Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 21 december 2007
gepubliceerd op 22 februari 2008

Besluit van de Vlaamse Regering tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieumaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling

bron
vlaamse overheid
numac
2007035309
pub.
22/02/2008
prom.
21/12/2007
ELI
eli/besluit/2007/12/21/2007035309/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieumaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij het decreet van 22 april 2005, en op artikel 5, 6 en 7;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 maart 2005, 25 november 2005 en 28 april 2006;

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) het aangaan van agromilieuverbintenissen in de landbouw voorschrijft en aanmoedigt;

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) uitvoering geeft aan Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling voorziet in de beheers- en controlevoorschriften;

Overwegende dat het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling, periode 2007-2013, door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikking (2007) 5555 van 13/11/2007 en overwegende dat de uitgaven voor de uitvoering van het programma retroactief subsidiabel zijn met ingang van 1 januari 2007.

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 11 december 2007;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat het programma voor plattelandsontwikkeling werd goedgekeurd met ingang van 1 januari 2007.

Gelet op het advies 43.938/3 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij;2° het departement : het Departement Landbouw en Visserij;3° het agentschap : het Agentschap voor Landbouw en Visserij;4° landbouwer : de landbouwer, vermeld in artikel 2, 7°, van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwer, exploitatie en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;5° de verordening : Verordening (EG) nr.1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO); 6° de begunstigde : de landbouwer of niet-landbouwer die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 39, tweede lid, van de verordening;7° de controleverordening : Verordening (EG) nr.1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling; 8° de uitvoeringsverordening : Verordening (EG) nr.1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO); 9° de MTR-verordening : Verordening (EG) nr.1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, het laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 van de Raad van 20 februari 2006; 10° het decreet : het decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw;11° de verzamelaanvraag : de verzamelaanvraag, vermeld in artikel 1, 4° van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;12° de randvoorwaarden : de dwingende eisen, vermeld in artikel 4 en 5 en in bijlage III en IV van de MTR-verordening, waarvan voor Vlaanderen de normen inzake goede landbouw en milieucondities zijn vastgelegd in artikel 7 tot 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2005 tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden;13° de minimumeisen : minimumeisen voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, vermeld in artikel 39, derde lid, van de verordening. HOOFDSTUK II. - Agromilieumaatregelen

Art. 2.Afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, kan de minister een subsidie toekennen aan begunstigden die zich ertoe verbinden een of meer van de volgende agromilieumaatregelen toe te passen : 1° mechanische onkruidbestrijding;2° vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in de sierteelt;3° de biologische productiemethode;4° introductie van vlinderbloemige gewassen in het silagevoeder voor een meer grondgebonden Vlaamse veehouderij;5° behoud van met uitsterven bedreigde lokale veerassen en variëteiten van hoogstamboomgaarden.

Art. 3.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een agromilieumaatregel als vermeld in artikel 2, gaat de begunstigde een verbintenis aan voor een duur van vijf opeenvolgende jaren.

Met toepassing van artikel 51 van de verordening kunnen de subsidies verlaagd en geannuleerd worden als de landbouwer niet voldoet aan de randvoorwaarden of aan de minimumeisen.

De verbintenissen kunnen aangegaan worden vanaf 1 januari 2007.

Voor de verbintenissen tot toepassing van de agromilieumaatregelen, vermeld in artikel 2, 1° tot 4°, geldt de verzamelaanvraag als betalingsaanvraag.

Voor de verbintenissen tot toepassing van de agromilieumaatregelen, vermeld in artikel 2, 5°, moet de landbouwer jaarlijks een afzonderlijke betalingsaanvraag indienen.

Overeenkomstig artikel 46 van de uitvoeringsverordening wordt de verbintenis tijdens de looptijd door het agentschap of het departement herzien bij wijziging van de relevante dwingende normen of eisen, vermeld in artikel 39, derde lid, van de verordening.

