Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 oktober 2000
gepubliceerd op 13 december 2000

Besluit van de Vlaamse regering tot reglementering van het sociale huurstelsel voor sociale huurwoningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij met toepassing van titel VII van de Vlaamse Wooncode

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000036171
pub.
13/12/2000
prom.
20/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/20/2000036171/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 OKTOBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot reglementering van het sociale huurstelsel voor sociale huurwoningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij met toepassing van titel VII van de Vlaamse Wooncode


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op titel VII;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 14 september 1988, 14 december 1988 en 14 november 1990 en 19 december 1996;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale woningen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 en van 15 oktober 1996;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 en 12 juni 1995;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd;

Gelet op besluit van de Vlaamse regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysische handicap in sociale woonwijken;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen;

Gelet op het advies van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gegeven op 4 en 11 april 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 7 juli 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de wachtlijsten voor de toewijzing van een sociale huurwoning bijzonder lang zijn en de nood aan sociale woningen bijzonder groot is en dat de inwerkingtreding van dit besluit een eerste stap zal zijn om deze problematiek op te lossen. De voorgestelde wijzigingen (bijvoorbeeld door de versoepeling van de eigendomsvoorwaarde voor oudere kandidaat-huurders) willen hieraan verhelpen en moeten daarom zo snel mogelijk kunnen in werking treden;

Overwegende dat het voorontwerp de verbetering van de leefbaarheid van het sociaal woningpatrimonium in het algemeen en van bepaalde wooncomplexen in het bijzonder wil ondersteunen en dat maatregelen hier dringend noodzakelijk zijn. Daarom voorziet het voorontwerp in een algemene maar beperkte verhoging van de inkomensgrenzen en in een bijkomende verhoging in welbepaalde sociale huisvestingsmaatschappij die een grote concentratie van lage inkomens hebben. Deze moeten zo snel mogelijk in werking treden. De sector moet ook hier de mogelijkheid hebben om deze aanpassingen voor te bereiden en aan de (kandidaat) huurders te communiceren. De zorg voor de leefbaarheid vertaalt zich ook in de wijziging van de toewijzingsregels : elke sociale huisvestingsmaatschappij moet bij de toewijzing rekening houden met de leefbaarheid en de rationele bezetting en zal deze regels moeten neerleggen in een haar specifieke situatie aangepast toewijzingsreglement. De sociale huisvestingsmaatschappij met een grote concentratie lage inkomens die van de verhoogde inkomensgrens willen genieten zullen daarenboven een leefbaarheidsplan moeten voorleggen. Ook dat moet kunnen worden voorbereid. Elke vertraging in de inwerkingtreding van het nieuwe sociale huurstelsel zou een en ander hypothekeren;

Overwegende dat de sociale huisvestingsmaatschappijen de kans moeten krijgen om een aantal wijzigingen zoals deze betreffende de huurprijsberekening voor te bereiden, onder meer door de aanpassing van de informaticatoepassingen. De nieuwe huurprijsberekening treedt in werking op 1 januari 2001, datum van de jaarlijkse huurprijsberekening;

Overwegende dat het huidige sociaal huurbesluit onvoldoende een antwoord kan bieden op deze maatschappelijke problematiek;

Gelet op het advies 30725/3 van de Raad van State, gegeven op 29 september 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;2° Vlaamse Wooncode : decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;3° opdrachthouder : opdrachthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 44 van de Vlaamse Wooncode of bij het ontbreken daarvan, de VHM-commissaris in toepassing van artikel 24 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut of bij het ontbreken daarvan de VHM;4° huurder : a) de particuliere ondertekenaar bij de aanvang van de huurovereenkomst;b) de partner die wettelijk samenwoont of gehuwd is met de huurder;c) de partner die gedurende twaalf maanden vanaf de melding aan de verhuurder feitelijk samenwoont met de huurder en, op voorwaarde dat de huurder ermee instemt, de huurovereenkomst mee heeft ondertekend;5° kandidaat-huurder : de persoon die ingeschreven is in het register der kandidaat-huurders;6° verhuurder : een sociale huisvestingsmaatschappij en de VHM voor de woningen die haar toebehoren;7° ongeschikt verklaarde woning : een woning die niet beantwoordt aan de veiligheids-, gezondheids- of kwaliteitsnormen, opgelegd door de Vlaamse Wooncode of door het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting en overeenkomstig artikel 15 van de Vlaamse Wooncode ongeschikt werd verklaard;8° onbewoonbaar verklaarde woning : een woning die op grond van veiligheids- en/of gezondheidsaspecten niet meer mag worden bewoond, en onbewoonbaar werd verklaard overeenkomstig artikel 15 van de Vlaamse Wooncode of overeenkomstig artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet;9° campingverblijf : elke vorm van openluchtrecreatief verblijf, tent uitgezonderd, gelegen op een terrein voor openluchtrecreatieve verblijven, bedoeld in artikel 2 van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven;10° referentiedatum : naar gelang van het geval de datum van de inschrijving, de toewijzing, de huurprijsherziening of de actualisatie van het kandidatenregister;11° referentiejaar : het derde jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de inschrijving, de actualisatie van het register, de toewijzing of de huurprijsherziening plaatsvindt;12° persoon ten laste : a) het kind dat op de referentiedatum gedomicilieerd is op het adres van de huurder of kandidaat-huurder en : - dat minder dan 18 jaar oud is of dat 18 of ouder is en waarvoor kinderbijslag of wezentoelage wordt uitbetaald; - dat door de minister op voorlegging van bewijzen beschouwd wordt als zijnde ten laste; b) de kandidaat-huurder of de huurder die zelf en/of het gezinslid, dat erkend is als ernstig gehandicapt, onder de voorwaarden die de minister, op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, gesteld heeft;13° inkomen : de som van de aan de personenbelasting onderworpen inkomsten, alsook van de niet-belastbare vervangingsinkomsten van de huurder of de kandidaat-huurder en van alle andere personen die met hem dezelfde woning betrekken of zullen betrekken, met uitsluiting van de ongehuwde kinderen die zonder onderbreking bij de (kandidaat-)huurder hebben ingewoond en die minder dan 25 jaar oud zijn op het ogenblik van de referentiedatum; Het inkomen van de inwonende ascendenten van de huurder of de kandidaat-huurder wordt slechts voor de helft aangerekend. Het wordt niet aangerekend voor de familieleden van de eerste en de tweede graad die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn; 14° rationele bezetting : de bezetting van een woning, waarbij rekening gehouden wordt met de samenstelling van het gezin van de huurder en de fysieke toestand van de huurder en van allen die met hem de woning betrekken of zullen betrekken;15° basishuurprijs : de door het beslissingsorgaan van de verhuurder of de door dit orgaan aangestelden, vastgestelde huurprijs zoals bepaald in artikel 10 en 11;16° inkomenscoëfficiënt : het resultaat van de functie waarbij de basishuurprijs wordt aangepast volgens het inkomen en het aantal personen ten laste van de huurder;17° aangepaste huurprijs : het product van de basishuurprijs en de inkomenscoëfficiënt, berekend overeenkomstig artikel 12;18° reële huurprijs : het door de huurder maandelijks te betalen bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 13 tot en met 16;19° huurlasten : de sommen die de huurder naast de reële huurprijs aan de verhuurder moet betalen als vergoeding voor de levering van goederen en diensten;20° waarborg : het bedrag van maximaal 25 000 frank, dat bij de toewijzing van de woning door de kandidaat-huurder of door een lid van zijn gezin wordt gestort in handen van de verhuurder;21° basishuurcoëfficiënt : het percentage waarmee de geactualiseerde kostprijs wordt vermenigvuldigd om de basishuurprijs te berekenen;22° normale huurwaarde : de door het beslissingsorgaan van de verhuurder geraamde huurprijs van een vergelijkbare woning in de omgeving op de private huurwoningmarkt;23° kostprijs : de door de VHM goedgekeurde som van alle uitgaven die door de verhurende sociale huisvestingsmaatschappij betaald zijn voor de oprichting of de verwerving van de woning, alsmede voor de uitgevoerde sanerings-, verbeterings- en aanpassingswerken, evenals de door de VHM goedgekeurde waardering van gebouwen of gronden, die kosteloos verworven zijn of in erfpacht gekregen.Deze kostprijs wordt definitief vastgesteld na de eindafrekening en bij ontstentenis van de eindafrekening, aanvankelijk voorlopig vastgesteld bij de eerste verhuring; 24° geactualiseerde kostprijs : de kostprijs, waarbij het betaalde bedrag, naar gelang van het jaar van de laatste betaling van de respectievelijke werken, vermenigvuldigd wordt met de coëfficiënt die jaarlijks voor 1 juli wordt vastgesteld door de minister, op voorstel van de VHM;25° dakloze : de particulier die op basis van bewijzen door de VHM wordt beschouwd als thuisloos of de particulier die bewijst dat hij in de periode van zes maanden die voorafging aan de inschrijving cumulatief voldeed aan de volgende voorwaarden : 1° geen houder was, geheel noch gedeeltelijk, van een zakelijk recht op een woning;2° niet beschikte over een recht van bewoning, behalve indien dat recht betrekking had op een tijdelijke opvang om psychische, medische of sociale redenen;3° niet heeft ingewoond bij verwanten of familieleden tot en met de tweede graad. HOOFDSTUK II. - Inschrijvingsvoorwaarden, inschrijving, toelatingsvoorwaarden, toewijzing van de woning en de controle op de toewijzing, afwijking, beroep, huurovereenkomst Afdeling 1. - Inschrijvingsvoorwaarden

