Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 november 2020
gepubliceerd op 13 januari 2021

Besluit van de Vlaamse Regering over de regionale mobiliteitsplannen met integratie van de milieueffectrapportage

bron
vlaamse overheid
numac
2020016420
pub.
13/01/2021
prom.
20/11/2020
ELI
eli/besluit/2020/11/20/2020016420/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 NOVEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering over de regionale mobiliteitsplannen met integratie van de milieueffectrapportage


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 4.2.4, § 1, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/12/2002 pub. 13/02/2003 numac 2003035183 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage sluiten, vervangen bij het decreet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de decreten van 28 februari 2014 en 1 juli 2016; - het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten betreffende de basisbereikbaarheid, artikel 18, § 3, vervangen bij het decreet van 9 oktober 2020, § 3/1, ingevoegd bij het decreet van 9 oktober 2020, en § 4, artikel 19, vierde lid, en artikel 31, § 2, dderde lid.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 13 juli 2020. - De Raad van State heeft advies 68.154/3 gegeven op 4 november 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemers Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme en de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's. HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° decreet van 5 april 1995: het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten: het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten betreffende basisbereikbaarheid;3° departement: het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het gemeenschappelijk vervoer, de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen mobiliteitsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de waterinfrastructuur en het waterbeleid en de Vlaamse minister, bevoegd voor de regionale luchthavens; 5° Plan-milieueffectrapport over een regionaal mobiliteitsplan, afgekort plan-MER: een milieueffectrapport als vermeld in artikel 4.1.1, § 1, eerste lid, 7°, van het decreet van 5 april 1995, over het voorgenomen regionaal mobiliteitsplan; 6° plan-m.e.r.-screening: een analyse aan de hand van de criteria die opgenomen zijn in bijlage I bij het decreet van 5 april 1995, die aantoont dat het regionale mobiliteitsplan geen aanzienlijke effecten op mens en milieu kan hebben. HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen

Art. 3.§ 1. Om een regionaal mobiliteitsplan als vermeld in artikel 18, § 1, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten, op te maken, stelt het departement een deskundige aan. § 2. Het regionale mobiliteitsplan wordt in de volgende opeenvolgende stappen opgemaakt: 1° de inhoud van het regionale mobiliteitsplan afbakenen, waarbij rekening wordt gehouden met de taken van de vervoerregioraad, vermeld in artikel 8 van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten;2° het participatietraject vastleggen als vermeld in artikel 31, § 2, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten;3° het voorlopige ontwerp van regionaal mobiliteitsplan opmaken als resultaat van de volgende fases: a) de eerste fase van inventarisatie en onderzoek waarbij ten minste alle nodige informatie wordt verzameld over de actuele toestand van de ruimtelijke structuren en de verkeersstructuren, en de visie van de betrokken actoren, en waarbij de verbanden met de relevante beleidsplannen en beleidsdocumenten worden aangegeven.Deze fase resulteert in een oriëntatienota die de stand van zaken weergeeft van de mobiliteitsproblematiek en de gewenste oplossingsrichtingen voor het mobiliteitsbeleid; b) de tweede fase met de opbouw van de strategische visie en de operationele doelstellingen, vermeld in artikel 11, § 2, eerste lid, 1° en 2°, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten, waarbij op basis van de oriëntatienota tenminste de toekomstige mobiliteitsbehoeften en de alternatieven die redelijkerwijze in aanmerking genomen kunnen worden, worden onderzocht.De visie geeft de samenhang weer tussen de geformuleerde operationele doelstellingen en de gewenste ontwikkelingen in het gekozen voorkeursscenario. Deze fase resulteert in een synthesenota; c) de derde fase met de opmaak van het actieplan, vermeld in artikel 11, § 2, eerste lid, 3°, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten.Het actieplan bevat ook de voorstellen tot monitoring en evaluatie, inclusief de nulmeting en, in voorkomend geval, de voorstellen tot wijziging van andere beleidsplannen; 4° het ontwerp van regionaal mobiliteitsplan opmaken;5° het regionale mobiliteitsplan opmaken.

Art. 4.De milieueffectrapportage voor een regionaal mobiliteitsplan wordt met toepassing van artikel 4.2.4, § 1, van het decreet van 5 april 1995 geïntegreerd in het proces tot opmaak of herziening van het regionale mobiliteitsplan op de wijze bepaald in dit besluit. De procedure en de termijnen voor de milieueffectrapportage voor een regionaal mobiliteitsplan zijn geregeld in het derde lid en in hoofdstuk 4 en 5 van dit besluit. Artikel 4.2.3, 4.2.8, § 1bis, en artikel 4.2.9, § 1 en § 2, van het decreet van 5 april 1995 zijn van toepassing, met uitzondering van de procedurele aspecten en termijnen, vermeld in de voormelde bepalingen.