Art. 4.§ 1. De landbouwer kan voor de agromilieumaatregel, vermeld in artikel 2, 1°, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, een jaarlijkse subsidie ontvangen van maximaal 250 euro/ha. § 2. Om voor de subsidie, vermeld in § 1, in aanmerking te komen moet de landbouwer gedurende de volledige looptijd van zijn verbintenis aan al de volgende voorwaarden voldoen : 1° mechanische onkruidbestrijding toepassen op minstens 0,5 ha van zijn in het Vlaamse Gewest gelegen percelen openluchtteelten met uitzondering van grasland, grasklaver, bebossing, beschutte teelten en braak.Non-foodbraak komt wel in aanmerking voor de subsidie; 2° de betreffende percelen aangeven in de verzamelaanvraag en elke wijziging van de initiële aangifte melden;3° de betreffende percelen tijdens de hoofdteelt, maar ook tijdens de voor- of nateelt, in eigen gebruik hebben voor een totale duur van minstens 1 jaar;4° voor de betreffende percelen geen gebruik maken van herbiciden en bodemontsmettingsmiddelen gedurende de hele hoofdteelt en de voorbereidingswerkzaamheden.Voor eenjarige teelten gelden die voorwaarden eveneens voor de voor- of nateelten en dit voor een totale periode van minimum 1 jaar; 5° per teelt een teeltfiche bijhouden met de actuele gegevens van de onkruidbestrijding. § 3. Als wegens uitzonderlijke weersomstandigheden een sterke veronkruiding met zaadvorming dreigt, en de landbouwer herbiciden wenst toe te passen, moet de landbouwer een met redenen omkleed verzoek met een aangetekende brief richten tot het agentschap om het gebruik van herbiciden, met uitzondering van triazineverbindingen, toe te staan. Het agentschap beantwoordt dit verzoek schriftelijk, met een aangetekende brief, binnen tien kalenderdagen vanaf de verzending van het verzoek. De beslissing is gunstig als binnen de gestelde termijn het agentschap aan de landbouwer geen aangetekende brief bezorgt. In ieder geval kunnen zonder deze gunstige beslissing binnen deze termijn geen herbiciden worden gebruikt. In voorkomend geval bepaalt het agentschap in welke mate de verbintenis is nagekomen en hoeveel de uitbetaling zal bedragen. Wanneer om welke reden dan ook op het betrokken perceel herbiciden worden gebruikt, wordt in geen geval voor het betreffende jaar een vergoeding uitbetaald voor dat perceel. § 4. De percelen, die aangegeven zijn in de verzamelaanvraag voor de agromilieumaatregel, vermeld in § 1, komen in aanmerking voor de subsidie, vermeld in § 1.

Art. 5.§ 1. De landbouwer kan voor de agromilieumaatregel, vermeld in artikel 2, 2°, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, een jaarlijkse subsidie ontvangen van maximaal 75 euro/ha, 450 euro/ha en 900 euro/ha voor respectievelijk extensieve teelten, zijnde boomkwekerijen in volle grond, intensieve teelten in openlucht en intensieve teelten onder glas of plastic. § 2. De maximale jaarlijkse subsidie die de landbouwer kan ontvangen bedraagt 5000 euro. § 3. Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in § 1, moet de landbouwer gedurende de volledige looptijd van zijn verbintenis aan al de volgende voorwaarden voldoen : 1° via registratie het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen voor zijn oppervlakte sierteelt op zijn exploitaties optimaliseren, rekening houdend met de milieu-impact van zijn gewasbeschermingsmiddelengebruik, omgerekend via een door een erkend Centrum voor duurzame landbouwontwikkeling gebruikte milieu-indicator;2° de registratie uitvoeren per periode van vier weken, waarbij voor de gewasbeschermingsmiddelen minimaal het middel, de formulering en de hoeveelheid moet worden vermeld en voor de meststoffen de meststof, de formulering en de hoeveelheid;3° in het kwartaal dat volgt op het eerste jaar van registratie een plan indienen dat de volgende elementen bevat : a) een beschrijving van de exploitatie en van het teeltschema;b) een overzicht van de voorgenomen technieken en eventueel van de voorgenomen milieu-investeringen om de hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen te verminderen of op een minimaal niveau te houden;c) de conclusies uit het eerste jaar van de registratie;d) de aanpassingen die al gebeurd zijn op het bedrijf in toepassing van deze maatregel. Dat plan is alleen geldig als het door het departement is goedgekeurd; 4° voor het einde van de periode van vijf jaar waarop de overeenkomst betrekking heeft het plan uitgevoerd hebben, behoudens gemotiveerde redenen van afwijking;5° vanaf het derde jaar van registratie minstens eenmaal per jaar voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen een score behalen van minstens 70 %.De berekening van dit percentage gebeurt op basis van de registratie van de milieubelasting in kg werkbare stof, in kg stikstof en in kg fosfor. Het percentage wordt bepaald door het vergelijken van een individuele bedrijfsnorm met de werkelijke verbruiksgegevens van de sierteler op jaarbasis en omgerekend in werkbare stoffen. Een verbruik gelijk of kleiner dan de ondergrens lever het maximum aantal punten op, terwijl een verbruik gelijk of groter dan de bovengrens 0 punten oplevert. Tussen de grenzen zijn de punten lineair verdeeld over het verbruik. De te bereiken score van 70 % dient behaald ten opzichte van het maximum aantal punten. Voor elke sierteler wordt een individuele bedrijfsnorm berekend als gewogen gemiddelde van de milieuclusternormen van de gewassen die bij de sierteler geteeld worden. Deze milieuclusternormen zijn de normen voor de cluster van één of meerdere gewassen met een vergelijkbare ziekte of plaaggevoeligheid, temperatuurbehoefte en gebruik van meststoffen, waarbij wordt rekening gehouden met de teeltoppervlakten en tijdsduur van de teelt van de gewassen. De individuele bedrijfsnorm, uitgedrukt in een onder- en bovengrens, wordt elke periode opnieuw berekend en wordt gebruikt bij de puntentoekenning. 6° de betreffende percelen in het Vlaamse Gewest voor minimaal 0,10 ha aangeven in de verzamelaanvraag en elke wijziging van de initiële aangifte melden;7° de betreffende percelen gedurende het hele kalenderjaar van de aangifte in gebruik hebben. § 4. De percelen die aangegeven zijn in de verzamelaanvraag voor de agromilieumaatregel, vermeld in § 1, en die in de verbintenis zijn opgenomen, komen in aanmerking voor de subsidie, vermeld in § 1.

