Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 mei 2011
gepubliceerd op 29 augustus 2011

Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid

bron
vlaamse overheid
numac
2011035665
pub.
29/08/2011
prom.
20/05/2011
ELI
eli/besluit/2011/05/20/2011035665/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 MEI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, artikel 10.1.1, 11.1.1, § 1, eerste lid en § 2, 11.1.4, 1°, 11.1.5, eerste lid, 11.2.1, § 1, eerste lid, 11.2.2, §§ 1 en 3, en 11.2.3, §§ 1 en 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 december 2010;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 24 februari 2011;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 25 februari 2011;

Gelet op het feit dat voldaan is aan de formaliteiten voorgeschreven bij de Richtlijn 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;

Gelet op advies nr. 49.416/3 van de Raad van State, gegeven op 5 april 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) de lidstaten oplegt een verbeterde energieprestatie van gebouwen te stimuleren via het vaststellen van een berekeningsmethodiek en het vaststellen van eisen met betrekking tot energieprestaties voor zowel nieuwe als bestaande gebouwen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In artikel 1.1.1, § 2 van het van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 14° wordt het woord « certificatendatabank » vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank »;2° in punt 15° wordt het woord « certificatendatabank » vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank ». HOOFDSTUK II. - Aanpassing EPB-eisen en berekeningsmethodiek Afdeling I. - Aanpassing EPB-eisen

Art. 2.Aan artikel 9.1.1 van hetzelfde besluit wordt een tweede, derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Indien gedurende of voor de start van de werken een wijziging van een bestaande stedenbouwkundige vergunning wordt gevraagd en het voorwerp van deze aanvraag betreft een uitbreiding van het gebouw met subdossiers, dan zijn op die subdossiers de EPB-eisen van toepassing die gelden op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van de wijzigende stedenbouwkundige vergunning. Indien echter voor het hele gebouw, inclusief de aangevraagde wijzigingen, een volledig nieuwe stedenbouwkundige vergunning wordt verleend, dan zijn de EPB-eisen die gelden op het moment van deze laatste aanvraag van toepassing.

In afwijking van het tweede lid gelden de EPB-eisen die van toepassing waren op het moment van de oorspronkelijke aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning indien de aangevraagde wijziging van de bestaande stedenbouwkundige vergunning geen uitbreiding van het gebouw met subdossiers bevat.

In afwijking van het eerste lid, het tweede en het derde lid, worden gebouwen waarvoor de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning een regularisatie van een bouwmisdrijf betreft, onderworpen aan de EPB-eisen die van toepassing waren op het moment dat de werken, die het voorwerp uitmaken van de aanvraag, gestart werden. »

Art. 3.In artikel 9.1.2 van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° voor het gebouw als geheel mag het peil van globale warmte-isolatie niet meer bedragen dan : a) K45, als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt voor 1 januari 2012;b) K40, als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2012;».

Art. 4.Aan artikel 9.1.3 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Nieuw op te richten industriële gebouwen waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2012, voldoen aan elk van de volgende eisen : 1° voor het gebouw als geheel mag het peil van globale warmte-isolatie niet meer bedragen dan K40;2° de constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt of aan de minimale warmteweerstand zoals vastgelegd in bijlage VII bij dit besluit.»

Art. 5.In artikel 9.1.9 van hetzelfde besluit worden de woorden « 800 m » vervangen door de woorden « 800 m3 ».

Art. 6.In artikel 9.1.11 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het E-peil van nieuw op te richten woongebouwen bedraagt niet meer dan : 1° E100, als de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt voor 1 januari 2010;2° E80, als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2010;3° E70, als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2012;4° E60, als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014. Het E-peil van nieuw op te richten kantoor- en schoolgebouwen bedraagt niet meer dan : 1° E100, als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt voor 1 januari 2012;2° E70, als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2012;3° E60, als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014.».

Art. 7.In titel IX, hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling III/1, die bestaat uit artikel 9.1.12/1, ingevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling III/1. - Netto-energiebehoefte voor verwarming Art. 9.1.12/1. § 1. De netto-energiebehoefte voor verwarming van nieuw op te richten woongebouwen waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2012, mag niet hoger zijn dan 70 kWh/m2 per jaar. § 2. Elke wooneenheid van nieuw op te richten woongebouwen dient afzonderlijk aan de eis op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming, vermeld in paragraaf 1, te voldoen. »

Art. 8.In artikel 9.1.13 van hetzelfde besluit wordt na de woorden « stedenbouwkundige vergunning » en voor de woorden « een EPB-haalbaarheidsstudie » de woorden « of na de melding » ingevoegd.

Art. 9.In artikel 9.1.16, § 1, 2°, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « inzake ventilatie wordt » en de woorden « voldaan aan » de woorden « voor het nieuw gebouwde toegevoegde deel » ingevoegd.

Art. 10.In artikel 9.1.17 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° de nieuwe, vernieuwde en verbouwde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt of aan de minimale warmteweerstand zoals vastgelegd in bijlage VII bij dit besluit.»; 2° in punt 2° wordt het woord « ramen » vervangen door het woord « vensters ».

Art. 11.Aan artikel 9.1.19 van hetzelfde besluit wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° de nieuwe, vernieuwde en verbouwde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt of aan de minimale warmteweerstand zoals vastgelegd in bijlage VII bij dit besluit. »

Art. 12.Artikel 9.1.23 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 9.1.23. Voor beschermde monumenten en bestaande gebouwen die deel uitmaken van een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, zijn de volgende eisen van toepassing : 1° bij herbouw en uitbreiding, de eisen, vermeld in de artikelen 9.1.15 en 9.1.16; 2° bij verbouwing, de maximale U-waarden en minimale R-waarden, vermeld in bijlage VII, die bij dit besluit is gevoegd, wat betreft de daken en vloeren. In afwijking van het eerste lid, 2° kan van die eisen worden afgeweken, voor zover de toepassing van die eisen het karakter of aanzicht van het gebouw op onaanvaardbare wijze zou veranderen. ».

Art. 13.In artikel 9.1.30 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt tussen de woorden « vermeld in » en de woorden « artikel 9.1.28 » de woorden « artikel 9.1.23, tweede lid en » ingevoegd; 2° in paragraaf 3 wordt tussen de woorden « vermeld in » en de woorden « artikel 9.1.28 » de woorden « artikel 9.1.23, tweede lid en » ingevoegd.