Als informatie in het regionale mobiliteitsplan is opgenomen die vereist is conform artikel 4.2.8, § 1bis, van het decreet van 5 april 1995, kan daarnaar verwezen worden in het plan-MER. Het departement stelt de erkende MER-coördinator aan. HOOFDSTUK 4. - Participatie

Art. 5.§ 1. In het participatietraject dat de vervoerregioraad vastlegt, wordt minstens het volgende bepaald: 1° welke actoren betrokken worden bij het planningsproces;2° welke adviesinstanties worden betrokken bij het planningsproces;3° op welke wijze de participatie wordt georganiseerd;4° hoe wordt omgegaan met de resultaten van de participatie;5° hoe en wanneer de informatieverstrekking, vermeld in punt 1° tot en met 4°, zal verlopen. Het participatietraject kan in de loop van het planningsproces worden aangepast.

Het participatietraject en eventuele wijzigingen worden bekendgemaakt op de website van de vervoerregioraad. § 2. Als een milieueffectrapportage wordt uitgevoerd, worden de volgende actoren op de wijze, conform hoofdstuk 5 van dit besluit, betrokken bij het planningsproces: 1° de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage;2° de gemeenten die behoren tot de vervoerregio in kwestie;3° een ander gewest, een lidstaat van de Europese Unie of de federale overheid in de volgende gevallen: a) als het plan aanzienlijke effecten kan hebben op mens of milieu in het ander gewest, in de lidstaat of in een gebied dat onder de federale bevoegdheid valt;b) als het andere gewest, de lidstaat of de federale overheid verzoekt om betrokken te worden. § 3. Als een milieueffectrapportage wordt uitgevoerd, wijst de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage, adviesinstanties aan die wegens hun specifieke verantwoordelijkheden op milieugebied met de milieueffecten van de uitvoering van het regionale mobiliteitsplan te maken kunnen krijgen.

De adviesinstanties, vermeld in het eerste lid, worden, op de wijze bepaald in hoofdstuk 5, bijkomend geraadpleegd. HOOFDSTUK 5. - Procedure voor de opmaak van het regionale mobiliteitsplan

Art. 6.§ 1. Bij de opmaak van het voorlopige ontwerp van regionaal mobiliteitsplan wordt het resultaat van elke fase, vermeld in artikel 3, § 2, 3°, voorgelegd aan de vervoerregioraad. § 2. Als er een plan-MER wordt opgemaakt, maakt de erkende MER-coördinator uiterlijk bij de aanvang van de opmaak van het ontwerp-MER tijdens de tweede fase, vermeld in artikel 3, § 2, 3°, b), een voorstel van reikwijdte en detailleringsniveau van het plan-MER en met een beschrijving van de te onderzoeken effecten en van de inhoudelijke aanpak van het plan-MER, met inbegrip van de methodologie.

De actoren en de adviesinstanties, vermeld in artikel 5, § 2, 2° en 3°, en § 3, worden geraadpleegd over het voorstel tot inhoudsafbakening van het plan-MER, vermeld in het eerste lid. Als dat nodig is, past de erkende MER-coördinator het voorstel aan na de voormelde raadpleging.

De administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage, beoordeelt de kwaliteit van het voorstel tot inhoudsafbakening van het plan-MER en de wijze waarop is omgegaan met de adviezen die zijn verleend. Het plan-MER wordt opgesteld in overeenstemming met de voormelde kwaliteitsbeoordeling. § 3. Als conform artikel 4.2.3, § 2, 2°, of § 3, van het decreet van 5 april 1995 een plan-m.e.r.-screening wordt opgemaakt, worden de actoren en de adviesinstanties, vermeld in artikel 5, § 2, 2° en 3°, en § 3, van dit besluit, geraadpleegd over de plan-m.e.r.-screening.

Als dat nodig is, wordt de plan-m.e.r.-screening aangepast na de voormelde raadpleging.

