Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 21 december 2012
gepubliceerd op 15 januari 2013

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten en de daaraan verbonden werkingskosten

bron
vlaamse overheid
numac
2013035024
pub.
15/01/2013
prom.
21/12/2012
ELI
eli/besluit/2012/12/21/2013035024/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten en de daaraan verbonden werkingskosten


De Vlaamse Regering, Gelet op de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971, artikel 80, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1978 en vervangen bij het decreet van 8 juli 1996, artikel 94 en 95, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1978 en vervangen bij het decreet van 5 juli 1989, en artikel 96, § 3, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1978 en vervangen bij het decreet van 23 oktober 1991;

Gelet op het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, artikel 24, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 22bis, § 2, tweede lid, ingevoegd bij decreet van 27 maart 2009, artikel 33, § 1, vierde lid, en § 3, tweede lid, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij de decreten van 27 maart 2009, 29 april 2011, 23 december 2011 en 9 maart 2012, artikel 34, § 3, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij de decreten van 29 april 2011 en 23 december 2011, artikel 36, tweede lid, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011, artikel 38, § 1,vervangen bij het decreet van 23 december 2011, artikel 42, derde lid, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij de decreten van 27 maart 2009, 29 april 2011 en 23 december 2011, artikel 43, § 3, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij de decreten van 29 april 2011 en 23 december 2011, artikel 44, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006, artikel 64, § 3, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2007, artikel 69 en 70, artikel 71, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011, artikel 72, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000, en artikel 73;

Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.15, 4.1.20, 4.1.21, 4.1.22 en 4.1.23;

Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, artikel 57;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysieke handicap in sociale woonwijken;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdrachten van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 houdende de facultatieve subsidiëring van sociale huisvestingsmaatschappijen voor proefprojecten sociale passiefwoningen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 tot bepaling van de nadere regelen voor de opvolging van de realisatie van het bindend sociaal objectief en tot bepaling van de methodologie en de criteria voor de uitvoering van een tweejaarlijkse voortgangstoets;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2012 tot vaststelling van nadere regels voor de bijdragen van de sociale woonactoren in de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 februari 2009 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de kosten voor het invullen van de functie van een conciërge in aanmerking genomen worden voor de berekening van de gewestelijke sociale correctie;

Gelet op het ministerieel besluit van 7 mei 2009 tot bepaling van de inkomsten en uitgaven die bijkomend in aanmerking worden genomen voor de berekening van de Gewestelijke Sociale Correctie (GSC);

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 20 juli 2012;

Gelet op het advies van de Vlaamse Woonraad, gegeven op 10 september 2012;

Gelet op het advies 52.162/3 van de Raad van State, gegeven op 23 oktober 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° appartement : woning in een gebouw waarin zich minimaal twee woningen in verschillende bouwlagen boven elkaar bevinden, en die geen duplex is;2° archeologische opgraving : het gebruik van wetenschappelijke methoden en technieken waarmee doelbewust de ondergrondse, aan de oppervlakte of onder water aanwezige archeologische artefacten en archeologische sites worden opgespoord, vrijgelegd en door opgraving worden onderzocht en waarbij de archeologische artefacten en onderzoeksdocumenten archeologische ensembles vormen;3° archeologisch vooronderzoek : het gebruik van wetenschappelijke methoden en technieken waarmee doelbewust archeologische artefacten en archeologische sites worden opgespoord en gewaardeerd zonder de erfgoedwaarden in situ wezenlijk aan te tasten te onderscheiden in archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem met mogelijks enig effect op de erfgoedwaarden in situ zoals de aanleg van proefsleuven, proefputten, vlakken of andere intrusieve methoden met grondverzet en archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem zonder aanwending van grondwerkzaamheden of activiteiten die enig effect hebben op de erfgoedwaarden in situ.Voorbeelden van archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem zijn veldprospectie, luchtfotografische prospectie, geofysische prospectie en archivalisch onderzoek; 4° besluit Beheersvergoeding : het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2012 tot vaststelling van nadere regels voor de bijdragen van de sociale woonactoren in de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen;5° bestaande woonkern : een gebied als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 3°, van de Vlaamse Wooncode;6° beveiligde zending : een van de volgende betekeningswijzen : a) een aangetekende brief;b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;c) elke andere door de minister toegestane betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;7° decreet Grond- en Pandenbeleid : het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;8° duplex : woning in een gebouw waarin zich twee woningen in verschillende bouwlagen boven elkaar bevinden en waarvan iedere woning toegankelijk is via een gescheiden ingang of trap die uitkomtop het openbare domein op het gelijkvloerse niveau;9° eengezinswoning : elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich geen andere woningen bevinden;10° GSC : de gewestelijke sociale correctie;11° Investeringsfonds : het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant, vermeld in artikel 1, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;12° Kaderbesluit Sociale Huur : het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;13° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor wonen;14° Programmatiebesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten;15° referentiejaar : de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de berekening van de GSC plaatsvindt;16° rekening-courant bij de VMSW : de rekening bij de VMSW waarop de middelen van de SHM beheerd worden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2005 houdende de regeling inzake het beheer van de eigen middelen van de sociale huisvestingsmaatschappijen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen;17° rijwoning : een woning waarvan twee zijden verbonden zijn met andere gebouwen of bestaan uit wachtgevels;18° schattingsprijs : de raming van de waarde van een onroerend goed door een van de volgende personen of instanties, op voorwaarde dat een raming van een persoon of instantie als vermeld in punt a) en b), primeert op een raming van een persoon of instantie als vermeld in punt c), d) en e) : a) de ambtenaar van de Algemene Administratie van de Patrimoniale Documentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën die bevoegd is voor schattingen;b) een comité voor aankoop van onroerende goederen, overeenkomstig artikel 3, 7°, van het protocol van 5 maart 1985 tussen de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen betreffende de bevoegdheid van de comités tot aankoop van onroerende goederen en van de kantoren der domeinen van de Staat;c) een notaris;d) een landmeter-expert, na gezamenlijk akkoord over de schatter;e) een door de VMSW gemachtigde ambtenaar, als de VMSW zelf geen partij is bij de onroerende transactie waarvoor het schattingsverslag wordt opgemaakt;19° SHM : een erkende sociale huisvestingsmaatschappij als vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode;20° strategische grondaankoop : de aankoop van een grond waarvan de aankoopprijs minder dan de helft van de reële verkoopwaarde op de vrije markt van vergelijkbare bouwrijpe gronden in die regio bedraagt en : a) die pas op middellange termijn voor bebouwing in aanmerking komt omdat hij gelegen is in een woonuitbreidingsgebied dat pas op middellange termijn mag worden aangesneden, of;b) die volgens de huidige bestemming van het gewestplan niet onmiddellijk voor woningbouw in aanmerking komt maar waar een ruimtelijk structuurplan of een ontwerp ruimtelijk uitvoeringsplan een woonbestemming in het vooruitzicht stelt, of;c) die gelegen is in een niet-uitgeruste woonzone;21° structurele leegstand : een leegstaande woning die gedurende minimaal zes maanden leegstaat of zal leegstaan als gevolg van de geplande uitvoering van een renovatie- of bouwproject;22° tenlasteneming : de rechtstreekse betaling van kosten door een subsidiërende overheid aan aannemers van opdrachten van werken, leveringen en diensten in het kader van een subsidieaanvraag;23° uitvoeringsprogramma : het uitvoeringsprogramma, vermeld in artikel 33, § 3, van de Vlaamse Wooncode;24° vervangingsbouw : een gebouw of woning volledig afbreken of meer dan veertig procent van de buitenmuren van een gebouw of woning afbreken, en op dezelfde plaats een of meer nieuwe woningen oprichten;25° verwerving : de aankoop van een onroerend goed of de vestiging van een recht van erfpacht of een recht van opstal op een onroerend goed;26° Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;27° VMSW : de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, opgericht bij artikel 30 van de Vlaamse Wooncode.28° VWF : het Vlaams Woningfonds, vermeld in artikel 50 van de Vlaamse Wooncode;29° woningbouwgebied : een gebied als vermeld in bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 april 1998 houdende de afbakening van woonvernieuwings- en woningbouwgebieden;30° woongebied : de gebieden die : a) ofwel geordend worden door een ruimtelijk uitvoeringsplan en vallen onder de categorie van gebiedsaanduiding « wonen »; b) ofwel geordend worden door een plan van aanleg en aangewezen zijn als een woongebied in de zin van artikel 5.1.0 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen; 31° woonproject met sociaal karakter : een project als vermeld in artikel 1, eerste lid, 17°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;32° woonvernieuwingsgebied : een gebied als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 april 1998 houdende de afbakening van woonvernieuwings- en woningbouwgebieden.

Art. 2.Dit besluit wordt aangehaald als het Financieringsbesluit.

Art. 3.§ 1. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan de minister volgens de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2, jaarlijks subsidies verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen sociale huurwoningen ter beschikking te stellen.

De minister stelt de subsidies voor de financiering van verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies in de vorm van een tussenkomst in de leningslast door aan de initiatiefnemers. § 2. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan de minister volgens de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 3, de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur geheel of gedeeltelijk ten laste nemen, of subsidies verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels ter beschikking te stellen.

De minister stelt de subsidies voor de financiering van verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies door aan de initiatiefnemers of betaalt daarmee de tenlastenemingen. § 3. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan de minister volgens de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 4, jaarlijks subsidies verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels ter beschikking te stellen.

De minister stelt de subsidies voor de financiering van verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels, vermeld in artikel 4, § 1, 3°, ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies in de vorm van een tussenkomst in de prefinanciering door aan de initiatiefnemers. § 4. Om SHM's in staat te stellen huurverminderingen als vermeld in artikel 72, eerste lid, 3°, van de Vlaamse Wooncode, toe te kennen, kent de minister de SHM's een GSC toe volgens de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 5.

Art. 4.§ 1. Voor de financiering van het uitvoeringsprogramma wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende verrichtingen : 1° verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen waarvoor aan de initiatiefnemers een tussenkomst in de leningslast verstrekt kan worden : a) de verwerving van een of meer onroerende goederen;b) de sloop van een of meer constructies;c) de nieuwbouw of vervangingsbouw van een of meer sociale huurwoningen;d) de investering in de renovatie, verbetering of aanpassing van een of meer sociale huurwoningen;e) elke combinatie van de verrichtingen, vermeld in punt a), b), c) en d);2° verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels waarvoor de kosten geheel of gedeeltelijk ten laste genomen kunnen worden of waarvoor aan de initiatiefnemers een subsidie toegekend kan worden : a) de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur, in het bijzonder : 1) bouwrijp maken van gronden en, enkel voor verrichtingen voor de realisatie en instandhouding van sociale koopwoningen of sociale kavels, sloop van de aanwezige constructies;2) uitvoering van infrastructuurwerken;3) oprichting van gemeenschapsvoorzieningen;4) uitvoering van aanpassingswerken aan de woonomgeving;b) de verwerving van een of meer onroerende goederen met het oog op de realisatie van sociale koopwoningen, sociale kavels of gemeenschapsvoorzieningen;c) de nieuwbouw of vervangingsbouw van een of meer sociale koopwoningen, of de investering in de renovatie van een of meer gebouwen of woningen tot een of meer sociale koopwoningen;3° verwervingen voor de realisatie van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels waarvoor aan de initiatiefnemers een tussenkomst in de prefinanciering verstrekt kan worden. § 2. De tussenkomst in de leningslast voor de verrichtingen, vermeld in paragraaf 1, 1°, wordt verstrekt aan de volgende initiatiefnemers : 1° de SHM's;2° het VWF, voor verwervingen, voor de vervangingsbouw van sociale huurwoningen en voor investeringen in de renovatie, verbetering of aanpassing van een of meer sociale huurwoningen;3° gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;4° openbare centra voor maatschappelijk welzijn of OCMW-verenigingen. De tenlasteneming of subsidie voor de verrichtingen, vermeld in paragraaf 1, 2°, a), wordt verstrekt aan de volgende initiatiefnemers : 1° de SHM's;2° het VWF, voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen of sociale koopwoningen;3° gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;4° openbare centra voor maatschappelijk welzijn of OCMW-verenigingen;5° andere initiatiefnemers als vermeld in artikel 75 van de Vlaamse Wooncode die door de Vlaamse Regering als initiatiefnemer erkend worden; 6° verkavelaars en bouwheren die onder de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.20, § 1, van het decreet grond- en pandenbeleid, een sociale last uitvoeren in natura, voor de realisatie van sociale koopwoningen of sociale kavels.

De subsidie voor de verrichtingen, vermeld in paragraaf 1, 2°, b), wordt verstrekt aan de volgende initiatiefnemers : 1° de SHM's;2° het VWF;3° gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;4° openbare centra voor maatschappelijk welzijn of OCMW-verenigingen. De subsidie voor de verrichtingen, vermeld in paragraaf 1, 2°, c) wordt verstrekt aan de volgende initiatiefnemers : 1° de SHM's;2° het VWF, voor vervangingsbouw van sociale koopwoningen en voor investeringen in de renovatie van een of meer gebouwen of woningen tot sociale koopwoningen; 3° gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, op grond van het actieprogramma, vermeld in artikel 4.1.7, tweede lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid, op gronden die ze op 31 december 2008 in eigendom hadden.