Art. 14.In hetzelfde besluit wordt de bijlage VII vervangen door de bijlage I die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 15.In bijlage IX wordt een punt 1/1 ingevoegd dat luidt als volgt : « 1/1. De ventilatievoorzieningen in de ruimten van woongebouwen die worden verbouwd en waar vensters worden vervangen of toegevoegd, moeten voor de luchttoevoer-eisen voldoen aan het minimum van : - de debieten bepaald volgens tabel 1 van de norm NBN D50-001; - 45 m3/h per lopende meter venster dat vervangen of toegevoegd wordt. »

Art. 16.In bijlage X worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 7.2 wordt een nieuwe alinea toegevoegd, die luidt als volgt : « De ventilatievoorzieningen in de ruimten van niet-residentiële gebouwen die worden verbouwd en waar vensters worden vervangen of toegevoegd, moeten voor de luchttoevoereisen voldoen aan het minimum van : - de debieten bepaald volgens 7.2.1 of 7.2.2 - 45 m3/h per lopende meter venster dat vervangen of toegevoegd wordt. » 2° in punt 7.2.1 wordt onder aan tabel 1 een nieuwe rij toegevoegd, die luidt als volgt :

Opslagmagazijn

100


3° in punt 7.2.2 wordt een nieuwe lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van de eerste alinea gelden voor traphallen en voor laad- en losruimtes in industriële gebouwen geen ventilatie-eisen. Het is wel aanbevolen om voorzieningen conform de NBN EN 13779 te treffen. » Afdeling II. - Aanpassing van de berekeningsmethodiek

Art. 17.In bijlage V worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1 worden de woorden « NBN EN 60034-1 :2005 » vervangen door de woorden « NBN EN 60034-1:2010 »;2° in punt 2 wordt in de definitie voor eindenergieverbruik voor verwarming de zinsnede « , inclusief de hulpenergie voor het functioneren van de installatie, » opgeheven;3° in punt 2 wordt bij de definitie van karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik het woord « zelfopgewekte » vervangen door het woord « zelfgeproduceerde », en worden de woorden « een installatie voor gecombineerde warmtekrachtopwekking » vervangen door de woorden « een WKK-installatie »;4° in punt 2 wordt bij de definitie van (Gebouwgebonden) warmtekrachtopwekking (WKK) het woord « warmtekrachtopwekking » vervangen door het woord « warmtekrachtkoppeling » en wordt het woord « opwekking » vervangen door het woord « productie »;5° aan punt 2 wordt een definitie toegevoegd, die luidt als volgt : « Maximaal elektrisch vermogen van een elektromotor (of van een elektromotor-ventilator combinatie) : het maximale elektrisch vermogen dat de elektromotor (of de elektromotor-ventilator combinatie) bij continu bedrijf kan opnemen, in voorkomend geval met inbegrip van alle voorschakelapparatuur.Het elektrisch vermogen wordt dus gemeten ter hoogte van de netvoeding. Continu bedrijf is gedefinieerd in NBN EN 60034-1 (Duty type S1). » ; 6° in punt 2 wordt de definitie van woongebouw opgeheven; 7° aan punt 3 wordt het symbool « q » met de betekenis « volumedebiet » en de eenheid « m;/h » toegevoegd; 8° in punt 4 wordt in de vierde alinea het woord « opgewerkt » vervangen door het woord « geproduceerd »;9° in punt 4 wordt in de vijfde alinea het woord « zelfopgewerkte » telkens vervangen door het woord « zelfgeproduceerde »; 10° in punt 5.2 wordt de zin « Het BV moet minstens alle (continu of intermitterend) verwarmde (en/of gekoelde) ruimten omvatten die behoren tot het beschouwde gebouw of tot de beschouwde uitbreiding. » vervangen door « Het BV moet minstens alle ruimten van het beschouwde gebouw of van de beschouwde uitbreiding omvatten die voorzien zijn van warmteafgifte- en/of koudeafgifte-elementen (radiatoren, vloerverwarming, warme lucht inblaasmonden, ventiloconvectoren, enzovoort). »; 11° in punt 7.3 wordt in de formules voor de bepaling van Qwater,bath i,net,m en Qwater,sink i,net,m de komma telkens vervangen door een puntkomma; 12° in punt 7.6 wordt het symbool « tauheat,sec i,m » telkens vervangen door het symbool « tauheat,sec i »; 13° in punt 7.8.1 wordt het woord « maandgemiddeld » telkens vervangen door het woord « gemiddeld »; 14° in punt 7.8.3 wordt voor de zin « Zo niet zijn de volgende ontstenteniswaarden van toepassing, in m3/(h.m2) » een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt :


« Als er in intensieve ventilatie voorzien is door het openen van vensters overeenkomstig de vooraf door de minister erkende regels, wordt het lekdebiet bij 50 Pa per eenheid oppervlakte Apv50, heat en Apv50, cool, in m3/h.m2) bepaald door de minister. »;


15° punt 7.8.4 wordt vervangen door wat volgt : « 7.8.4. Bewust ventilatiedebiet Bepaal het bewust ventilatiedebiet van energiesector i als :


met : msec ieen vermenigvuldigingsfactor die functie is van het ventilatiesysteem in energiesector i en de kwaliteit van de uitvoering ervan;

VEPW het totale volume van het « EPW-volume », in m3, zie 6;

Vseci het volume van energiesector i, in m3. freduc vent, seci een reductiefactor voor ventilatie in energiesector i.

De waarde bij ontstentenis voor freduc,vent, seci is 1. Gunstigere waarden kunnen in rekening worden gebracht als die bepaald zijn overeenkomstig vooraf door de minister vastgelegde regels of, wanneer geen regels vastgelegd zijn, volgens het principe van gelijkwaardigheid.

De waarde van de vermenigvuldigingsfactor msec i kan variëren tussen 1,0 en 1,5. De waarde bij ontstentenis van msec i is 1,5. Om gunstigere waarden te bepalen wordt verwezen naar bijlage B. »; 16° in punt 8.2 wordt het symbool « HT,overh,sec i,m » telkens vervangen door het symbool « HT,overh,sec i » : 17° in punt 8.2 wordt het symbool « HV,overh,sec i,m » telkens vervangen door het symbool « HV,overh,sec i »; 18° in punt 8.2 wordt het symbool « tauoverh,sec i,m » telkens vervangen door het symbool « tauoverh,sec i »; 19° in punt 8.4 wordt het symbool « taucool,sec i,m » telkens vervangen door het symbool « taucool,sec i »; 20° in punt 8.4 wordt bij de definitie van « HT,cool,sec i » het symbool « HT,overh,sec i,m » vervangen door het symbool « HT,overh,sec i »; 21° in punt 9.1 wordt het woord « warmtekrachtinstallaties » vervangen door het woord « WKK-installaties »; 22° in punt 9.1 wordt het woord « hydronische » vervangen door het woord « hydraulische »; 23° in punt 10.2.2 wordt bij de definitie van fheat,m,pref het woord « maandgemiddelde » vervangen door het woord « maandelijkse »; 24° in punt 10.2.2 worden de woorden « ontleed aan Tabel 9(-). Indien er slechts 1 toestel is, geldt fheat,m,pref =1. » vervangen door de woorden « zoals hieronder bepaald »; 25° in punt 10.2.2 wordt bij de definitie van fas,heat,sec i,m de verwijzing naar « 10.4.1 » vervangen door « 10.4 »; 26° in punt 10.2.2 worden bij de definitie van fas,heat,sec i,m de woorden « indien er geen thermisch zonne-energiesysteem is dat bijdraagt tot de ruimteverwarming van energiesector i, bedraagt de waarde van fas,heat,sec i,m 0. » opgeheven; 27° in punt 10.2.2 wordt het woord « maandgemiddeld » tussen het woord « het » en het woord « opwekkingsrendement » telkens opgeheven; 28° in punt 10.2.2 wordt de zinsnede « voor de groepering van preferente en niet-preferente warmteopwekkers gelden dezelfde regels als gespecificeerd in 7.1 en 7.3.1 van bijlage VI bij dit besluit (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoren en scholen) » en tabel 9 vervangen door wat volgt : « Voor de groepering van toestellen en de opdeling in preferente en niet-preferente warmteopwekkers gelden dezelfde regels als gespecificeerd in 7.1, 7.2.1 en 7.3.1 van bijlage VI bij dit besluit (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoren en scholen).