Art. 6.§ 1. De landbouwer kan voor de agromilieumaatregel, vermeld in artikel 2, 3°, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, een jaarlijkse subsidie ontvangen die afhankelijk is van de teelt en het aantal jaren sinds het begin van de omschakeling naar de biologische productiemethode : 1° voor eenjarige akkerbouw- en voederteelten is de subsidie degressief op basis van het aantal jaren sinds het begin van de omschakeling naar de biologische productiemethode en bedraagt ze, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, respectievelijk maximaal 600, 600, 360, 360 en 360 euro/ha.Vanaf het zesde jaar wordt een subsidie van maximaal 240 euro/ha gegeven; 2° voor de teelt van grasland, meerjarige voederteelten en begraasbare natuurlijke begroeiing is de subsidie degressief op basis van het aantal jaren sinds het begin van de omschakeling naar de biologische productiemethode en bedraagt ze, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, respectievelijk maximaal 450, 450, 150, 150 en 150 euro/ha.Vanaf het zesde jaar wordt een subsidie van maximaal 120 euro/ha gegeven. Voor begraasbare natuurlijke begroeiing wordt de subsidie toegekend vanaf een gemiddelde minimum biologische veebezetting van 1,6 grootvee-eenheden per hectare; 3° voor de teelt van eenjarige groenten, kruiden en fruit (eerste 2, 5ha) is de subsidie degressief op basis van het aantal jaren sinds het begin van de omschakeling naar de biologische productiemethode en bedraagt ze, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, respectievelijk maximaal 1000, 1000, 800, 800 en 800 euro/ha.Vanaf het zesde jaar wordt een subsidie van maximaal 495 euro/ha gegeven; 4° voor de teelt van eenjarige groenten, kruiden en fruit (boven 2, 5ha) is de subsidie degressief op basis van het aantal jaren sinds het begin van de omschakeling naar de biologische productiemethode en bedraagt ze, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, respectievelijk maximaal 1000, 1000, 700, 700 en 700 euro/ha.Vanaf het zesde jaar na de omschakeling wordt een subsidie van maximaal 380 euro/ha gegeven; 5° voor beschutte teelten is de subsidie degressief op basis van het aantal jaren sinds het begin van de omschakeling naar de biologische productiemethode en bedraagt ze, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, respectievelijk maximaal 1650, 1650, 990, 990 en 990 euro/ha.Vanaf het zesde jaar wordt een subsidie van maximaal 790 euro/ha gegeven; 6° voor meerjarige fruitteelten, groenteteelten en kruidenteelten is de subsidie degressief op basis van het aantal jaren sinds het begin van de omschakeling naar de biologische productiemethode en bedraagt ze, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, respectievelijk maximaal 900, 900, 900, 620 en 620 euro/ha.Vanaf het zesde jaar wordt een subsidie van maximaal 555 euro/ha gegeven. Hoogstammige fruitbomen en notenbomen die ouder zijn dan vijf jaar komen enkel in aanmerking als de oogst ervan wordt gecommercialiseerd. § 2. Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in § 1, moet de landbouwer gedurende de volledige looptijd van zijn verbintenis aan al de volgende voorwaarden voldoen : 1° de percelen die het voorwerp uitmaken van de verbintenis, beheren overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr.2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen; 2° de naleving van Verordening (EEG) nr.2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen op de percelen die het voorwerp uitmaken van de verbintenis laten controleren door een controleorgaan dat erkend is door de Vlaamse overheid krachtens artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen; 3° de percelen die het voorwerp uitmaken van de verbintenis gedurende de looptijd van de verbintenis ononderbroken in eigen gebruik hebben;4° de percelen die het voorwerp uitmaken van de verbintenis jaarlijks aangeven in de verzamelaanvraag en elke wijziging van de initiële aangifte melden;5° uiterlijk op de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag de percelen aanmelden bij het controleorgaan, vermeld in 2°;6° de biologische productiemethode vijf opeenvolgende jaren vanaf de start van de verbintenis toepassen op de percelen, gelegen in het Vlaamse Gewest, die het voorwerp uitmaken van de verbintenis.Dit zijn de percelen aangegeven in het eerste jaar van de verbintenis. § 3. De landbouwer zal voor het jaar van de omschakeling slechts voor een subsidie in aanmerking komen als de omschakeling voor de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag gestart en aangemeld is bij het controleorgaan, vermeld in § 2, 2°. § 4. Als de landbouwer gedurende de looptijd van de verbintenis de biologische productiemethode toepast op bijkomende percelen met een oppervlakte die kleiner is dan 2 ha en kleiner dan 50 % van de oorspronkelijke verbintenis, kan de landbouwer het agentschap verzoeken om de lopende verbintenis voor de resterende looptijd uit te breiden met de extra oppervlakte. De uitbreiding van de bestaande verbintenis is alleen mogelijk mits de voorwaarden, vermeld in artikel 45, tweede lid, van de uitvoeringsverordening, worden nageleefd. § 5. Als de landbouwer gedurende de looptijd van de verbintenis de biologische productiemethode toepast op bijkomende percelen met een oppervlakte die groter is dan 2 ha of groter dan 50 % van de oorspronkelijke verbintenis, kan de landbouwer het agentschap verzoeken om de oorspronkelijke verbintenis te vervangen door een nieuwe verbintenis. De vervanging van de bestaande verbintenis door een nieuwe verbintenis is alleen mogelijk onder de voorwaarden, vermeld in artikel 45, derde lid, van de uitvoeringsverordening. § 6. De percelen die aangegeven zijn in de verzamelaanvraag voor de agromilieumaatregel, vermeld in § 1, en die in de verbintenis zijn opgenomen, komen in aanmerking voor de subsidie, vermeld in § 1. § 7. De indeling van de gewassen in teeltgroepen wordt gegeven in bijlage I bij dit besluit.

