporter is vanwege zijn prestaties;19° elitesporter : elitesporter als vermeld in artikel 2, 10°, van het decreet;20° administratie : de administratie als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet;21° WADA : Wereldantidopingagentschap als vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet;22° Code : de Code als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet;23° wedstrijd : de wedstrijd als vermeld in artikel 2, 7°, van het decreet;24° dopingcontrole : de dopingcontrole als vermeld in artikel 4, 1°, van het decreet;25° binnen wedstrijdverband : binnen wedstrijdverband als vermeld in artikel 4, 2°, van het decreet;26° buiten wedstrijdverband : buiten wedstrijdverband als vermeld in artikel 4, 3°, van het decreet;27° preventieve gezondheidscontrole : de preventieve gezondheidscontrole als vermeld in artikel 17 van het decreet. TITEL II. - Algemeen kader voor de medisch verantwoorde sportbeoefening HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de medisch verantwoorde sportbeoefening Afdeling I. - Opdrachten van controleartsen en controledeskundigen

Art. 2.Om de naleving te controleren van de voorwaarden, vermeld in artikelen 15, 16, 17 en 18 en het verbod, vermeld in artikel 18 van het decreet, stelt de controlearts, of de controledeskundige zijn bevindingen vast in een proces-verbaal aan de hand van een model dat door de administratie wordt vastgesteld. Afdeling II. - Preventieve gezondheidscontrole

Art. 3.Om te mogen deelnemen aan sportmanifestaties, moet een elitesporter of de sporter, vermeld in artikel 28, § 5, van het decreet, voldoen aan de voorwaarden van preventieve gezondheidscontrole, vermeld in artikel 17 van het decreet, als hij behoort tot een groep van sporters voor wie algemeen geldende preventieve gezondheidsvoorwaarden voor deelname aan sportmanifestaties zijn vastgesteld door de minister.

Een sporter voldoet aan die voorwaarden van preventieve gezondheidscontrole, als : 1° een monster van zijn lichaam geen afwijking vertoont van de normale waarden, zoals die door de opdrachtgever van de preventieve gezondheidscontrole voorafgaandelijk en algemeen geldend zijn vastgesteld voor de groep van sporters waartoe de betrokkene behoort;2° hij zijn medewerking verleent aan een preventieve gezondheidscontrole. HOOFDSTUK II.- Toezicht op de medisch verantwoorde sportbeoefening Afdeling I. - Keuringsartsen en keuringscentra

Onderafdeling I. - Algemene principes

Art. 4.De minister erkent de keuringsartsen en keuringscentra.

Art. 5.De erkenning wordt verleend voor ten hoogste drie jaar en kan hernieuwd worden.

Onderafdeling II. - Keuringsartsen

Art. 6.Om als keuringsarts erkend te worden, moet de betrokkene : 1° aan de twee volgende voorwaarden voldoen : a) arts of master in de geneeskunde zijn;b) houder zijn van een van de volgende diploma's : 1) licentie in de lichamelijke opvoeding;2) master in de lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen;3) bijzondere licentie in de lichamelijke opvoeding en de sportgeneeskunde;4) licentie in de sportgeneeskunde;5) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de sportgeneeskunde;6) master in de sportgeneeskunde;2° houder zijn van een elektrokardiografiegetuigschrift (EKG-getuigschrift);3° houder zijn van een attest van de opleiding spirometrie die overeenkomstig het koninklijk besluit van 21 april 2004 tot wijziging van artikel 3, § 1, B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen werd erkend, of houder zijn van een attest dat een bewezen gelijkwaardigheid bezit;4° beschikken over de nodige apparatuur en ruimte om de absolute en relatieve sportmedische geschiktheidscriteria bij sporters te kunnen vaststellen.Daartoe behoort minstens de volgende apparatuur : a) ergometrie-installatie met fietsergometer, alsook de nodige apparatuur om een inspanningselektrocardiogram af te nemen;b) apparatuur voor longfunctietests;c) apparatuur voor antropometrisch onderzoek en bepaling van het vetgehalte;d) reanimatieapparatuur, minimaal een defibrillator. Om als keuringsarts erkend te blijven, moet de betrokkene : 1° vormingsactiviteiten in de sportgeneeskunde bijwonen, minstens zes uur per kalenderjaar, en de administratie daarover informeren als ze dat vraagt;2° de bepalingen op het vlak van inhoud en frequentie van sportmedische keuring naleven. Onderafdeling III. - Keuringscentra

Art. 7.Om erkend te worden moet een keuringscentrum : 1° overeenkomsten voorleggen met : a) een erkende keuringsarts;b) een arts of een master in de geneeskunde die een erkende specialist in de cardiologie is en die deskundig is in de sportgeneeskunde;c) een arts of een master in de geneeskunde die een erkende specialist in de fysische geneeskunde of de orthopedie is en die deskundig is in de sportgeneeskunde;d) een arts of een master in de geneeskunde die een erkende specialist in de pneumologie is en die deskundig is in de sportgeneeskunde;e) een doctor, licentiaat of gegradueerde in de kinesitherapie die deskundig is in de sportkinesitherapie of een doctor, een master in de revalidatiewetenschappen en de kinesitherapie of een master in de kinesitherapie die deskundig is in de sportkinesitherapie;f) een doctor of licentiaat in de psychologie of een master in de psychologie die deskundig is in de sportpsychologie;g) een voedingsdeskundige met een universitair diploma of een diploma van het hoger onderwijs buiten de universiteit die deskundig is in de sportdieetleer; h ) een gegradueerde of bachelor in de podologie; 2° zich ertoe verbinden om de sportmedische keuringen te laten uitvoeren onder leiding en verantwoordelijkheid van een keuringsarts en garant staan voor een kwaliteitsvolle dienstverlening;3° garanderen dat de onderdelen van de sportmedische keuring en begeleiding die behoren tot het vakgebied van een van de specialismen, vermeld in punt 1° b), c), d), e), f), g) en h), door de desbetreffende specialisten of deskundigen worden uitgevoerd;4° samenwerken met andere medische en paramedische deskundigen met het oog op specifieke onderzoeken die nodig zijn voor het vervullen van de opdrachten, vermeld in artikel 19 van het decreet;5° beschikken over de nodige ruimte en apparatuur voor sportmedische keuring en begeleiding van sporters.De ruimten en de apparatuur moeten minstens voldoen aan de volgende infrastructuurnormen : a) de volgende ruimten moeten beschikbaar zijn : 1) minimaal twee onderzoeks- en gesprekskamers;2) ruimte voor functioneel onderzoek;3) praktijkruimte voor fysische revalidatie;4) ruimte voor het administratief en het technisch personeel;5) de nodige sanitaire voorzieningen;b) de volgende uitrusting moet beschikbaar zijn : 1) spiro-ergometrie-installatie met loopband en fietsergometer, alsook de nodige apparatuur om een inspanningselektrocardiogram af te nemen en lactaatmetingen in bloed of plasma uit te voeren;2) apparatuur voor longfunctietests;3) apparatuur voor antropometrisch onderzoek en bepaling van het vetgehalte;4) minstens isokinetische krachtmeetapparatuur en apparatuur voor biomechanisch onderzoek;5) de nodige apparaten voor revalidatie;6) reanimatieapparatuur, minimaal een defibrillator;6° de verbintenis aangaan om mee te werken aan de totstandkoming en de toepassing van gestandaardiseerde onderzoeksprotocollen voor de sportmedische keuring en begeleiding, waarvan de inhoudelijke basis en minimale frequentie zijn vastgelegd op basis van het specifieke karakter van de sportactiviteit en de leeftijdscategorie waartoe de sporter behoort;7° een overeenkomst aangaan met een of meer topsportscholen voor medische en paramedische keuring en begeleiding van een groep getalenteerde sporters;8° onderdeel uitmaken van een universitaire instelling die een masteropleiding verzorgt in de geneeskunde, in de lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen en in revalidatiewetenschappen en de kinesitherapie, of de vorm aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk, of een instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk krachtens decreet opgericht.In de laatste twee gevallen, moet er een samenwerkingsverband bestaan met een universitair keuringscentrum, dat geconcretiseerd is in een samenwerkingsovereenkomst; 9° de verbintenis aangaan om mee te werken aan wetenschappelijk onderzoek over de medisch verantwoorde sportbeoefening in relatie tot zijn expertise;10° de verbintenis aangaan om mee te werken aan het beleid van de regering op het vlak van sportmedische keuring. De overeenkomsten, vermeld in het eerste lid, 1°, bevatten de voorwaarden van beschikbaarheid waaronder de keuringscentra op de specialisten of deskundigen een beroep kunnen doen. Elke wijziging van de overeenkomsten wordt onmiddellijk schriftelijk aan de administratie meegedeeld.

Om als keuringscentrum erkend te blijven, moet het : 1° zich houden aan de voorwaarden, vermeld in het eerste en het tweede lid;2° de verbintenissen, vermeld in het eerste en het tweede lid, naleven;3° sportmedische keuring en begeleiding van getalenteerde sporters uitvoeren, en bij elke raadpleging de gegevens onmiddellijk en volledig verwerken in het uniforme elektronische sportmedische dossier;4° meewerken aan de ontwikkeling en uitwerking van preventieprogramma's voor sportblessures en overbelastingsletsels;5° de aanwezige kennis en ervaring ter beschikking stellen van erkende keuringsartsen, andere keuringscentra en de overheid met het oog op een wetenschappelijk onderbouwde opleiding, keuring en begeleiding;6° aan de sporters en aan de administratie de gehanteerde tarieven van de sportmedische keuringen bekendmaken;7° jaarlijks, uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende jaar, aan de administratie een verslag bezorgen over de naleving van de erkenningsvoorwaarden en de uitgevoerde onderzoeken op het vlak van sportmedische keuring en begeleiding, dat eventuele vaststellingen of opmerkingen bevat. Afdeling II. - Controleartsen en controledeskundigen

Art. 8.De minister erkent de controleartsen en controledeskundigen.