Bepaal de maandelijkse fractie van de totale hoeveelheid warmte die door de preferent geschakelde warmteopwekker(s) wordt geleverd, als volgt : - als er slechts één type toestel is, geldt : fheat,m,pref = 1; - als het preferente toestel een waterketel, warme lucht generator, elektrische weerstandsverwarming of warmtepomp is, ontleen dan de waarden voor fheat,m,pref aan tabel 9. Om het aandeel in het totale geïnstalleerde vermogen te bepalen, gelden dezelfde regels als gespecificeerd in 7.3.1 van bijlage VI bij dit besluit. - als het preferente toestel een gebouwgebonden WKK-installatie is, ontleen dan de waarde voor fheat,m,pref aan tabel 9a.

Tabel 9 : Waarden van de maandelijkse fractie in functie van het aandeel van het preferente warmteopwekkingssysteem in het totaal geïnstalleerd vermogen - preferente opwekkers die geen gebouwgebonden WKK zijn


Tabel 9a : Waarden van de maandelijkse fractie - preferente opwekker is gebouwgebonden WKK


De symbolen in de tabel zijn als volgt gedefinieerd : xmeen hulpvariabele, zoals bepaald in bijlage A.5 van bijlage VI bij dit besluit (-);

Vstor,cogen de waterinhoud van het buffervat, dat dient voor de opslag van de warmte die geleverd wordt door de WKK-installatie, in m3;

Vstor,30 min de minimale waterinhoud van een buffervat om dertig minuten warmteproductie van de gebouwgebonden WKK-installatie op vol vermogen op te slaan, in m3, zoals bepaald in bijlage A.6 van bijlage VI bij dit besluit. »; 29° in punt 10.2.3.2 wordt in de titel van tabel 10 tussen de woorden « met uitzondering van » en het woord « warmtepompen » het woord « elektrische » ingevoegd;


30° in punt 10.2.3.2 wordt de definitie van g@cogen,th vervangen door wat volgt : « het thermisch omzettingsrendement voor gebouwgebonden warmtekrachtkoppeling, zoals bepaald in bijlage A.2 van bijlage VI bij dit besluit (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoren en scholen) »;


31° aan punt 10.2.3.2 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De minister kan nadere specificaties vastleggen om het rendement van de externe warmtelevering te berekenen. »; 32° In punt 10.2.3.3 wordt de zinsnede « COPtest de prestatiecoëfficiënt (coefficient of performance) van de warmtepomp volgens NBN EN 14511 onder de testomstandigheden omschreven als « standard rating conditions » in deel 2 van de norm. » vervangen door wat volgt : « COPtest de prestatiecoëfficiënt (coefficient of performance) van de warmtepomp bepaald volgens NBN EN 14511 bij de volgende testomstandigheden :


NOTA : sommige testomstandigheden komen overeen met de « standard rating conditions » in NBN EN 14511-2, andere met de « application rating conditions ». De testomstandigheden voor de directe opwarming van buitenlucht en voor het gebruik van alleen afgevoerde lucht voor de opwarming van water vormen een toevoeging : die specifieke combinaties of temperatuursomstandigheden komen niet als zodanig voor in de norm. »; 33° in punt 10.3.2 wordt het woord « maandgemiddelde » vervangen door het woord « maandelijkse »; 34° in punt 10.3.2 worden in de definitie van fwater,m,pref tussen de woorden « de totale warmtelevering » en de woorden « welke door » de woorden « voor de bereiding van warm tapwater » ingevoegd; 35° in punt 10.3.2 worden in de definitie van fwater,m,pref na de woorden « ontleen dan de waarde aan Tabel 9 » de volgende woorden toegevoegd « of aan Tabel 9a, naargelang het geval. »; 36° in punt 10.3.2 wordt de definitie van fas,m vervangen door wat volgt : « het aandeel van de totale warmtebehoefte dat door het thermisch zonne-energiesysteem gedekt wordt, bepaald volgens 10.4. Met indices « water,bath i » en « water,sink i » voor de warm tapwater bereiding van respectievelijk douche/bad i en keukenaanrecht i (-); ». 37° in punt 10.3.2 wordt het woord « maandgemiddeld » telkens vervangen door het woord « maandelijks »;


38° in punt 10.3.3.2 wordt in tabel 11 « g@cogen,th + 0,05 » vervangen door « g@cogen,th » en wordt « g@cogen,th » vervangen door « °acogen,th - 0,05 »; 39° in punt 10.3.3.2 wordt de definitie van g@cogen,th vervangen door wat volgt : « het thermisch omzettingsrendement voor gebouwgebonden warmtekrachtkoppeling, zoals bepaald in bijlage A.2 van bijlage VI bij dit besluit (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoren en scholen); »