Art. 2.§ 1. Iedere meerderjarige natuurlijke persoon, van wie het inkomen van het referentiejaar de in § 2, respectievelijk § 3, vermelde grenzen niet overschrijdt, kan zich laten inschrijven in het in artikel 3 bedoelde register. § 2. De grenzen, bedoeld in § 1 bedragen : 1° 600 000 frank voor een alleenstaande zonder persoon ten laste;2° 650 000 frank voor een alleenstaande gehandicapte; 3° 900 000 frank, vermeerderd met 50.000 frank per persoon ten laste, voor anderen; § 3. In afwijking van § 2 kan een sociale huisvestingsmaatschappij met een gemiddelde inkomenscoëfficiënt lager dan 1 op 1 december, in het daaropvolgende kalenderjaar vanaf het ogenblik van de goedkeuring van het intern toewijzingsreglement ingevolge artikel 6, § 6, meerderjarige natuurlijke personen inschrijven met een inkomen tot : 1° 900 000 frank voor een alleenstaande zonder persoon ten laste;2° 950 000 frank voor een alleenstaande gehandicapte;3° 1 200 000 frank, vermeerderd met 50 000 frank per persoon ten laste, voor anderen; Zodra de gemiddelde inkomenscoëfficiënt op 1 december opnieuw hoger is dan 1 vervalt de inschrijvingsmogelijkheid van de kandidaat-huurders, bepaald in het eerste lid, vanaf 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar. § 4. Wanneer de kandidaat-huurder tijdens het referentiejaar geen inkomen had, neemt de verhuurder het inkomen in aanmerking van het eerstvolgende jaar waarin wel een inkomen genoten werd.

Wanneer het inkomen van het referentiejaar de in § 2 of § 3 vermelde grens overschrijdt maar in het jaar van de aanvraag daaronder gedaald is, kan de persoon worden ingeschreven. Afdeling 2. - Inschrijving en inzagerecht van de kandidaat-huurders

Art. 3.§ 1. Elke verhuurder houdt een register bij waarin volgens de orde van hun indiening, de aanvragen van de kandidaat-huurders worden ingeschreven met vermelding van de eventuele, in artikel 6 bedoelde, voorrangsregels. De verhuurder houdt het register ter beschikking van de minister of zijn afgevaardigde, van de opdrachthouder en van de VHM. Gelijktijdig wordt ten behoeve van alle in voornoemd register ingeschreven kandidaat-huurders een tweede register bijgehouden waarin hen een maximaal inzagerecht wordt gewaarborgd. In dit register worden eveneens de toewijzingen weergegeven die werden gedaan gedurende het huidige en het voorgaande kalenderjaar. De opdrachthouder moet de conformiteit tussen beide registers nazien.

De inschrijvingsregisters worden minstens om de twee jaar geactualiseerd. De gegevens van de kandidaat-huurders die minder dan zes maanden zijn ingeschreven, blijven daarbij buiten beschouwing.

Naar aanleiding van de actualisatie zal worden nagegaan of de kandidaat-huurder en de persoon met wie hij wettelijk of feitelijk samenwoont nog voldoen aan de voorwaarden, bepaald in artikel 2, § 2, respectievelijk § 3, zoniet zal zijn kandidatuur worden geschrapt.

De opdrachthouder oefent het toezicht uit op deze verrichtingen. § 2. Een persoon die zich aanbiedt om ingeschreven te worden, moet in kennis worden gesteld van de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden.