De minister verleent de erkenning afhankelijk van de controlebehoeften.

De minister vermeldt voor welke controleactiviteiten de erkenning geldt.

De erkenning als controlearts of controledeskundige wordt verleend voor ten hoogste twee jaar en kan worden hernieuwd.

Art. 9.Om als controlearts erkend te kunnen worden, moet de betrokkene : 1° aan de twee volgende voorwaarden voldoen : a) arts of master in de geneeskunde zijn;b) houder zijn van een van de volgende diploma's : 1) licentie in de lichamelijke opvoeding;2) master in de lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen;3) bijzondere licentie in de lichamelijke opvoeding en de sportgeneeskunde;4) licentie in de sportgeneeskunde;5) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de sportgeneeskunde;6) master in de sportgeneeskunde;2° een door de administratie georganiseerde theoretische en praktische opleiding volgen waarbij de volledige procedures van alle soorten van controleactiviteiten waarvoor de erkenning zal gelden, aan bod komen, en daarvan een of meer theoretische of praktische proeven op minstens voldoende wijze afleggen;3° minstens eenmaal als waarnemer een controleactiviteit hebben bijgewoond en vervolgens op minstens voldoende wijze een controleactiviteit hebben uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van een erkende controlearts die de administratie heeft aangewezen;4° een verklaring ondertekenen en aan de administratie bezorgen waarin hij zich ertoe verbindt om : a) de administratie een geschreven verklaring te bezorgen, waarin hij zijn eventuele bindingen met de sportverenigingen en sportmanifestaties meedeelt;b) de administratie elk belangenconflict onmiddellijk te melden;c) de gedragscode na te leven;d) alle gegevens strikt vertrouwelijk te behandelen. Om de erkenning als controlearts te kunnen behouden of te hernieuwen, moet de betrokkene : 1° jaarlijks deelnemen aan ten minste een vormingsactiviteit die georganiseerd werd door of op initiatief van de administratie, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;2° elke wijziging in de bindingen, vermeld in het eerste lid, 4°, binnen dertig kalenderdagen schriftelijk aan de administratie meedelen;3° het akkoord, vermeld in het eerste lid, 4°, naleven;4° de voorgeschreven controleprocedures respecteren.

Art. 10.§ 1. Om als controledeskundige erkend te kunnen worden, moet de betrokkene : 1° een diploma in de verpleegkunde, kinesitherapie of lichamelijke opvoeding op het niveau van hoger onderwijs bezitten;2° een door de administratie georganiseerde theoretische en praktische opleiding volgen waarbij de volledige procedures van alle soorten van controleactiviteiten waarvoor de erkenning zal gelden, aan bod komen, en daarvan een of meer theoretische of praktische proeven op minstens voldoende wijze afleggen;3° minstens eenmaal als waarnemer een controleactiviteit hebben bijgewoond en vervolgens op minstens voldoende wijze een controleactiviteit uitgevoerd hebben onder toezicht en verantwoordelijkheid van een erkende controlearts die de administratie heeft aangewezen;4° een akkoord ondertekenen en aan de administratie bezorgen waarin hij zich ertoe verbindt om : a) de administratie een geschreven verklaring te bezorgen, waarin hij zijn eventuele bindingen met sportverenigingen en sportmanifestaties meedeelt;b) de administratie elk belangenconflict onmiddellijk te melden;c) de gedragscode na te leven;d) alle gegevens strikt vertrouwelijk te behandelen. § 2. Om de erkenning als controledeskundige, vermeld in § 1, te kunnen behouden of te hernieuwen, moet de betrokkene : 1° jaarlijks deelnemen aan ten minste een vormingsactiviteit die georganiseerd werd door of op initiatief van de administratie, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;2° elke wijziging in de bindingen, vermeld in § 1, 4°, binnen dertig kalenderdagen schriftelijk aan de administratie meedelen;3° het akkoord, vermeld in § 1, 4°, naleven;4° de voorgeschreven controleprocedures respecteren. § 3. Om als controledeskundige met uitsluitend chaperonneringsopdracht erkend te kunnen worden, moet de betrokkene : 1° meerderjarig zijn;2° de gedragscode naleven;3° een door de administratie georganiseerde theoretische en praktische opleiding volgen waarbij de chaperonneringsactiviteiten waarvoor de erkenning zal gelden, aan bod komen, en daarvan een of meer theoretische of praktische proeven op minstens voldoende wijze afleggen. § 4. Om de erkenning als controledeskundige, vermeld in § 3, te kunnen behouden of te hernieuwen, moet de betrokkene : 1° jaarlijks deelnemen aan ten minste een vormingsactiviteit die georganiseerd werd door of op initiatief van de administratie, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;2° de voorgeschreven controleprocedures respecteren.

Art. 11.In afwijking van artikel 9 en 10 kunnen de personeelsleden van de administratie die een rechtstreekse verantwoordelijkheid dragen op het vlak van medisch verantwoorde sportbeoefening, en die voldoen aan de in voormelde artikelen vermelde voorwaarden, met uitzondering van de in voormelde artikelen vermelde proeven, worden erkend of kunnen ze erkend blijven als controlearts of controledeskundige. Afdeling III. - Controlelaboratoria

Art. 12.Voor de analyse van monsters in het kader van dopingcontroles of preventieve gezondheidscontroles worden alle WADA-geaccrediteerde controlelaboratoria geacht erkend te zijn op grond van deze afdeling.

Art. 13.§ 1. Om als niet-WADA-geaccrediteerd controlelaboratorium monsters in het Nederlandse taalgebied te kunnen analyseren in het kader van preventieve gezondheidscontroles, moet het controlelaboratorium : 1° een erkenning bezitten als laboratorium van klinische biologie als vermeld in het koninklijk besluit van 3 december 1999 betreffende de erkenning van de laboratoria voor klinische biologie door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;2° zo georganiseerd zijn dat de communicatie met de administratie en de ter beschikking gestelde analyserapporten en resultaten in het Nederlands zijn; De minister erkent naargelang de behoefte. § 2. In afwijking van § 1 wordt het controlelaboratorium geacht erkend te zijn om monsters in het Nederlandse taalgebied te analyseren in het kader van preventieve gezondheidscontroles, als het daarvoor de opdracht heeft gekregen en onder de autoriteit valt van een sportvereniging of het WADA.

Art. 14.Als monsters in het kader van preventieve gezondheidscontroles in opdracht van een andere instantie dan de administratie worden geanalyseerd buiten het Nederlandse taalgebied, worden de resultaten daarvan erkend in het kader van het decreet en het uitvoeringsbesluit ervan, als die analyses werden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van de Code en de toepasselijke internationale standaarden. Afdeling IV. - Bijzondere bepalingen over de erkenning

Onderafdeling I. - Erkenningsprocedure

Art. 15.Met behoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 11 en 12, verloopt de erkenning als keuringsarts, keuringscentrum, toezichthoudende arts, controlearts, controledeskundige of controlelaboratorium, volgens de procedure, vermeld in deze afdeling.

Art. 16.De erkenning kan alleen verleend worden als de aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de administratie door middel van een door de administratie ter beschikking gesteld formulier.

Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag tot erkenning volledig zijn ingevuld en ondertekend. Bovendien is de aanvraag pas ontvankelijk nadat de administratie de nodige stukken heeft ontvangen die aantonen dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, eerste lid, artikel 7, eerste lid, artikel 9, eerste lid, artikel 10, § 1 en § 3, en artikel 13.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, geeft de administratie daarvan kennis aan de aanvrager, met vermelding van de reden van de niet-ontvankelijkheid.

Art. 17.De administratie kan tijdens het onderzoek van de aanvraag tot erkenning bij de aanvrager en bij derden aanvullende inlichtingen inwinnen om de juistheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens na te gaan.

Art. 18.De beslissing van de minister over de erkenningsaanvraag wordt aan de aanvrager meegedeeld uiterlijk na zes maanden, te rekenen vanaf het ogenblik dat de aanvraag als ontvankelijk moet worden beschouwd. De minister geeft daarbij tevens kennis van de termijn waarvoor de erkenning geldt.

Art. 19.Als de minister de erkenning weigert, kan de aanvrager geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen, tenzij hij aantoont dat de reden voor de weigering niet langer bestaat.

Art. 20.Artikel 16 tot en met 19 zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag tot hernieuwing van erkenning als keuringsarts, keuringscentrum, toezichthoudende arts, controlearts, controledeskundige of controlelaboratorium.

Art. 21.Elk besluit inzake erkenning of hernieuwing van erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Onderafdeling II. - Het toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden

Art. 22.De ambtenaren van de administratie oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de erkenningsvoorwaarden door de personen of instellingen die een erkenning of een hernieuwing van erkenning aanvragen, of die erkend zijn als keuringsarts, keuringscentrum, toezichthoudende arts, controlearts, controledeskundige of controlelaboratorium.

De personen of instellingen, vermeld in het eerste lid, verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Ze bezorgen aan de ambtenaren, vermeld in het eerste lid, op hun eenvoudig verzoek, de stukken die verband houden met de erkenningsaanvraag of de erkenning.

Onderafdeling III. - De procedure van schorsing van de erkenning

Art. 23.De erkenning als keuringsarts, toezichthoudende arts, controlearts of controledeskundige kan door de minister preventief geschorst worden voor maximaal een jaar, als er ernstige redenen zijn die de geloofwaardigheid, de objectiviteit of het morele gezag van die personen zouden kunnen aantasten. De termijn van een jaar wordt mogelijk verlengd tijdens de duur van een mogelijk strafrechtelijk onderzoek tot twee maanden nadat de administratie heeft kennisgenomen van de strafrechtelijke uitspraak, tenzij er een buitenvervolgingstelling of vrijspraak volgt. In dat geval vervalt de schorsing van rechtswege.