40° aan punt 10.3.3.2 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De minister kan nadere specificaties vastleggen om het rendement van de externe warmtelevering te berekenen. »; 41° aan punt 10.4 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Bepaal de maandelijkse nuttige energiebijdrage van een thermisch zonne-energieysteem als volgt : ? als het zowel voor ruimteverwarming als voor warm tapwater dient, volgens 10.4.1. indien het enkel voor de bereiding van warm tapwater dient, volgens 10.4.2; ? als er geen thermisch zonne-energiesysteem is dat bijdraagt tot de ruimteverwarming van energiesector i, bedraagt de waarde van fas,heat,sec i,m 0. Als een beschouwde warm tapwaterstroom (van bad/douche i, respectievelijk van een aanrecht i) niet met een thermisch zonne-energiesysteem voorverwarmd wordt, bedraagt de waarde van fas,water,bath i,m respectievelijk fas,water,sink i,m 0. »; 42° in punt 10.4.1.1 worden tussen de woorden « Er dient gesommeerd te worden « en de woorden « over alle energiesectoren i waaraan het zonne-energiesysteem warmte voor ruimteverwarming levert. » de woorden « over alle oriëntaties j en » ingevoegd; 43° in punt 10.4.2.1 worden in de definitie van Qdemand,as,water,m tussen het woord « warmtevraag » en de woorden « van de installatie » de woorden « voor de bereiding van warm tapwater » ingevoegd; 44° in punt 11.1.2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « toestellen j » worden vervangen door de woorden « type toestellen j »;b) de woorden « toestel j » worden vervangen door de woorden « type toestel j »;c) de woorden « het toestel bediend » worden vervangen door de woorden « het type toestel bediend » d) in tabel 12 worden de woorden « extra pomp tussen ketel en verzamel/verdeelleidingen » vervangen door de woorden « extra pomp tussen warmteopwekkingstoestel en verzamel/verdeelleidingen »; 45° punt 11.2.2.2.2 wordt vervangen door wat volgt : « 11.2.2.2.2. Rekenwaarde op basis van het geïnstalleerde elektrisch vermogen Bepaal de rekenwaarde voor het gemiddelde elektrisch vermogen op 1 van de volgende 2 manieren : ? de helft van het maximale elektrisch vermogen van de elektromotor, in W; ? de helft van het maximale elektrisch vermogen van de elektromotor-ventilator combinatie, in W. Voor de definitie van het maximale elektrisch vermogen wordt verwezen naar 2. »; 46° punt 11.2.3.2.2 wordt vervangen door wat volgt : « 11.2.3.2.2. Rekenwaarde op basis van het geïnstalleerde elektrisch vermogen Bepaal de rekenwaarde voor het gemiddelde elektrisch vermogen op 1 van de volgende 2 manieren : ? het maximale elektrisch vermogen van de elektromotor, in W; ? het maximale elektrisch vermogen van de elektromotor-ventilator combinatie, in W. Voor de definitie van het maximale elektrisch vermogen wordt verwezen naar 2. »; 47° de titel van punt 12 wordt vervangen door wat volgt : « maandelijkse elektriciteitsproductie van fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op het gebouw en van gebouwgebonden warmtekrachtkoppeling »;48° in punt 12 wordt het woord « elektriciteitsopwekking » telkens vervangen door het woord « elektriciteitsproductie »; 49° in punt 12.1.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « een gebouwgebonden fotovoltaïsch zonne-energiesysteem » worden vervangen door de woorden « een fotovoltaïsch zonne-energiesysteem op het gebouw »; b) het laatste lid wordt vervangen door wat volgt : « Enkel fotovoltaïsche zonne-energiesystemen die volledig geplaatst zijn op het gebouw waar het beschouwde EPW- of EPU-volume deel van uitmaakt (d.w.z. op daken of gevels), worden beschouwd. Andere systemen op het eigen perceel worden niet beschouwd, bv. systemen boven een parkeerterrein of op het dak van andere, vrijstaande gebouwen (bv. garage of atelier). In geval van eengezinswoningen wordt de volledige productie van het systeem (of de systemen) toegekend aan het EPW-volume waarvoor het E-peil berekend wordt. In alle andere gevallen wordt de totale productie van alle systemen die op het gebouw bevestigd zijn, als volgt verdeeld : de fractie die aan een bepaald EPW- of EPU-volume toegekend wordt is gelijk aan de verhouding van het volume van het beschouwde EPW- of EPU-volume tot het totale volume van het gebouw met inbegrip van alle onverwarmde ruimten (bv. onverwarmde zolders, serres, kelders, ondergrondse parkeergarages,...). » 50° punt 12.1.3 wordt vervangen door wat volgt : « 12.1.3 Reductiefactor RFpv Ontleen de vaste waarde voor de reductiefactor aan tabel 15.

Tabel 15 : Reductiefactor RFpv van het PV-systeem RFpv = 0.75 ». 51° punt 12.2.1 wordt vervangen door wat volgt : « 12.2.1 Principe In een WKK-installatie wordt gelijktijdig warmte en elektriciteit geproduceerd. Het eindenergieverbruik (dit wil zeggen het brandstofverbruik) van WKK wordt berekend in 10.2.2. en 10.2.3. In dit hoofdstuk 12.2 wordt de elektriciteitsproductie door WKK bepaald. In 13.8 wordt de elektriciteitsproductie omgerekend naar de uitgespaarde hoeveelheid primaire energie. »; 52° punt 12.2.2 wordt vervangen door wat volgt : « 12.2.2. Elektriciteitsproductie Bepaal de hoeveelheid elektriciteit die door een gebouwgebonden WKK-installatie i geproduceerd wordt met :


met : g@°acogen,elechet elektrisch omzettingsrendement van de WKK-installatie, zoals bepaald in bijlage A.2 van bijlage VI bij dit besluit (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoren en scholen);

Qcogen,final,i,m het maandelijks eindenergieverbruik van WKK-installatie i, zoals hieronder bepaald, in MJ. Bepaal het maandelijks eindenergieverbruik van WKK-installatie i, overeenkomend met de hoeveelheid warmte die de installatie nuttig aan het gebouw kan leveren, met :


met :

fheat,m,pref

het aandeel van WKK in de warmtelevering van energiesector i, bepaald volgens 10.2.2;

fas,m

het aandeel van de totale warmtebehoefte dat door het thermische zonne-energiesysteem gedekt wordt, bepaald volgens 10.4. Met indices « heat, sec i » voor de warmtebehoefte van energiesector i en « water,bath i » en « water,sink i » voor de warm tapwater bereiding van respectievelijk douche of bad i en keukenaanrecht i (-);

Qheat,gross,seci,m

de maandelijkse bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming van energiesector i, bepaald volgens 9.2.1, in MJ;

ghgen,heat,cogen

het maandelijks opwekkingsrendement van de WKK-installatie, bepaald volgens 10.2.3 (-);

fwater,bath i,m,pref

het aandeel van WKK in de warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater voor douche of bad i, bepaald volgens 10.3.2;

Qwater,bath i,gross,m

de maandelijkse bruto energiebehoefte voor het warm tapwater voor douche of bad i, bepaald volgens 9.3.1, in MJ;

ghgen,water,bath i,m,cogen

het maandelijkse opwekkingsrendement van de WKK-installatie voor de bereiding van het warm tapwater voor douche of bad i, bepaald volgens 10.3.3 (-);

fwater,sink i,m,pref

het aandeel van WKK in de warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater voor keukenaanrecht i, bepaald volgens 10.3.2;

Qwater,sink i,gross,m

de maandelijkse bruto energiebehoefte voor het warm tapwater voor keukenaanrecht i, bepaald volgens 9.3.1, in MJ;

ghgen,water,sink i,m,cogen

het maandelijkse opwekkingsrendement van de WKK-installatie voor de bereiding van het warm tapwater voor keukenaanrecht i, bepaald volgens 10.3.3 (-).

Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van het « EPW-volume » die verwarmd worden met WKK-installatie i, en over alle douches, baden en keukenaanrechten i van het « EPW-volume » waaraan WKK-installatie i warmte voor de bereiding van warm tapwater levert. »; 53° in punt 13.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het woord « opgewekt » wordt vervangen door het woord « geproduceerd »;b) het woord « warmtekrachtinstallaties » wordt vervangen door het woord « WKK-installaties »;c) de woorden « gebouwgebonden fotovoltaïsche installaties » worden vervangen door « fotovoltaïsche systemen op het gebouw ». 54° in punt 13.2 wordt de definitie van Ep,pv,m vervangen door wat volgt « de maandelijkse primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op het gebouw, in MJ, bepaald volgens 13.7; »; 55° in punt 13.2 wordt de definitie van Ep,cogen,m vervangen door wat volgt « de maandelijkse primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van gebouwgebonden WKK, in MJ, bepaald volgens 13.8; »; 56° in punt 13.5 worden in de toelichting voor Qpilot,m tussen het woord « EPW-volume » en het woord « bepaald » de woorden « en tot de opwekking van warm tapwater voor het « EPW-volume, » ingevoegd; 57° de titel van punt 13.7 wordt vervangen door « De primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op het gebouw »; 58° in punt 13.7 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « Bepaal de equivalente maandelijkse primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op het gebouw als;»; b) het woord « elektriciteitsopwekking » wordt vervangen door het woord « elektriciteitsproductie » c) in de toelichting voor Wpv,m,i worden de woorden « het gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesysteem i » vervangen door de woorden « het fotovoltaïsche zonne-energiesysteem i op het gebouw »; d) de laatste zin wordt vervangen door : « Er dient gesommeerd te worden over alle fotovoltaïsche zonne-energiesystemen i op het gebouw, rekening houdend met de verdelingsregels zoals vastgelegd in 12.1.1. » ; 59° de titel van punt 13.8 wordt vervangen door : « de primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van gebouwgebonden warmtekrachtkoppeling »; 60° de tekst van punt 13.8 wordt vervangen door wat volgt : « Bepaal de equivalente maandelijkse primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van gebouwgebonden WKK-installatie(s) als :


met :

fp

de conventionele omrekenfactor naar primaire energie voor zelfgeproduceerde elektriciteit door middel van WKK, zoals vastgelegd in de hoofdtekst van dit besluit;