Uiterlijk voor het voorlopige ontwerp van regionaal mobiliteitsplan wordt vastgesteld, beslist de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage, of de opmaak van een plan-MER vereist is. § 4. Als conform artikel 4.2.3, § 3bis en § 3ter, van het decreet van 5 april 1995 een gemotiveerd verzoek tot ontheffing wordt opgemaakt, worden de actoren en de adviesinstanties, vermeld in artikel 5, § 2, 2° en 3°, en § 3, van dit besluit, geraadpleegd over het verzoek tot ontheffing.Als dat nodig is, wordt het verzoek tot ontheffing aangepast na de voormelde raadpleging.

Uiterlijk voor het voorlopige ontwerp van regionaal mobiliteitsplan wordt vastgesteld, beslist de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage, over het verzoek tot ontheffing. § 5. Als aan de actoren en de adviesinstanties, vermeld in artikel 5, § 2, 2° en 3°, en § 3, conform paragraaf 2, 3 en 4 om advies wordt gevraagd, leveren ze het advies af binnen dertig dagen na de dag waarop ze de adviesvraag hebben ontvangen. Als die termijn wordt overschreden, kan aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 6. De administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage, bezorgt de kwaliteitsbeoordeling van de inhoudsafbakening van het plan-MER of de beslissing over de plan-m.e.r.-screening of over de MER-ontheffing aan de vervoerregioraad. Ze worden samen met de verleende adviezen bekendgemaakt.

Art. 7.§ 1. Als het voorlopige ontwerp van regionaal mobiliteitsplan door de vervoerregioraad wordt vastgesteld conform artikel 18, § 3, eerste lid, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten, wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met het ontwerp van plan-MER. § 2. De minister keurt het vastgestelde voorlopige ontwerp van regionaal mobiliteitsplan goed. § 3. Nadat de minister het voorlopige ontwerp van regionaal mobiliteitsplan heeft goedgekeurd conform paragraaf 2, bezorgt het departement het voorlopige ontwerp van regionaal mobiliteitsplan aan de actoren en de adviesinstanties, vermeld in artikel 5, § 2, 2° en 3°, en § 3, met in voorkomend geval de volgende documenten: 1° het ontwerp van plan-MER; 2° de plan-m.e.r.-screening en de beslissing over de plan-m.e.r.-screening; 3° het verzoek en de beslissing tot MER-ontheffing. § 4. Binnen negentig dagen na de dag waarop de gemeenten, vermeld in artikel 5, § 2, 2° en, in voorkomend geval, van de gemeenten die conform artikel 5, § 3, als adviesinstantie zijn aangewezen, de documenten, vermeld in paragraaf 3, hebben ontvangen, organiseren de colleges van burgemeester en schepenen van de voormelde gemeenten een openbaar onderzoek. Binnen de voormelde termijn bezorgen de voormelde gemeenten de ingediende opmerkingen en bezwaren aan de vervoerregioraad.

Het openbaar onderzoek, vermeld in het eerste lid, wordt minstens op de volgende wijzen bekendgemaakt: 1° een bericht in het gemeentelijke infoblad.Als er geen infoblad is of als het niet tijdig verschijnt, wordt het openbaar onderzoek bekendgemaakt met een aanplakking of digitale affichage van het bericht; 2° een bericht op de gemeentelijke website;3° een bericht in het Belgisch Staatsblad;4° een bericht in ten minste drie dagbladen die in de vervoerregio worden verspreid;5° een bericht op de website van de vervoerregioraad. De aankondiging vermeldt: 1° de gemeenten die het openbaar onderzoek organiseren;2° de plaats waar de documenten, vermeld in paragraaf 3, geraadpleegd kunnen worden;3° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;4° de wijze waarop en het adres waar het publiek zijn reacties kan bekendmaken, en de vermelding dat reacties ook kunnen worden afgegeven tegen ontvangstbewijs op het gemeentehuis van de gemeenten in kwestie. Het openbaar onderzoek duurt zestig dagen. Tijdens het openbaar onderzoek kunnen de documenten, vermeld in paragraaf 3, worden geraadpleegd in het gemeentehuis van de gemeenten die het openbaar onderzoek organiseren, en op de website van de vervoerregioraad.

Opmerkingen en bezwaren worden uiterlijk de laatste dag van de termijn van het openbaar onderzoek, schriftelijk of digitaal bezorgd op de wijze die in de aankondiging is bepaald. Als de voormelde termijn wordt overschreden, kan aan de laattijdige opmerkingen en bezwaren worden voorbijgegaan. § 5. Binnen negentig dagen na de dag waarop de gemeenteraden van de gemeenten, vermeld in artikel 5, § 2, 2°, en de actoren en de adviesinstanties, vermeld in artikel 5, § 2, 3°, en § 3, de documenten, vermeld in paragraaf 3, hebben ontvangen, brengen zij een schriftelijk advies uit over de documenten, vermeld in paragraaf 3.