Art. 7.§ 1. De landbouwer kan voor de agromilieumaatregel, vermeld in artikel 2, 4°, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, een jaarlijkse subsidie ontvangen van maximaal 275 euro/ha. § 2. Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in § 1, moet de landbouwer gedurende de volledige looptijd van zijn verbintenis aan al de volgende voorwaarden voldoen : 1° gedurende de looptijd van zijn verbintenis op het veeteeltbedrijf minstens 0,5 ha van de volgende teelten houden : a) een grasklavermengsel in een zaaihoeveelheid van minimaal 30 kg/ha, waarin het aandeel klaver minimaal 10 gewichtsprocent bedraagt;b) luzerne in een zaaihoeveelheid van minimaal 25 kg/ha;c) rode klaver in een zaaihoeveelheid van minimaal 10 kg/ha. Het gebruik van het zaaizaad moet worden gestaafd aan de hand van facturen en certificaten voor aankoop. Deze bewijzen worden gedurende minstens 5 jaar bewaard en bij controle voorgelegd; 2° de betreffende percelen jaarlijks aangeven in de verzamelaanvraag en elke wijziging van de initiële aangifte melden;3° de teelten zaaien voor 1 mei en behouden tot minstens 15 februari van het jaar dat volgt op de aangifte, met uitzondering van de percelen gelegen in polders en duinen waar de teelt behouden moet blijven tot minstens 15 november van het jaar van de aangifte.De teelt mag meerdere jaren behouden blijven; 4° gedurende de looptijd van de verbintenis een veeteeltbedrijf uitbaten met een actief beslag voor herkauwers in Sanitel;5° de percelen die voor de verbintenis zijn aangegeven uitsluitend maaien en niet laten begrazen;6° de percelen die voor de verbintenis zijn aangegeven niet aangeven als braak of als gedroogd voedergewas;7° in het jaar dat voorafgaat aan de aangifte het perceel niet aangegeven hebben als blijvend of tijdelijk grasland;8° de betreffende percelen vanaf de datum van inzaai tot en met 31 december in eigen gebruik te hebben;9° de percelen die in de verzamelaanvraag voor voederteelten worden aangegeven, met uitzondering van grasland, moeten voor minstens 10 % uit vlinderbloemige teelten bestaan. § 3. De percelen, die aangegeven zijn in de verzamelaanvraag voor de agromilieumaatregel, vermeld in § 1, komen in aanmerking voor de subsidie, vermeld in § 1.