Wcogen,i,m

de maandelijkse hoeveelheid elektriciteit die door gebouwgebonden WKK-installatie i geproduceerd wordt, bepaald volgens 12.2.2, in kWh.

Er moet worden gesommeerd over alle gebouwgebonden WKK-installaties i. »;


61° in punt B.2 worden in de toelichting voor de variabele eheat,hr,p de zinnen « De factor rp wordt bepaald zoals hieronder beschreven en ghtest,p is het thermisch rendement van warmteterugwinapparaat p, gemeten volgens NBN EN 308 bij debieten die niet kleiner zijn dan respectievelijk Apvin,p en Apvout,p. De warmte-isolatie van het apparaat moet minstens even goed zijn als in de test; »


vervangen door wat volgt :


« De factor rp wordt bepaald zoals hieronder beschreven. Het thermisch rendement ghtest,p van het warmteterugwinapparaat op plaats p wordt bepaald zoals beschreven in bijlage G. Een waarde voor het thermisch rendement mag alleen gebruikt worden als zowel Apvin,p als Apvout,p niet groter is dan het volumedebiet tijdens de proef zoals gedefinieerd in bijlage G; »;


62° in punt C.2 wordt tussen de woorden « Fs » en « de waarde 0.6 » het woord « (beschaduwingsfactor) » ingevoegd; 63° in bijlage D wordt het symbool « HT,sec i,m » telkens vervangen door het symbool « HT,heat,sec i »; 64° in punt E.3 worden de zinnen « Ze kan in detail berekend worden als invoer voor bovenstaande berekeningen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met het koudebrugeffect van ophangingen, afstandshouders, flenzen, enz. Ook alle speciale en/of niet geïsoleerde segmenten dienen in dit geval als aparte segmenten ingerekend te worden : afsluitkranen, regelaars, ev. ongeïsoleerde bochten, enz. » Vervangen door wat volgt : « Ze kan in detail berekend worden als invoer voor bovenstaande berekeningen. Daarbij dient als basis de vergelijking uit E.3.1 genomen te worden, waarbij de factor 0.6 vervangen wordt door 1. Er moet bovendien rekening gehouden worden met het koudebrugeffect van ophangingen, afstandshouders, flenzen, enz. Ook alle speciale en/of niet geïsoleerde segmenten dienen in dit geval als aparte segmenten ingerekend te worden : afsluitkranen, regelaars, ev. ongeïsoleerde bochten, enz. » 65° in punt E.3 wordt na de zin « Voor meerschalige isolatiemantels wordt direct naar deze norm verwezen, waarbij rekening moet gehouden worden met dezelfde reductiefactor van 0.6 als hieronder gebruikt is » een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De vermenigvuldiger 0.6 houdt er rekening mee dat, als gevolg van niet geïsoleerde delen en koudebruggen, de reële verliezen hoger zijn dan ingeval van perfecte isolatie. De interne warmteovergangsweerstand en de eigen weerstand van de leiding zijn in de formule als verwaarloosbaar klein verondersteld. »; 66° aan bijlage V wordt een bijlage G toegevoegd, die als bijlage II bij dit besluit is gevoegd.

Art. 18.In bijlage VI van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 4 wordt in de toelichting voor V_dot_supply,min,rm r de verwijzing naar hoofdstuk « 6.3 » vervangen door « 6.4 »; 2° in punt 4 wordt in de definitie van Lrm r tussen het woord « een » en het woord « hulpvariabele » het woord « dimensieloze » ingevoegd; 3° in punt 5.2 wordt het symbool « HT,sec i » vervangen door het symbool « HT,heat,sec i »; 4° in punt 5.2 wordt het symbool « tauheat,sec i,m » telkens vervangen door het symbool « tauheat,sec i »; 5° in punt 5.3 wordt het symbool « HT,sec i » vervangen door het symbool « HT,cool,sec i »; 6° in punt 5.3 wordt het symbool « taucool,sec i,m » telkens vervangen door het symbool « taucool,sec i »; 7° punt 5.5.2 wordt vervangen door wat volgt : « 5.5.2 Rekenregel Bepaal de warmteoverdrachtscoëfficiënt door in/exfiltratie en bewuste ventilatie van energiesector i met : ? voor verwarming


? voor koeling


waarin :

HV,heat,seci

de warmteoverdrachtscoëfficiënt door in/exfiltratie en bewuste ventilatie van energiesector i voor de verwarmingsberekeningen, in W/K;

HV,cool,seci

de warmteoverdrachtscoëfficiënt door in/exfiltratie en bewuste ventilatie van energiesector i voor de koelberekeningen, in W/K;

Apvin/exfilt,heat,sec i

Apvin/exfilt,cool,sec i

het in/exfiltratiedebiet doorheen de ondichte gebouwschil in energiesector i, voor respectievelijk de verwarmings- en de koelberekeningen, bepaald volgens 5.5.3, in m3/h;

fvent,heat,j

de conventionele tijdsfractie dat toevoer j in bedrijf is voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens 5.5.5;

fvent,cool,j

de conventionele tijdsfractie dat toevoer j in bedrijf is voor de koelberekeningen, bepaald volgens 5.5.5;

freduc vent, heat,seci,j

een reductiefactor voor ventilatie in energiesector i voor de verwarmingsberekeningen;

freduc vent, cool,seci,j

een reductiefactor voor ventilatie in energiesector i voor de koelberekeningen;

Apvsupply,sec i,j

de deelstroom j van het ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht in energiesector i, in m3/h;

rpreh,heat,sec i

een reductiefactor voor het effect van voorverwarming op de netto energiebehoefte voor ruimteverwarming in energiesector i, bepaald volgens 5.5.4;

rpreh,cool,sec i

een reductiefactor voor het effect van voorverwarming op de netto energiebehoefte voor ruimtekoeling in energiesector i, bepaald volgens 5.5.4.

Er moet worden gesommeerd over alle deelstromen j waaruit het totale ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht van energiesector i is samengesteld.

Als het ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht in een ruimte kleiner is dan de minimale waarde, (zie bijlage X bij dit besluit), dan wordt voor de bepaling van HV gerekend met het minimaal geëiste debiet. Die regel geldt echter niet voor speciale ruimten zoals bedoeld in hoofdstuk 6.4 van bijlage X bij dit besluit.