Als die termijn wordt overschreden, kan aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

Art. 8.§ 1. Aan de documenten, vermeld in artikel 7, § 3, kunnen wijzigingen worden aangebracht die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de adviezen, de opmerkingen en de bezwaren die geformuleerd zijn tijdens het advies verlenen, conform artikel 7, § 5 en het openbaar onderzoek. § 2. Als een ontwerp van plan-MER is opgemaakt, beoordeelt de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage, de kwaliteit van het plan-MER vóór het ontwerp van regionaal mobiliteitsplan wordt vastgesteld. Ze toetst daarvoor aan de kwaliteitsbeoordeling, vermeld in artikel 6, § 2, derde lid, van dit besluit, en aan de gegevens die vereist zijn conform artikel 4.2.8, § 1bis, van het decreet van 5 april 1995. Ze houdt daarbij rekening met de adviezen, opmerkingen en bezwaren die tijdens het advies verlenen, conform artikel 7, § 5 en het openbaar onderzoek zijn gemaakt.

Als conform paragraaf 1 de plan-m.e.r.-screening of het verzoek tot ontheffing is gewijzigd, wordt de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage, verzocht om opnieuw te beslissen of de opmaak van een plan-MER vereist is. De administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage, raadpleegt daarvoor de actoren en de adviesinstanties, vermeld in artikel 5, § 2, 2° en 3°, en § 3, waarvan ze een bijkomend advies noodzakelijk acht. § 3. Als het ontwerp van regionaal mobiliteitsplan door de vervoerregioraad wordt vastgesteld conform artikel 18, § 3/1, eerste lid, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 12/06/2019 numac 2019012697 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de basisbereikbaarheid sluiten, wordt rekening gehouden met, in voorkomend geval: 1° het plan-MER en de kwaliteitsbeoordeling ervan, vermeld in paragraaf 2;2° de resultaten van het openbaar onderzoek;3° de inhoud van de ingewonnen adviezen;4° de grensoverschrijdende raadpleging. § 4. Het ontwerp van regionaal mobiliteitsplan dat is vastgesteld en, in voorkomend geval, het plan-MER of de plan- m.e.r.-screening en de beslissing daarover of het verzoek en de beslissing tot MER-ontheffing worden bekendgemaakt op de website van de vervoerregioraad.

Art. 9.§ 1. De minister keurt het regionale mobiliteitsplan goed en bezorgt het ter kennisgeving aan de Vlaamse Regering.

Het goedgekeurde regionale mobiliteitsplan wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en treedt in werking tien dagen na die bekendmaking. § 2. Het departement bezorgt het goedgekeurde regionale mobiliteitsplan en, in voorkomend geval, het plan-MER of de plan- m.e.r.-screening en de beslissing daarover of het verzoek en de beslissing tot MER-ontheffing aan de actoren en de adviesinstanties, vermeld in artikel 5, § 2, 2° en 3°, en § 3. § 3. De vervoerregioraad publiceert bij de bekendmaking, vermeld in paragraaf 2, de volgende informatie op haar website: 1° het regionale mobiliteitsplan, zoals het is vastgesteld en goedgekeurd; 2° in voorkomend geval, het plan-MER of de plan- m.e.r.-screening en de beslissing daarover of het verzoek en de beslissing tot MER-ontheffing; 3° in voorkomend geval, een verklaring die de volgende elementen samenvat: a) de manier waarop de milieuoverwegingen in het regionale mobiliteitsplan zijn geïntegreerd;b) in voorkomend geval, de manier waarop rekening is gehouden met het plan-MER, de adviezen, de raadpleging van het publiek en het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging;c) de redenen waarom is gekozen voor het regionale mobiliteitsplan, zoals het is aangenomen, in het licht van de andere redelijke alternatieven die zijn behandeld; 4° in voorkomend geval, de monitoringmaatregelen waartoe wordt besloten conform artikel 4.6.3bis van het decreet van 5 april 1995. HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling

Art. 10.De Vlaamse minister bevoegd voor de omgeving en de natuur, de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen mobiliteitsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gemeenschappelijk vervoer, de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, de Vlaamse minister bevoegd voor de waterinfrastructuur en het waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de regionale luchthavens, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 november 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS

^