De schorsing gaat in vanaf het moment waarop de betrokkene van de minister een aangetekend, bericht van schorsing heeft ontvangen, waarin de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen is vermeld. De betrokkene kan dat bezwaar bij de minister indienen binnen acht kalenderdagen per aangetekende brief. Hij kan daarin vragen gehoord te worden door de administratie.

Binnen drie maanden nadat de minister het bezwaar heeft ontvangen, wordt de beslissing van de minister over de voortzetting of opheffing van de schorsing aan de betrokkene meegedeeld per aangetekende brief.

Als op het einde van de schorsingsperiode de procedure van intrekking van erkenning niet is aangevat conform artikel 24 en volgende, blijft de schorsingsperiode zonder invloed op de oorspronkelijke erkenningstermijn. Als de procedure van intrekking is ingezet, loopt de schorsing verder tot er een eindbeslissing over de intrekking is genomen.

De beslissingen over schorsing of opheffing van schorsing worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Onderafdeling IV. - De procedure van intrekking van de erkenning, de inkorting van de erkenning, of de beperking tot een bepaalde termijn van de voor onbepaalde termijn verleende erkenning

Art. 24.De minister kan de erkenning als keuringsarts, keuringscentrum, toezichthoudende arts, controlearts of controledeskundige intrekken. De reden daarvoor kan zijn dat niet langer voldaan wordt aan een of meer van de na te leven voorwaarden, vermeld in artikel 6, 7, 9 en 10, of dat de persoon of instelling niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht. Er kan ook een andere ernstige reden daarvoor zijn.

De minister kan eveneens de erkenning van een controlelaboratorium intrekken, de termijn ervan inkorten, of de voor onbepaalde termijn verleende erkenning tot een bepaalde termijn beperken. De reden daarvoor zijn de volgende : 1° er wordt niet langer voldaan aan een of meer van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 13;2° het controlelaboratorium werkt niet mee aan de uitoefening van het toezicht;3° het controlelaboratorium weigert een monster te analyseren, of het analyseert een monster niet binnen de door de opdrachtgever bepaalde termijn;4° een andere ernstige reden, dan deze vermeld in punt 1°, 2° of 3°.

Art. 25.Als er volgens de minister reden is om de erkenning als keuringsarts, keuringscentrum, toezichthoudende arts, controlearts of controledeskundige in te trekken, of, als het gaat om een controlelaboratorium, de erkenning in te trekken, de termijn ervan in te korten, of de voor onbepaalde termijn verleende erkenning tot een bepaalde termijn te beperken, kan de minister de betrokkene, het centrum of het controlelaboratorium in kwestie, per aangetekende brief aanmanen om zich binnen een termijn van ten hoogste zes maanden te schikken naar de erkenningsvoorwaarden of de regels voor het toezicht.

Art. 26.Als de betrokkene, het centrum of het controlelaboratorium in kwestie, ondanks de aanmaning de voorwaarden niet naleeft of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, of als de aanmaningsprocedure, vermeld in artikel 25, niet werd toegepast, neemt de minister een gemotiveerd voornemen tot het treffen van een van de maatregelen, vermeld in artikel 24, dat per aangetekende brief aan de betrokkene, het centrum of het controlelaboratorium in kwestie wordt betekend. In de brief worden de mogelijkheid en de regeling om bezwaar in te dienen vermeld. Er wordt tevens vermeld dat, bij gebrek aan bezwaar als vermeld in artikel 27, het voornemen als een definitieve beslissing tot intrekking zal worden beschouwd, conform artikel 29.

Art. 27.Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de betrokkene, het centrum of het controlelaboratorium in kwestie, tot uiterlijk een maand na de ontvangst van het voornemen, vermeld in artikel 26, bezwaar indienen bij de minister tegen het voornemen tot intrekking van de erkenning. De betrokkene, het centrum of het controlelaboratorium in kwestie, kan dat bezwaar bij de minister indienen per aangetekende brief. De betrokkene, het centrum of het controlelaboratorium in kwestie, kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord door de administratie.

Art. 28.Als bezwaar werd aangetekend conform artikel 27, wordt, binnen drie maanden nadat de minister het bezwaar heeft ontvangen, de beslissing van de minister om de erkenning al dan niet in te trekken, in te korten of te beperken tot een bepaalde termijn, aan de betrokkene, of het controlelaboratorium in kwestie, betekend.

Art. 29.Als geen bezwaar werd aangetekend conform artikel 27, wordt het gemotiveerde voornemen tot het treffen van een van de maatregelen, vermeld in artikel 24, als een definitieve beslissing tot intrekking beschouwd, nadat de bezwaartermijn is verstreken.

Art. 30.Binnen een jaar, te rekenen vanaf de definitieve beslissing tot intrekking van de erkenning, inkorting van de erkenning, of beperking van de voor onbepaalde termijn verleende erkenning tot een bepaalde termijn, kan geen aanvraag tot erkenning door dezelfde persoon, hetzelfde keuringscentrum, of hetzelfde controlelaboratorium, worden ingediend.

Art. 31.Elk besluit over de intrekking van een erkenning, hetzij de inkorting, hetzij de beperking tot een bepaalde termijn van een voor onbepaalde termijn verleende erkenning, wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Afdeling V. - Advies en expertise inzake medisch verantwoord sporten

Art. 32.Er wordt een expertencommissie medisch verantwoord sporten opgericht als vermeld in artikel 22 van het decreet.

De expertencommissie medisch verantwoord sporten heeft tot opdracht advies te verlenen over medisch verantwoord sporten op verzoek van de minister.

De expertencommissie medisch verantwoord sporten bestaat uit een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, die telkens een vertegenwoordiger is van de administratie, en uit effectieve en plaatsvervangende leden die garant staan voor de onafhankelijkheid van de advisering, en die een bijzondere expertise bezitten op het vlak van de medische en paramedische begeleiding van sporters.

De expertencommissie medisch verantwoord sporten kan een beroep doen op externe deskundigen.

De minister bepaalt het aantal effectieve en plaatsvervangende leden.

De minister benoemt de effectieve en plaatsvervangende leden.

De minister stelt de vergoedingen vast voor de prestaties en onkosten van de effectieve en plaatsvervangende leden en, in voorkomend geval, van de externe deskundigen.

De expertencommissie medisch verantwoord sporten stelt een huishoudelijk reglement op, dat door de minister wordt goedgekeurd. Afdeling VI. - Vergoedingen

Art. 33.De minister stelt de vergoedingen vast voor de prestaties en onkosten van de controleartsen, de controlelaboratoria en de controledeskundigen.

TITEL III. - Maatregelen ter bestrijding van dopingpraktijken HOOFDSTUK I. - Algemene principes Afdeling I. - Antidopingbeleid

Art. 34.De regering erkent het WADA als een internationale organisatie ter bestrijding van doping.

Art. 35.De administratie kan met het WADA, met door het WADA erkende antidopingorganisaties en met sportverenigingen overeenkomsten sluiten inzake het plannen, organiseren en uitvoeren van dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles.

Art. 36.De Vlaamse Gemeenschap past haar antidopingbeleid toe in overeenstemming met de beginselen van de Code en de door het WADA uitgevaardigde toepasselijke standaarden.

De toepasselijke Code en de toepasselijke standaarden, en de wijzigingen ervan, worden door de administratie ambtshalve bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Afdeling II. - De verboden lijst

Art. 37.De verboden lijst, vermeld in artikel 4, 6°, van het decreet, en haar bijlagen en wijzigingen worden door de administratie ambtshalve bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Afdeling III. - Toestemming wegens therapeutische noodzaak

Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 38.§ 1. Een aanvraag tot toestemming wegens therapeutische noodzaak kan slechts bij één instantie worden ingediend. § 2. De elitesporter die vermeld staat als lid van de geregistreerde doelgroep voor dopingcontrole van zijn internationale federatie, verkrijgt een toestemming wegens therapeutische noodzaak in overeenstemming met de regels van die internationale federatie. Op die elitesporter zijn § 3 en § 4 niet van toepassing. § 3. De elitesporter die niet vermeld staat als lid van de geregistreerde doelgroep voor dopingcontrole van zijn internationale federatie, dient daarvoor een aanvraag in bij de sportvereniging onder wiens bevoegdheid hij ressorteert.

De sporter die geen elitesporter is, dient daarvoor een aanvraag in bij de administratie.

Elke aanvraag tot toestemming wegens therapeutische noodzaak wordt ingediend volgens een door de administratie vastgesteld formulier, dat door de sporter wordt ondertekend.

Naargelang het geval, leggen de administratie of de sportvereniging onder wiens bevoegdheid de elitesporter ressorteert, de aanvraag voor aan de commissie van onafhankelijke artsen, vermeld in artikel 39. De commissie van onafhankelijke artsen brengt de sporter, alsook de administratie dan wel de bevoegde sportvereniging, binnen de dertig dagen na ontvangst van de volledig bevonden aanvraag, op de hoogte van haar beslissing, die wordt genomen in naam en onder de verantwoordelijkheid van, naargelang het geval, de administratie of de sportvereniging onder wiens bevoegdheid de sporter ressorteert. Als het gaat om een elitesporter, ontvangt de administratie een afschrift.

De vergaderingen van de commissie van onafhankelijke artsen zijn niet openbaar. De besprekingen zijn vertrouwelijk.