De kandidaat-huurders ontvangen een inschrijvingsbewijs met vermelding van de inschrijvingsdatum, het inschrijvingsnummer, de sociale woning(en) van hun voorkeur, de toewijzingsregels, alsook het beroepsrecht zoals bepaald in artikel 8 en de gevallen waarin hun kandidatuur uit het inschrijvingsregister kan worden geschrapt, zoals bepaald in artikel 3, § 4. De minister bepaalt, na advies van de VHM, de vorm van dit inschrijvingsbewijs. § 3. Wanneer een particulier zich inschrijft bij een verhuurder voor een woning in een gemeente waarin meerdere verhuurders actief zijn, wordt de kandidatuur op een eenvoudig verzoek van deze kandidaat-huurder binnen een termijn van 15 kalenderdagen vanaf de inschrijving overgezonden naar de andere verhuurders die in deze gemeente actief zijn. Dit verzoek wordt vermeld in het in § 2, tweede lid, bedoelde inschrijvingsbewijs. De andere verhuurders sturen de betrokken kandidaat-huurder binnen een termijn van 15 kalenderdagen vanaf de ontvangst van de kandidatuur eveneens een inschrijvingsbewijs. § 4. Ambtshalve schrapping van een kandidatuur uit het inschrijvingsregister kan enkel in de volgende gevallen : 1° bij de tweede weigering of het niet-reageren door de kandidaat-huurder als hem een woning wordt toegewezen die aan zijn keuze qua ligging en type beantwoordt.Deze schrapping kan alleen indien er tussen de eerste weigering of het uitblijven van een reactie en het tweede aanbod van een woning, een periode verlopen is van ten minste 3 maanden. Het onbestelbaar terugkeren van de brief waarbij hem een woning toegewezen wordt, wordt gelijkgesteld met het niet-reageren van de kandidaat-huurder; 2° bij de actualisatie van het register overeenkomstig § 1;3° op schriftelijk verzoek van de kandidaat-huurder. De kandidaat-huurder wordt schriftelijk van de schrapping op de hoogte gebracht in de gevallen, bedoeld in 1° en 2°. Bij een schrapping ten gevolge van het onbestelbaar terugkeren van de brief waarbij hem een woning toegewezen wordt, moet de kandidaat-huurder niet schriftelijk op de hoogte worden gebracht. De opdrachthouder wordt van alle schrappingen op de hoogte gebracht. Een geschrapte kandidaat-huurder kan zich opnieuw laten inschrijven. § 5. De kandidaat-huurder verbindt zich ertoe bij de inschrijving om elke wijziging in de gezinssamenstelling en elke adreswijziging onmiddellijk aan de betrokken verhuurder mee te delen. Afdeling 3. - Toelatingsvoorwaarden

Art. 4.§ 1. Een kandidaat-huurder kan enkel tot een voor verhuring beschikbare woning van een verhuurder worden toegelaten voorzover : 1° hij ingeschreven is in het register dat in artikel 3 bedoeld wordt;2° hij op het ogenblik van de toewijzing voldoet aan de inkomensvoorwaarde, zoals vastgelegd in artikel 2;3° hij en de leden van het gezin op het ogenblik van de toewijzing géén woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben in binnen- of buitenland.Voor de toepassing van deze voorwaarde wordt geen rekening gehouden met een in het Vlaamse Gewest gevestigd campingverblijf. § 2. Van de bepaling in § 1, 3° wordt afgeweken indien : 1° de woning in kwestie die gelegen is in het Vlaamse Gewest, het voorwerp is van een onteigeningsbesluit en door de kandidaat-huurder zelf wordt bewoond;2° de woning in kwestie die gelegen is in het Vlaamse Gewest onbewoonbaar of ongeschikt verklaard is en door de kandidaat-huurder zelf wordt bewoond;3° de woning in kwestie die gelegen is in het Vlaamse Gewest, onaangepast is en door de kandidaat-huurder zelf wordt bewoond;4° de kandidaat-huurder minstens 55 jaar oud is en de woning zelf bewoont;5° de kandidaat-huurder gehandicapt is en ingeschreven is voor een ADL-woning, zoals bepaald in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysieke handicap in sociale woonwijken. Bovendien zal de woning in kwestie in de gevallen, bedoeld in 2° tot en met 5° : 1° ofwel uiterlijk 1 jaar na de toewijzing van de sociale huurwoning onder bezwarende titel vervreemd worden en zal daarbij aan de betrokken verhuurder contractueel een recht van voorkoop gegeven worden;2° ofwel voor een periode van minstens 9 jaar verhuurd worden aan of, al dan niet kosteloos, ter beschikking gesteld worden van de verhuurder vanaf het ogenblik dat de sociale huurwoning betrokken wordt.Indien de woning verkocht wordt tijdens de looptijd van deze verhuring of terbeschikkingstelling, zal aan de betrokken verhuurder contractueel een recht van voorkoop gegeven worden.

Deze verhuring of terbeschikkingstelling wordt geregeld via een overeenkomst met de verhuurder, opgemaakt overeenkomstig een model dat wordt uitgewerkt door de VHM. Afdeling 4. - Toewijzing van de woning en de controle op de toewijzing

Art. 5.De toewijzing van een woning gebeurt door het beslissingsorgaan van de verhuurder of door de door hem aangestelden.

Die aangestelden moeten periodiek aan het beslissingsorgaan verslag uitbrengen over de wijze waarop ze van hun bevoegdheid hebben gebruikgemaakt. De toewijzing moet ter kennis gebracht worden van de opdrachthouder. Ze mag alleen worden uitgevoerd na het verstrijken van de beroepstermijn, bepaald in artikel 44, § 4, van de Vlaamse Wooncode.

De toewijzing kan door een verhuurder worden geweigerd aan een persoon die huurder geweest is van een verhuurder en aan wie op basis van artikel 98, § 3 van de Vlaamse Wooncode de opzeg werd betekend of van wie de huurovereenkomst door de rechter werd ontbonden. Indien de opzegging of ontbinding gebeurde op basis van artikel 98, § 3, 2° van de Vlaamse Wooncode, kan de toewijzing enkel geweigerd worden indien de schulden bij een verhuurder op het ogenblik van de aanvraag niet werden afgelost. De toewijzing kan niet worden geweigerd indien door de kandidaat-huurder een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling overeenkomstig de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling, werd aangegaan.

Art. 6.§ 1. De woningen worden toegewezen volgens de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het in artikel 3, § 1, bedoelde register met toepassing van de voorrangsregels, genoemd in het tweede lid.