De waarde bij ontstentenis voor freduc vent, heat,seci,j en freduc vent, cool,seci,j is 1. Gunstigere waarden kunnen in rekening worden gebracht als die bepaald zijn overeenkomstig vooraf door de minister vastgelegde regels of, als er geen regels vastgelegd zijn, volgens het principe van gelijkwaardigheid. »; 8° in punt 5.5.4 worden in de toelichting voor de variabele eheat,hr,p de zinnen


« De factor rp wordt bepaald zoals hieronder beschreven en çtest,p is het thermisch rendement van warmteterugwinapparaat p, gemeten volgens NBN EN 308 bij debieten die niet kleiner zijn dan respectievelijk Apvin,p en Apvout,p. De warmte-isolatie van het apparaat moet minstens even goed zijn als in de test; » vervangen door wat volgt : « De factor rp wordt bepaald zoals hieronder beschreven. Het thermisch rendement çtest,p van het warmteterugwinapparaat op plaats p wordt bepaald zoals beschreven in bijlage G van bijlage V (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen). Een waarde voor het thermisch rendement mag alleen gebruikt worden als zowel Apvin,p als Apvout,p niet groter is dan het volumedebiet tijdens de proef, zoals gedefinieerd in dezelfde bijlage G van bijlage V; »;


9° in punt 6.3 wordt het lid « Voor systemen die niet onder de in dit hoofdstuk beschreven categorieën vallen, dient het systeemrendement voor verwarming en koeling op basis van gelijkwaardigheid bepaald te worden. » vervangen door het lid « Voor systemen die niet onder de in dit hoofdstuk beschreven categorieën vallen, dient het systeemrendement voor verwarming en koeling op basis van vooraf door de minister erkende regels, of desgevallend, op basis van gelijkwaardigheid bepaald te worden. » 10° in punt 7.2.1 worden het vijfde en zesde lid vervangen door wat volgt : « Het eindenergieverbruik voor ruimteverwarming wordt per maand en per energiesector gegeven door :


Het eindenergieverbruik voor bevochtiging wordt per bevochtigingstoestel gegeven door :


waarin :

Qheat,final,seci,m,pref

het maandelijkse eindenergieverbruik van de preferente warmteopwekker(s) voor ruimteverwarming van energiesector i, in MJ;

fheat,m,pref

de maandelijkse fractie van de totale warmtelevering die door de preferent geschakelde warmteopwekker(s) wordt geleverd, zoals bepaald in 7.3.1 (-);

fas,m

het aandeel van de totale warmtebehoefte dat door een thermisch zonne-energiesysteem gedekt wordt, bepaald zoals hieronder beschreven.

Met indices « heat,sec i » en « hum,j » voor de warmtelevering aan respectievelijk energiesector i en bevochtigingstoestel j;

Qheat,gross,seci,m

de maandelijkse bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ;

ghgen,heat,pref

het opwekkingsrendement van de preferente warmteopwekker(s), bepaald volgens 7.4.1 (-);

Qheat,final,seci,m,npref

het maandelijkse eindenergieverbruik van de niet-preferente warmteopwekker(s) voor ruimteverwarming van energiesector i, in MJ;

ghgen,heat,npref

het opwekkingsrendement van de niet-preferente warmte-opwekker(s), bepaald volgens 7.4.1 (-);

Qhum,final,j,m,pref

het maandelijkse eindenergieverbruik van de preferente warmteopwekker(s) ten behoeve van bevochtigingstoestel j, in MJ;

Qhum,net,j,m

de maandelijkse netto-energiebehoefte voor bevochtiging van een bevochtigingstoestel j, bepaald volgens 5.9, in MJ;

Qhum,final,j,m,npref

het maandelijkse eindenergieverbruik van de niet-preferente warmteopwekker(s) ten behoeve van bevochtigingstoestel j, in MJ. De maandelijkse nuttige energiebijdrage (zonnefractie) van een actief thermisch zonne-energiesysteem dient bepaald te worden met een daartoe geschikt rekenprogramma dat vooraf door de minister erkend is. De hulpenergie (bijvoorbeeld voor een circulatiepomp) moet daarbij worden vermenigvuldigd met de omrekenfactor naar primaire energie voor elektriciteit en in mindering gebracht te worden bij de bepaling van de maandelijkse nuttige energiebijdrage. Als er geen thermisch zonne-energiesysteem is dat bijdraagt tot de warmtelevering van een energiesector i respectievelijk een bevochtigingstoestel j, bedraagt de waarde van fas,heat,sec i,m respectievelijk fas,hum,j,m 0. »; 11° In punt 7.2.2 worden de formules vervangen door de volgende formules :


12° in punt 7.2.2 wordt çgen,cool,pref vervangen door ghgen,cool,m,pref; 13° In punt 7.2.2 wordt in de definitie van ghgen,cool,m,pref en ghgen,cool,m,npref tussen het woord « het » en het woord « opwekkingsrendement » het woord « maandelijks » ingevoegd; 14° in punt 7.2.2 wordt ghgen,cool,npref vervangen door ghgen,cool,m,npref;


15° in punt 7.3.1 wordt in het eerste lid het woord « jaargemiddelde » vervangen door het woord « maandelijkse » 16° In punt 7.3.1 wordt fheat,pref vervangen door fheat,m,pref.; 17° In punt 7.3.1 wordt na de formule « fheat,m,pref » een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als het preferente toestel geen gebouwgebonden WKK-installatie is, ontleen dan de waarden voor fheat,m,pref aan Tabel 9. Als het preferente toestel een gebouwgebonden WKK-installatie is, ontleen dan de waarden voor fheat,m,pref aan Tabel 9a. »; 18° in punt 7.3.1 wordt tabel 9 vervangen door wat volgt : Tabel 9 De maandelijkse fractie van de totale warmte die door de preferent geschakelde warmteopwekker(s) wordt geleverd als functie van de vermogensverhouding ssgen,heat - preferente opwekkers die geen gebouwgebonden WKK zijn

ssgen,heat preferent systeem :

maandelijkse fractie

warmtepomp

overig

van 0.0 tot 0.1

0.00

0.00

van 0.1 tot 0.2

0.48

0.00

van 0.2 tot 0.3

0.79

0.50

van 0.3 tot 0.4

0.93

0.80

van 0.4 tot 0.6

0.97

1.00

van 0.6 tot 0.8

0.98

1.00

gelijk aan of groter dan 0.8

1.00

1.00


19° in punt 7.3.1 wordt bij de opmerkingen de volgende zin opgeheven : « 2. Bij warmtekracht moet het nominale vermogen overeenkomstig de methode voor gastoestellen worden bepaald. »; 20° In punt 7.3.1 worden bij de opmerkingen de woorden « die hun warmte afgeven aan water » opgeheven. 21° in punt 7.3.1 worden de woorden « bij de « standard rating conditions » zoals vastgelegd in deel 2 van de norm » vervangen door de woorden « bij de testomstandigheden, vastgelegd in 10.2.3.3 van bijlage V (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen) »; 22° in punt 7.3.1 wordt na de opmerkingen een nieuwe tabel toegevoegd, die luidt als volgt : Tabel 9a. Waarden van de maandelijkse fractie - preferente opwekker is gebouwgebonden WKK