De toestemming wegens therapeutische noodzaak, of de weigering ervan, zal worden verleend door middel van een formulier, dat door de voorzitter of een plaatsvervangende voorzitter is ondertekend. De administratie stelt het model van dat formulier vast. Indien het een weigering betreft, wordt deze per aangetekende brief aan de sporter betekend. § 4. Als de betrokken sporter de weigering vermeld in § 3 betwist, kan hij binnen de veertien dagen na de dag waarop de beslissing bij aangetekende brief ter woonplaats van de betrokken sporter is aangeboden, een heroverweging vragen. De elitesporter dient de aanvraag tot heroverweging in bij de sportvereniging onder wiens bevoegdheid hij ressorteert. De sporter die geen elitesporter is, dient de aanvraag tot heroverweging in bij de administratie. De beslissing komt overeenkomstig de procedure vermeld in § 3 tot stand door tussenkomst van de commissie van onafhankelijke artsen die echter oordeelt in een volledig nieuwe samenstelling.

Onderafdeling II. - Commissie van onafhankelijke artsen

Art. 39.§ 1. Er wordt een commissie van onafhankelijke artsen opgericht, die bevoegd is voor de behandeling van de aanvragen tot toestemming wegens therapeutische noodzaak.

De minister benoemt de leden van de commissie van onafhankelijke artsen en wijst onder hen een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters aan.

De minister benoemt de leden op voordracht van de administratie voor een hernieuwbare termijn van ten hoogste vijf jaar.

De minister kan op verzoek van een lid een einde maken aan zijn mandaat. De minister kan de leden van hun opdracht ontheffen wegens tekortkomingen in hun taken of wegens inbreuk op de waardigheid van hun functie.

Alle leden hebben de twee onderstaande kwalificaties : 1° ze zijn arts of master in de geneeskunde;2° ze zijn houder van een van de volgende diploma's : a) licentie in de lichamelijke opvoeding;b) master in de lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen;c) bijzondere licentie in de lichamelijke opvoeding en de sportgeneeskunde;d) licentie in de sportgeneeskunde;e) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de sportgeneeskunde;f) master in de sportgeneeskunde. De commissie van onafhankelijke artsen rapporteert aan de administratie over het gebruik van de criteria conform de internationale standaarden, vermeld in artikel 40, en over de motivering van de genomen beslissingen op de wijze die de administratie heeft bepaald. § 2. Alle leden van de commissie van onafhankelijke artsen, alsook het secretariaat van die commissie, dat waargenomen wordt door de administratie, en de eventuele externe specialisten behandelen de dossiers met eerbiediging van het medisch beroepsgeheim.

De commissie van onafhankelijke artsen kan zo nodig advies vragen aan externe specialisten, onder meer aan bijzondere experten in de zorg en behandeling van sporters met een handicap.

Het lid van de commissie dat een belang heeft bij een door de commissie te onderzoeken dossier, waardoor hij niet onpartijdig kan oordelen, mag niet beslissen in het dossier. Dat belang kan onder meer blijken uit de activiteiten die het lid verricht of de functies die hij vervult. Het lid brengt de voorzitter van de commissie daarvan op de hoogte.

Onderafdeling III. - Regeling

Art. 40.De toestemming wegens therapeutische noodzaak kan enkel worden verleend als voldaan is aan de voorwaarden van de toepasselijke internationale standaarden die op grond van de Code zijn uitgevaardigd.

In afwijking van het eerste lid geldt voor de minderjarige sporter die geen elitesporter is, het attest van de behandelende arts als toestemming, zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen en verantwoordelijkheden die de arts zou hebben overeenkomstig het decreet.

In afwijking van het eerste lid kan een toestemming wegens therapeutische noodzaak retroactief verleend worden aan de sporter die geen elitesporter is, op voorwaarde dat hij op het ogenblik van de monsterneming melding maakt van het gebruik van de desbetreffende verboden stof of verboden methode aan de controlearts. De controlearts noteert dat op het proces-verbaal van monsterneming.

Art. 41.De minister kan de regels bepalen voor : 1° de nadere procedure voor de behandeling van de aanvraag;2° de uitoefening van het secretariaat van de commissie van onafhankelijke artsen. De minister stelt de vergoedingen vast voor de leden van de commissie van onafhankelijke artsen en de externe specialisten. HOOFDSTUK II. - Dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles Afdeling I. - Controles op initiatief van het WADA of een

sportvereniging

Art. 42.Een sportvereniging kan alleen een dopingcontrole als vermeld in artikel 26 van het decreet, of een preventieve gezondheidscontrole als vermeld in artikel 17 van het decreet, uitvoeren, als ze de Code onderschrijft en naleeft.

Art. 43.Op verzoek van de sportvereniging of het WADA kan de administratie voor de uitvoering van de geplande dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles de benodigdheden voor de monsterneming tegen kostprijs ter beschikking stellen.

Art. 44.Voor de preventieve gezondheidscontroles deelt de sportvereniging of het WADA minstens veertien kalenderdagen op voorhand aan de administratie de sportmanifestaties mee waarvoor ze op eigen kosten een dopingcontrole of preventieve gezondheidscontrole wil uitvoeren.

De mededeling, vermeld in artikel 31, 2° en 5°, van het decreet, wordt op schriftelijke dan wel op elektronische wijze gedaan.

Art. 45.Voor een dopingcontrole of preventieve gezondheidscontrole die op initiatief van de sportvereniging of het WADA uitgevoerd wordt, worden de controleartsen en de controledeskundigen erkend die daarvoor op grond van de op hen toepasselijke WADA conforme regels van de sportvereniging of het WADA bevoegd zijn. Afdeling II. - Verblijfsgegevens

Art. 46.§ 1. Met het oog op dopingcontroles buiten wedstrijdverband en preventieve gezondheidscontroles zal de elitesporter, vermeld in artikel 28 van het decreet, volgens de toepasselijke standaard van de Code, aan de administratie meedelen waar en wanneer hij dagelijks verblijft en waar hij dagelijks beschikbaar is voor een dopingcontrole of een preventieve gezondheidscontrole.

De elitesporter is alleen aan de verplichting tot mededeling van verblijfsgegevens onderworpen, als hij een olympische of paralympische discipline beoefent of een andere discipline uit de volgende lijst : veldrijden, veldlopen, triatlon of duatlon.

De verplichting tot mededeling van verblijfsgegevens is evenwel ook van toepassing op de sporter wiens sportprestaties een plotse en belangrijke verbetering vertonen, of tegen wie het vermoeden rijst dat hij zich bewust onttrekt aan een dopingcontrole of een preventieve gezondheidscontrole, of op wie een ernstige verdenking van een dopingpraktijk rust. § 2. De persoonsgegevens die in dat kader verzameld worden, worden verwerkt door de administratie. Ze worden alleen bewaard, als er een reden tot een geschil is, gedurende de behandeling van het geschil. Zo niet, worden de gegevens onverwijld vernietigd. De gegevens kunnen enkel worden doorgegeven aan het WADA, de betrokken internationale sportfederaties of andere antidopingorganisaties. § 3. De kennisgeving aan de betrokken sporter van het ontstaan of vervallen van zijn verplichting tot mededeling van verblijfsgegevens als vermeld in artikel 28 van het decreet, gebeurt door middel van een aangetekende brief die uitgaat van de administratie. Afdeling III. - De uitvoering van dopingcontroles en preventieve

gezondheidscontroles Onderafdeling I. - De controleopdracht

Art. 47.De administratie of, in voorkomend geval, de sportvereniging of het WADA formuleert een controleopdracht aan de controlearts en eventueel aan de controledeskundige. Die instanties sturen de analyseopdracht, die bestemd is voor het controlelaboratorium, als bijlage bij de controleopdracht mee.

De administratie kan bepalen welke gegevens de controleopdracht bevat.

De controlearts of de controledeskundige kan niet optreden voor een controleopdracht waarbij de controleopdracht zou kunnen worden beïnvloed door een persoonlijke betrokkenheid bij of door bindingen met de sportvereniging in kwestie.

Art. 48.De opdracht wordt ondertekend door de gemachtigde ambtenaar of, in voorkomend geval, door de verantwoordelijke of gemachtigde van de sportvereniging of het WADA.

Art. 49.De opdracht wordt opgemaakt in minstens twee exemplaren : een exemplaar is bestemd voor de controlearts, een tweede voor de instantie die de controle beveelt.

Onderafdeling II. - Het verloop

Art. 50.§ 1. De controlearts die daartoe opdracht krijgt van de administratie, organiseert en controleert de dopingcontrole of de preventieve gezondheidscontrole.

De administratie wijst, afhankelijk van de behoeften, de controledeskundigen aan die de controlearts zullen bijstaan bij de dopingcontrole of de preventieve gezondheidscontrole. § 2. De controlearts of controledeskundige die de dopingcontrole of de preventieve gezondheidscontrole uitvoert, legitimeert zich zo nodig aan de hand van zijn legitimatiekaart. § 3. Voor een dopingcontrole of preventieve gezondheidscontrole bij een sportmanifestatie of georganiseerde voorbereiding wijst de controlearts desgewenst, in overleg met de afgevaardigde van de sportvereniging of, in voorkomend geval, de organisator iemand aan om de controlearts bij te staan.

Art. 51.Voor een dopingcontrole of preventieve gezondheidscontrole bij een sportmanifestatie moet de controlearts bij de monsterneming rekening houden met het normale verloop van de sportmanifestatie. De controlearts wijst volgens zijn controleopdracht de sporters aan die zich voor een dopingcontrole of voor een preventieve gezondheidscontrole moeten aanbieden. Over die aanwijzing kan hij vooraf overleg plegen met de afgevaardigde van de sportvereniging of van de organisator in kwestie. Als de controlearts reden heeft om te geloven in het bestaan van dopingpraktijken, kan hij steeds op eigen initiatief een of meer sporters aanvullend aanwijzen voor dopingcontrole.

In het geval de elitesporter weigert om de dopingcontrole buiten wedstrijdverband of preventieve gezondheidscontrole te laten uitvoeren binnen bewoonde lokalen, kan de controlearts beslissen om, in een redelijke nabijheid, een andere geschikte plaats voor de controle aan te duiden waarnaar de betrokken sporter zich, onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de controlearts of een controledeskundige die deze bijstaat, dient te begeven.