De volgende kandidaat-huurder krijgt achtereenvolgens voorrang : 1° die zelf een bepaalde handicap heeft of van wie een gezinslid erdoor getroffen is, uitsluitend indien de beschikbare woning is aangepast aan de huisvesting van een gezin waarvan een of meer leden getroffen zijn door die handicap;2° van wie het beroep overeenkomstig artikel 8 ontvankelijk en gegrond werd verklaard;3° die overeenkomstig de artikel 18, § 2, tweede lid, 26, 60, § 3 en 90, § 1, vierde lid van de Vlaamse Wooncode en artikel 4, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd, opnieuw moet worden gehuisvest.Voor de toepassing van de eigendomsvoorwaarde wordt er geen rekening gehouden met de te ontruimen woning. Voor de huurder van een sociale woning die opnieuw gehuisvest wordt door dezelfde sociale huisvestingsmaatschappij geldt artikel 2, § 2 en § 3 niet; 4° die aanspraak kan maken op de toepassing van § 3;5° die huurder is van een woning van dezelfde sociale huisvestingsmaatschappij die niet voldoet aan de rationele bezetting en die wenst te verhuizen naar een woning die aan de rationele bezetting voldoet, indien de huurder de verplichtingen, bedoeld in artikel 23, § 3 is nagekomen. Voor die huurder gelden artikel 2, § 2 en § 3 niet; 6° die in het Vlaamse Gewest zijn hoofdverblijfplaats heeft : a) in een campingverblijf voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit;b) in een, overeenkomstig artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet, onbewoonbaar verklaarde woning, waarvan de ontruiming noodzakelijk is;c) in een, overeenkomstig artikel 15 van de Vlaamse Wooncode, onbewoonbaar of ongeschikt verklaarde woning, die volgens het advies van de gewestelijke ambtenaar, bedoeld in artikel 2, tweede lid van het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen, ongeschikt of onbewoonbaar is ten gevolge van ten minste drie problemen van categorie III in verband met stabiliteit en vocht. Bovendien is het noodzakelijk dat de woning ontruimd wordt; d) in een woning die hij betrok op de datum waarop die het voorwerp is van een onteigeningsbesluit. Eenzelfde woning of campingverblijf kan slechts eenmaal aanleiding geven tot de in a) tot en met d) vermelde voorrang. Om in aanmerking te komen voor de in a) tot en met c) vermelde voorrang moet de kandidaat-huurder de woning of het campingverblijf sedert ten minste zes maanden bewoond hebben. § 2. Na toepassing van de verplichte voorrangsregels kan de sociale huisvestingsmaatschappij beslissen om voorrang te geven aan de kandidaat-huurder die in de periode van zes jaar vóór de toewijzing ten minste drie jaar inwoner is of geweest is van : 1° ofwel de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is;2° ofwel een gemeente binnen het werkgebied van de sociale huisvestingsmaatschappij. Indien een sociale huisvestingsmaatschappij gebruikmaakt van de mogelijkheid die bepaald is in eerste lid, brengt ze haar beslissing ter kennis van alle kandidaat-huurders die ingeschreven zijn in het in artikel 3 bedoelde register, van de VHM en van de opdrachthouder. Ze kan die beslissing pas herzien na verloop van een termijn van minstens twaalf maanden. § 3. Wanneer het gaat om woningen die gerealiseerd of gefinancierd zijn in het kader van een bijzonder programma en onder beding van specifieke verbintenissen, zijn de bepalingen van § 1 tot en met § 2 alleen van toepassing voorzover die verbintenissen zijn nagekomen. § 4. Bij de toewijzing van een woning moet evenwel steeds rekening worden gehouden met de leefbaarheid en met de rationele bezetting van de woning. Met leefbaarheid wordt bedoeld de zorg voor een optimale leefbaarheid van het patrimonium in het algemeen en van een woningcomplex in het bijzonder. De zorg voor een optimale leefbaarheid kan onder meer het nastreven van een sociale vermenging inhouden.

Bij het beoordelen van de rationele bezetting zal ook rekening worden gehouden met kinderen die geplaatst zijn en/of bij wie de kandidaat-huurder een bezoekrecht heeft of co-ouderschap uitoefent en die derhalve niet permanent in de woning zullen verblijven. § 5. Om geldig te kunnen toewijzen krachtens dit besluit, keurt het beslissingsorgaan van elke sociale huisvestingsmaatschappij voorafgaandelijk een intern toewijzingsreglement goed. Het intern toewijzingsreglement bevat het aan zijn specifieke situatie aangepaste kader waarin de sociale huisvestingsmaatschappij de toewijzingsregels van dit besluit zal toepassen.

Het intern toewijzingsreglement moet minstens regels bevatten in verband met de wijze waarop de sociale huisvestingsmaatschappij : 1° de zorg voor een optimale leefbaarheid zal realiseren door preventieve of door andere maatregelen;2° de sociale vermenging zal nastreven;3° de rationele bezetting zal toepassen;4° sociale netwerken zal versterken en ondersteunen;5° de bewoners zal informeren en zal zorgen voor een structurele inbedding van de bewonersparticipatie in de werking van de sociale huisvestingsmaatschappij;6° bijzondere aandacht besteedt aan de meest behoeftige gezinnen en aan alleenstaanden. De verhuurder moet, binnen een termijn van drie maanden na de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, een intern toewijzingsreglement ter goedkeuring aan de afdeling woonbeleid van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen. Bij overschrijding van deze termijn kan de verhuurder geen toewijzingen meer doen van sociale huurwoningen. De afdeling woonbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap moet binnen een termijn van drie maanden het intern toewijzingsreglement al dan niet goedkeuren. Bij overschrijding van deze termijn wordt het intern toewijzingsreglement geacht stilzwijgend te zijn goedgekeurd.

Het intern toewijzingsreglement is openbaar. § 6. Wanneer de sociale huisvestingsmaatschappij meerderjarige natuurlijke personen wil inschrijven onder de voorwaarden van artikel 2, § 3, moet het intern toewijzingsreglement daarenboven een leefbaarheidsplan bevatten waarin aangegeven wordt hoe de sociale huisvestingsmaatschappij in samenspraak met de bewoners en de lokale besturen de leefbaarheid wil verhogen en welke ingrepen hiertoe zullen worden gerealiseerd. Het leefbaarheidsplan wordt opgemaakt, hetzij voor het gehele patrimonium van een sociale huisvestingsmaatschappij, hetzij voor een of meerdere wijken of gebouwen.

Een sociale huisvestingsmaatschappij die vaststelt dat ze beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 2, § 3 en die hiervan gebruik wenst te maken, dient bij de afdeling woonbeleid van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap onmiddellijk een leefbaarheidsplan in ter aanvulling van het in § 5 bedoelde intern toewijzingsreglement. De afdeling woonbeleid moet binnen drie maanden het leefbaarheidsplan al dan niet goedkeuren. Bij overschrijding van deze termijn wordt het leefbaarheidsplan geacht stilzwijgend te zijn goedgekeurd. § 7. Een sociale huisvestingsmaatschappij die voldoet aan de voorwaarden van § 6, kan maximaal 20 % van de toewijzingen op jaarbasis doen aan kandidaat-huurders die ingeschreven werden onder de voorwaarden van artikel 2, § 3.

Die regel blijft van toepassing zolang er ingevolge artikel 2, § 3 reglementair ingeschreven kandidaat-huurders in de registers staan en voorzover zij op het ogenblik van de toewijzing nog voldoen aan de voorwaarden van artikel 2, § 3 en artikel 4, § 1. § 8. De afdeling Woonbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kan te allen tijde haar machtiging tot toewijzing intrekken wanneer de sociale huisvestingsmaatschappij in gebreke blijft bij de uitvoering van het in § 5 en § 6 bedoelde intern aanvullend toewijzingsreglement. In dit geval beslist de afdeling Woonbeleid over het tijdstip en de voorwaarden van de intrekking. Afdeling 5. - Afwijkingen

Art. 7.§ 1. Het beslissingsorgaan van iedere verhuurder of de door dit orgaan aangestelden kunnen in individuele gevallen aan de VHM een gemotiveerde afwijking van de bepalingen van artikel 4, met uitzondering van § 1, 2°, en van artikel 6 vragen. In voorkomend geval kan hierbij aan de kandidaat-huurder een bijkomende voorwaarde opgelegd worden. De aanvraag moet gebaseerd zijn op bijzondere omstandigheden van sociale aard en vergezeld zijn van het advies van de opdrachthouder.

De beslissing van de VHM terzake wordt ten laatste acht werkdagen na de indiening van het volledig dossier ter kennis gebracht van de verhuurder en van de opdrachthouder. De datumstempel van ontvangst bij de VHM geldt als datum van indiening. Bij gebrek aan kennisgeving binnen die termijn wordt het voorstel geacht te zijn aanvaard.