De tussenkomst in de prefinanciering voor de verwervingen voor de realisatie van sociale huurwoningen, vermeld in paragraaf 1, 3°, wordt verstrekt aan de initiatiefnemers, vermeld in het eerste lid. De tussenkomst in de prefinanciering voor de verwervingen voor de realisatie van sociale koopwoningen of sociale kavels, vermeld in paragraaf 1, 3°, wordt verstrekt aan de initiatiefnemers, vermeld in het derde lid.

De VMSW kan de financiering, vermeld in het eerste tot en met het vijfde lid, ook zelf aanwenden volgens dezelfde voorwaarden. HOOFDSTUK 2. - Verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen waarvoor een tussenkomst in de leningslast wordt verstrekt

Art. 5.§ 1. Voor de verwerving, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, a), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van : 1° de kostprijs van de verwerving, vermeld in paragraaf 2;2° de extra kosten bij de verwerving, vermeld in paragraaf 3;3° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit Beheersvergoeding. § 2. Als de verwerving de aankoop van een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs gelijk aan de reële kostprijs van de aankoop, beperkt tot de schattingsprijs, verhoogd met de eventuele btw of registratierechten en verminderd met eventuele subsidies die voor de aankoop zijn verstrekt op een andere basis dan dit besluit. Behoudens wat het VWF betreft, kunnen onroerende goederen aangekocht worden door tussenkomst van een comité voor aankoop van onroerende goederen, overeenkomstig artikel 3, 7°, van het protocol van 5 maart 1985 tussen de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen betreffende de bevoegdheid van de comités tot aankoop van onroerende goederen en van de kantoren der domeinen van de Staat. In geval van aankoop door tussenkomst van een comité voor aankoop of bij uitoefening van het recht van voorkoop is er geen beperking op de reële kostprijs.

De kostprijs, vermeld in het eerste lid, wordt beperkt tot een prijsplafond, dat wordt vastgesteld op het moment van de ondertekening van de verkoopovereenkomst. Als basis voor de berekening van het prijsplafond wordt het bedrag gebruikt dat gelijk is aan 15.000 euro per te realiseren sociale huurwoning, cumulatief verhoogd met : 1° 5.000 euro als het onroerend goed in woongebied ligt; 2° 5.000 euro als de te realiseren huurwoningen eengezinswoningen zijn; 3° 12.500 euro als de grond volledig uitgerust is.

Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt vermenigvuldigd met een factor die gelijk is aan de verhouding van de verkoopprijs per vierkante meter van bouwgronden in de gemeente in kwestie tot de verkoopprijs per vierkante meter van bouwgronden in het Vlaamse Gewest, met een ondergrens van 0,75 en een bovengrens van 1,50. De minister stelt jaarlijks op 1 mei voor elke gemeente de factor vast waarmee het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt vermenigvuldigd.

Voor de vaststelling van de bouwgrondprijs in het Vlaamse Gewest, respectievelijk de bouwgrondprijs in een gemeente wordt gerekend met het gemiddelde van de prijs waartegen bouwgrond tijdens de laatste vijf jaar is verkocht, zoals die door de Federale Overheidsdienst Economie wordt bekendgemaakt, gewogen volgens het aantal vierkante meter per verkoop in kwestie. Voor gemeenten in Vlabinvestgebied geldt een minimale verhoging met 10 %.

Als de kostprijs, vermeld in het eerste lid, onder het prijsplafond ligt dat is berekend overeenkomstig het tweede en het derde lid, kan het saldo worden toegevoegd aan de prijsplafonds voor toekomstige aankopen, op voorwaarde dat die plaatsvinden binnen een termijn van vijf jaar na de huidige aankoop. De som van de bedragen die aan de prijsplafonds voor toekomstige aankopen worden toegevoegd, blijft beperkt tot het beschikbare saldo van de huidige aankoop. Voor elke individuele toekomstige aankoop mag het toepasselijke prijsplafond op basis van deze regel met maximaal 20 % verhoogd worden.

Als de verwerving de onteigening van een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs gelijk aan het bedrag van de onteigeningsvergoeding, met inbegrip van de wederbeleggingsvergoeding.

Dat bedrag wordt beperkt tot een prijsplafond, dat wordt vastgesteld op het moment van de onteigeningsakte. Het prijsplafond wordt vastgesteld overeenkomstig het tweede en het derde lid. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op een onteigening.

Als de verwerving de vestiging van een recht van erfpacht of een recht van opstal op een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs gelijk aan het bedrag dat op het moment van de vestiging van het zakelijk recht wordt betaald. Dat bedrag wordt beperkt tot een prijsplafond, dat wordt vastgesteld op het moment van de vestiging van het recht van erfpacht of het recht van opstal. Het prijsplafond bedraagt 25 % van het prijsplafond, berekend overeenkomstig het eerste tot en met het derde lid, voor een erfpacht- of opstalperiode van maximaal veertig jaar, en wordt vermeerderd met een half procentpunt per extra jaar. Het vierde lid is niet van toepassing op de vestiging van een recht van erfpacht of een recht van opstal. § 3. De extra kosten bij de verwerving betreffen de reële uitgaven, inclusief btw, met betrekking tot : 1° het ereloon van de notaris en de aktekosten;2° de opmeting van het onroerend goed;3° het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;4° het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem;5° keuringen of proeven. De extra kosten worden beperkt tot 2 % van de kostprijs van de verwerving, vermeld in paragraaf 2.

Art. 6.Voor de sloop, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, b), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de reële kostprijs van de sloop, verminderd met eventuele subsidies die voor de sloop zijn verstrekt op een andere basis dan dit besluit. De reële kostprijs van de sloop is de som van : 1° de kosten voor de aanneming van de sloop;2° de erelonen;3° de btw op de aanneming;4° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit Beheersvergoeding. Technisch ondeelbare werken die niet uitsluitend ten behoeve van de te realiseren sociale huurwoningen worden uitgevoerd, worden in het subsidiabele bedrag opgenomen a rato van het grondaandeel van de sociale huurwoningen in kwestie.

Art. 7.§ 1. Voor de bouw, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, c), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van : 1° de kostprijs van de bouw, vermeld in paragraaf 2;2° de studiekosten, vermeld in paragraaf 3;3° de btw op de kostprijs van de bouw en op de studiekosten;4° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit Beheersvergoeding. § 2. De kostprijs van de bouw is gelijk aan de reële kostprijs van de bouw, verminderd met eventuele subsidies die voor de bouw zijn verstrekt op een andere basis dan dit besluit, beperkt tot een prijsplafond dat wordt bepaald op basis van de simulatietabel die is opgenomen in de technische normen waaraan sociale woningen moeten voldoen, vastgesteld bij of krachtens artikel 50/1 van het Programmatiebesluit.

Het prijsplafond wordt vastgesteld op de datum van de opening van de bieding. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de contractueel overeengekomen prijsherzieningen pro rata toegepast op het prijsplafond, op basis van de procentuele stijging van het totale aanbestedingsbedrag. § 3. De studiekosten betreffen de reële uitgaven, exclusief btw, voor : 1° de studie en de leiding van de werkzaamheden;2° de veiligheids- en de gezondheidscoördinatie;3° het toezicht op de uitvoering van de opdracht;4° archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem en archeologische opgravingen;5° keuringen of proeven;6° het houden van de gunningsprocedure;7° de asbestinventaris,ingevolge het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest;8° de EPB-aangifte, ingevolge het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet. De studiekosten worden beperkt tot 10 % van de kostprijs van de bouw, vermeld in paragraaf 2.

Art. 8.§ 1. Voor de investering, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, d), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van : 1° de kostprijs van de investering, vermeld in paragraaf 2;2° de studiekosten, vermeld in paragraaf 3;3° de btw op de kostprijs van de investering en op de studiekosten;4° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit Beheersvergoeding. § 2. De kostprijs van de investering is gelijk aan de reële kostprijs van de investering, verminderd met eventuele subsidies die voor de investering zijn verstrekt op een andere basis dan dit besluit, beperkt tot 80 % van het prijsplafond, vermeld in artikel 7, § 2, dat van toepassing is op de bouw van dezelfde woningtypes.

In afwijking van het eerste lid wordt in de volgende gevallen de kostprijs beperkt tot het prijsplafond, vermeld in artikel 7, § 2 : 1° als vervangingsbouw een vermindering van het bouwvolume zou inhouden;2° als de investering wordt gedaan om een beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap in stand te houden of als het gaat om een beschermd monument of een pand op de inventaris van het bouwkundig erfgoed;3° als de investering wordt gedaan in een pand dat niet onder het beheer van de initiatiefnemer is gebouwd en dat maximaal tien jaar voorafgaand aan de investering door de initiatiefnemer werd verworven. Het prijsplafond wordt vastgesteld op de datum van de opening van de bieding. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de contractueel overeengekomen prijsherzieningen pro rata toegepast op het prijsplafond, op basis van de procentuele stijging van het totale aanbestedingsbedrag.

Als de investering wordt gedaan in gebouwen, woningen of aanhorigheden waarin al investeringen hebben plaatsgevonden of die niet onder het beheer van de initiatiefnemer zijn gebouwd, wordt het resultaat van het eerste tot en met het derde lid verminderd met de niet-afgeschreven investeringskosten. De niet-afgeschreven investeringskosten worden berekend als de som van : 1° de kosten van verrichtingen als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, c) of d), waarvoor een renteloze lening in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 82, 1°, of een marktconforme lening als vermeld in artikel 11, § 2, eerste lid, van dit besluit werd verleend, verminderd met een drieëndertigste per volledig jaar dat is verlopen sinds 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de laatste verrichting werd uitgevoerd;2° op voorwaarde dat daarvoor toepassing is gemaakt van artikel 9, het saldo van de verwervingskosten boven het prijsplafond, vermeld in artikel 5, § 2, verminderd met een drieëndertigste per volledig jaar dat is verlopen sinds 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de laatste verwerving heeft plaatsgevonden. § 3. De studiekosten bij een investering betreffen de reële uitgaven, exclusief btw, vermeld in artikel 7, § 3, en worden beperkt tot 10 % van de kostprijs van de investering, vermeld in paragraaf 2.

Art. 9.§ 1. Voor de combinatie van een verwerving als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, a), en een bouw als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, c), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van het subsidiabele bedrag voor de verwerving, vermeld in artikel 5, § 1, en het subsidiabele bedrag voor de bouw, vermeld in artikel 7, § 1, die van toepassing zijn op een verwerving en een bouw voor dezelfde combinatie van woningtypes en aanhorigheden als betrokken in het woonproject. Bij het bepalen van het subsidiabele bedrag wordt geen rekening gehouden met eigenschappen van de grond die een kostprijsverhogend effect hebben op de bouw. Het gedeelte van het subsidiabele bedrag dat aan de verwerving kan worden toegeschreven, blijft beperkt tot de schattingsprijs. Voor de verwerving wordt het prijsplafond genomen dat van toepassing is op het moment van de ondertekening van de verkoopovereenkomst, de onteigeningsakte of de vestiging van het recht van erfpacht of het recht van opstal. Voor de bouw wordt het prijsplafond genomen dat van toepassing is op de datum van de opening van de bieding. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de contractueel overeengekomen prijsherzieningen pro rata toegepast op het prijsplafond, op basis van de procentuele stijging van het totale aanbestedingsbedrag.

De verwerving van een bestaande woning waarin geen investeringen gedaan hoeven te worden voor ze ter beschikking kan worden gesteld als sociale huurwoning, wordt gelijkgesteld met een combinatie van een verwerving en een bouw als vermeld in het eerste lid. De respectievelijke prijsplafonds zijn deze die van toepassing zijn op het moment van de ondertekening van de verkoopovereenkomst, de onteigeningsakte of de vestiging van het recht van erfpacht of het recht van opstal.

Als voor de verwerving van een of meer op grond van de sociale last verwezenlijkte sociale huurwoningen, vermeld in artikel 4.1.21 van het decreet Grond- en Pandenbeleid, of voor de verwerving van een of meer vrijwillig verwezenlijkte sociale huurwoningen, vermeld in artikel 4.1.16, § 3, van voormeld decreet, een financiering als vermeld in artikel 11, § 1, wordt gevraagd, is het subsidiabele bedrag in afwijking van het eerste lid gelijk aan de aankoopprijs van de sociale huurwoningen, inclusief BTW, eventuele registratierechten en de kosten vermeld in artikel 5, § 3, 1°. § 2. Voor de combinatie van een verwerving als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, a), en een investering als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, d), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van het subsidiabele bedrag voor de verwerving, vermeld in artikel 5, § 1, en het subsidiabele bedrag voor de investering, vermeld in artikel 8, § 1, die van toepassing zijn op een verwerving en een investering voor dezelfde combinatie van woningtypes en aanhorigheden als betrokken in het woonproject. Bij het bepalen van het subsidiabele bedrag wordt geen rekening gehouden met eigenschappen van de grond die een kostprijsverhogend effect hebben op de investering. Het gedeelte van het subsidiabele bedrag dat aan de verwerving kan worden toegeschreven, blijft beperkt tot de schattingsprijs. Voor de verwerving wordt het prijsplafond genomen dat van toepassing is op het moment van de ondertekening van de verkoopovereenkomst, de onteigeningsakte of de vestiging van het recht van erfpacht of het recht van opstal. Voor de investering wordt het prijsplafond genomen dat van toepassing is op de datum van de opening van de bieding.

Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de contractueel overeengekomen prijsherzieningen pro rata toegepast op het prijsplafond, op basis van de procentuele stijging van het totale aanbestedingsbedrag. Voor latere investeringen is artikel 8, § 2, tweede lid, 3°, van toepassing. § 3. Het eventuele saldo onder het toepasselijke prijsplafond van een verwerving dat overeenkomstig artikel 5, § 2, vierde lid, aan het prijsplafond voor een andere verwerving wordt toegevoegd, kan voor de toepassing van de eerste en tweede paragraaf in rekening gebracht worden, als dat ook werkelijk aan die verwerving wordt besteed. Als het bedrag dat besteed wordt aan een verwerving, lager is dan het toepasselijke prijsplafond voor de verwerving, vermeld in artikel 5, § 2, eerste tot en met derde lid, wordt het eventuele bedrag dat daardoor extra aan de bouw of de investering wordt besteed, afgetrokken van het saldo, vermeld in artikel 5, § 2, vierde lid.

Art. 10.Als uit de verkoop van een of meer sociale huurwoningen een netto-opbrengst als vermeld in bijlage III, artikel 9, § 2, bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, overblijft, wordt 50 % van de netto-opbrengst in mindering gebracht van het subsidiabele bedrag voor de financiering van de eerstvolgende verrichtingen voor de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen in de zin van dit hoofdstuk.

Als de initiatiefnemer daarvoor kiest, kan dat bedrag voor de financiering van andere dan de voormelde eerstvolgende verrichtingen in mindering gebracht worden van : 1° het subsidiabele bedrag voor de financiering van een binnen een termijn van vijf jaar na verkoop van de sociale huurwoning of sociale huurwoningen geplande of lopende investering in renovatie, verbetering of aanpassing als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, d);2° het subsidiabele bedrag voor de financiering van een binnen de termijn, vermeld in punt 1°, geplande verwerving als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, a), waarvoor een bulletlening op tien jaar als vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, of in artikel 22, § 1, eerste lid, wordt verstrekt,die in dat geval niet meer kan worden omgezet in een marktconforme lening als vermeld in artikel 11, § 2;3° het saldo boven het toepasselijke prijsplafond van een binnen de termijn, vermeld in punt 1°, geplande of lopende verrichting als vermeld in artikel 4, § 1, 1°. In afwijking van het eerste lid wordt de netto-opbrengst uit de verkoop van een of meer sociale huurwoningen niet verplicht geherinvesteerd als het niet-investeren van de netto-opbrengst een rechtstreeks positief effect heeft op de stand van de negatieve rekening-courant van de SHM bij de VMSW of op de negatieve vrije cashflow in het eerste, tweede of derde jaar van de door de VMSW voor de SHM opgemaakte financiële planning. Deze afwijking geldt enkel als een SHM volgens de door de VMSW voor de SHM opgemaakte financiële planning in de eerste drie jaren een negatief saldo op de rekening-courant van de SHM bij de VMSW vertoont of in het eerste, tweede of derde jaar van de financiële planning een combinatie kent van ten minste een jaar met een negatief saldo op de rekening-courant van de SHM bij de VMSW en van ten minste een jaar met een negatieve vrije cashflow.

Art. 11.§ 1. Voor de financiering van verwervingen van onbebouwde onroerende goederen als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, a), verstrekt de VMSW in aanvang een bulletlening op tien jaar,gekoppeld aan een tussenkomst in de prefinanciering als vermeld in hoofdstuk 4, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. Een bulletlening is een marktconforme lening waarop de initiatiefnemer tijdens de looptijd geen kapitaalaflossingen doet maar alleen op 31 december de jaarlijkse intresten hoeft te betalen. Het ontleende kapitaal wordt ten laatste aan het einde van de looptijd van de bulletlening in een keer afgelost.

Voor de financiering van verwervingen van bebouwde onroerende goederen als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, a), verstrekt de VMSW een markconforme lening als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in paragraaf 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. In afwijking hiervan verstrekt de VMSW een bulletlening op tien jaar als vermeld in het eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de prefinanciering als vermeld in hoofdstuk 4, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken, voor de financiering van verwervingen van bebouwde onroerende goederen die niet in aanmerking komen voor een snelle verhuring als sociale huurwoningen of een snelle investering als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, d).

Op voorwaarde dat de VMSW een gunstig advies over de gunning van de werkzaamheden voor de realisatie of voor de instandhouding van sociale huurwoningen op de grond in kwestie geeft, zet de VMSW binnen een termijn van een maand na de datum van kennisneming van de gunning de bulletlening, vermeld in het eerste en het tweede lid, om in een markconforme lening als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in paragraaf 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. Als de VMSW in de maand december op de hoogte wordt gebracht van de gunning van de werkzaamheden, zet zij de bulletlening om in een marktconforme lening in de maand januari van het jaar dat volgt.

Als een initiatiefnemer de verwerving met eigen middelen heeft gefinancierd, verstrekt de VMSW op de wijze, vermeld in het derde lid, een marktconforme lening als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in paragraaf 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. Als een initiatiefnemer de verwerving met middelen van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant heeft gefinancierd, die door de initiatiefnemer aan dat fonds moeten worden terugbetaald, dan wordt dit gelijkgesteld met een verwerving met eigen middelen.

Voor de financiering van sloop-, bouw- en investeringsverrichtingen als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, b), c) en d), verstrekt de VMSW naargelang de vordering van de werkzaamheden een marktconforme lening als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in paragraaf 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. § 2. De marktconforme lening die de VMSW verstrekt, is een lening met een looptijd van 33 jaar met de toepasselijke referentierentevoet, in voorkomend geval verhoogd met een marge. De methodiek van vaststelling van de referentierentevoet en de marge worden door de raad van bestuur van de VMSW bepaald. De kapitaalaflossingen op die lening stemmen overeen met de kapitaalaflossingen op een theoretische lening voor hetzelfde bedrag en met dezelfde looptijd, maar met een negatieve rentevoet van -1 % waarvan de annuïteiten jaarlijks met 2 % toenemen.

Als de initiatiefnemer een bedrag wil lenen dat hoger is dan het subsidiabele bedrag voor de verrichting in kwestie, verstrekt de VMSW een marktconforme lening als vermeld in het eerste lid voor het subsidiabele bedrag en een aanvullende lening voor het gedeelte dat het subsidiabele bedrag overschrijdt. De kapitaalaflossingen op de aanvullende lening verlopen volgens een annuïteitentabel met vaste annuïteiten met de toepasselijke referentierentevoet, in voorkomend geval verhoogd met een marge. De methodiek van vaststelling van de referentierentevoet en de marge worden door de raad van bestuur van de VMSW bepaald. § 3. De tussenkomst in de leningslast wordt verleend bij elke aflossing op de marktconforme lening, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, inclusief de eventuele tussentijdse vereffening van interesten.

De tussenkomst is gelijk aan de verschuldige rente op de theoretische lening van dezelfde vorm als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, met een rentevoet vastgesteld volgens de methodiek die wordt bepaald in gezamenlijk overleg tussen de Vlaamse minister bevoegd voor Wonen en de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting.

Zodra de aflossingsperiode van de marktconforme lening begint te lopen, wordt de tussenkomst verhoogd met 1 % van het openstaande af te lossen kapitaal. § 4. Op voorstel van de raad van bestuur van de VMSW legt de minister de voorwaarden voor de toekenning en uitbetaling van de leningen die de VMSW verstrekt overeenkomstig dit artikel en voor de terugbetaling ervan, vast in een basisreglement. HOOFDSTUK 3. - Verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels waarvoor een tenlasteneming of een subsidie wordt verleend Afdeling 1. - Tenlasteneming en subsidiëring van de aanleg of

aanpassing van wooninfrastructuur

Art. 12.§ 1. Zowel de initiatiefnemer als de VMSW of een andere aanbestedende overheid kan optreden als opdrachtgever voorde aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a).

De initiatiefnemerkan ervoor opteren om niet zelf als opdrachtgever op te treden. In dat geval treedt de VMSW op als opdrachtgever of kan de VMSW een andere aanbestedende overheid machtigen om op te treden als opdrachtgever. Als de VMSW optreedt als opdrachtgever of als medeaanbestedende overheid, komen de kosten voor de uitvoering van de verrichtingen geheel of gedeeltelijk ten laste van het Vlaamse Gewest overeenkomstig de bepalingen van artikel 13 en 14.

De initiatiefnemer kan er voor opteren om zelf als opdrachtgever op te treden en de VMSW niet te machtigen om op te treden als medeaanbestedende overheid. De initiatiefnemer brengt dit voorafgaandelijk ter sprake op het lokaal woonoverleg, vermeld in artikel 28 van de Vlaamse Wooncode. In dat geval verleent het Vlaamse Gewest een forfaitaire subsidieovereenkomstig de bepalingen van artikel 15. § 2. In afwijking van paragraaf 1 komt de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), niet in aanmerking voor een tenlasteneming of een forfaitaire subsidie als voor de verwerving van de grond waarop de infrastructuur wordt aangelegd of aangepast, een financiering als uitgeruste grond in de zin van artikel 4, § 2, tweede lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007, vermeld in artikel 81, 1°, of in de zin van artikel 5, § 2, tweede lid, 3°, van dit besluit, werd verleend.

Art. 13.§ 1. Voor de verrichting, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), 1), is het bedrag waarop de tenlasteneming berekend wordt, gelijk aan de som, inclusief btw, van : 1° de kostprijs van het bouwrijp maken, vermeld in paragraaf 2;2° de algemene kosten, vermeld in paragraaf 3;3° de contractuele prijsherzieningen. § 2. De kostprijs van het bouwrijp maken van de gronden is gelijk aan de reële kostprijs van het bouwrijp maken, met inbegrip van de eventuele sloop van de aanwezige constructies.

Magazijnkosten, beheer- en coördinatiekosten, vervoerskosten, alsook eventuele kosten voor de uitvoering van archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of van verplichte archeologische opgravingen, maken deel uit van de kostprijs, vermeld in het eerste lid. § 3. De algemene kosten zijn de reële uitgaven voor : 1° de studie en de leiding van de werkzaamheden;2° de veiligheids- en de gezondheidscoördinatie;3° het toezicht op de uitvoering van de opdracht;4° het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;5° keuringen of proeven;6° het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem;7° het houden van de gunningsprocedure. § 4. De tenlasteneming bedraagt 100 % van het bedrag, vermeld in paragraaf 1.

Een verrichting die enerzijds de belangen van de woningen of kavels die tot het project behoren, en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komt, wordt ten laste genomen op basis van door de minister vastgestelde criteria voor evenredige verdeling. § 5. De kosten van meerwerken worden ten laste genomen als de VMSW oordeelt dat ze bestemd en noodzakelijk zijn voor de oprichting of de bruikbaarheid van de woningen of kavels die tot het woonproject behoren.

Art. 14.§ 1. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), 2), 3) en 4), is het bedrag waarop de tenlasteneming berekend wordt, gelijk aan de som, inclusief btw, van : 1° de kostprijs van de uitvoering van de infrastructuurwerken, van de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen of van de uitvoering van de aanpassingswerken aan de woonomgeving, vermeld in paragraaf 2;2° de algemene kosten, vermeld in artikel 13, § 3;3° de contractuele prijsherzieningen. § 2. De kostprijs van de uitvoering van de infrastructuurwerken is gelijk aan de reële kostprijs voor de uitvoering van de infrastructuurwerken.

De kostprijs van de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen is gelijk aan de reële kostprijs voor de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen.

De kostprijs van de uitvoering van de aanpassingswerken aan de woonomgeving is gelijk aan de reële kostprijs voor de uitvoering van de aanpassingswerken aan de woonomgeving.