Art. 52.§ 1. In de nabijheid van de plaats waar de sportmanifestatie of de georganiseerde voorbereiding plaatsvindt, houdt de sportvereniging of, in voorkomend geval, de organisator een afzonderlijke ruimte ter beschikking die door de controlearts geschikt wordt bevonden voor monsterneming en als controleruimte wordt ingericht. Die controleruimte moet gedurende de procedure van monsterneming exclusief ter beschikking staan van de controleactiviteit. In die controleruimte moet een tafel staan die het de controlearts mogelijk maakt om op een efficiënte manier te werken met de documenten en materialen. De sportvereniging of, in voorkomend geval, de organisator zorgt voor voldoende ongeopende flessen niet-alcoholische drank. Tevens moeten er in de controleruimte of in een afzonderlijke ruimte ernaast een toilet, dat bruikbaar is voor dames en heren, en een wachtruimte aanwezig zijn.

Als de administratie een mobiele controleruimte ter beschikking stelt, kan de monsterneming ten allen tijde daar worden uitgevoerd.

Bij afwezigheid van een voldoende ingerichte controleruimte bepaalt de controlearts de plaats van monsterneming.

De sporter, aangewezen voor dopingcontrole of preventieve gezondheidscontrole, wordt door de controlearts of de controledeskundige opgeroepen met een formulier waarvan het model door de administratie wordt vastgesteld. Het formulier vermeldt minstens de volgende gegevens : 1° de naam van de sporter;2° het tijdstip van afgifte;3° de aard van de monsterneming;4° de ruimte waar de monsterneming plaatsvindt;5° het tijdstip waarop de sporter zich uiterlijk moet aanmelden. Het formulier wordt opgesteld in het Nederlands en voorzien van een Franse en Engelse vertaling.

De sporter en de oproepende controlearts of controledeskundige ondertekenen het oproepformulier. Het wordt tegen ontvangstbewijs overhandigd. De oproepende controlearts of controledeskundige informeert de sporter desgevraagd over zijn rechten en plichten. De controlearts kan opdragen de sporter vanaf het ogenblik van de oproep tot het beëindigen van de controle te laten chaperonneren. In dat geval wordt de sporter erop gewezen dat hij vanaf het ogenblik van zijn persoonlijke oproep tot het beëindigen van de dopingcontrole of preventieve gezondheidscontrole constant onder permanent direct toezicht van de controlearts of controledeskundige moet blijven.

De minister kan, rekening houdend met het specifieke karakter van de sportactiviteiten, andere werkwijzen voor de oproeping tot dopingcontrole bepalen. § 2. De sporter meldt zich zo vlug mogelijk na de oproeping en uiterlijk op het tijdstip dat aangegeven is op het formulier, vermeld in § 1, aan in de aangewezen ruimte. De controlearts kan, op verzoek van de sporter, toestaan dat de sporter zich later in de controleruimte aanbiedt dan op het oproepformulier is genoteerd, in de omstandigheden die bepaald zijn in de toepasselijke internationale standaarden van het WADA. De controlearts kan opdragen de sporter tijdens die periode te chaperonneren tot de dopingcontrole of preventieve gezondheidscontrole beëindigd is.

De sporter identificeert zich aan de hand van een officieel document met recente foto. De controlearts kan beslissen om andere wijzen van identificatie van de sporter aan te wenden. § 3. De controlearts waakt over het normale verloop van de monsterneming.

De controlearts beoordeelt wie de controleruimte mag betreden, met behoud van de toepassing van de bepalingen over de toegang krachtens het decreet of de Code.

De sporter mag vragen zich te laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. Als de controlearts op een dergelijk verzoek niet ingaat, vermeldt hij de redenen van de weigering in het proces-verbaal van monsterneming.

Art. 53.§ 1. De monsterneming van urine en bloed wordt uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke internationale standaarden van het WADA. § 2. De bloedafname kan alleen uitgevoerd worden door een controlearts of door een daarvoor gekwalificeerde controledeskundige onder de verantwoordelijkheid van een controlearts. § 3. Voor andere monsters dan urine of bloed geldt dat ze in tweevoud kunnen worden afgenomen met het oog op een eventuele tweede analyse.

Die monsters worden in een aangepaste verpakking geplaatst die verzegeld wordt in aanwezigheid van de betrokken sporter. Op elke verpakking wordt een codenummer aangebracht, dat aan de sporter wordt meegedeeld en dat in het proces-verbaal vermeld wordt.

De minister kan aanvullende regels vastleggen. § 4. Voor de monsterneming mogen alleen verpakkingen, flesjes, bekers en andere benodigdheden worden gebruikt die door de opdrachtgever van de controle ter beschikking worden gesteld.

Art. 54.§ 1. Van de monsterneming wordt een proces-verbaal van monsterneming opgesteld aan de hand van een formulier, volgens het model dat de administratie heeft vastgesteld. Het formulier wordt opgesteld in het Nederlands en voorzien van een Franse en Engelse vertaling. Alle relevante rubrieken van het formulier worden ingevuld. § 2. Het proces-verbaal van monsterneming wordt ondertekend door de controlearts, en eventueel door de controledeskundige als die bij het plassen toezicht heeft gehouden of als die de bloedafname heeft uitgevoerd.

De gecontroleerde sporter en, in voorkomend geval, de persoon die de gecontroleerde sporter vergezelt, worden verzocht het proces-verbaal van monsterneming te ondertekenen. De weigering tot ondertekening door de sporter of de persoon die hem vergezelt, tast de rechtsgeldigheid van het proces-verbaal van monsterneming niet aan. § 3. De opdrachtgever ontvangt het origineel van het proces-verbaal van monsterneming. De gecontroleerde sporter, de administratie en de controlearts ontvangen onverwijld een kopie.

Een kopie kan eveneens worden overhandigd aan de sportvereniging en, in voorkomend geval, aan het WADA en, in geanonimiseerde vorm, aan het controlelaboratorium dat het monster analyseert. § 4. In voorkomend geval wordt een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt door de controlearts, dat melding maakt van alle gevallen, vermeld in artikel 3, 2° tot en met 8°, van het decreet. Dat proces-verbaal wordt opgemaakt in twee exemplaren en zo vlug mogelijk aan de administratie bezorgd.

Art. 55.De analyseopdracht, met mededeling van de identificatie van de instantie die de dopingcontrole of de preventieve gezondheidscontrole bevolen heeft, wordt tegen ontvangstbewijs aan het aangewezen controlelaboratorium afgegeven. In afwachting neemt de controlearts alle maatregelen om de monsters te bewaren.

De minister kan aanvullende regels vastleggen.

Onderafdeling III. - Analyse van monsters Onderdeel I. - In het kader van een dopingcontrole

Art. 56.Het controlelaboratorium laat zo vlug mogelijk na de ontvangst het eerste monster analyseren en neemt de nodige maatregelen voor de bewaring van het tweede monster.

De bewaring, de analyse en het rapporteren over het resultaat van het monster vinden plaats overeenkomstig de toepasselijke internationale standaarden voor controlelaboratoria die door het WADA zijn uitgevaardigd.

Het laboratoriumdocumentatiepakket wordt bij een dossier gevoegd op verzoek van de betrokken sporter of de opdrachtgever. De kosten daarvoor worden gedragen door de verzoeker.

Art. 57.Het controlelaboratorium bezorgt het analysecertificaat, vermeld in artikel 56, in elk geval aan de administratie en, in voorkomend geval, eveneens aan de sportvereniging of het WADA, die de dopingcontrole bevolen heeft, en bezorgt de gecodeerde resultaten aan de instanties, overeenkomstig de toepasselijke internationale standaarden voor controlelaboratoria die door het WADA zijn uitgevaardigd.

In geval van een afwijkend analyseresultaat brengt de administratie of, in voorkomend geval, de sportvereniging of het WADA, binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het afwijkende analyseresultaat, de betrokken sporter op de hoogte van het resultaat met een aangetekende brief, onverminderd de mogelijkheid om de sporter, aanvullend, op een andere wijze in te lichten. De brief bevat eveneens de mededeling dat de sporter recht heeft op een tweede analyse, uitgevoerd op het monster dat tijdens de controle in het tweede flesje met de letter « B » werd geplaatst, hierna te noemen de analyse van het B-staal. Het tijdstip van de analyse van het B-staal wordt eveneens vermeld.

De analyse van het B-staal, wordt op het vastgestelde tijdstip en volledig op eigen kosten van de sporter uitgevoerd in het controlelaboratorium, op voorwaarde dat de sporter daarvoor kiest door middel van een gehandtekend document dat de administratie ontvangt binnen een termijn van veertien kalenderdagen, te rekenen vanaf het ogenblik van de verzending van de aangetekende brief houdende het afwijkende analyseresultaat. In dat gehandtekende document deelt de sporter eveneens mee of hij zich door een door hem gekozen advocaat, arts of deskundige wil laten bijstaan. Die advocaat, arts of deskundige, alsook de sporter zelf en een afgevaardigde van de administratie, het WADA en de bevoegde internationale sportfederatie, hebben het recht de analyse van het B-staal bij te wonen.

De personen die de analyse van het B-staal, uitvoeren, met betrekking tot dat deel van de analytische procedure waar delen van het staal open en toegankelijk zijn, moeten andere personen zijn dan degenen die het eerste monster hebben geanalyseerd. De opdrachtgever van de dopingcontrole brengt ook de administratie, het WADA, de betrokken sportfederatie en de betrokken internationale sportfederatie op de hoogte van elk afwijkend analyseresultaat.

De sporter of eventueel zijn advocaat, zijn arts of iemand die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan, zal, als hij aanwezig is bij de analyse van het B-staal, het codenummer verifiëren en een attest ondertekenen dat het codenummer van het monster en de beschrijving van de verpakking bevat.