In de beheersovereenkomst, afgesloten tussen de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen kan worden opgenomen dat de sociale huisvestingsmaatschappij de afwijkingen niet ter goedkeuring moet voorleggen aan de VHM. De genomen beslissingen moeten achteraf wel aan de VHM gemeld worden, vergezeld van het advies van de opdrachthouder. § 2. Voor het toewijzen van woningen aan kandidaat-huurders die het slachtoffer zijn van een brand of een natuurramp kan het beslissingsorgaan van de verhuurder of de door hem aangestelden, na positief advies van de opdrachthouder, afwijken van de bepalingen van artikel 2, 4 en 6.

De toewijzingen volgens het eerste lid moeten achteraf aan de VHM gemeld worden, vergezeld van het advies van de opdrachthouder. In zijn beslissing vermeldt het beslissingsorgaan van de verhuurder of de door hem aangestelden, de duur van de huurovereenkomst, die korter kan zijn dan negen jaar. § 3. Voor de inschrijving en de toewijzing van de in artikel 6, § 1, 1° bedoelde woningen kan de verhuurder, overeenkomstig de in § 1 vastgestelde procedure, een afwijking vragen aan de VHM van de bepalingen van artikel 2, § 1, artikel 4 en artikel 6. § 4. Het beslissingsorgaan van een verhuurder kan, overeenkomstig de in § 1 vastgestelde procedure een afwijking vragen van de meerderjarigheidsvoorwaarde zoals bepaald in artikel 2, § 1. § 5. Een O.C.M.W. kan ten behoeve van daklozen aan het beslissingsorgaan van een sociale huisvestingsmaatschappij een afwijking vragen, zoals bepaald in § 1. Het beslissingsorgaan kan alleen, binnen een termijn van tien werkdagen, op gemotiveerde wijze weigeren op dit verzoek tot afwijking in te gaan. Indien het beslissingsorgaan van de sociale huisvestingsmaatschappij wenst in te gaan op de vraag tot afwijking, moet de in § 1 bepaalde procedure gevolgd worden. § 6. De kandidaat-huurder die vaststelt dat de verhuurder voor hem, overeenkomstig § 1 tot en met § 5, geen afwijking heeft gevraagd, kan die afwijking zelf vragen, op voorwaarde dat daarvoor een gemotiveerd verzoek gericht wordt aan de VHM. De VHM wint het advies in van de betrokken verhuurder en van de opdrachthouder. De beslissing van de VHM wordt binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek ter kennis gebracht van de verzoeker, de verhuurder en de opdrachthouder. Bij gebrek aan kennisgeving binnen die termijn wordt het voorstel geacht te zijn aanvaard. Afdeling 6. - Beroepsmogelijkheid

Art. 8.§ 1. Een kandidaat-huurder die zich benadeeld acht door de toewijzing van een woning kan hiertegen per aangetekende brief beroep indienen bij de opdrachthouder van de betrokken verhuurder, die in eerste instantie beslist over dit beroep.

Wordt dit beroep ontvankelijk en gegrond bevonden, dan beschikt de benadeelde kandidaat-huurder over de voorrang, bepaald in artikel 6, § 1, 2°.

Wordt dit beroep niet ontvankelijk of ongegrond verklaard, dan beschikt de huurder of de kandidaat-huurder over een recht van hoger beroep tegen deze beslissing.

Dit hoger beroep wordt ingesteld bij de VHM. § 2. De minister bepaalt, na advies van de VHM, de procedure voor het beroep en het hoger beroep. Afdeling 7. - Huurovereenkomst

Art. 9.§ 1. De verhuurder verhuurt zijn woningen op grond van een typehuurovereenkomst die overeenkomstig artikel 100, § 1, van de Vlaamse Wooncode is vastgesteld door de VHM en goedgekeurd door de Vlaamse regering. § 2. In de typehuurovereenkomst worden de verplichtingen van de huurder opgesomd, waarvan de niet-naleving een reden tot opzegging van de huurovereenkomst kan zijn. De typehuurovereenkomst bepaalt dat elke opzeg door de verhuurder gemotiveerd moet worden.

Onverminderd artikel 98, § 3, van de Vlaamse Wooncode en de andere verplichtingen, vervat in dit besluit, zijn ernstige tekortkomingen ten aanzien van de volgende verplichtingen van de huurder een bijzondere reden voor opzegging : 1° een huurder moet zich als een goede huisvader gedragen en er in het bijzonder voor zorgen dat zijn gedrag de leefbaarheid van zijn woonomgeving niet in het gedrang brengt;2° een huurder moet instemmen met een tijdelijke herhuisvesting indien de verhuurder een herhuisvesting, ingevolge een verbetering, aanpassing of renovatie van de door hem betrokken sociale huurwoning, noodzakelijk acht. De opdrachthouder moet een opzegging goedkeuren, indien ze voortspruit uit een ernstige tekortkoming ten aanzien van de verplichting, zoals bepaald in het tweede lid, 1°.

De verhuurder moet aantonen dat hij een beroep heeft gedaan op de bemiddeling van het O.C.M.W. wanneer hij opzeg betekent aan een huurder, van wie het inkomen in het referentiejaar dat als basis diende voor de huurprijsberekening, minder bedraagt dan 540.100 frank. HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de huurprijs Afdeling 1. - Basishuurprijs

Art. 10.Het jaarbedrag van de basishuurprijs van de woning wordt vastgesteld op ten minste 3 % en ten hoogste 9 % van de geactualiseerde kostprijs. De maandelijkse basishuurprijs wordt afgerond naar het hogere tiental. De beperking van de basishuurprijs tot 9 % geldt niet voor woningen die, op het ogenblik van de huurprijsbepaling, meer dan 40 jaar geleden voorlopig opgeleverd werden.

Vaststelling en wijziging van de basishuurprijs moeten door de VHM worden goedgekeurd. Een stijging van de basishuurcoëfficiënt met meer dan 10 % moet door de raad van bestuur van de VHM worden goedgekeurd.

Indien door de sociale huisvestingsmaatschappij een beheerscontract met de VHM werd afgesloten, kan van deze goedkeuringsbepalingen afgeweken worden.

Jaarlijks, uiterlijk op 1 juli worden de coëfficiënten voor de berekening van de geactualiseerde kostprijs van de woningen vastgesteld met inachtneming enerzijds van de jaargemiddelden van de oprichtings- en verwervingskosten van de woningen en anderzijds van de verouderingsgraad van de woningen.

Art. 11.Behalve in geval van door de verhuurder uitgevoerde renovatiewerken die aanleiding geven tot een verhoging van de geactualiseerde kostprijs van de woning, blijft de basishuurprijs ongewijzigd tot 31 december van het lopende jaar. De nieuwe basishuurprijs wordt aldus van kracht op 1 januari van ieder jaar. Afdeling 2. - Huurprijsberekening

Art. 12.§ 1. De aangepaste huurprijs is het product van de maandelijkse basishuurprijs en de inkomenscoëfficiënt. § 2. Voor het bepalen van de aangepaste huurprijs wordt de inkomenscoëfficiënt (Ic) verkregen door de toepassing van de volgende formule : Ic= I + 60 000/630 000 waarbij I gelijk is aan het inkomen van het referentiejaar verminderd met 37.800 frank voor elk van de eerste twee personen ten laste.