Magazijnkosten, beheer- en coördinatiekosten, vervoerskosten, alsook eventuele kosten voor de uitvoering van archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of van verplichte archeologische opgravingen, maken deel uit van de kostprijs, vermeld in het eerste lid. § 3. De tenlasteneming wordt als volgt berekend : 1° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie of de instandhouding van sociale woningen binnen een bestaande woonkern, bedraagt de tenlasteneming 100 % van het bedrag, vermeld in paragraaf 1;2° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie of de instandhouding van sociale woningen buiten een bestaande woonkern en deel uitmaakt van een gemengd sociaal woonproject dat voor minstens een derde en voor hoogstens twee derde uit sociale koopwoningen en voor het overige uit sociale huurwoningen bestaat, bedraagt de tenlasteneming 100 % van het bedrag, vermeld in paragraaf 1;3° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie of de instandhouding van sociale woningen buiten een bestaande woonkern, bedraagt de tenlasteneming 80 % van het bedrag, vermeld in paragraaf 1;4° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie of de instandhouding van sociale kavels, bedraagt de tenlasteneming 60 % van het bedrag, vermeld in paragraaf 1;5° als de verrichting deel uitmaakt van een renovatieproject voor woningen van een wijk of buurt waaraan de initiatiefnemer deelneemt door een of meer woningen in de wijk of buurt die hem toebehoren, te renoveren, bedraagt de tenlasteneming 60 % van het bedrag, vermeld in paragraaf 1;6° het gedeelte van een technisch ondeelbare verrichting die andere gemeenschappelijke belangen dan de belangen van de woningen of kavels die tot het project behoren, ten goede komt, wordt ten laste genomen voor 60 %;7° een verrichting die enerzijds de belangen van de woningen of kavels die tot het project behoren en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komt, wordt ten laste genomen op basis van door de minister vastgestelde criteria voor evenredige verdeling. Het maximumbedrag van de tenlasteneming, berekend overeenkomstig het eerste lid, wordt vastgesteld op 20.000 euro, inclusief btw, per bestaande of toekomstige sociale woning of sociale kavel met ontsluiting via de aan te leggen of aan te passen wooninfrastructuur.

Op gemotiveerd verzoek van de VMSW kan de minister beslissen dat de tenlasteneming, berekend overeenkomstig het eerste lid, het maximumbedrag, vermeld in het tweede lid, met ten hoogste 50 % mag overschrijden. In haar verzoek licht de VMSW toe welke elementen tot een overschrijding van het maximumbedrag leiden en om welke redenen het Vlaamse Gewest de overschrijding toch ten laste zou moeten nemen. § 4. De kosten van meerwerken worden ten laste genomen overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, § 5.

Art. 15.§ 1. Voor de verrichting, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a),1), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief de niet-aftrekbare btw, van : 1° de kostprijs van het bouwrijp maken, vermeld in artikel 13, § 2;2° de algemene kosten, forfaitair vastgesteld op 10 % van de kostprijs, inclusief decontractuele prijsherzieningen. Als het een verrichting voor de realisatie of de instandhouding van sociale koopwoningen betreft, wordt de som, vermeld in het eerste lid, verhoogd met het gedeelte van de verschuldigde btw op de verkoopprijs van de sociale koopwoningen als gevolg van de verrekening van de subsidie met de verkoopprijs voor de berekening van de btw.

De subsidie bedraagt 100 % van het subsidiabele bedrag, vermeld in het eerste lid.

Als een verrichting enerzijds de belangen van de woningen of kavels die tot het project behoren en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komt, wordt de subsidie berekend op basis van de door de minister vastgestelde criteria voor evenredige verdeling. § 2. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), 2), 3) en 4), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief de niet-aftrekbare btw, van : 1° de kostprijs van de uitvoering van de infrastructuurwerken, van de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen of van de uitvoering van de aanpassingswerken aan de woonomgeving, vermeld in artikel 14, § 2;2° de algemene kosten, forfaitair vastgesteld op 10 % van de kostprijs, inclusief de contractuele prijsherzieningen. Als het een verrichtingvoor de realisatie of de instandhouding van sociale koopwoningen betreft, wordt de som, vermeld in het eerste lid, verhoogd met het gedeelte van de verschuldigde btw op de verkoopprijs van de sociale koopwoningen als gevolg van de verrekening van de subsidie met de verkoopprijs voor de berekening van de btw.

De subsidie wordt berekend overeenkomstig artikel 14, § 3, eerste lid, met dien verstande dat : 1° met « de tenlasteneming » telkens « de subsidie » bedoeld wordt en dat met « het bedrag, vermeld in paragraaf 1 » telkens « het subsidiabele bedrag, vermeld in het eerste lid » bedoeld wordt; 2° het maximumbedrag van de subsidie per bestaande of toekomstige sociale woning of sociale kavel met ontsluiting via de aan te leggen of aan te passen wooninfrastructuur wordt vastgesteld op : a) 20.000 euro, inclusief btw, in geval van een openbare aanbesteding of een offerteaanvraag overeenkomstig de overheidsopdrachtenwetgeving; b) 16.000 euro, inclusief btw, in andere gevallen.

Als voor een verrichting als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), 2), 3) of 4), zowel tenlastenemingen als subsidies verleend worden, is een cumulatie mogelijk tot een maximumbedrag van 20.000 euro, inclusief btw, per bestaande of toekomstige sociale woning of sociale kavel met ontsluiting via de aan te leggen of aan te passen wooninfrastructuur, a rato van het deel of de delen van de verrichting waarvoor de procedure van een openbare aanbesteding of een offerteaanvraag overeenkomstig de overheidsopdrachtenwetgeving wordt toegepast.

Op gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer en na advies van de VMSW kan de minister beslissen dat de som van de tenlastenemingen en subsidies, respectievelijk berekend overeenkomstig artikel 14, § 3, eerste lid, en het derde lid van deze paragraaf, het maximumbedrag, vermeld in het vierde lid, met ten hoogste 50 % mag overschrijden. In zijn verzoek licht de initiatiefnemer toe welke elementen tot een overschrijding van het maximumbedrag leiden en om welke redenen het Vlaamse Gewest de overschrijding toch ten laste zou moeten nemen of zou moeten subsidiëren. § 3. De kosten voor meerwerken kunnen gesubsidieerd worden als de VMSW, op basis van door de initiatiefnemer aangebrachte gegevens, oordeelt dat ze bestemd en noodzakelijk zijn voor de oprichting of de bruikbaarheid van de woningen of kavels die tot het project behoren.

Art. 16.Per begrotingsjaar kan de minister slechts overschrijdingen van de maximumbedragen, vermeld in artikel 14, § 3, tweede lid, en in artikel 15, § 2, vierdelid, ten laste nemen of subsidiëren tot maximaal 3 % van het daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voorziene budget voor de verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a).

Art. 17.§ 1. Als voor een verrichting als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a),een tenlasteneming of een subsidie is aangevraagd, neemt de VMSW uiterlijk dertig kalenderdagen na de goedkeuring van het gunningsdossier, vermeld in artikel 19, § 2, tweede lid, van het Programmatiebesluit op basis van het gunningsverslag een beslissing over de toekenning van de tenlasteneming of de subsidie.

De beslissing tot toekenning of niet-toekenning van de tenlasteneming of de subsidie wordt samen met de goedkeuring van het gunningsdossier aan de initiatiefnemer betekend bij beveiligde zending. De betekening van de beslissing tot toekenning van de tenlasteneming of de subsidie geldt, naargelang het geval, als belofte van tenlasteneming of als belofte van subsidie. § 2. In afwijking van paragraaf 1 neemt de VMSW voor een verrichting van een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4, § 2, tweede lid, 6°, waarvoor een tenlasteneming of een subsidie is aangevraagd, een beslissing over de toekenning van de tenlasteneming of de subsidie : 1° bij de realisatie of de instandhouding van sociale koopwoningen : uiterlijk dertig kalenderdagen na de betekening van het deelattest nummer 2, vermeld in artikel 19/4, § 2, tweede lid, van het Programmatiebesluit, of na het verstrijken van de termijn voor de kennisgeving door de VMSW van haar beslissing over de conformiteit, vermeld in artikel 19/4, § 2, eerste lid, van het Programmatiebesluit;2° bij de realisatie van sociale kavels : uiterlijk dertig kalenderdagen na de eerste aanbieding van de sociale kavels. De toekenning van de tenlasteneming of de subsidie wordt aan de initiatiefnemer betekend bij beveiligde zending. Die betekening geldt, naargelang van het geval, als belofte van tenlasteneming of als belofte van subsidie. § 3. Voor de uitbetaling van de subsidies, vermeld in artikel 15, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, worden aan de initiatiefnemers voorschotten uitgekeerd die worden berekend op basis van het goedgekeurde gunningsbedrag van de werken, inclusief btw.

De voorschotten worden als volgt uitbetaald : 1° een eerste schijf van 30 % van het subsidiebedrag na de overlegging van het aanvangsbevel;2° een tweede schijf van 30 % van het subsidiebedrag als de kostprijs van de uitgevoerde werkzaamheden, met uitzondering van de kosten van meerwerken en de prijsherzieningen, meer bedraagt dan 75 % van het voorschot, vermeld in punt 1° ;3° een derde schijf van 30 % van het subsidiebedrag als de kostprijs van de uitgevoerde werkzaamheden, met uitzondering van de kosten van meerwerken en de prijsherzieningen, meer bedraagt dan 75 % van de voorschotten, vermeld in punt 1° en 2°. Het saldo van het subsidiebedrag wordt uitbetaald na de goedkeuring van de eindafrekening. § 4. In afwijking van paragraaf 3 wordt de subsidie voor een verrichting van een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4, § 2, tweede lid, 6°, in één schijf uitbetaald bij het indienen van de eindafrekening. De voorfinanciering wordt gedaan door de initiatiefnemer.

Art. 18.De grond waarin of waarop de verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), 2), 3) en 4), worden uitgevoerd, en de wooninfrastructuur zelf worden uiterlijk twaalf maanden na de voorlopige oplevering van de weg- en rioleringswerkzaamheden kosteloos aan de gemeente overgedragen om in het gemeentelijk openbaar domein te worden opgenomen.

De overdracht, vermeld in het eerste lid, wordt geregeld bij akte, verleden door een notaris, als de gemeente in kwestie daarmee instemt, of door de burgemeester met toepassing van artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake onteigening voor openbaar nut, en op basis van een opmetingsplan van de initiatiefnemer.

De gemeente is onderhoudsplichtig voor de wooninfrastructuur die aan haar is overgedragen.

Art. 19.Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op de verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, met dien verstande dat met « sociale huurwoningen », « sociale koopwoningen » en « sociale kavels » telkens respectievelijk de huurwoningen, koopwoningen en kavels worden bedoeld die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter. Afdeling 2. - Subsidiëring van de verwerving van onroerende goederen

Art. 20.§ 1. Verwervingen als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, b), kunnen slechts gesubsidieerd worden als ze behoren tot een of meer van de volgende categorieën : 1° de verwerving, met het oog op gehele of gedeeltelijke sloop en de bouw van sociale koopwoningen, van een of meer woningen of gebouwen die niet beantwoorden aan de vereisten, vermeld in artikel 5 van de Vlaamse Wooncode;2° de verwerving, met het oog op de renovatie, verbetering of aanpassing ervan tot sociale koopwoningen of gemeenschapsvoorzieningen, van : a) een of meer woningen die overeenkomstig artikel 15 van de Vlaamse Wooncode of artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet onbewoonbaar verklaard zijn;b) een of meer woningen die volgens het technisch verslag, dat als bijlage I gevoegd is bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen, ongeschikt bevonden worden; c) een of meer woningen of gebouwen die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 29 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 of aan de criteria, vermeld in artikel 2.2.6, § 2, § 3 of § 4,van het decreet Grond- en Pandenbeleid, die niet meer overeenkomstig hun functie worden gebruikt; 3° de verwerving, met het oog op de realisatie van sociale koopwoningen of sociale kavels, van een onbebouwd perceel dat in een bestaande woonkern ligt;4° de verwerving, met het oog op de realisatie van sociale koopwoningen, met uitoefening van het recht van voorkoop, van : a) een woning als vermeld in artikel 85, § 1, tweede lid, 1° en 2°, van de Vlaamse Wooncode;b) een perceel, bestemd voor woningbouw als vermeld in artikel 85, § 1, tweede lid, 3°, van de Vlaamse Wooncode. Met behoud van de toepassing van artikel 29, tweede lid, van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 en artikel 5, § 1, derde lid, en § 2, van de Vlaamse Wooncode kan de minister de criteria, vermeld in het eerste lid, nader bepalen na mededeling aan de Vlaamse Regering. § 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 komen de verwervingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, b), die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, alleen in aanmerking voor een subsidie als het project voor maximaal 50 % gefinancierd wordt met middelen van het Investeringsfonds.

In afwijking van het eerste lid komen de verwervingen, vermeld in het eerste lid, die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter dat in een randgemeente ligt als vermeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, altijd in aanmerking voor een subsidie, op voorwaarde dat voor het gedeelte van het project dat gefinancierd wordt met middelen van het Investeringsfonds, maximaal ten bedrage van de helft van het hele project een subsidie verleend kan worden.

Als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste of het tweede lid, zijn de bepalingen van deze afdeling van overeenkomstig toepassing op de verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, b), die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, met dien verstande dat met « sociale koopwoningen » en « sociale kavels » telkens respectievelijk de koopwoningen en kavels die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, wordt bedoeld.

Art. 21.§ 1.Voor verwervingen als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, b), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van de kostprijs van de verwerving, vermeld in paragraaf 2, en de extra kosten bij de verwerving, vermeld in paragraaf 3, verminderd met de theoretische grondwaarde van de te verwerven percelen, vermeld in paragraaf 4. § 2. Als de verwerving de aankoop van een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs gelijk aan de reële kostprijs van de aankoop.

Behoudens wat het VWF betreft, kunnen onroerende goederen aangekocht worden door tussenkomst van een comité voor aankoop van onroerende goederen, overeenkomstig artikel 3, 7°, van het protocol van 5 maart 1985 tussen de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen betreffende de bevoegdheid van de comités tot aankoop van onroerende goederen en van de kantoren der domeinen van de Staat.