Art. 58.De administratie, of in voorkomend geval de sportvereniging of het WADA, brengt zo snel mogelijk na de ontvangst van de beslissing van de betrokken sporter, het controlelaboratorium op de hoogte van de aanvraag om tot de analyse van het B-staal over te gaan.

De analyse van het B-staal vindt ook plaats als de sporter, of eventueel zijn advocaat, arts of iemand die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan, niet zijn komen opdagen voor de analyse.

Over het resultaat van de analyse van het B-staal wordt eveneens gerapporteerd overeenkomstig de toepasselijke internationale standaarden voor controlelaboratoria die door het WADA zijn uitgevaardigd.

Het laboratoriumdocumentatiepakket wordt alleen bij een dossier gevoegd op verzoek van de betrokken sporter of de administratie. De kosten daarvoor worden gedragen door de verzoeker.

Onderdeel II. - In het kader van een preventieve gezondheidscontrole

Art. 59.§ 1. Het controlelaboratorium laat zo vlug mogelijk na de ontvangst het eerste monster analyseren en neemt, in voorkomend geval, de nodige maatregelen voor de bewaring van het tweede monster. § 2. Het controlelaboratorium bezorgt, na de analyse van het monster, binnen de door de opdrachtgever opgelegde termijn de analyseresultaten in elk geval aan de administratie en, in voorkomend geval, aan de opdrachtgever.

In geval van een afwijkend analyseresultaat, zoals dat werd vastgelegd door de opdrachtgever, laat het controlelaboratorium, binnen de door de opdrachtgever opgelegde termijn, het tweede monster analyseren.

Via de contactgegevens die de sporter daarvoor bij de monsterneming heeft opgegeven, wordt de sporter onmiddellijk door de opdrachtgever op de hoogte gebracht van het afwijkende analyseresultaat, alsook van het tijdstip van de analyse van het B-staal. Als de sporter daarom verzoekt, vindt de analyse van het B-staal plaats in zijn aanwezigheid, of in aanwezigheid van iemand die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan. De analyse van het B-staal vindt in elk geval plaats als de sporter onbereikbaar is via de contactgegevens die hij bij de monsterneming heeft opgegeven, of als hijzelf of degene die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan, niet komt opdagen.

De monsters worden onmiddellijk na de analyse vernietigd. § 3. Van de sporters, vermeld in artikel 28, § 1 en § 5, van het decreet, worden zowel op statistische als op geïndividualiseerde wijze persoonsgegevens verwerkt in een bestand dat onder de verantwoordelijkheid van een arts van de administratie wordt beheerd.

De persoonsgegevens worden verwerkt met het oog op het nagaan van het longitudinale verloop van biologische parameters, het nemen van maatregelen ter bescherming van de gezondheid van de sporter, of het doelgericht organiseren van dopingcontroles.

De geïndividualiseerde persoonsgegevens kunnen alleen aan derden worden meegedeeld mits de betrokken sporter toestemming verleent. In afwijking daarvan, kan de verantwoordelijke arts van de administratie voor elke sporter, op basis van de beschikbare persoonsgegevens, de sportvereniging onder wiens verantwoordelijkheid de sporter ressorteert, meedelen dat de sporter in kwestie niet voldoet aan de voorwaarden van preventieve gezondheidscontrole.

De op statistische wijze verwerkte gegevens kunnen door de administratie aangewend worden ter uitvoering en verbetering van het beleid inzake medisch verantwoorde sportbeoefening. § 4. De persoonsgegevens worden in hun geïndividualiseerde vorm tot maximaal drie jaar na de beëindiging van de actieve sportcarrière bewaard. § 5. De analysecertificaten worden gedurende minstens twee maanden, in hun geanonimiseerde vorm, door het controlelaboratorium bewaard.

Art. 60.Op het proces-verbaal van monsterneming moet de sporter één tot twee telefoonnummers opgeven waarop hij verwittigd kan worden in geval van een afwijkend analyseresultaat. HOOFDSTUK III.- Disciplinaire maatregelen Afdeling I. - Disciplinaire organen

Onderafdeling I. - Onverenigbaarheden en aanvullende benoemingsvoorwaarden

Art. 61.De volgende personen komen niet in aanmerking om de functie van voorzitter of lid van de disciplinaire commissie, van de disciplinaire raad of de disciplinaire organen van de sportverenigingen, vermeld in artikel 34 van het decreet, uit te oefenen : 1° de controleartsen en de controledeskundigen;2° de personen die werken voor een keuringscentrum of een controlelaboratorium;3° de parketmagistraten;4° de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op het decreet;5° de leden van de gemeenschaps- of gewestparlementen of van de federale wetgevende macht;6° de leden van de algemene raad van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media of de sectorraad voor Sport, vermeld in artikel 4 van het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media;7° de leden van de expertencommissies, vermeld in artikel 22 en 23 van het decreet;8° de leden van de commissie van onafhankelijke artsen.

Art. 62.Leden of plaatsvervangende leden van een disciplinair orgaan als vermeld in artikel 61, moeten deskundig, onafhankelijk en onpartijdig zijn.

Art. 63.De disciplinaire organen, vermeld in artikel 61, zijn alleen geldig samengesteld als minstens één lid de twee onderstaande kwalificaties bezit : 1°) hij is arts of master in de geneeskunde; 2°) hij is houder van één van de volgende diploma's : a) licentie in de lichamelijke opvoeding;b) master in de lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen;c) bijzondere licentie in de lichamelijke opvoeding en de sportgeneeskunde;d) licentie in de sportgeneeskunde;e) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de sportgeneeskunde;f) master in de sportgeneeskunde.

Art. 64.Voor de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en van de disciplinaire raad, die magistraat zijn, kan het advies van het Ministerie van Justitie worden ingewonnen.

Onderafdeling II. - Vergoedingen

Art. 65.De voorzitter, de leden, de plaatsvervangende voorzitter en de plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad kunnen per zitting aanspraak maken op : 1° een presentiegeld dat, per zitting van minstens twee uur, wordt bepaald als volgt : a) voor de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter : 200 euro;b) voor de leden en de plaatsvervangende leden : 150 euro;2° de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten volgens dezelfde voorwaarden als die voor de ambtenaren van de administratie. Afdeling II. - Procedure

Art. 66.De administratie opent een dossier zodra ze kennis krijgt van het mogelijke bestaan van een of meer dopingpraktijken. Elk dossier wordt bijgehouden en opgevolgd door de administratie.

Elk dossier bevat, zo mogelijk en in voorkomend geval : 1° een omschrijving van de reden die aanleiding heeft gegeven tot het openen van het dossier;2° de vermelding van de datum van de opening van het dossier;3° een inventaris van de stukken, met vermelding van de datum van opname in het dossier;4° de identiteit van de vermoedelijke overtreder;5° een afschrift van alle andere stukken die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier. In geval van een vermoedelijke dopingpraktijk, gepleegd door een sporter, bevat elk dossier, zo mogelijk en in voorkomend geval, de volgende gegevens : 1° geboortedatum en adres van de sporter;2° voornaam, achternaam en adres van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige sporter;3° voornaam en achternaam van degene die de sporter vergezeld heeft tijdens de dopingcontrole;4° naam en adres van de sportvereniging of van de organisator van de sportmanifestatie;5° aard, datum en plaats van de controle, van de sportmanifestatie of van de georganiseerde voorbereiding;6° voornaam, achternaam en adres van de advocaat of arts van de sporter;7° de controleopdracht waarbij de controlearts belast werd met de uitvoering van een dopingcontrole;8° het aanplakbiljet bij de sportmanifestaties waarbij de oproep voor dopingcontrole wordt gedaan met een aanplakbiljet;9° het proces-verbaal van monsterneming;10° de analysecertificaten en laboratoriumdocumentatiepakketten van de controlelaboratoria;11° de aangetekende brief waarmee de sporter op de hoogte wordt gebracht van het afwijkende analyseresultaat, alsook van het afgiftebewijs, vermeld in artikel 57;12° het gehandtekende document waarin de sporter een analyse van het B-staal vraagt, vermeld in artikel 57.

Art. 67.Zodra de administratie het dossier als volledig beschouwt, wordt het verstuurd naar de voorzitter van het bevoegde disciplinaire orgaan.

Art. 68.Als het dossier wordt bezorgd aan de disciplinaire commissie, stelt de voorzitter de zaak vast op een zitting binnen 45 kalenderdagen na de ontvangst van de stukken, vermeld in artikel 37 van het decreet.

Het secretariaat van de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad wordt waargenomen door de administratie. Afdeling III. - Disciplinaire sancties

Art. 69.Voor de uitsluiting van de sporter, vermeld in artikel 47, § 1, 1°, van het decreet, en in de gevallen waarin een waarschuwing of een berisping als vermeld in artikel 47, § 1, 2°, van het decreet, kan worden uitgesproken, gelden de bepalingen van artikel 70.

Art. 70.§ 1. In geval van de overtredingen, vermeld in artikel 36 van het decreet, zal de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep de sancties toepassen overeenkomstig § 2 tot en met § 6. § 2. Met uitzondering van de specifieke stoffen waarnaar verwezen wordt in § 3, is de periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding als vermeld in artikel 3, 1°, 2° en 6°, van het decreet : 1° voor een eerste overtreding : twee jaar uitsluiting;2° voor een tweede overtreding : levenslange uitsluiting. § 3. De verboden lijst kan specifieke stoffen vermelden die gemakkelijk kunnen leiden tot het onbedoeld overtreden van antidopingregels doordat ze veel worden gebruikt in medicijnen of waarvan het minder waarschijnlijk is dat ze met succes worden gebruikt als doping. Als een sporter kan aantonen dat hij de stof niet heeft gebruikt om zijn sportprestaties te verbeteren, wordt de sanctie, vermeld in § 2, vervangen door de volgende : 1° voor een eerste overtreding : een waarschuwing en een berisping of een uitsluiting van ten hoogste één jaar;2° voor een tweede overtreding : twee jaar uitsluiting;3° voor een derde overtreding : levenslange uitsluiting. § 4. Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 3° en 5°, van het decreet, gelden de volgende perioden van uitsluiting : 1° voor een eerste overtreding : twee jaar uitsluiting;2° voor een tweede overtreding : levenslange uitsluiting. Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 7° en 8°, van het decreet, wordt een periode van uitsluiting opgelegd van minimaal vier jaar en maximaal levenslang.

Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet, is de periode van uitsluiting minimaal drie maanden en maximaal twee jaar. § 5. In de volgende gevallen wordt de periode van uitsluiting niet toegepast of verminderd op grond van uitzonderlijke omstandigheden : 1° als de sporter in een individueel geval voor een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1° en 2°, van het decreet, kan aantonen dat hem geen schuld treft of nalatigheid te verwijten is voor de overtreding, vervalt de periode van uitsluiting die normaal van toepassing was.In geval van een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet, moet de sporter aanvullend aantonen hoe de verboden stof in zijn lichaam is terechtgekomen opdat de periode van uitsluiting kan vervallen. Als de periode van uitsluiting vervalt, telt de overtreding van de antidopingregel niet mee voor het vaststellen van de periode van uitsluiting die geldt voor overtredingen als vermeld in de paragrafen 2, 3 en 6 van dit artikel; 2° als de sporter in een individueel geval voor een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1°, 2°, 3° en 8°, van het decreet, kan aantonen dat hem geen significante schuld treft of nalatigheid te verwijten is voor de overtreding, kan de periode van uitsluiting worden verminderd tot maximaal de helft.Als de periode van uitsluiting levenslang is, mag de verminderde periode niet korter zijn dan acht jaar. In geval van een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet, moet de sporter aantonen hoe de verboden stof in zijn lichaam is terechtgekomen voordat de periode van uitsluiting kan worden verminderd; 3° als in een individueel geval de sporter de regering of de administratie substantiële hulp heeft geboden die leidt tot de ontdekking of vaststelling door de regering of de administratie van overtredingen, van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 6 door een begeleider, of van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 7° en 8°, van het decreet door een begeleider, sporter of ander persoon, kan de periode van uitsluiting worden verminderd tot maximaal de helft.Als de periode van uitsluiting levenslang is, mag de verminderde periode niet korter zijn dan acht jaar. § 6. In geval van meervoudige overtredingen worden de volgende regels in acht genomen : 1° een tweede overtreding van een antidopingregel mag alleen worden meegewogen voor het opleggen van sancties op grond van § 2, § 3 en § 4, als de administratie kan aantonen dat de sporter de tweede overtreding van een antidopingregel heeft begaan nadat hij bericht had ontvangen, of nadat de administratie een redelijke poging had gedaan hem te berichten over de eerste overtreding van een antidopingregel. Als de administratie dat niet kan bewijzen, worden de overtredingen samen beschouwd als één eerste overtreding en wordt de opgelegde sanctie gebaseerd op de overtreding waarop de zwaarste sanctie staat; 2° als een sporter bij een dopingcontrole wordt betrapt op een overtreding van een antidopingregel die zowel betrekking heeft op een specifieke stof als vermeld in § 3, als op een andere verboden stof of verboden methode, heeft de sporter officieel maar één overtreding van een antidopingregel begaan, maar wordt de op te leggen straf gebaseerd op de verboden stof of verboden methode waarop de zwaarste sanctie staat;3° als blijkt dat een sporter twee afzonderlijke overtredingen van de antidopingregels heeft begaan, waarvan er een betrekking heeft op een specifieke stof en valt onder de sancties, vermeld in § 3, en de andere op een verboden stof of verboden methode die valt onder de sancties, vermeld in § 2, of een overtreding die valt onder de sancties, vermeld in § 4, eerste lid, bedraagt de periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor de tweede overtreding ten minste twee jaar en ten hoogste drie jaar.Als blijkt dat een sporter een derde overtreding heeft begaan van de antidopingregels voor een combinatie van specifieke stoffen als vermeld in § 3, en een andere overtreding van een antidopingregel als vermeld in § 2 of § 4, eerste lid, wordt hij gestraft met levenslange uitsluiting. § 7. De periode van uitsluiting begint op de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak waarbij uitsluiting is opgelegd of, als de betrokkene van een hoorzitting heeft afgezien, op de dag dat de uitsluiting is geaccepteerd of op andere wijze is opgelegd. Waar de rechtvaardigheid dat gebiedt, bijvoorbeeld bij vertragingen in de tuchtprocedure of andere aspecten van de dopingcontrole die niet te wijten zijn aan de sporter, kan het orgaan dat de straf oplegt de periode van uitsluiting op een eerdere datum laten ingaan, tot op zijn vroegst de dag waarop het monster is afgenomen. Afdeling IV. - Mededeling van specifieke disciplinaire maatregelen

Art. 71.De aan de sporter opgelegde disciplinaire uitsluiting, uitgesproken op grond van artikel 47 van het decreet, wordt bekendgemaakt aan de sportvereniging waartoe de sporter behoort met het oog op de naleving en het doen naleven van de uitsluiting, en aan de betrokken internationale sportvereniging, met het oog op de internationale overname ervan, en aan het WADA. Als disciplinaire uitsluitingen overeenkomstig de Code worden opgelegd volgens de hypothese, vermeld in artikel 7, zesde lid, van het decreet, kunnen ze, voor de duur van de uitsluiting, bekendgemaakt worden via de beveiligde communicatiekanalen, vermeld in artikel 47, § 5, tweede lid, van het decreet, met het oog op het doen naleven ervan en het houden van het toezicht erop. Die bekendmaking omvat de voornaam, achternaam en geboortedatum van de sporter, het begin en het einde van de periode van uitsluiting en de sportdiscipline waarin de overtreding werd vastgesteld. Afdeling V. - Erkenning van de interne tuchtregeling

Art. 72.De aanvraag tot erkenning van de interne tuchtregeling, vermeld in artikel 35 van het decreet, voor elitesporters van een of meer sportverenigingen samen wordt ingediend met een aangetekende brief, gericht aan de administratie.

In die aanvraag wordt aangetoond dat aan de voorwaarden, vermeld in artikel 35, § 2, § 3, § 4 en § 5, van het decreet voldaan is, en worden de nodige stukken daarvoor bijgevoegd.

De erkenning kan alleen worden verleend als de behandeling van de zaak is ondergebracht bij een disciplinair orgaan dat is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad als het orgaan, wegens de organisatie ervan, moet worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap.

De erkenning kan alleen worden verleend als de leden van het disciplinair college, vermeld in artikel 35, § 2, 3°, van het decreet, over voldoende kennis van het Nederlands beschikken om de schriftelijke en mondelinge behandeling van de zaak in het Nederlands te laten verlopen.

Art. 73.De minister neemt een beslissing binnen drie maanden nadat hij de aanvraag tot erkenning heeft ontvangen.

In geval van weigering van de erkenning deelt de minister de redenen daarvoor schriftelijk mee aan een of meer betrokken sportverenigingen.

Art. 74.Om de erkenning van het interne tuchtregeling te behouden, moet de sportvereniging : 1° elke wijziging van de stukken, vermeld in artikel 72, tweede lid, onverwijld en schriftelijk aan de administratie meedelen;2° de disciplinaire maatregelen die betrekking hebben op de bepalingen in het decreet en die definitief geworden zijn, met een afschrift van de beslissing onverwijld aan de administratie meedelen;

Art. 75.De erkenning wordt verleend voor een termijn van ten hoogste drie jaar. Ze kan worden hernieuwd na de aanvraag door de sportvereniging.

Art. 76.De minister kan de erkenning intrekken wegens de niet-naleving van de voorwaarden, vermeld in artikel 74, nadat aan de sportvereniging in kwestie of aan een gemandateerde persoon de gelegenheid werd geboden te worden gehoord.

TITEL IV. - Handhaving HOOFDSTUK I. - Toezicht op de voorwaarden inzake de leeftijdsgrenzen, de opleiding, de preventieve gezondheidscontrole, de risicovechtsporten of sportmedische keuring

Art. 77.§ 1. De administratie kan een dossier openen zodra ze kennis krijgt van een mogelijke overtreding van de voorwaarden inzake de leeftijdsgrenzen, de opleiding, de preventieve gezondheidscontrole, de risicovechtsporten of sportmedische keuring. Elk dossier wordt bijgehouden en opgevolgd door de administratie. § 2. Elk dossier bevat, zo mogelijk en in voorkomend geval : 1° een omschrijving van de reden die aanleiding heeft gegeven tot het openen van het dossier;2° de vermelding van de datum van de opening van het dossier;3° een inventaris van de stukken, met vermelding van de datum van de opname in het dossier;4° de identiteit van de vermoedelijke overtreders;5° een afschrift van het proces-verbaal waarin de vermoedelijke overtreding van de voorwaarden inzake de leeftijdsgrenzen, de opleiding, de preventieve gezondheidscontrole, de risicovechtsporten of de sportmedische keuring wordt vastgesteld;6° een afschrift van alle andere stukken die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier. HOOFDSTUK II. - Toezicht op keuringscentra en keuringsartsen

Art. 78.Voor het toezicht op keuringscentra en keuringsartsen hebben de ambtenaren van de administratie toegang tot de onderzoeksruimten en krijgen zij, op hun verzoek, inzage in de medische dossiers.

Die ambtenaren moeten evenwel aan de twee onderstaande voorwaarden voldoen : 1° ze zijn arts of master in de geneeskunde;2° ze zijn houder van een van de volgende diploma's : a) licentie in de lichamelijke opvoeding;b) master in de lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen;c) bijzondere licentie in de lichamelijke opvoeding en de sportgeneeskunde;d) licentie in de sportgeneeskunde;e) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de sportgeneeskunde;f) master in de sportgeneeskunde.