Art. 8.§ 1. De begunstigde kan voor de agromilieumaatregel, vermeld in artikel 2, 5°, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, maximaal de volgende jaarlijkse subsidie ontvangen : 1° 100 euro per dier voor het houden van de met uitsterven bedreigde lokale rundveerassen, vermeld in de bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd;2° 25 euro per dier voor het houden van de met uitsterven bedreigde lokale schapenrassen, vermeld in de bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd;3° respectievelijk 4 euro en 2 euro per boom voor het planten of onderhouden van minstens tien bomen van de zeldzame lokale rassen van hoogstambomen, vermeld in de bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd. § 2. Het maximaal aantal dieren waarvoor een begunstigde een subsidie kan krijgen voor de agromilieumaatregel, vermeld in § 1, bedraagt 900 voor de schapenrassen en 100 voor de rundveerassen. § 3. Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in § 1, moet de begunstigde aan al de volgende voorwaarden voldoen : 1° in het bezit zijn van een schriftelijke overeenkomst met het departement om gedurende vijf opeenvolgende jaren een aantal dieren of hoogstambomen te houden van een ras als vermeld in de bijlage bij dit besluit;2° gedurende de looptijd van zijn verbintenis minstens het aantal dieren of hoogstambomen houden, zoals is vastgelegd in de overeenkomst.3° enkel die rassen of variëteiten van dieren of hoogstambomen houden welke opgenomen werden in de goedgekeurde actieplannen van de erkende centra voor duurzame landbouwontwikkeling voor deze agromilieumaatregel. § 4. De begunstigde moet elke wijziging met betrekking tot de verbintenis melden aan het departement. § 5. Als de begunstigde bij een ongeval of ziekte van de dieren binnen drie maanden opnieuw het vereiste aantal dieren verkrijgt, behoudt hij zijn recht op de subsidie. § 6. Als de begunstigde gedurende de looptijd van de verbintenis het aantal dieren of hoogstambomen van het betreffende ras vergroot met minder dan 50 %, kan de begunstigde het departement verzoeken om de lopende verbintenis voor de resterende looptijd uit te breiden met extra dieren. De uitbreiding van de bestaande verbintenis is alleen mogelijk mits de voorwaarden, vermeld in artikel 45, tweede lid, van de uitvoeringsverordening, worden nageleefd. § 7. Als de begunstigde gedurende de looptijd van de verbintenis het aantal dieren of hoogstambomen van het betreffende ras aanzienlijk vergroot met meer dan 50 % van de oorspronkelijke verbintenis, kan de begunstigde het departement verzoeken om de oorspronkelijke verbintenis te vervangen door een nieuwe verbintenis. De vervanging van de bestaande verbintenis door een nieuwe verbintenis is alleen mogelijk onder de voorwaarden, vermeld in artikel 45, derde lid, van de uitvoeringsverordening. § 8. Het aantal dieren die in de betalingsaanvraag worden vermeld en die in de verbintenis zijn opgenomen, komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in § 1. HOOFDSTUK III. - Centrum ter bevordering van meer duurzame landbouwproductiemethoden

Art. 9.§ 1. De minister kan op advies van het agentschap of departement een vereniging erkennen als centrum ter bevordering van meer duurzame landbouwproductiemethoden als vermeld in artikel 4 van het decreet, hierna erkend centrum te noemen.