Als de onroerende goederen niet aangekocht worden door tussenkomst van een comité voor aankoop en de reële kostprijs van de aankoop de schattingsprijs overtreft, wordt de subsidie berekend op basis van de schattingsprijs, tenzij de reële kostprijs van de aankoop niet meer bedraagt dan 110 % van de schattingsprijs. In geval van aankoop door tussenkomst van een comité voor aankoop of bij uitoefening van het recht van voorkoop is er geen beperking op de reële kostprijs.

Als de verwerving de onteigening van een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs gelijk aan het bedrag van de onteigeningsvergoeding, met inbegrip van de wederbeleggingsvergoeding.

Als de verwerving de vestiging van een recht van erfpacht of van een recht van opstal op een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs van de verwerving gelijk aan het bedrag dat op het ogenblik van de vestiging van het recht van erfpacht of van het recht van opstal wordt betaald.

De minister kan maximumbedragen vaststellen voor de kostprijs van de verwerving, vermeld in het eerste, het tweede en het derde lid. § 3. De extra kosten bij de verwerving betreffen de reële uitgaven, inclusief btw, met betrekking tot : 1° het ereloon van de notaris en de aktekosten;2° de opmeting van het onroerend goed;3° het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;4° het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem;5° keuringen of proeven. § 4. De theoretische grondwaarde van de te verwerven percelen wordt berekend door de grondoppervlakte van de percelen te vermenigvuldigen met de theoretische grondprijs, die als volgt wordt vastgesteld : 1° voor de percelen die in een woonvernieuwingsgebied liggen : 40 euro per vierkante meter;2° voor de andere percelen : 70 euro per vierkante meter. § 5. De subsidie bedraagt 70 % van het subsidiabele bedrag.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 35 % van het subsidiabele bedrag als het onroerend goed niet in een woonvernieuwingsgebied of een woningbouwgebied ligt.

Art. 22.§ 1. Voor de financiering van verwervingen als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, b), verstrekt de VMSW in aanvang een bulletlening op tien jaar, gekoppeld aan een tussenkomst in de prefinanciering als vermeld in hoofdstuk 4, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. Een bulletlening is een marktconforme lening waarop de initiatiefnemer tijdens de looptijd geen kapitaalaflossingen doet maar alleen op 31 december de jaarlijkse intresten hoeft te betalen. Het ontleende kapitaal wordt ten laatste aan het einde van de looptijd in een keer afgelost.

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op verwervingen als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, b), die deel uitmaken van woonprojecten met sociaal karakter, met dien verstande dat met « sociale koopwoningen » en « sociale kavels » telkens respectievelijk de koopwoningen en kavels worden bedoeld die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter.

Op voorstel van de raad van bestuur van de VMSW legt de minister de voorwaarden voor de toekenning en uitbetaling van de leningen die de VMSW verstrekt overeenkomstig dit artikel en voor de terugbetaling ervan, vast in een basisreglement. § 2. Als voor een of meer verwervingen als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, b), een subsidie is aangevraagd, neemt de VMSW uiterlijk dertig kalenderdagen na de aanvraag een beslissing over de toekenning van de subsidie.

De beslissing tot toekenning of niet-toekenning van de subsidie wordt met een beveiligde zending aan de initiatiefnemer betekend. De betekening van de beslissing tot toekenning van de subsidie geldt als belofte van subsidie. § 3. De subsidie, vermeld in paragraaf 2, wordt uitbetaald nadat de initiatiefnemer het bewijs heeft voorgelegd dat de werkzaamheden voor de realisatie van sociale koopwoningen gegund zijn binnen een periode van vijf jaar na de datum van de akte van verwerving. Als de verwerving gebeurt met het oog op de realisatie van sociale kavels, wordt de subsidie uitbetaald nadat de initiatiefnemer het bewijs heeft voorgelegd dat de sociale kavels zijn aangeboden binnen een periode van vijf jaar na de datum van de akte van verwerving.

Op gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer kan de VMSW beslissen dat de termijn van vijf jaar, vermeld in het eerste lid, met een periode van ten minste twee jaar verlengd wordt. Als een initiatiefnemer voor de realisatie van een sociaal woonproject twee of meer verwervingen wil doen, kan de VMSW op gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer beslissen om een algemene afwijking toe te staan van de termijn van vijf jaar, vermeld in het eerste lid. De VMSW brengt de initiatiefnemer en de minister met een beveiligde zending op de hoogte van haar beslissing.

Als het bewijs, vermeld in het eerste lid, niet wordt voorgelegd binnen de vastgestelde termijn, in voorkomend geval verlengd overeenkomstig het tweede lid, vervalt het recht op uitbetaling van de subsidie.

De initiatiefnemer van wie het verzoek tot verlenging of algemene afwijking van de termijn, vermeld in het tweede lid, geweigerd wordt, kan tegen de weigering beroep aantekenen bij de minister binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de weigeringsbeslissing van de VMSW. De minister doet een uitspraak over het beroep binnen een termijn van vijfenveertig kalenderdagen vanaf de betekening van het beroep. De minister of een door hem gemachtigde ambtenaar brengt de initiatiefnemer met een beveiligde zending op de hoogte van zijn beslissing. Een afschrift van de beslissing wordt aan de VMSW bezorgd. Bij gebrek aan een uitspraak van de minister binnen de gestelde termijn wordt het verzoek tot verlenging van de termijn geacht aanvaard te zijn.

Als een tussenkomst in de prefinanciering als vermeld in artikel 26, § 1, wordt verstrekt, worden op het moment, vermeld in het eerste lid, de reeds verstrekte tussenkomsten in de prefinanciering in mindering gebracht van de uit te betalen subsidie. Afdeling 3. - Subsidiëring van de bouw van sociale koopwoningen en van

de investering in de renovatie tot sociale koopwoningen

Art. 23.§ 1. Voor de verrichting, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, c), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief niet-aftrekbare btw, van : 1° de kostprijs van de bouw of van de investering in renovatie, vermeld in paragraaf 2;2° de algemene kosten, forfaitair vastgesteld op 10 % van de kostprijs, vermeld in paragraaf 2;3° de contractuele prijsherzieningen. § 2. De kostprijs van de bouw is gelijk aan de reële kostprijs van de bouw.

De kostprijs van de investering in renovatie is gelijk aan de reële kostprijs van de investering.

De kostprijs, vermeld in het eerste en het tweede lid, wordt beperkt tot door de minister te bepalen maximumbedragen per type van woning. § 3. De subsidie bedraagt 25 % van het subsidiabele bedrag, op voorwaarde dat de verrichting beantwoordt aan elk van de volgende criteria : 1° het sociaal woonproject ligt in een woonvernieuwingsgebied of in een bestaande woonkern van een gemeente;2° het sociaal woonproject omvat voor ten minste 70 % vervangingsbouw of renovatie;3° het sociaal woonproject omvat voor ten minste 70 % rijwoningen of appartementen. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 20 % van het subsidiabele bedrag als de verrichting slechts beantwoordt aan twee van de criteria, vermeld in het eerste lid. § 4. Met behoud van de toepassing van de maximumbedragen, vermeld in paragraaf 2, derde lid, kunnen de kosten van meerwerken gesubsidieerd worden als de initiatiefnemer aantoont dat ze noodzakelijk zijn en redelijkerwijze niet te voorzien waren in het ontwerpstadium. De eventuele subsidie voor de meerwerken wordt gelijktijdig met het saldo uitbetaald.

Art. 24.§ 1. Als voor een verrichting als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, c), een subsidie is aangevraagd, neemt de VMSW uiterlijk dertig kalenderdagen na de goedkeuring van het gunningsdossier, vermeld in artikel 19, § 2, tweede lid, van het Programmatiebesluit, op basis van het gunningsverslag of, als er geen gunningsdossier of gunningsverslag is vereist, uiterlijk dertig kalenderdagen na de bestelling van de werkzaamheden, een beslissing over de toekenning van de subsidie.

De beslissing tot toekenning of niet-toekenning van de subsidie wordt samen met de goedkeuring van het gunningsdossier aan de initiatiefnemer betekend bij beveiligde zending. De betekening van de beslissing tot toekenning van de subsidie geldt als belofte van subsidie. § 2. De subsidie, vermeld in artikel 23, § 3, wordt in één schijf uitbetaald bij het indienen van de eindafrekening. De voorfinanciering gebeurt door de initiatiefnemer.

Art. 25.De verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, c), die gefinancierd zijn met middelen van het Investeringsfonds, zijn uitgesloten van de toepassing van deze afdeling. HOOFDSTUK 4. - Verwervingen voor de realisatie van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels waarvoor een tussenkomst in de prefinanciering wordt verstrekt

Art. 26.§ 1. De tussenkomst in de prefinanciering van verwervingen voor de realisatie van sociale huurwoningen, koopwoningen of kavels wordt verleend bij elke betaling op 31 december van de jaarlijkse intresten op de bulletlening, respectievelijk vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, en in artikel 22, § 1, eerste lid. De tussenkomst is gelijk aan de verschuldigde rente op de helft van het bedrag, vermeld in artikel 21, § 5, met een rentevoet vastgesteld volgens de methodiek die wordt bepaald in gezamenlijk overleg tussen de Vlaamse minister bevoegd voor Wonen en de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting. § 2. De tussenkomst in de prefinanciering van verwervingen voor de realisatie van sociale huurwoningen wordt stopgezet zodra de bulletlening overeenkomstig artikel 11, § 1, tweede lid, wordt omgezet in een markconforme lening, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast, en uiterlijk na vijf jaar.

De tussenkomst in de prefinanciering van verwervingen voor de realisatie van sociale koopwoningen of kavels wordt stopgezet zodra de subsidie overeenkomstig artikel 22, § 3,is uitbetaald, en uiterlijk na vijf jaar. HOOFDSTUK 5. - Toekenning van een GSC aan SHM's Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 27.§ 1. De GSC wordt aan een SHM toegekend als de inkomsten in het referentiejaar, vermeld in afdeling 2, lager zijn dan de uitgaven in het referentiejaar, vermeld in afdeling 3.

De inkomsten en uitgaven, vermeld in het eerste lid, van een SHM hebben betrekking op alle sociale huurwoningen in eigendom of in huur van de SHM in kwestie, met uitzondering van alle woningen binnen een woonproject met sociaal karakter die gefinancierd zijn met middelen van het Investeringsfonds, en op alle niet-residentiële ruimten van de SHM in kwestie die gesubsidieerd zijn door het Vlaamse Gewest.

Voor de toepassing van het tweede lid wordt een niet-residentiële ruimte van een SHM vermoed gesubsidieerd te zijn door het Vlaamse Gewest, tenzij de SHM aantoont dat de realisatie ervan met eigen middelen is bekostigd en dat er geen overeenkomstige financieringskosten in de uitgaven voor de GSC worden verrekend. § 2. De GSC voor een referentiejaar is gelijk aan het negatieve verschil tussen de inkomsten en uitgaven van dat referentiejaar, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, na de verrekening van eventuele positieve saldo's van voorgaande referentiejaren overeenkomstig het tweede lid.

Als de inkomsten in een referentiejaar hoger zijn dan de uitgaven in datzelfde referentiejaar, dat ten vroegste 2011 betreft, wordt het positieve saldo overgedragen naar het volgende referentiejaar. Als zich in het volgende referentiejaar een negatief saldo voordoet, wordt dat met het positieve saldo van het voorgaande referentiejaar verrekend. Het eventuele resterende positieve saldo wordt verder overgedragen naar de volgende referentiejaren, waarbij het positieve saldo van het vroegste referentiejaar als eerste wordt verrekend. In het zesde jaar na het oorspronkelijke referentiejaar vervalt het eventuele resterende positieve saldo van dat oorspronkelijke referentiejaar.

Art. 28.§ 1. De minister stelt de berekeningswijze van de GSC vast.

De VMSW berekent jaarlijks de GSC aan de hand van de gegevens uit het referentiejaar, die de SHM's elektronisch ter beschikking stellen van de VMSW volgens de procedure die de minister vaststelt. In het kader van beleidsevaluatie stelt de VMSW ter uitvoering van artikel 24 van de Vlaamse Wooncode dezelfde gegevens ook ter beschikking van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.

De minister kan de uitbetaling van de GSC of een gedeelte ervan gedurende maximaal vijf jaar inhouden als een SHM de gegevens, vermeld in het eerste lid, niet of laattijdig ter beschikking stelt. § 2. In het referentiejaar wordt aan de SHM een voorschot op de GSC toegekend. Bij de vaststelling van het voorschot op de GSC wordt rekening gehouden met de evolutie van de inkomsten en uitgaven van de voorbije jaren, en met de beschikbare informatie over het referentiejaar zelf. De SHM waaraan het voorgaande referentiejaar een GSC is toegekend, ontvangt een voorschot van maximaal 90 % van de voor het voorgaande referentiejaar toegekende GSC. De minister kan de nadere voorwaarden voor het vaststellen van het voorschot op de GSC bepalen en legt de verdere voorwaarden voor de uitbetaling van de GSC aan de SHM's vast.