De symbolen in de tabel zijn als volgt gedefinieerd :

xm

een hulpvariabele, zoals bepaald in bijlage A.5 (-);

Vstor,cogen

de waterinhoud van het buffervat, dat dient voor opslag van de warmte die geleverd wordt door de WKK-installatie, in m3;

Vstor,30 min

de minimale waterinhoud van een buffervat om dertig minuten productie van de gebouwgebonden WKK-installatie op vol vermogen op te slaan, in m3, zoals bepaald in bijlage A.6.;


25° in punt 7.3.2 wordt het woord « absorptiekoelmachine » vervangen door de woorden « thermisch aangedreven koelmachine »; 26° in punt 7.3.2 wordt het woord « absorptiekoelmachines » vervangen door de woorden « thermisch aangedreven koelmachines »; 27° in punt 7.3.2 worden de woorden « absorption water chilling and water heating packages » opgeheven; 28° in punt 7.4.2 wordt de tekst vanaf tabel 11 vervangen door wat volgt : « Tabel 11. Maandelijks opwekkingsrendement voor actieve koeling


waarin :

ghsorption

het rendement van de omzetting van warmte in koude in een thermisch aangedreven koelmachine, zoals hieronder bepaald (-);

fheat,m,pref

de maandelijkse fractie van de totale warmtelevering die door de preferent geschakelde warmteopwekker(s) wordt geleverd, zoals bepaald in 7.3.1 (-);

ghgen,heat,pref

het opwekkingsrendement van de preferente warmteopwekker(s), bepaald volgens 7.4.1 (-);

ghgen,heat,npref

het opwekkingsrendement van de niet-preferente warmte-opwekker(s), bepaald volgens 7.4.1 (-).

Bepaal het rendement van de omzetting van warmte in koude als volgt :


? Voor een absorptiekoelmachine met gebouwgebonden WKK, wordt ghsorption gelijkgesteld aan 1; ? Voor een absorptiekoelmachine met externe warmtelevering, wordt ghsorption gelijkgesteld aan 0.7;


? In alle andere gevallen moet çsorption op basis van gelijkwaardigheid worden bepaald. »; 29° in punt 8.1.4 worden de woorden « ? het maximaal vermogen van de elektromotor-ventilator combinatie, desgevallend met inbegrip van alle voorschakelapparatuur, zoals opgegeven door de fabrikant, in W; ? het nominaal vermogen van de elektromotor, desgevallend met inbegrip van alle voorschakelapparatuur, bepaald volgens NBN EN 60034-1, zoals opgegeven door de fabrikant, in W. OPMERKING : Het nominaal vermogen van een elektromotor is gedefinieerd als het maximaal vermogen dat de motor bij continu bedrijf kan opnemen. » vervangen door de woorden : ? « het maximale elektrisch vermogen van de elektromotor, in W; ? het maximale elektrisch vermogen van de elektromotor-ventilator combinatie, in W. Voor de definitie van het maximale elektrisch vermogen wordt verwezen naar punt 2 van bijlage V (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen). »; 30° aan punt 9.2 wordt de volgende zin toegevoegd : « Er moet worden gesommeerd over alle energiesectoren i van het EPU-volume en over alle ruimten r buiten het EPU-volume. »; 31° in punt 9.4.2.2 wordt in de definitie van Lrm r tussen het woord « een » en het woord « hulpvariabele » het woord « dimensieloze » ingevoegd; 32° punt 9.4.2.3 wordt vervangen door wat volgt : « 9.4.2.3. Bepaling van de hulpvariabele Lrm r door middel van gedetailleerde berekeningen In afwijking van de conventionele rekenmethode is het toegelaten om voor een ruimte met een rekenprogramma de verlichtingssterkte op een fictief vlak op een hoogte van 0.8 m te berekenen. Voor gebruik als hulpvariabele Lrm r moet bij conventie het gemiddelde van die verlichtingssterkte genomen worden. Het gemiddelde slaat op de volledige oppervlakte van de lege ruimte, dus zonder enige aftrek van rand- of andere zones. Er moet gerekend worden met de reële geometrie van de (lege) ruimte (zonder meubilair). De te hanteren reflectiefactoren zijn : 0.7 voor het plafond, 0.5 voor de muren (met inbegrip van daglichtopeningen) en 0.2 voor de vloer. Bij de berekeningen dient voor de armaturen dezelfde positie genomen te worden als de effectieve plaatsing. Ingeval van oriënteerbare armaturen dient bij de berekeningen het armatuur zo gericht te worden dat de hoek tussen de hoofdas en de verticale as zo groot mogelijk is (dus maximaal naar boven gericht). Als dan nog verschillende oriëntaties mogelijk zijn, dient het armatuur loodrecht op de dichtstbijzijnde wand gericht te worden. Voor de lichtstroom van de lampen dient een onveranderbare verminderingsfactor van 0.85 aangehouden te worden ten opzichte van de CIE84-waarde. De minister kan bijkomende of gewijzigde specificaties voor de berekeningen vastleggen.

De hulpvariabele Lrm r wordt gelijkgesteld aan de gemiddelde verlichtingssterkte op het fictieve vlak, bij conventie berekend voor de volledige oppervlakte van de lege ruimte.

Het programma dat voor de berekening gebruikt wordt moet vooraf worden erkend door de minister. »; 33° aan punt 9.4.3.1 wordt de volgende zin toegevoegd : « Er moet worden gesommeerd over alle ruimten r van energiesector i. » ; 34° In punt 10.1 worden volgende wijzigingen aangebracht : a) het woord « opgewekt » wordt vervangen door het woord « geproduceerd »;b) de woorden « gebouwgebonden fotovoltaïsche installaties en warmtekrachtkoppeling » worden vervangen door « fotovoltaïsche systemen op het gebouw en door gebouwgebonden WKK-installaties »; 35° In punt 10.2 worden volgende wijzigingen aangebracht : a) het woord « elektriciteitsopwekking » wordt telkens vervangen door het woord « elektriciteitsproductie »; b) de afkorting « d.m.v. » wordt vervangen door het woord « van »; c) in de toelichting van Ep,pv,m worden de woorden « met een fotovoltaïsche installatie » vervangen door de woorden « van fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op het gebouw »; 36° in punt 10.4 worden in de toelichting van Qpilot,m de woorden « tot de verwarming van het 'EPU-volume' » vervangen door de woorden « tot de verwarming en/of tot de bevochtiging van het 'EPU-volume' »; 37° punt 10.6 wordt vervangen door wat volgt : « 10.6 De primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van gebouwgebonden warmtekrachtkoppeling Bepaal de equivalente maandelijkse primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van de gebouwgebonden WKK-installatie(s) met :


waarin :

Ep,cogen,m

de maandelijkse vermindering van het primaire energieverbruik die overeenkomt met de maandelijkse hoeveelheid elektriciteit geproduceerd door gebouwgebonden WKK, in MJ;

fp

de conventionele omrekenfactor naar primaire energie voor zelfgeproduceerde elektriciteit door middel van WKK, zoals vastgelegd in de hoofdtekst van dit besluit (-);

Wcogen,i,m

de maandelijkse hoeveelheid elektriciteit die door de gebouwgebonden WKK-installatie i geproduceerd wordt, bepaald volgens bijlage A.4, in kWh.