Art. 79.De leidend ambtenaar van de administratie wijst de ambtenaren aan, vermeld in artikel 49, § 1, van het decreet. De aangewezen ambtenaar stelt een verslag op van alle relevante vaststellingen over de controles, vermeld in artikel 21 en 26 van het decreet. HOOFDSTUK III. - Toezicht op de tenuitvoerlegging van disciplinaire maatregelen

Art. 80.§ 1. De leidend ambtenaar van de administratie wijst de ambtenaren aan die moeten toezien op de tenuitvoerlegging van de disciplinaire maatregelen, overeenkomstig artikel 47, § 5, eerste lid, van het decreet. § 2. De ambtenaren, vermeld in § 1, oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de tenuitvoerlegging van de disciplinaire maatregelen door de sportverenigingen. De sportverenigingen verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Ze bezorgen aan de ambtenaren, op hun eenvoudig verzoek, de nuttige stukken voor de uitvoering van de toezichtsopdracht. § 3. De ambtenaren, vermeld in § 1, nemen hun bevindingen op in een verslag. Een afschrift van het verslag wordt bezorgd aan de sportvereniging en eventueel aan de betrokken sporter.

Als de betrokken ambtenaar vaststelt dat een sporter het opgelegde verbod om aan enige wedstrijd deel te nemen, niet naleeft, bezorgt de ambtenaar een afschrift van het verslag aan de voorzitter van de disciplinaire commissie. HOOFDSTUK IV. - Verslaggeving

Art. 81.De sportvereniging brengt de administratie op de hoogte van alle statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen, vermeld in artikel 11, 1°, van het decreet. Elke wijziging of aanvulling van die bepalingen wordt onmiddellijk aan de administratie meegedeeld.

Art. 82.Jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, stuurt de sportvereniging het verslag, vermeld in artikel 11, 2°, van het decreet, naar de administratie.

Art. 83.De minister kan aanvullende bepalingen over de verslaggeving, vermeld in artikel 11 van het decreet, vastleggen. HOOFDSTUK V. - Mededeling van geplande sportmanifestaties, verblijfsgegevens en dopingcontroles buiten wedstrijdverband

Art. 84.§ 1. Overeenkomstig artikel 12, 1°, van het decreet brengt de sportvereniging de administratie minstens veertien kalenderdagen op voorhand op de hoogte van alle geplande sportmanifestaties, georganiseerde voorbereidingen en van elke wijziging in die planning.

Die mededeling vermeldt : 1° aard van de geplande sportmanifestatie of van de georganiseerde voorbereiding;2° gemeente, precieze plaats, datum en aanvangsuur en waarschijnlijke duur van de geplande sportmanifestaties, of van de georganiseerde voorbereiding;3° naam, adres en telefoonnummer van de afgevaardigde van de sportvereniging of in voorkomend geval van de organisator. De minister kan aanvullende bepalingen opleggen. § 2. De sportverenigingen bezorgen de gegevens over de elitesporters, vermeld in artikel 14 van het decreet, via de betrokken sportfederatie aan de administratie. Daarbij moet de sportvereniging waarbij de elitesporter is aangesloten, vermeld worden.

De minister kan aanvullende bepalingen opleggen.

TITEL V. - Budgettaire bepalingen

Art. 85.§ 1. De minister stelt de lijst vast van getalenteerde sporters als vermeld in artikel 1, 18°. De minister kan beslissen om die sporters in te delen in verschillende niveaus.

Binnen de begrotingskredieten voorziet de minister in een tegemoetkoming voor de sportmedische keuring en begeleiding van deze getalenteerde sporters, in overeenstemming met § 2 tot en met § 4.

De tegemoetkoming bestaat uit een vaste en een variabele toelage. § 2. Elk erkend keuringscentrum ontvangt een vaste toelage van 10.000 euro op jaarbasis, op voorwaarde dat het keuringscentrum het rapport, vermeld in artikel 7, derde lid, 7°, tijdig bezorgt en schriftelijk verklaart dat het de controle van zijn boekhouding toestaat door de bevoegde administratie of door de instanties die daartoe door de administratie gemachtigd zijn. § 3. Elk erkend keuringscentrum ontvangt een variabele toelage op basis van de prestaties die het levert in het kader van de sportmedische keuring en begeleiding van getalenteerde sporters.

Jaarlijks stelt de minister voor elke getalenteerde sporter een toelage vast voor de sportmedische keuring en begeleiding, van maximaal 550 euro op jaarbasis. In voorkomend geval kan de minister daarbij een onderscheid maken volgens de verschillende niveaus waarin de getalenteerde sporters werden ingedeeld.

Die kredieten kunnen worden opgenomen ter financiering van een aantal vooraf door de minister bepaalde prestaties inzake keuring of begeleiding. De minister legt de toelage per prestatie vast.

Elke prestatie die de getalenteerde sporter geniet, wordt door het keuringscentrum in kwestie in het eenvormige sportmedische dossier ingevoerd.

Nadat de administratie een overzicht van de prestaties heeft ontvangen, betaalt ze die rechtstreeks aan het keuringscentrum in kwestie.

De prestaties worden uitbetaald nadat de facturen ingediend zijn en nadat de administratie de volgende voor te leggen stukken heeft goedgekeurd : 1° een voor waar en echt verklaarde schuldvordering;2° de bewijsstukken met betrekking tot de uitgevoerde prestaties. § 4. De minister kan de nodige maatregelen treffen ter uitvoering van deze bepaling.

Art. 86.Binnen de begrotingskredieten kan de minister toelagen toekennen voor het wetenschappelijk onderzoek over de medisch verantwoorde sportbeoefening en het dopinggebruik.

Een toelage kan worden verleend als daartoe bij de administratie een aanvraag met een onderzoeksvoorstel wordt ingediend.

Bij de beoordeling van de aanvraag door de minister kan hij advies vragen aan de expertencommissie medisch verantwoord sporten. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de haalbaarheid en de kwaliteit van het onderzoeksvoorstel, de relevantie ervan voor het beleid en de omvang ervan in relatie tot de beschikbare middelen.

De minister kan de nodige maatregelen treffen ter uitvoering van deze bepaling.

Art. 87.De bedragen, vermeld in dit besluit, volgen de ontwikkeling van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast volgens de volgende formule : gezondheidsindex x (op 1 januari) gezondheidsindex x-1 (op 1 januari) TITEL VI. - Slotbepalingen

Art. 88.Voor de toepassing van dit besluit wordt een aangetekende brief de eerste werkdag na de dag van de verzending ervan geacht ontvangen te zijn.

Art. 89.Elke beroepskwalificatie, vermeld in dit besluit, wordt gelijkgesteld met een volgens de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, overeenstemmende beroepskwalificatie.

Art. 90.De minister kan de beslissingsbevoegdheden die hem bij dit besluit worden verleend, delegeren aan een of meer ambtenaren.

Art. 91.In artikel 3, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake medisch verantwoorde sportbeoefening bij de deelname van minderjarigen aan sportmanifestaties, proeven, wedstrijden en opleidingen in bepaalde sporttakken worden de woorden « artikel 5 » vervangen door de woorden « artikel 5, 1° tot en met 7° en 9° tot en met 16° ».

Art. 92.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende uitvoering van het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening;2° het ministerieel besluit van 30 december 1993 houdende nadere bepalingen betreffende de erkenning van keuringsartsen.

Art. 93.De besluiten, genomen ter uitvoering van het besluit, vermeld in artikel 92, 1°, blijven van kracht totdat hun geldigheidsduur verstreken is of totdat ze uitdrukkelijk opgeheven of gewijzigd worden.

De erkenningen van controleartsen en controlelaboratoria, genomen ter uitvoering van het besluit, vermeld in artikel 92, 1°, blijven van kracht totdat hun geldigheidsduur verstreken is, maar vervallen uiterlijk op 1 januari 2009.

De erkenningen van keuringscentra en keuringsartsen, genomen ter uitvoering van het besluit, vermeld in artikel 92, 1°, blijven van kracht totdat hun geldigheidsduur verstreken is, maar vervallen uiterlijk op 1 januari 2009.

Het Protocol van 21 november 2000 betreffende de dopingbestrijding in Vlaanderen blijft van kracht zolang het de principiële en blijvende goedkeuring van de Minister van Justitie en de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaamse minister bevoegd voor dopingcontrole en de medische sportcontrole, blijft genieten.

Art. 94.Met behoud van de toepassing van het tweede lid, treedt het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening in werking op 1 augustus 2008, met uitzondering van artikel 53, § 2, van het decreet dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2008.

De disciplinaire afhandeling van feiten die aanleiding geven tot de vaststelling van dopingpraktijken en die gepleegd of vastgesteld zijn voor 1 augustus 2008, blijft onderworpen aan de disciplinaire bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening.

De disciplinaire afhandeling van feiten die aanleiding geven tot de vaststelling van dopingpraktijken en die gepleegd zijn door of vastgesteld zijn ten aanzien van een elitesporter tussen 1 augustus 2008 en 1 oktober 2008 zal, als de interne tuchtregeling van de sportvereniging van deze elitesporter op datum van de bovenvermelde feiten nog niet erkend is overeenkomstig artikel 35 van het decreet, gebeuren door de disciplinaire organen vermeld in de artikelen 32 en 33 van het decreet, overeenkomstig de artikelen 36 tot en met 48 van het decreet, op kosten van deze sportvereniging.

In voornoemd geval wordt de einduitspraak vermoed te zijn overgenomen door de sportvereniging en is ze om die reden vatbaar voor beroep bij het Internationaal Sporttribunaal door de elitesporter en de personen of instanties vermeld in artikel 35 § 2, 7° van het decreet.

Art. 95.Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2008, met uitzondering van artikel 85, dat in werking treedt op 1 januari 2009.

Art. 96.De Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 juni 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX

^