In het jaar dat volgt op het referentiejaar wordt de definitieve GSC vastgesteld op basis van de gegevens over het referentiejaar. Het saldo van de GSC wordt verrekend met het voorschot op de GSC voor het volgende referentiejaar. § 3. Als aanvullende informatie later uitwijst dat de berekening van de GSC niet correct was, wordt het saldo verrekend bij de vaststelling van het voorschot voor het lopende referentiejaar, op voorwaarde dat die verrekening maximaal vijf jaar na het oorspronkelijke referentiejaar plaatsvindt. Als een door een SHM te veel ontvangen bedrag niet verrekend kan worden omdat er geen GSC meer verschuldigd is aan de SHM, stelt de SHM het te veel ontvangen bedrag ter beschikking van de VMSW binnen een jaar nadat de VMSW om terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag heeft verzocht, op voorwaarde dat het verzoek binnen vijf jaar na het referentiejaar plaatsvindt. Afdeling 2. - De inkomsten

Art. 29.De volgende inkomsten van de SHM worden in aanmerking genomen voor de berekening van de GSC : 1° de theoretische huurinkomsten, vermeld in artikel 30, § 1;2° de positieve interest op de rekening-courant bij de VMSW;3° de positieve interest van andere rekeningen dan die bij de VMSW; 4° de financiële tegemoetkomingen, vermeld in : a) artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 houdende bepalingen inzake PPS-projecten sociale huisvesting in toepassing van artikel 33 van de Vlaamse Wooncode en artikel II.5 en III.9 van de bijlage, gevoegd bij het voormelde besluit; b) artikel 4 tot en met 11 en artikel 12 tot en met 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;c) artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie;d) artikel 2, eerste lid, b) van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen;5° de korting, toegekend op basis van hoofdstuk 2, afdeling 4, van het besluit Beheersvergoeding, als ze werd verrekend met de vergoeding verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 2, van het besluit Beheersvergoeding;6° andere door de minister te bepalen inkomsten, na overleg met de sector en na mededeling aan de Vlaamse Regering.

Art. 30.§ 1. De theoretische huurinkomsten zijn de reële huurinkomsten van alle woningen of gebouwen in eigendom of in huur van de SHM die overeenkomstig artikel 27, § 1, van dit besluit in aanmerking genomen worden voor de GSC-berekening.

Met betrekking tot de sociale huurwoningen die verhuurd worden volgens het Kaderbesluit Sociale Huur, wordt in afwijking van het eerste lid rekening gehouden met de huurinkomsten die de SHM in het referentiejaar zou ontvangen in de veronderstelling dat alle huurders gedurende de twaalf maanden van het referentiejaar de volledig verschuldigde, reële huurprijs betalen. Voor die berekening wordt rekening gehouden met de aangepaste huurprijs, vermeld in artikel 46 van het voormelde besluit.

Als de verhuring van een sociale huurwoning als vermeld in het tweede lid gedurende een bepaalde periode van het jaar onderbroken is door niet-structurele leegstand, wordt daarvoor gedurende die periode de reële huurprijs in aanmerking genomen die de laatst bekende huurder moest betalen.

Eventuele correcties in de reële huurprijs afhankelijk van de energieprestatie van de woningen in kwestie worden niet in rekening gebracht voor de vaststelling van de theoretische huurinkomsten.

Als artikel 78, § 2, van het Kaderbesluit Sociale Huur op een of meer woningen van de SHM van toepassing is, wordt, met behoud van het tweede, derde en vierde lid, voor de vaststelling van de theoretische huurinkomsten rekening gehouden met de totale huurprijs met toepassing van artikel 38 tot en met 50 van het voormelde besluit. § 2. Voor de berekening van de GSC wordt de positieve interest op de rekening-courant bij de VMSW, vermeld in artikel 29, 2°, van dit besluit, verminderd met het product van de interestvoet op de rekening-courant op lange termijn en het bedrag van 15.000 euro per volle schijf van 500 sociale huurwoningen in het patrimonium van de SHM. De vermindering bedraagt maximaal 20.000 euro. Afdeling 3. - De uitgaven

Art. 31.De volgende uitgaven van de SHM worden in aanmerking genomen voor de berekening van de GSC : 1° de onroerende voorheffing, vermeld in artikel 32, § 1;2° de kapitaals- en interestlasten van leningen, aangegaan bij de VMSW, vermeld in artikel 32, § 2, in voorkomend geval verminderd met de verleende tussenkomst in de leningslast, vermeld in artikel 11, § 3, en de verleende tussenkomst in de prefinanciering, vermeld in artikel 26, § 1;3° de kapitaals- en interestlasten van leningen, aangegaan bij een andere instelling dan de VMSW voor 1 januari 2008, waarvan kan worden aangetoond dat ze rechtstreeks zijn aangewend voor de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen;4° de huurachterstand, forfaitair vastgesteld op 1 % van de theoretische huurinkomsten, vermeld in artikel 30, § 1;5° de kosten die verbonden zijn aan leegstand, forfaitair vastgesteld op 1,5 % van de theoretische huurinkomsten, vermeld in artikel 30, § 1;6° de algemene werkings- en onderhoudskosten, vermeld in artikel 32, § 3;7° de kosten voor een sociale dienst, vermeld in artikel 32, § 4;8° de vergoeding voor geïnvesteerde rekening-courantmiddelen, vermeld in artikel 32, § 5;9° de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 2, van het besluit Beheersvergoeding;10° het bedrag, verschuldigd op basis van artikel 3 van het besluit Beheersvergoeding; 11° de erfpachtcanon, vermeld in artikel III.4 van de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 houdende bepalingen inzake PPS-projecten sociale huisvesting in toepassing van artikel 33 van de Vlaamse Wooncode; 12° de huurprijs die betaald is met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie of van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen;13° de met toepassing van artikel 47 van het Kaderbesluit Sociale Huur effectief verrekende vermindering van de onroerende voorheffing; 14° forfaitaire werkingskosten van 10.000 euro per maand voor de projectbegeleiding van sociale woonprojecten met geraamde investeringskosten van minimaal 25.000.000 euro, gedurende een periode van maximaal zestig maanden vanaf de aanmelding van het project; 15° de kosten voor het vervullen van de functie van een conciërge, vermeld in artikel 32, § 6;16° andere door de minister te bepalen uitgaven, na overleg met de sector en na mededeling aan de Vlaamse Regering. In afwijking van het eerste lid, 2°, en met behoud van de toepassing van artikel 87 worden de kapitaals- en interestlasten van een lening bij de VMSW die werd verstrekt vanaf 1 januari 1996 en op 31 december 2012 nog niet volledig is terugbetaald, niet in aanmerking genomen voor de berekening van de GSC als de totale looptijd van de lening in kwestie, namelijk het aantal jaren tussen de begin- en eindtermijn van de kapitaalaflossingen, minder dan dertig jaar is.

Art. 32.§ 1. De onroerende voorheffing betreft de aanslag voor het referentiejaar. Als de aanslag met betrekking tot het referentiejaar voor bepaalde woningen of gebouwen nog niet bekend is of het voorwerp uitmaakt van een geschil, wordt die aanslag naar best vermogen geschat in het referentiejaar en eventueel later verrekend op de wijze, vermeld in artikel 28, § 3. § 2. De kapitaals- en interestlasten van leningen bij de VMSW bevatten alle lasten, uitgezonderd de vervroegde kapitaalaflossingen of kapitaalaflossingen op overbruggingskredieten en de eventuele wederbeleggingsvergoedingen of andere kosten die te wijten zijn aan de aflossingen, met betrekking tot volgende leningen : 1° de leningen bij de VMSW met betrekking tot sociale huurwoningen, uitgezonderd de aanvullende leningen, vermeld in artikel 11, § 2, tweede lid, en de bulletleningen, vermeld in artikel 11, § 1;2° de bulletleningen, vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, met betrekking tot de strategische grondaankoop en gedurende de eerste tien jaar na het aangaan van de leningen;3° de leningen met toepassing van : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie;c) het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale woningen. § 3. Na mededeling aan de Vlaamse Regering wordt de wijze van berekening van de algemene werkings- en onderhoudskosten vastgesteld door de minister op basis van geëvalueerde objectieve gegevens die de SHM's aanreiken volgens de richtlijnen van de minister. § 4. Voor de kosten voor een sociale dienst wordt per volledige schijf van 500 sociale huurwoningen in het patrimonium van de SHM forfaitair een uitgave van 20.000 euro gerekend, op voorwaarde dat de SHM aantoont dat ze per volledige schijf effectief minstens een personeelslid halftijds inzet voor de basisbegeleidingstaken, die de minister vaststelt. § 5. De vergoeding voor geïnvesteerde rekening-courantmiddelen is gelijk aan de interest op een marktconforme lening met een afbetalingstermijn van dertig jaar, van kracht op 1 januari van het referentiejaar, verhoogd met 0,5 procentpunt, vermenigvuldigd met de som van de subsidiabele bedragen met betrekking tot de verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, die met eigen middelen die de SHM beschikbaar heeft op de rekening-courant bij de VMSW, zijn bekostigd.

De vergoeding voor geïnvesteerde rekening-courantmiddelen wordt gedurende dertig jaar verrekend voor die verrichtingen, vanaf het jaar van de opname ervan in een uitvoeringsprogramma vanaf 1 januari 2008. § 6. De kosten voor het vervullen van de functie van conciërge worden in aanmerking genomen op voorwaarde dat de conciërge wordt aangeworven in het kader van een erkenning voor lokale diensteneconomie als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juli 2008 betreffende de erkenning van initiatieven huisbewaarder in de sociale huisvesting in het kader van de lokale diensteneconomie.

De kosten die overeenkomstig het eerste lid in aanmerking genomen worden, zijn gelijk aan het totale bedrag van de bewezen loon- en omkaderingskosten voor het vervullen van de functie van een conciërge, in voorkomend geval verminderd met de volgende premies of betoelagingen : 1° de loonpremie en de omkaderingspremie, toegekend in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2007 betreffende de lokale diensteneconomie;2° de doelgroepvermindering, toegekend in het kader van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen;3° de lokale en bovenlokale cofinanciering in het kader van de erkenning van lokale diensteneconomie;4° alle andere tegemoetkomingen in de loon- en omkaderingskosten. Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden de kosten die overeenkomstig het tweede lid in aanmerking worden genomen, beperkt tot 40.000 euro per voltijds equivalent dat de functie van conciërge uitoefent. HOOFDSTUK 6. - Toezicht, controle en handhaving

Art. 33.Met behoud van de toepassing van artikel 3, § 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO is de toezichthouder, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode, bevoegd om controle uit te oefenen op de aanwending van de tenlastenemingen en subsidies, toegekend overeenkomstig hoofdstuk 3.

Art. 34.De vergoeding voor geïnvesteerde rekening-courantmiddelen, vermeld in artikel 32, § 5, kan alleen worden toegepast als de SHM de bepalingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2005 houdende de regeling inzake het beheer van de eigen middelen van de sociale huisvestingsmaatschappijen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen correct uitvoert. HOOFDSTUK 7. - Indexatiebepaling

Art. 35.§ 1. De prijsplafonds, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de verkoopprijs per vierkante meter van bouwgronden in het Vlaamse Gewest tijdens de laatste vier bekende kwartalen, zoals die door de Federale Overheidsdienst Economie wordt bekendgemaakt, met als basis de gemiddelde verkoopprijs van 111 euro per vierkante meter in 2005. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.

De bedragen, vermeld in artikel 21, § 4, 1° en 2°, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de verkoopprijs per vierkante meter van bouwgronden in het Vlaamse Gewest tijdens de laatste vier bekende kwartalen, zoals die door de Federale Overheidsdienst Economie wordt bekendgemaakt, met als basis de gemiddelde verkoopprijs van 148 euro per vierkante meter in 2009. Het resultaat wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde hogere of lagere veelvoud van 5. Die bedragen worden vastgesteld op de datum waarop de VMSW beslist de subsidie toe te kennen. § 2. De maximumbedragen, vermeld in artikel 14, § 3, tweede lid, en artikel 15, § 2, derde en vierde lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de ABEX-index van november van het voorgaande jaar, met als basis de ABEX-index van november 2008. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro. § 3. Het bedrag met betrekking tot de vrijstelling op de rekening-courant, vermeld in artikel 30, § 2, en het bedrag met betrekking tot de sociale dienst, vermeld in artikel 32, § 4, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, naar het gezondheidsindexcijfer van de maand december van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van 102,15 van 2005. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.