Om erkend centrum te worden, dient de vereniging een aanvraag in bij de bevoegde entiteit en moeten de voorwaarden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet, zijn vervuld. § 2. Een voor de inwerkingtreding van dit besluit als erkend centrum erkende vereniging behoudt haar erkenning. § 3. De minister kan aanvullende voorwaarden en regels voor de erkenning en de gevolgen van de erkenning bepalen in functie van de vereisten voor de specifieke agromilieumaatregel.

Art. 10.§ 1. De minister kan voor de uitvoering van bepaalde aspecten van de verbintenissen voor de agromilieumaatregelen, vermeld in artikel 2, een beroep doen op een erkend centrum en daarvoor aan het centrum een subsidie toekennen als vermeld in artikel 5 van het decreet. § 2. De erkende centra onderwerpen zich aan de controle door de bevoegde entiteit op de naleving van alle bepalingen. § 3. De minister kan de erkenning van het erkende centrum schorsen of opheffen als de bevoegde entiteit bij controle ernstige gebreken of fraudes vaststelt. HOOFDSTUK IV. - Controle op de naleving van de verbintenissen

Art. 11.§ 1. De controles op de naleving van de verbintenissen worden uitgevoerd volgens de regels en bepalingen van de controleverordening. § 2. Het agentschap of departement organiseert de administratieve controles en de controles ter plaatse op de naleving van de verbintenissen. § 3. Om de vereiste controlegegevens te verkrijgen, kan het agentschap of departement een beroep doen op derden. § 4. Het agentschap of departement heeft het recht om het voorwerp van de verbintenis te controleren en om de nodige vaststellingen over het nakomen van de verbintenis te doen. De begunstigde moet alle documenten en inlichtingen verstrekken die noodzakelijk zijn voor de controle. HOOFDSTUK V. - Beëindiging en opschorting van de verbintenis gedurende de looptijd

Art. 12.§ 1. De verbintenis kan alleen voortijdig worden beëindigd of opgeschort zonder dat het de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de door de begunstigde ontvangen steun tot gevolg heeft als de hiernavolgende voorwaarden zijn vervuld : 1° er is sprake van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als vermeld in artikel 47 van de uitvoeringsverordening of van een opzegging van de pachtovereenkomst door de verpachter om redenen onafhankelijk van de wil van de pachter;2° de gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden worden gemeld aan de bevoegde entiteit op de wijze, vermeld in artikel 47, tweede lid, van de uitvoeringsverordening. § 2. Het agentschap of departement kan, als de voorwaarden, vermeld in § 1, zijn vervuld, beslissen dat de verbintenis voor het betreffende jaar geheel of gedeeltelijk niet hoeft te worden uitgevoerd.

De verbintenis in kwestie moet dan vanaf het volgende jaar voor de nog resterende looptijd integraal verder worden uitgevoerd. Als het om redenen van overmacht niet mogelijk is de verbintenis het volgende jaar integraal verder uit te voeren, kan de verbintenis gedeeltelijk worden uitgevoerd. Als de gedeeltelijke uitvoering om reden van overmacht evenmin mogelijk is, zal de verbintenis worden verbroken. § 3. Er wordt geen gedeeltelijke of volledige terugbetaling gevraagd van de steun, toegekend voor voorafgaande jaren, als de voorwaarden, vermeld in § 1, zijn vervuld. § 4. Met uitzondering van de overmacht, vermeld in artikel 47, eerste lid, f) van de uitvoeringsverordening, wordt voor het jaar waarvoor overmacht is erkend, geen subsidie uitbetaald.

Art. 13.Als de landbouwer tijdens de looptijd van zijn verbintenis zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een andere begunstigde, zijn de bepalingen van artikel 44, eerste lid, van de uitvoeringsverordening van toepassing.

Het agentschap of departement kan van de terugbetaling afzien als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 44, tweede lid, van de uitvoeringsverordening, is voldaan.

Het agentschap of departement kan de specifieke maatregelen treffen, vermeld in artikel 44, derde lid, van de uitvoeringsverordening.

Art. 14.Het agentschap of departement neemt de nodige maatregelen om verbintenissen aan te passen met toepassing van artikel 45, vierde lid, van de uitvoeringsverordening. HOOFDSTUK VI. - Combinatie van agromilieumaatregelen

Art. 15.§ 1. Bij combinatie van de agromilieumaatregelen, vermeld in artikel 2, en de verbintenissen of overeenkomsten, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, kunnen de subsidies gecumuleerd worden voor zover de verschillende agromilieumaatregelen niet dezelfde extra kosten en gederfde inkomsten vergoeden. § 2. De landbouwer kan in 2007 voor hetzelfde perceel slechts één betalingsaanvraag indienen voor een van de agromilieumaatregelen, vermeld in artikel 2. § 3. Een combinatie van de verbintenissen, vermeld in artikel 2, en de verbintenissen of overeenkomsten, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, is in 2007 niet mogelijk. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 16.Het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 maart 2005, 25 november 2005 en 28 april 2006, wordt opgeheven.