Art. 13.§ 1. De reële huurprijs is gelijk aan de aangepaste huurprijs, verlaagd met de in toepassing van artikel 14 toegestane huurverminderingen en rekening houdend met de in § 4 en in artikel 15 opgelegde beperkingen of aanpassingen van de basishuurprijs. § 2. Voor de vaststelling van de reële huurprijs moet de huurder aan de verhuurder de nodige gegevens verstrekken betreffende de gezinstoestand en het inkomen. § 3. Bij elke herziening van de basishuurprijs wordt de reële huurprijs herzien met inachtneming van het inkomen betreffende het referentiejaar. Wanneer voor dat jaar geen inkomen kan worden aangegeven, neemt de verhuurder het inkomen in aanmerking van het eerstvolgende jaar waarin een inkomen genoten werd. § 4. De reële huurprijs mag niet hoger zijn dan enerzijds de normale huurwaarde en anderzijds 1/60 van het inkomen, doch in geen geval lager dan de helft van de basishuurprijs.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1, 22°, is de normale huurwaarde van een woning minimaal gelijk aan het resultaat van de volgende formule : kadastraal inkomen van de woning x 100 x Index van september van het voorgaande jaar/60 x 96,11 (index september 1974) x 12

Art. 14.§ 1. De verhuurder moet aan zijn huurders met ten minste 3 personen ten laste onderstaande verminderingen toekennen : 1° 20 % op de basishuurprijs voor 3 personen ten laste;2° 30 % op de basishuurprijs voor 4 personen ten laste;3° 40 % op de basishuurprijs voor 5 personen ten laste;4° 50 % op de basishuurprijs voor 6 of meer personen ten laste. De in het eerste lid bedoelde procentuele verminderingen blijven ongewijzigd gedurende het hele jaar.

De vermindering van onroerende voorheffing waarop de huurder als hoofd van een groot gezin recht heeft krachtens de gecoördineerde wetten inzake inkomstenbelasting, wordt afgetrokken van de bij dit artikel bepaalde vermindering. § 2. Voor de gezinnen met drie en meer personen ten laste wordt door het Vlaamse Gewest aan de verhuurder het verschil terugbetaald tussen de huurprijs die dezelfde huurder zou betalen indien hij twee personen ten laste zou hebben. Het terug te betalen bedrag mag niet kleiner zijn dan de door de verhuurder toegekende huurvermindering, maar is beperkt tot de in § 1, eerste lid, vermelde percentages.

Bij zijn aanvraag tot terugbetaling moet de verhuurder aan het Vlaamse Gewest een verklaring overleggen die voor iedere betrokken huurder de gegevens van de berekening van de vermindering omvat, alsmede een attest waarbij hij bevestigt het aantal personen ten laste te hebben gecontroleerd. § 3. Het aan de verhuurder terug te storten bedrag wordt verlaagd met de in § 1, derde lid, bedoelde vermindering van de onroerende voorheffing. § 4. De huurder moet aan de verhuurder alle stukken overleggen om zijn recht op vermindering van de reële huurprijs te bewijzen.

Art. 15.In afwijking van artikel 13, § 3, wordt de reële huurprijs opnieuw berekend in de volgende gevallen : 1° in geval van overlijden of pensionering van de huurder of van de persoon met wie hij wettelijk of feitelijk samenwoont, alsmede wanneer inwonenden van wie het inkomen bij de huurprijsberekening in aanmerking werd genomen, de woning verlaten, wordt de nieuwe reële huurprijs toegepast vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de feiten met de nodige stavingstukken ter kennis van de verhuurder werden gebracht;2° wanneer het inkomen van een huurder gedurende drie opeenvolgende maanden met minstens 20 % gedaald is ten opzichte van dat van het referentiejaar, wordt de huur herzien vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de huurder de nodige bewijsstukken ter kennis gebracht heeft van de verhuurder.Op dat ogenblik kan de verhuurder aan de huurder vragen om het voortduren van deze toestand om de zes maanden opnieuw te bewijzen. Indien dit bewijs niet wordt geleverd, wordt de vorige reële huurprijs, berekend ter uitvoering van artikel 13, § 3, onmiddellijk opnieuw van toepassing; 3° wanneer personen met een inkomen erbij komen wonen, wordt de huurprijs aangepast, rekening houdend met hun inkomen, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin ze erbij kwamen wonen.

Art. 16.De te betalen huurprijs is de reële maandelijkse huurprijs, eventueel verlaagd met kortingen en/of toelagen die aan de verhuurder of aan de huurder kunnen worden toegekend krachtens een andere specifieke reglementering.

Art. 17.De huurder ontvangt vanwege de verhuurder schriftelijke informatie betreffende de berekening van de te betalen huurprijs, telkens als die opnieuw berekend wordt.

Art. 18.De totale huuropbrengst van de verhuurder, zijnde het jaarbedrag van de reële huurprijzen, mag niet hoger liggen dan 5,5 % van de geactualiseerde kostprijs van zijn totale patrimonium aan huurwoningen.

Art. 19.Wanneer een huurder een onderbezette woning bewoont, kan de verhuurder, na de tweede weigering van een aangeboden woning die aan de rationele bezetting voldoet, een evaluatie maken van de sociale situatie van de huurder en kan hem een maandelijkse vergoeding aangerekend worden van maximum 2000 frank per slaapkamer vanaf de tweede overtollige slaapkamer. Deze vergoeding komt bovenop de reële huurprijs, berekend met toepassing van artikel 13.

Art. 20.De verhuurder kan op voorwaarde dat de opdrachthouder de goedkeuring geeft, voorzover de resultatenrekening van de betrokken verhuurder per 31 december van het voorbije boekjaar een positief resultaat vertoonde : 1° tegemoetkomingen verlenen aan de meest behoeftige huurders en aan huurders die moeten verhuizen ingevolge renovatie van hun sociale huurwoning;2° gelden aanwenden voor het verwezenlijken van collectieve sociale voorzieningen, tot verhoging van de leefbaarheid, voor het financieel aanmoedigen van een rationele bezetting van woningen, en voor het nemen van integratiebevorderende initiatieven. Afdeling 3. - Solidariteitsfonds

Art. 21.Uiterlijk op 1 april 2001 zal het solidariteitsfonds in werking treden. Het wordt ingesteld krachtens artikel 46 van de Vlaamse Wooncode en heeft uitsluitend betrekking op de sociale huisvestingsmaatschappijen. HOOFDSTUK IV. - Onderzoek naar het inkomen, de gezinssamenstelling en de patrimoniale voorwaarde

Art. 22.Naast het onderzoek naar het inkomen dat hij voor de toepassing van artikel 2, § 2 en § 3 en artikel 4, § 1, 2°, moet verrichten met het oog op de inschrijving, de actualisatie, de toelating en de toewijzing van een woning, gaat de verhuurder ook over tot een onderzoek naar het inkomen van hun huurders met het oog op de herziening van de huurprijs.