Het bedrag, vermeld in artikel 32, § 6, derde lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, naar het gezondheidsindexcijfer van de maand december van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van 110,90 van 2009. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro. HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16

juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysieke handicap in sociale woonwijken

Art. 36.In artikel 20, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysieke handicap in sociale woonwijken, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden de woorden « en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten » opgeheven. Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29

september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdrachten van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode

Art. 37.In bijlage III, artikel 9, bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdrachten van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, eerste lid, wordt punt 3° vervangen door wat volgt : « 3° de renovatie van het eigen sociaal huurpatrimonium;»; 2° aan paragraaf 3, eerste lid, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° de aankoop van gronden.»; 3° aan paragraaf 5 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Met behoud van de toepassing van het eerste lid kunnen afwijkingen van de plicht tot herinvestering worden toegestaan als het niet-investeren van de netto-opbrengst een rechtstreeks positief effect heeft op de stand van de negatieve rekening-courant van de SHM bij de VMSW of op de negatieve vrije cashflow in het eerste, tweede of derde jaar van de door de VMSW voor de SHM opgemaakte financiële planning.Deze afwijking geldt enkel als een SHM volgens de door de VMSW voor de SHM opgemaakte financiële planning in de eerste drie jaren een negatief saldo op de rekening-courant van de SHM bij de VMSW vertoont of in het eerste, tweede of derde jaar van de financiële planning een combinatie kent van ten minste een jaar met een negatief saldo op de rekening-courant van de SHM bij de VMSW en van ten minste een jaar met een negatieve vrije cashflow. ».

Art. 38.In bijlage V bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de besluiten van 1 oktober 2010, 7 oktober 2011 en 13 januari 2012, wordt artikel 1 vervangen door wat volgt : «

Artikel 1.In deze bijlage zijn de begrippen, vermeld in het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten, van toepassing, en wordt daarnaast verstaan onder het Programmatiebesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten. ».

Art. 39.In bijlage V, artikel 6, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt het woord « BTW » vervangen door de woorden « de niet-aftrekbare btw ».

Art. 40.Aan bijlage V, artikel 7, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De door de initiatiefnemer ontvangen subsidie, vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Financieringsbesluit, wordt in mindering gebracht van de kostprijs die overeenkomstig het eerste lid wordt vastgesteld. ».

Art. 41.In bijlage V, artikel 9, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt de zinsnede « het besluit van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten » vervangen door de woorden « het Financieringsbesluit ». Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21

september 2007 houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid

Art. 42.In artikel 6, § 3, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2010, worden de woorden « en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten » opgeheven. Afdeling 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18

juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten

Art. 43.In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten worden de woorden « en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten » opgeheven.

Art. 44.In artikel 4, § 1, vijfde lid, van hetzelfde besluit,wordt de zinsnede « een financiering als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling I, of een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling II, » vervangen door de zinsnede « een tussenkomst in de leningslast als vermeld in hoofdstuk 2 van het Financieringsbesluit of een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in hoofdstuk 3 van het Financieringsbesluit ».

Art. 45.In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 30 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de zinsnede « hoofdstuk IV, afdeling II » wordt vervangen door de zinsnede « hoofdstuk 3 van het Financieringsbesluit »;2° de zinsnede « artikel 39, § 1, derde lid » wordt vervangen door de zinsnede « artikel 22, § 2, tweede lid, van het Financieringsbesluit »;3° de zinsnede « artikel 40, § 1, tweede lid » wordt vervangen door de zinsnede « artikel 17, § 1, tweede lid, of artikel 24, § 1, tweede lid, van het Financieringsbesluit ».

Art. 46.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede « een financiering als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling I, of een subsidie als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling II, » vervangen door de zinsnede « een tussenkomst in de leningslast als vermeld in hoofdstuk 2 van het Financieringsbesluit of een subsidie als vermeld in hoofdstuk 3 van het voormelde besluit ».

Art. 47.In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 30 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zinsnede « een financiering als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling I, of een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling II, » vervangen door de zinsnede « een tussenkomst in de leningslast als vermeld in hoofdstuk 2 van het Financieringsbesluit of een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in hoofdstuk 3 van het voormelde besluit »;2° in het tweede lid wordt de zinsnede « een financiering als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling I, » vervangen door de zinsnede « een tussenkomst in de leningslast als vermeld in hoofdstuk 2 van het Financieringsbesluit, ».

Art. 48.In artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zin « De erelonen van die ontwerpers worden vastgelegd op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap binnen de perken van de daartoe beschikbare kredieten in de enveloppe, vermeld in artikel 8, tweede lid, 3°. » opgeheven.

Art. 49.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede « artikel 40, § 1, tweede lid » vervangen door de zinsnede « artikel 17, § 1, tweede lid, of artikel 24, § 1, tweede lid, van het Financieringsbesluit »;2° in paragraaf 2 wordt aan het tweede lid een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° de verrichting kadert in een door de VMSW gelanceerde oproep gericht aan private actoren om projectvoorstellen in te dienen met betrekking tot de verwezenlijking van sociale koopwoningen overeenkomstig de voor de sociale huisvestingsmaatschappijen geldende prijs- en kwaliteitsnormen.».

Art. 50.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009, 30 oktober 2009, 1 oktober 2010, 20 mei 2011, 7 oktober 2011 en 16 maart 2012, wordt een artikel 19/7 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 19/7.Voor de toepassing van artikel 4.2.8, eerste lid, van het decreet grond- en pandenbeleid wordt het geïndexeerde bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 2, tweede lid, 1° en 2°, van het Financieringsbesluit, beschouwd als het forfaitair bedrag voor het grondaandeel bij de aankoop van een bestaande woning waaraan hoogstens beperkte investeringen moeten worden gedaan voor ze ter beschikking kan worden gesteld als sociale huurwoning. ».

Art. 51.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009, 30 oktober 2009, 1 oktober 2010, 20 mei 2011, 7 oktober 2011 en 16 maart 2012, wordt hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikel 20 tot en met 42, opgeheven.

Art. 52.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009, 30 oktober 2009, 1 oktober 2010, 20 mei 2011, 7 oktober 2011 en 16 maart 2012, wordt hoofdstuk IV/1, dat bestaat uit artikel 42/1, opgeheven.

Art. 53.Artikel 49 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010, wordt opgeheven.

Art. 54.Artikel 50 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt opgeheven.

Art. 55.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009, 30 oktober 2009, 1 oktober 2010, 20 mei 2011, 7 oktober 2011 en 16 maart 2012, wordt een artikel 50/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 50/3.In afwijking van artikel 19/2, artikel 19/3 en artikel 19/4 spreekt de VMSW zich uit over de conformiteit van het voorstel van prijsberekening met de prijsnormen waaraan sociale woningen en sociale kavels moesten voldoen voor 1 januari 2013 als op die datum een aanvraag tot afgifte van deelattest nummer 1 aan de VMSW is bezorgd. ».

Art. 56.In bijlage 1, artikel 1, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 en gewijzigd bij het besluit van 7 oktober 2011, wordt punt 1° opgeheven.

Art. 57.Aan bijlage 1, artikel 3, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De initiatiefnemer kan het gedeelte van de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 6, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2012 tot vaststelling van nadere regels voor de bijdragen van de sociale woonactoren en de private actoren in de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, dat 0,5 % van de verkoopprijs, vermeld in het eerste lid, overschrijdt, toevoegen aan die verkoopprijs. ».

Art. 58.In bijlage 1, artikel 4, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt punt 3° vervangen door wat volgt : « 3° de btw op de kostprijs van de grond. ».

Art. 59.In bijlage 1, artikel 5, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt de zinsnede « vermeld in artikel 4, § 2, tweede en derde lid, » vervangen door de zinsnede « vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 2, eerste tot en met derde lid, ».

Art. 60.In bijlage 1, artikel 6, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt de zinsnede « artikel 4, § 3, eerste lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 5, § 3, eerste lid, ».

Art. 61.In bijlage 1, artikel 8, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt de zinsnede « artikel 6, § 2, eerste tot en met vijfde lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 7, § 2, eerste lid, ».

Art. 62.Aan bijlage 1, artikel 12, bij hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De initiatiefnemer kan het gedeelte van de vergoeding, verschuldigd op basis van hoofdstuk 2, afdeling 6, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2012 tot vaststelling van nadere regels voor de bijdragen van de sociale woonactoren en de private actoren in de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, dat 0,5 % van de verkoopprijs, vermeld in het eerste lid, overschrijdt, toevoegen aan die verkoopprijs. ». Afdeling 5. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12

december 2008 houdende de facultatieve subsidiëring van sociale huisvestingsmaatschappijen voor proefprojecten sociale passiefwoningen

Art. 63.In artikel 5, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 houdende de facultatieve subsidiëring van sociale huisvestingsmaatschappijen voor proefprojecten sociale passiefwoningen, wordt de zinsnede « hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten » vervangen door de zinsnede « hoofdstuk 2 van het Financieringsbesluit ». Afdeling 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7

oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode

Art. 64.In artikel 6, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode worden de woorden « en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten » opgeheven. Afdeling 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10

november 2011 tot bepaling van de nadere regelen voor de opvolging van de realisatie van het bindend sociaal objectief en tot bepaling van de methodologie en de criteria voor de uitvoering van een tweejaarlijkse voortgangstoets

Art. 65.In artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 tot bepaling van de nadere regelen voor de opvolging van de realisatie van het bindend sociaal objectief en tot bepaling van de methodologie en de criteria voor de uitvoering van een tweejaarlijkse voortgangstoets worden de woorden « en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten » opgeheven. Afdeling 8. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13

januari 2012 tot vaststelling van nadere regels voor de bijdragen van de sociale woonactoren in de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen

Art. 66.In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2012 tot vaststelling van nadere regels voor de bijdragen van de sociale woonactoren in de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen worden tussen de woorden « sociale woonactoren » en de woorden « in de financiering » de woorden « en de private actoren » ingevoegd.

Art. 67.In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2° wordt opgeheven;2° punt 4° wordt vervangen door wat volgt : « 4° GSC : de gewestelijke sociale correctie, vermeld in artikel 3, § 4, van het Financieringsbesluit »; 3° er worden een punt 7° /1 en een punt 7° /2 ingevoegd, die luiden als volgt : « 7° /1 private actoren : verkavelaars en bouwheren die onderworpen zijn aan de attestering door de VMSW, vermeld in artikel 4.1.20 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; 7° /2 Programmatiebesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten;».

Art. 68.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt de zinsnede « artikel 10, eerste lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 11, § 2, eerste lid, »;2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede « artikel 15, § 2, eerste lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 28, § 2, eerste lid, ».3° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.De private actoren betalen een beheersvergoeding voor de dienstverlening, gekoppeld aan de attesteringen door de VMSW, vermeld in artikel 4.1.20 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, overeenkomstig artikel 8/1 en 8/2 van dit besluit. ».

Art. 69.In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede « artikel 10, eerste lid, »vervangen door de zinsnede « artikel 11, § 2, eerste lid, ».

Art. 70.In hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt in het opschrift van afdeling 1 en afdeling 5 de zinsnede « artikel 10, eerste lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 11, § 2, eerste lid, ».

Art. 71.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede « artikel 10, eerste lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 11, § 2, eerste lid, »;2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.In afwijking van paragraaf 1 zijn de sociale woonactoren geen vergoeding verschuldigd als ze bij de VMSW een lening aangaan volgens artikel 11, § 2, eerste lid, van het Financieringsbesluit, voor de aankoop van een sociale huurwoning van een private actor die overeenkomstig afdeling 6 een vergoeding aan de VMSW heeft betaald. ».

Art. 72.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede « artikel 17, § 1, » vervangen door de zinsnede « artikel 30, § 1, »;2° in paragraaf 2, vierde lid, wordt de zinsnede « artikel 15, § 2, eerste lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 28, § 2, eerste lid ».

Art. 73.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : « Sociale woonactoren die woningen of kavels verkopen volgens het Overdrachtenbesluit, betalen een vergoeding voor de ondersteuning van verkoopactiviteiten. De vergoeding bedraagt 1 % van de verkoopprijs, exclusief btw. »; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede « artikel 10, eerste lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 11, § 2, eerste lid, ».

Art. 74.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, in paragraaf 2, tweede lid, en in paragraaf 3 wordt de zinsnede « artikel 10, eerste lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 11, § 2, eerste lid, »;2° in paragraaf 2, derde lid, wordt de zinsnede « artikel 15, § 2, tweede lid, » vervangen door de zinsnede « artikel 28, § 2, tweede lid, ».

Art. 75.In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede « artikel 10, eerste lid, » telkens vervangen door de zinsnede « artikel 11, § 2, eerste lid, ».

Art. 76.Aan hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 6, die bestaat uit een artikel 8/1 en een artikel 8/2, toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 6. - Vergoeding voor de dienstverlening die de VMSW verstrekt aan private actoren

Art. 8/1.§ 1. Private actoren die in het kader van de uitvoering van een sociale last als vermeld in artikel 4.1.16, § 1, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, sociale huurwoningen realiseren, betalen een vergoeding voor de dienstverlening van de VMSW in het kader van de attestering van de sociale huurwoningen.

De vergoeding, vermeld in het eerste lid, wordt berekend door de percentages, vermeld in artikel 4, § 1, tweede lid, toe te passen op de som van de verkoopprijzen, exclusief btw, van de gerealiseerde sociale huurwoningen die worden bepaald op basis van hoofdstuk 2 van bijlage 1 bij het Programmatiebesluit. § 2. Bij elke aanvraag tot afgifte van het deelattest nummer 1 betaalt de initiatiefnemer de VMSW een forfaitair bedrag van 300 euro.