Art. 17.Voor het einde van de looptijd van een verbintenis die is aangegaan in het kader van het besluit, vermeld in artikel 16, kan het agentschap, het departement of het erkende centrum, vermeld in artikel 9, § 1, op verzoek van de begunstigde, die verbintenis omzetten in een nieuwe verbintenis voor vijf jaar, op voorwaarde dat die omzetting onomstotelijk het milieu ten goede komt en dat de bestaande verbintenis aanmerkelijk wordt versterkt. De nieuwe verbintenis wordt overeenkomstig de verordening en dit besluit gesloten. Het erkende centrum, vermeld in artikel 9, § 1, brengt het agentschap of departement schriftelijk op de hoogte en bezorgt alle stukken aan het agentschap of departement.

Art. 18.Op de lopende verbintenissen, gesloten op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, blijft dat besluit, met uitzondering van artikel 23 en 24, van toepassing.

Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 21 december 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

Bijlage I. Indeling van de gewassen in teeltgroepen (art. 6, § 7, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieumaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tabak, champignons, bos, wendakker, kruiden en bloemen in pot en plantgoed in substraatperspot of bakje worden in deze tabel niet als teelt beschouwd.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieumaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling.

Brussel, 21 december 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

Bijlage II Lijst van de met uitsterven bedreigde rassen (artikel 8, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieumaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling) rundveerassen : rood rundveeras van België, het witrood rundveeras van België en het witblauw dubbeldoel rundveeras van België; schapenrasen : houtlandschaap, Kempens schaap, mergellandschaap, Belgisch melkschaap, Vlaams kuddeschaap, Ardense voskop, Lakens schaap, Vlaams schaap, entre-sambre-et-Meuseschaap; hoogstambomen - appels : abondance, alkmene, anna boelens, annanasreinette, api d'orange, api noire, argilière, beauty of bath, belle de nord, belle de pontoise, bloemeezoet, boskoop bieling, boskoop bovey, bramley's seedling, calville d'archangelsk, colapuis, court pendu plat, court pendu violette, cox pomona, dabinet, dello, dijkmanszoet, discovery, douce coet ligné, dolgo, drentsche, dubbele zoete aagt, elstar, framboosappel, franse bellefleur, franse zure, gauthier, germaine, glockenapfel, glorie van holland, godivert, goldparmaine, gravenstein, grenadier, grijze rabauwen, grijze vlaamse renet, gris baudet, groninger kroon, groninger pippeling, gronsvelder klumpke, hauchecorne, honingzoet, jan steen, jonathan, jonathan rood, kalvijn, karmijn de sonnaville, kastelein, kiliaan, king russet, late rode, lemon pippin, london pippin, lord lambourne, luitenant generaal biebuyck, luntersche present, lunterse pippeling, marbree de hert, margrater reinette, marie doudou, marseigna, mere de menage, normandie blanc, ontario, oranje reinette, oranjezoet, orleans reinette, otava, oude wijven, pater van den elsen, peasgood non such, peperappel, perzikrode zomerappel, pitmaston duchess, pomme d'api étoilée, pomme de rosea, pomme d'or, pomme du verger, pomme jerusalem, posson, précoce de wirwignes, present van engeland, present van holland, president van dievoet, purpurroter cousinot, queen cox, rayka, reinette baker parmentier, reinette blanche, reinette de blenheim, reinette de caux, reinette de fugélan, reinette de furnes, reinette dewaleffe, reinette d'orléans, reinette evagil, reinette gris de saintogne, reinette grise, reinette van ekenstein, renora, rode astrakan, rode boskoop, rode tulpappel, rode gravenstein, roquet de bretagne, roter berlepsch, roter eisenapfel, rubensappel, schellinkhout, schimmerts rozeblaadje, schöner van nordhausen, septemberrood, sevenummer striepke, severin's striepke, seylena, siberische glasappel, spyon, stark's earliest, strepeling, striepke, suntan, the