Art. 23.§ 1. De kandidaat-huurders, de huurders en hun gezinsleden geven aan de verhuurder door hun kandidaatstelling of door huurder te worden de toestemming om bij de bevoegde diensten van het ministerie van Financiën en bij de lokale besturen de noodzakelijke documenten en gegevens te verkrijgen betreffende het inkomen, de gezinssamenstelling en de bij artikel 4 § 1, 3°, bedoelde patrimoniale voorwaarde.

Eventueel kan de verhuurder de kandidaat-huurder, de huurder en zijn gezinsleden verplichten hem het aanslagbiljet en de bijgevoegde berekeningsnota alsmede alle andere adequate en nuttige formulieren over te leggen. § 2. De verhuurder gaat de gezinssamenstelling na op basis van uittreksels uit de bevolkingsregisters of andere bewijskrachtige documenten en/of feitelijke gegevens en vaststellingen. § 3. De huurder moet elke wijziging in verband met de gezinssamenstelling onmiddellijk aan de betrokken verhuurder melden indien : 1° een of meerdere kinderen geboren worden;2° gezinsleden de woning verlaten;3° de partner van de huurder komt bijwonen. Elke andere wijziging in verband met de gezinssamenstelling moet voorafgaand door de huurder aan de verhuurder ter goedkeuring worden voorgelegd. HOOFDSTUK V. - Voorwaarden om huurder te blijven

Art. 24.§ 1. Gedurende de hele huurtijd moeten de huurder en de leden van het gezin, blijven voldoen aan de patrimoniale voorwaarde zoals bepaald in artikel 4, § 1, 3°. Indien de huurder of een lid van zijn gezin een woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik verwerft, moet hij dit onmiddellijk ter kennis van de verhuurder brengen. De huurder of het gezinslid moet deze woning verkopen binnen het jaar vanaf de verwerving, zoniet is de verhuurder verplicht de huur op te zeggen, met een opzegtermijn van zes maanden.

De opzegging vervalt evenwel wanneer voor het verstrijken van die opzegtermijn afstand wordt gedaan van het vruchtgebruik bedoeld in het eerste lid of wanneer vóór het verstrijken van die opzegtermijn de verworven woning : 1° ofwel onder bezwarende titel vervreemd wordt en aan de betrokken verhuurder een recht van voorkoop gegeven wordt;2° ofwel voor een periode van minstens 9 jaar verhuurd wordt aan of, al dan niet kosteloos, ter beschikking gesteld wordt van de verhuurder.Indien de woning verkocht wordt tijdens de looptijd van deze verhuring of terbeschikkingstelling, zal aan de betrokken verhuurder contractueel een recht van voorkoop gegeven worden. De overeenkomst waarin deze verhuring of terbeschikkingstelling geregeld wordt, wordt opgemaakt overeenkomstig het model, vermeld in artikel 4, § 2, derde lid. § 2. Gebeurt de in § 1 bedoelde verwerving van een woning ten kosteloze titel, dan kan de verhuurder overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 7, een gemotiveerde afwijking aanvragen bij de VHM. § 3. Indien bij het jaarlijkse onderzoek naar het inkomen, met het oog op de herziening van de huurprijs, blijkt dat de inkomenscoëfficiënt van een huurder gedurende twee opeenvolgende jaren hoger is dan twee, dan zal de huur onmiddellijk opgezegd worden met een opzeggingstermijn van één jaar.

Deze opzegging vervalt : 1° wanneer de huurder gebruikmaakt van de mogelijkheid om de woning aan te kopen volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999 betreffende de voorwaarden en modaliteiten van overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de sociale huisvestingsmaatschappijen in uitvoering van de Vlaamse Wooncode;2° of wanneer de huurder bereid is een bijdrage te betalen bovenop de maandelijkse reële huurprijs, berekend krachtens artikel 13.Deze bijdrage is verschuldigd vanaf het verstrijken van de in het eerste lid vermelde opzeggingstermijn. De bijdrage (B) wordt als volgt berekend : B = reële huurprijs x (IC - 2)/2 HOOFDSTUK VI. - Sancties en waarborg Afdeling 1. - Sancties

Art. 25.Onverminderd de bepalingen van het Strafwetboek of de gerechtelijke vervolgingen met toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende verklaringen, af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, geeft elke door de verhuurder of door de VHM vastgestelde overtreding van om het even welke bepaling van dit besluit aanleiding tot een onderzoek door het beslissingsorgaan van de betrokken verhuurder of van de VHM. Als uit dit onderzoek blijkt : 1° dat de huurder of een lid van zijn gezin nalaat de bij artikel 23 bedoelde documenten op het eerste verzoek van de verhuurder voor te leggen, dan zal die de huurder vanaf de eerste dag van de tweede maand die volgt op het eerste verzoek maximaal de normale huurwaarde aanrekenen totdat de huurder de documenten bezorgt;2° dat de huurder de correcte gezinssamenstelling niet meedeelt of ter goedkeuring voorlegt, dan kan de verhuurder de huurder maximaal de normale huurwaarde aanrekenen vanaf de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de verhuurder de huurder schriftelijk op de hoogte heeft gebracht totdat de huurder het tegendeel bewijst, onverminderd de mogelijkheid tot opzegging van de huurovereenkomst zoals bepaald in artikel 9, § 2;3° dat de huurder ingevolge onjuiste of onvolledige verklaringen onrechtmatig bij dit besluit verleende voordelen heeft genoten, dan is hij ertoe verplicht het bedrag van de hem toegekende voordelen terug te storten aan de verhuurder.Werden die verklaringen te kwader trouw gedaan, dan wordt de terugstorting verhoogd met de wettelijke interesten en betekent de verhuurder hem bovendien de huuropzeg, onmiddellijk na de definitieve vaststelling van de ten laste gelegde feiten; 4° dat de huurder ingevolge onjuiste en/of onvolledige verklaringen onrechtmatig tot een huurwoning werd toegelaten of dat hij of zijn gezinsleden weigeren de bij artikel 23 bedoelde toestemming te geven, dan betekent de verhuurder hem de huuropzeg.Voor het onrechtmatig bewonen van de woning is de normale huurwaarde als vergoeding verschuldigd.

Als blijkt uit het in het eerste lid vermelde onderzoek dat de verhuurder in gebreke gebleven is wat de toepassing van dit besluit betreft, dan is de VHM, na de vastgestelde overtreding per aangetekende brief aan de betrokken verhuurder betekend te hebben en zolang de overtreding voortduurt, gerechtigd om de rentevoet van de jaarlijks door de verhuurder op de toegestane leningen te betalen intresten met maximum 10 procent per jaar te verhogen en om geen nieuwe leningen meer te verlenen voor het bouwen van huurwoningen. Afdeling 2. - Waarborg

Art. 26.§ 1. De in artikel 1, 20°, bepaalde waarborg kan worden vervangen door : 1° hetzij een schriftelijke garantie van het O.C.M.W. in afwachting van een eenmalige doorstorting door het O.C.M.W. van het volledige bedrag, binnen 18 maanden na de ondertekening van de overeenkomst; 2° hetzij een schriftelijke borgstelling van het O.C.M.W. ingevolge wederzijds akkoord tussen de verhuurder en het O.C.M.W. in kwestie.