Bij de aanvraag tot afgifte van het deelattest nummer 3 betaalt de initiatiefnemer de VMSW de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, verminderd met de bij de aanvraag of aanvragen tot afgifte van het deelattest nummer 1 betaalde forfaitaire bedragen van 300 euro.

Als na de afgifte van het deelattest nummer 1 wordt beslist het project niet uit te voeren, brengt de initiatiefnemer de VMSW daarvan op de hoogte. De reeds betaalde forfaitaire bedragen van 300 euro zijn niet terugvorderbaar. § 3. De bepalingen van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op private actoren die op vrijwillige basis sociale huurwoningen realiseren als vermeld in artikel 4.1.16, § 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.

Art. 8/2.§ 1. Private actoren die in het kader van de uitvoering van een sociale last als vermeld in artikel 4.1.16, § 1, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, sociale koopwoningen realiseren, betalen een vergoeding voor de dienstverlening van de VMSW in het kader van de attestering van de sociale koopwoningen.

De vergoeding, vermeld in het eerste lid, wordt berekend door de percentages, vermeld in artikel 6, § 1, tweede lid, toe te passen op de som van de verkoopprijzen, exclusief btw, van de gerealiseerde sociale koopwoningen die worden bepaald op basis van hoofdstuk 3 van bijlage 1 bij het Programmatiebesluit. § 2. Bij elke aanvraag tot afgifte van het deelattest nummer 1 betaalt de initiatiefnemer de VMSW een forfaitair bedrag van 300 euro.

Bij de aanvraag tot afgifte van het deelattest nummer 3 betaalt de initiatiefnemer de VMSW de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, verminderd met de bij de aanvraag of aanvragen tot afgifte van het deelattest nummer 1 betaalde forfaitaire bedragen van 300 euro.

Als na de afgifte van het deelattest nummer 1 wordt beslist het project niet uit te voeren, brengt de initiatiefnemer de VMSW daarvan op de hoogte. De reeds betaalde forfaitaire bedragen van 300 euro zijn niet terugvorderbaar. ».

Art. 77.In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden « de sociale woonactoren » en de woorden « en de VMSW » de zinsnede « , de private actoren » ingevoegd.

Art. 78.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « bij de sociale woonactoren » vervangen door de woorden « bij de sociale woonactoren en de private actoren » en worden de woorden « op de werking van de sociale woonactoren » vervangen door de woorden « op hun eigen werking »;2° in paragraaf 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Bij elke verrichting waarvoor een private actor een vergoeding betaalt overeenkomstig hoofdstuk 2, afdeling 6, organiseert de VMSW een bevraging waarbij minimaal de volgende zaken worden voorgelegd : 1° de vraag naar de bevindingen van de private actor in kwestie bij de samenwerking met de VMSW tijdens de uitvoering van de verrichting;2° de mogelijkheid voor de private actor in kwestie om in eigen bewoordingen een evaluatie te geven.».

Art. 79.In hetzelfde besluit wordt een artikel 33/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 33/1.In afwijking van artikel 8/2, § 1, tweede lid, wordt de vergoeding voor de dienstverlening van de VMSW in het kader van de attestering van de sociale koopwoningen berekend door op de som van de verkoopprijzen, exclusief btw, van de gerealiseerde sociale koopwoningen die worden bepaald op basis van hoofdstuk 3 van bijlage 1 bij het Programmatiebesluit, de volgende percentages toe te passen : 1° 0,8 % in 2013;2° 0,9 % in 2014.».

Art. 80.Aan artikel 34 van hetzelfde besluit wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° voor wat de private actoren betreft : op 1 januari 2013. ». HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 81.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 maart 2008, 12 november 2010, 19 november 2010, 30 september 2011, 7 oktober 2011, 28 oktober 2011, 13 januari 2012 en 16 maart 2012;2° het ministerieel besluit van 3 februari 2009 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de kosten voor het invullen van de functie van een conciërge in aanmerking genomen worden voor de berekening van de gewestelijke sociale correctie, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 24 februari 2011;3° het ministerieel besluit van 7 mei 2009 tot bepaling van de inkomsten en uitgaven die bijkomend in aanmerking worden genomen voor de berekening van de Gewestelijke Sociale Correctie (GSC), gewijzigd bij het ministerieel besluit van 24 februari 2011.

Art. 82.In uitvoering van artikel 64, § 3, van de Vlaamse Wooncode kan de minister binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, in het bijzonder van de verrichtingen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), 1), 2) en 3), van dit besluit, geheel of gedeeltelijk ten laste nemen, of voor die verrichtingen subsidies toekennen aan een OCMW of een vereniging zonder winstoogmerk als er serviceflats worden opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst tussen Serviceflats Invest nv en het OCMW of de vereniging zonder winstoogmerk. De minister stelt de subsidies ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies door aan de initiatiefnemers of betaalt hiermee de tenlastenemingen. Afdeling 1 van hoofdstuk 3 is van overeenkomstige toepassing op de

verrichtingen, vermeld in het eerste lid, met dien verstande dat met « sociale woningen » telkens « serviceflats » worden bedoeld.

De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, vervalt zodra Serviceflats Invest nv de in de Algemene Overeenkomst opgenomen doelstelling om 2000 serviceflats te realiseren, heeft bereikt.

Art. 83.Als voor een verrichting als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, of voor de bouw, renovatie, verbetering of aanpassing van sociale huurwoningen voor 1 januari 2013 een belofte van tenlasteneming of een belofte van subsidie is verleend krachtens hoofdstuk IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten, blijft de voor voornoemde datum toepasselijke regeling van toepassing op die verrichting.

Art. 84.Voor de verwerving van onroerende goederen als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, a), wordt geen tussenkomst in de leningslast toegekend als vermeld in artikel 11, § 3, als de datum van de akte van verwerving dateert van voor 1 januari 2008. In dat geval is artikel 9 ook niet van toepassing.

In afwijking van het eerste lid wordt voor verwervingen die hebben plaatsgevonden na 1 januari 2006 en waarvoor een ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1996 betreffende het grond- en pandenbeleid voor huisvestingsdoeleinden in woonkernen, ter uitvoering van de artikelen 94 en 95 van de Huisvestingscode, en waarvoor op 1 januari 2008 nog geen belofte van subsidie was gegeven, wel een tussenkomst in de leningslast toegekend als vermeld in artikel 11, § 3, van dit besluit. In dat geval is artikel 9 van toepassing.

Artikel 11, § 1, derde lid, is van toepassing op verwervingen waarvoor een bulletlening als vermeld in artikel 10, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007, vermeld in artikel 81, 1°, is verstrekt die op 1 januari 2013 nog niet is omgezet naar een renteloze lening als vermeld in artikel 10, eerste lid, van dat besluit. In dat geval is artikel 9 van toepassing.

Voor bouw- en renovatieverrichtingen als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, c) en d), die aanbesteed zijn voor 1 juli 2008, worden de prijsplafonds, verkregen door de toepassing van artikel 7, § 2, en artikel 8, § 2, met 15 % verhoogd.

Art. 85.Voor de bepaling van de theoretische huurinkomsten, vermeld in artikel 30, § 1, voor de jaren 2012 en 2013 wordt geen rekening gehouden met de huurvermindering, vermeld in artikel 70, § 5, van het Kaderbesluit Sociale Huur.

Art. 86.De algemene werkings- en onderhoudskosten, vermeld in artikel 32, § 3, zijn voor 2011 tot en met 2013, per sociale huurwoning, forfaitair vastgesteld op : 1° 1.000 euro voor een appartement; 2° 860 euro voor een eengezinswoning of een duplex. Voor structurele leegstand in de periode, vermeld in het eerste lid, worden geen algemene werkings- en onderhoudskosten vastgesteld.

Voor de toepassing in het referentiejaar worden de bedragen, vermeld in het eerste lid, aangepast aan de gezondheidsindex van de maand juni van dat jaar, met als basis de gezondheidsindex 102,15 van 2005. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.

Art. 87.§ 1. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 worden de kapitaals- en interestlasten van een lening bij de VMSW die werd verstrekt vanaf 1 januari 1996 en op 31 december 2012 nog niet volledig is terugbetaald, niet in aanmerking genomen voor de berekening van de GSC van 2011 en 2012 als de totale looptijd van de lening in kwestie, namelijk het aantal jaren tussen de begin- en eindtermijn van de kapitaalaflossingen, minder dan dertig jaar is. § 2. De VMSW geeft de SHM's in 2013 de mogelijkheid om bij haar aangegane leningen met een looptijd van minder dan dertig jaar die op 31 december 2012 nog niet volledig zijn terugbetaald, vervroegd terug te betalen met een nieuwe marktconforme lening met een looptijd van dertig jaar, in die zin dat de totale looptijd van bij de aanvang van de kapitaalaflossing op de vervroegd terugbetaalde lening tot de laatste aflossing op de nieuwe lening dertig jaar bedraagt. De vertrekbasis voor die herfinanciering is 31 december 2010 voor de bepaling van de resterende looptijd en het uitstaande saldo. De verschuldigde wederbeleggingsvergoeding kan mee in de nieuwe lening worden opgenomen.

Voor de aflossingen in 2011 en verder wordt uitgegaan van de aflossingstabel van de nieuw afgesloten lening. De SHM betaalt in 2013 het saldo, rekening houdend met het bedrag dat effectief is terugbetaald tot en met 2012. In de GSC van 2011 en verder wordt rekening gehouden met de aflossingen volgens de aflossingstabel van de nieuw afgesloten lening. § 3. De VMSW geeft de SHM's vanaf 2013 de mogelijkheid om bij haar aangegane leningen met een looptijd van minder dan dertig jaar die op 31 december van het volgende jaar nog niet volledig zijn terugbetaald,vervroegd terug te betalen met een nieuwe marktconforme lening met een looptijd van dertig jaar, in die zin dat de totale looptijd van bij de aanvang van de kapitaalaflossing op de vervroegd terugbetaalde lening tot de laatste aflossing op de nieuwe lening dertig jaar bedraagt. De vertrekbasis voor die herfinanciering is dan 31 december van het voorgaand jaar voor de bepaling van de resterende looptijd en het uitstaande saldo. De verschuldigde wederbeleggingsvergoeding kan mee in de nieuwe lening worden opgenomen.

In de GSC van het referentiejaar waarin de lening wordt geherfinancierd, wordt rekening gehouden met de aflossingen volgens de aflossingstabel van de nieuw afgesloten lening.

Art. 88.Bij de opmaak van de begroting van het Vlaamse Gewest voor de periode 2012 tot en met 2020 hanteert de Vlaamse Regering de tabel met investeringsvolumes voor verrichtingen die bedoeld zijn om sociale huurwoningen ter beschikking te stellen die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

Art. 89.Artikel 2, hoofdstuk 2 en artikel 33 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2012 tot vaststelling van nadere regels voor de bijdragen van de sociale woonactoren en de private actoren in de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen treden in werking op 1 januari 2013, wat de andere sociale woonactoren dan de SHM's betreft.

Art. 90.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 11 heeft uitwerking met ingang van het uitvoeringsprogramma voor het jaar 2012, voor wat de financiering van sloop-, bouw- en investeringsverrichtingen als vermeld in artikel 4, § 1, 1°, b), c) en d), betreft.

Artikel 86 en 87, § 1 en § 2, hebben uitwerking met ingang van het referentiejaar 2011.

Art. 91.De Vlaamse minister, bevoegd voor wonen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 21 december 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende de financiering van verrichingen in het kader van sociale woonprojecten en de daaraan verbonden werkingskosten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Vroegere volumes


Jaarlijks te indexeren volume kapitaalsubsidie (hier aan index van 2 %)

€ 428.000.000

€ 436.560.000

€ 445.291.200

€ 454.197.024

€ 463.280.964

€ 472.546.584

€ 481.997.515

€ 491.637.466

€ 501.470.215

Vast volume rentesubsidies (niet meer te indexeren)

€ 112.745.355

€ 108.653.327

€ 291.025.533

€ 303.261.187

€ 315.969.138

€ 329.167.615

€ 342.875.553

€ 357.112.618

€ 73.496.984


Totaal

€ 540.745.355

€ 545.213.327

€ 736.316.733

€ 757.458.211

€ 779.250.102

€ 801.714.199

€ 824.873.068

€ 848.750.084

€ 574.967.199


Na aanpassing


Eenmalige tussenkomst (jaarlijks te indexeren, hier aan index 2 %)

€ 347.065.200

€ 361.891.506

€ 369.129.337

€ 376.511.923

€ 384.042.162

€ 391.723.005

€ 399.557.465

€ 407.548.614

€ 415.699.587

Jaarlijkse tussenkomst (niet meer te indexeren)

€ 91.425.208

€ 188.106.983

€ 335.992.605

€ 345.914.497

€ 356.219.374

€ 366.922.019

€ 278.037.786

€ 289.582.622

€ 59.598.704


Totaal

€ 438.490.408

€ 549.998.489

€ 705.121.941

€ 722.426.420

€ 740.261.536

€ 758.645.024

€ 677.595.251

€ 697.131.236

€ 475.298.291


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten en de daaraan verbonden werkingskosten.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE

^