queen, topaz, transparante blanche, transparante jaune, tydemans early worchester, verdin d'automne, veurnse reinet, vlaamsche schrijveling, vogelcalville, weldragende, winston, winterrambour, witte astrakan, witte winterlombarts calville, zabergau reinette, zigeunerin, zijden hemdje, zoete bloemee, zoete champagner, zoete ermgaard, zoete grauwe reinette, zoete kroon, zoete kroon, zoete pippeling, zoete rode ossekop, zoete roemeling, zoete van brabant, zoete veen, zoete winterparadijs, zure kannetje en zure paradijs; hoogstambomen - peren : alexandrine douillard, andré desportes, avezaath kapel, belle, beurré bâchelier, beurré chaboceau, beurré de merode, beurré dumont, beurré giffard, beurré goubault, beurré lebrun, beurré leon de loof, beurré napoléon, beurré rose, beurré six, beurré unique, beurré van den ham, boterpeer, bonne cuvigne, bonne de bry, bonne de malines, brederode, bronzée d'enghien, brusselse dame, callebasse de tirlement, callebasse d'hiver, colmar d'ete, corsoneispeer, cuisse madam, delices de huy, désirée cornélis, diamantpeer, dirkjespeer, doyenné amelinckx, dr. jules guyot, duchesse d'angoulême, eva ballet, fondante de moulins - lille, fondante de thiriot, foppenpeer, general leclerq, général tottleben, gieser wildeman, groene juffer, grosse louise, hughe's victoria, ijsbout, jodenpeer, juffrouwpeer, kleipeer, kruidenierspeer, kweepeer, le curé, le lectier, maagdenpeer, madam favre, madam verte, Mme bonnefrond, marguérite marillat, marie louise duquesne, minister dr lucius, munsterbirne, noordhollandse suikerpeer, notaire lepin, nouvelle fulvie, olivier de serres, oranjepeer, passe colmar, passe crassane, peer thijssen, pirus, plovine, poire à cote d'or, pondspeer, rode anjou, roosjespeer, saint mathieu, schoenmakerspeer, sletzing, souvenir du congres, st-germain d'hiver, st-nicolaaspeer, st-remy, supertrevoux, suzette de bavay, tesselaar, tonpeertje, trosjespeer, urbanist, valse flip, van marum, vauquelin, vijgepeer, winterrietpeer, witte flip, witte kozijn, zoete brederode, zoeteman en zomerrietpeer; hoogstambomen - pruimen : angelina burdet, avalon, belpruim, betuwse kwets, boerenblauwe, bryanston gage, conducta de wallon, dubbele boerenwitte, dubbele priesterkes, eierpruim, fruhzwetsche, gelbe hauszwetsche, gros damas de tours, grove's late victoria, hauszwetsche, hongaarse kwets, italiaanse kwets, jubileum, kroosjespruim, mirabelle herrenhauser, ontario, palokes, pastoorspruim, president, prune de prince, r.c. morros, r.c. royen, reine claude d'eculy, reine claude verte, remi, stanley, talvana, thames cross, tonneboer, victoria, vliermaalse pruim, voyageur, vroege tolse, warwickshire drooper, wignon, yacima, zaailing zevergem en zoete kwets; hoogstambomen - kersen :anabelle, biggareau de mézele, bourtoulse, bruine van ordingen, bruine vleeskers, burlat, canada giant, castor, cerise blanche d'harcigny, coeur de noyon, durone, early rivers, frühe rote meckenheimer, gascogne tardive de seninghem, grigotte saint-jan, grosse royal, guigne noire de ruesnes, hoeve dobbelstein, inspecteur löhnis, johanna, kaaskers, karina, kassins frûhe, koningskers, lapins, marguerite marillat, meikers, merchant, mierlose zwarte, neskora, newstar, octavia, pater van mansfeld, pollux, puntkers, puthers dikke, regina, reine hortense, rheinische schattenmorelle, ridders, rotzakken, sam, semis s.z., skeeva, sommerset, souvenir d'antoine nomblot, star, starking hardy giant, stella, stella compact, summit, sumtare, sunburst, sylvia, tempurii, van, varikse zwarte, viola, vleeskers, vroege krakers, vroege van werder, wijnkers en zwarte zittaert; hoogstambomen - perziken : abquinen, bloedperzik, bonne de malines, champion, damas c, fertile de septembre, hambledon, Mme blanchet, peregrine, redhaven, remi van den brande, rhode islands, scrazinsk, vaes oogst en witte montagne.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieumaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling.

Brussel, 21 december 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

^