De waarborg wordt verhoogd met de in de loop van de huurovereenkomst gekapitaliseerde intresten aan een intrestvoet die minimaal gelijk moet zijn aan de intrestvoet voor een spaarrekening, zoals vastgesteld door de Nationale Bank van België. § 2. Bij het beëindigen van de huurovereenkomst, om welke reden ook, kan de verhuurder van rechtswege van de gestelde waarborg, verhoogd met de gekapitaliseerde intresten, alle sommen afhouden die hem door de huurder verschuldigd zijn. § 3. De sommen die na het beëindigen van de huurovereenkomst en het ontruimen van de woning, na verrekening van alle aan de verhuurder verschuldigde bedragen, overblijven, worden aan de rechthebbende terugbetaald. § 4. De waarborgen, gestort ter uitvoering van huurovereenkomsten die werden afgesloten vanaf 1 januari 1985 brengen in hoofde van de huurder intrest op. Deze intrest wordt vanaf 1 januari 2001 voor alle huurovereenkomsten vanaf 1 januari 1985 gekapitaliseerd tijdens de verdere duur van de overeenkomst. § 5. Een huurder kan de verhuurder jaarlijks vragen om een overzicht te geven van de door de huurder gestelde waarborg, verhoogd met de gekapitaliseerde intresten. De huurder moet deze aanvraag schriftelijk richten tot de verhuurder.

Art. 27.§ 1. Alle berekeningen waarvan de uitkomst een decimaal getal is, worden afgerond naar het hogere natuurlijke getal.

De inkomenscoëfficiënt wordt berekend tot vier cijfers na de komma, met afronding naar beneden. § 2. De bedragen, vermeld in artikel 1, 20°, 2, § 2 en § 3, 9, § 2, 12, § 2 en 19, worden vanaf 1 januari 2001 jaarlijks aangepast volgens de volgende formule : nieuw bedrag = basisbedrag x gezondheidsindex juni referentiejaar (basis 1996)/99,53 (gezondheidsindex juni 1996) De aldus berekende nieuwe bedragen worden afgerond op het hogere honderdtal. HOOFDSTUK VII. - Wijzigingsbepalingen

Art. 28.Aan artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale woningen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 en 15 oktober 1996, wordt een § 4 toegevoegd die luidt als volgt : « § 4. In afwijking van § 1 en § 2 zijn artikel 1 tot en met 8, 22 tot en met 24, 26 en 27 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 2000 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor sociale huurwoningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij met toepassing van titel VII van de Vlaamse Wooncode van toepassing op de onderverhuring door de sociale huisvestingsmaatschappijen van de woningen die onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen. »

Art. 29.Aan artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 14 september 1988, 14 december 1988 en 14 november 1990 en 19 december 1996, wordt een § 4 toegevoegd die luidt als volgt : « § 4. In afwijking van § 1 tot en met § 3 zijn artikel 1 tot en met 8, 22 tot en met 24, 26 en 27 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 2000 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor sociale huurwoningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij met toepassing van titel VII van de Vlaamse Wooncode van toepassing op de onderverhuring door de sociale huisvestingsmaatschappijen van de woningen die onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen. »

Art. 30.In artikel 1 het besluit van de Vlaamse regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysische handicap in sociale woonwijken wordt het 12° wordt vervangen door wat volgt : « 12° sociaal huurbesluit : besluit van de Vlaamse regering tot reglementering van het sociale huurstelsel, genomen met toepassing van titel VII van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode ».

Art. 31.In artikel 18, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 6, § 1 » vervangen door de woorden « artikel 7, § 1 ».

Art. 32.In artikel 4, § 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De in het eerste lid vermelde verplichtingen gelden niet voor bewoners die niet voldoen aan de voorwaarden waaraan particulieren moeten voldoen in het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 2000 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor sociale huurwoningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij met toepassing van titel VII van de Vlaamse Wooncode ingevolge artikel 2, § 3, en artikel 4, § 1, 3°, tenzij de te ontruimen woning voor de aanvang van het sociaal woonproject of het bijzonder woonproject aan de initiatiefnemer toebehoorde. Voor de toepassing van de onroerende bezitsvoorwaarde wordt er geen rekening gehouden met de te ontruimen woning. »

Art. 33.In artikel 11, eerste lid van het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen worden de woorden « vermeld in het besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van artikel 91, § 2 van de Vlaamse Wooncode » vervangen door de woorden « vermeld in artikel 2, § 3 en artikel 4, § 1, 3° van het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 2000 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor sociale huurwoningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij met toepassing van titel VII van de Vlaamse Wooncode ». HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 34.Dit besluit is van toepassing op alle door de VHM en de door de VHM erkende sociale huisvestingsmaatschappijen verhuurde woningen.

Onverminderd de bepalingen van artikel 28 en 29 is in afwijking van het eerste lid dit besluit niet van toepassing op de huurwoningen die werden gefinancierd op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen, op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie of op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting van 1992.

Art. 35.§ 1. Het besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of door de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende lokale sociale huisvestingsmaatschappijen worden verhuurd in toepassing van artikel 80ter van de Huisvestingscode, wordt voor de toepassing van artikel 34, eerste lid, opgeheven. § 2. In afwachting van de uitvoering door Vlaamse regering van de bepalingen van artikel 3, § 1, 9 en de uitvoering door de minister van de bepalingen van artikel 3, § 2 en artikel 8 blijven de volgende besluiten van toepassing op de in dit besluit bedoelde verhuringen : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1985 betreffende de huurlasten;2° het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1985 betreffende het verhaal;3° het besluit van de Vlaamse regering van 6 april 1995 tot bepaling van de vorm, de inhoud, de wijze van bijhouden, de modaliteiten van de actualisering en de controle van de registers van de kandidaat-huurders voor sociale woningen;4° het besluit van de Vlaamse regering van 6 april 1995 tot vaststelling van de type-huurovereenkomst. § 3. Voor de toepassing in 2001 van artikel 2, § 3, eerste lid wordt het gemiddeld inkomenscoëfficiënt van 1 december 2000 in aanmerking genomen. In dat geval dient het leefbaarheidsplan binnen de in artikel 6, § 5, derde lid, bepaalde termijn worden ingediend.

De verhuurder kan in afwachting van de goedkeuring van het in artikel 6, § 5 bedoelde intern toewijzingsreglement woningen toewijzen volgens de bepalingen van artikel 6, § 1 tot en met § 4.

Art. 36.Dit besluit en titel VII van de Vlaamse Wooncode, met uitzondering van artikel 100, § 3, 101 en 102, treden in werking op 1 januari 2001.

Art. 37.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 oktober 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

^