Er moet worden gesommeerd over alle gebouwgebonden WKK-installaties i. »; 38° bijlage A bij bijlage VI wordt vervangen door de bijlage III, die bij dit besluit is gevoegd. 39° in de titel van A.5 wordt het woord « of » vervangen door het woord « en/of ». HOOFDSTUK III. - Aard van het werk en indeling van het gebouw

Art. 19.Aan artikel 1.1.1, § 2, van hetzelfde besluit worden een punt 110° tot en met 113° toegevoegd, die luiden als volgt : 110° nieuwbouw : het optrekken van een nieuw gebouw of het optrekken van een groot nieuw deel aan een bestaand gebouw met een beschermd volume dat groter is dan 800 m3, of met minstens een wooneenheid, al dan niet voorafgegaan door sloopwerken, of het ontmantelen van een gebouw;111° ontmantelen : het verbouwen van een gebouw met een beschermd volume dat groter is dan 3 000 m3, waarbij de dragende structuur van het gebouw behouden blijft, maar waarbij de installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren en minstens 75% van de gevels worden vervangen;112° renovatie : het uitvoeren van aanpassingswerkzaamheden aan een bestaand gebouw, met inbegrip van het optrekken van een klein nieuw deel aan een bestaand gebouw, waarbij het nieuwe deel een beschermd volume heeft dat kleiner is dan of gelijk is aan 800 m3 en geen extra wooneenheden bevat, al dan niet voorafgegaan door sloopwerken;113° functiewijziging met een beschermd volume groter dan 800 m3 : het wijzigen van de functie van een bestaand gebouw of een deel ervan met een beschermd volume groter dan 800 m3.»

Art. 20.In titel IX, hoofdstuk I van hetzelfde besluit, wordt afdeling III, dat bestaat uit artikel 9.1.15 tot en met artikel 9.1.19, vervangen door wat volgt : » Afdeling III. - EPB-eisen bij renovatie en functiewijziging Onderafdeling I. - Renovatie Art. 9.1.15. Bij de renovatie van een gebouw gelden de volgende EPB-eisen : 1° de nieuwe, vernieuwde en verbouwde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt of aan de minimale warmteweerstand zoals vastgelegd in bijlage VII, die bij dit besluit is gevoegd; 2° het nieuw gebouwde toegevoegde deel, voldoet aan de eisen voor nieuwe gebouwen met dezelfde bestemming, vermeld in artikel 9.1.6 en artikel 9.1.7. Als een nieuw gebouwde residentiële ruimte alleen met bestaande ruimten in verbinding staat via bestaande verticale scheidingsconstructies waaraan niets vervangen, vernieuwd of verbouwd wordt, dan hoeft in die ruimte niet voldaan te worden aan : a) de luchtafvoereisen, als de nieuw gebouwde residentiële ruimte een woonkamer, slaapkamer, studeerkamer, speelkamer of analoge ruimte is;b) de luchttoevoereisen, als de nieuw gebouwde residentiële ruimte een keuken, toilet, wasplaats, badkamer, droogplaats of analoge ruimte is;3° in de bestaande ruimten van woongebouwen waar vensters worden vervangen of toegevoegd, moet worden voldaan aan de luchttoevoereisen, vermeld in bijlage IX, die bij dit besluit is gevoegd.Die eis geldt niet voor keukens, toiletten, wasplaatsen, badkamers, droogplaatsen en analoge ruimten. In die bestaande ruimten van kantoor- en schoolgebouwen en gebouwen met een andere specifieke bestemming waar vensters worden vervangen of toegevoegd, moet worden voldaan aan de luchttoevoereisen, vermeld in bijlage X, die bij dit besluit is gevoegd.

Onderafdeling II - Functiewijziging met een beschermd volume dat groter is dan 800 m3 Art. 9.1.16. Bij een functiewijziging van een gebouw waarbij na de functiewijziging in tegenstelling tot voordien energie verbruikt wordt om ten behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te verkrijgen of bij een functiewijziging van een industrieel gebouw naar woon-, kantoor- of schoolgebouw gelden, als het beschermd volume van de functiewijziging groter is dan 800 m3, de volgende EPB-eisen : 1° het peil van globale warmte-isolatie mag niet hoger zijn dan K65; 2° de ventilatie-eisen voor nieuwe gebouwen met dezelfde bestemming, vermeld in artikel 9.1.6 en 9.1.7; 3° de nieuwe, vernieuwde en verbouwde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt of aan de minimale warmteweerstand zoals vastgelegd in bijlage VII, die bij dit besluit is gevoegd. Op andere functiewijzigingen zijn de eisen op het vlak van renovatie, vermeld in artikel 9.1.15, van toepassing. »

Art. 21.Artikel 9.1.17 tot en met 9.1.19 van hetzelfde besluit worden opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Energiedeskundigen en energieprestatiecertificaten

Art. 22.In artikel 8.1.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° geslaagd zijn voor een door het Vlaams Energieagentschap georganiseerd examen.»; 2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De minister kan nadere regels vastleggen betreffende de vorm en de inhoud van de examens, vermeld in het eerste lid, 3°.»

Art. 23.In artikel 9.2.2 van hetzelfde besluit wordt het woord « certificatendatabank » telkens vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank ».

Art. 24.In artikel 9.2.3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 wordt het woord « certificatendatabank » vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank »;2° in paragraaf 4 worden tussen de woorden « het Aankoopcomité » en de woorden « geen energieprestatiecertificaat » de woorden « of de dienst Vastgoedakten binnen het departement Financiën en Begroting » ingevoegd.

Art. 25.In artikel 9.2.7 van hetzelfde besluit wordt het woord « certificatendatabank » telkens vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank ».

Art. 26.In artikel 9.2.8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 wordt het woord « certificatendatabank » vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank »;2° in paragraaf 4 worden tussen de woorden « het Aankoopcomité » en de woorden « geen energieprestatiecertificaat » de woorden « of de dienst Vastgoedakten binnen het departement Financiën en Begroting » ingevoegd.

Art. 27.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9.2.10/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 9.2.10/1. De minister bepaalt per type niet-residentieel gebouw de datum vanaf wanneer een energieprestatiecertificaat beschikbaar dient te zijn om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.8 en 9.2.9. »

Art. 28.In artikel 9.2.12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 wordt het woord « certificatendatabank » vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank »;2° in paragraaf 3 van hetzelfde besluit wordt punt 9° opgeheven;3° in paragraaf 4 wordt het woord « certificatendatabank » vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank ».

Art. 29.In artikel 9.2.13 van hetzelfde besluit wordt het woord « certificatendatabank » telkens vervangen door het woord « energieprestatiecertificatendatabank ». HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 30.Artikel 17 en 18 zijn voor het eerst van toepassing op 1° dossiers waarvan de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2012;2° dossiers waarvan de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt voor 1 januari 2012 en waarvan de EPB-aangiften die worden ingediend vanaf 1 januari 2013. De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, bepaalt de datum waarop hoofdstuk III in werking treedt.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, bepaalt per type van energiedeskundige de datum van de inwerkingtreding van artikel 22, 1°.

Art. 31.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 mei 2011.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE

^