Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 22 april 1997
gepubliceerd op 08 juli 1997

Besluit van de Vlaamse regering houdende de erkenning en subsidiëring van peterschapsprojecten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997035753
pub.
08/07/1997
prom.
22/04/1997
ELI
eli/besluit/1997/04/22/1997035753/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 APRIL 1997. Besluit van de Vlaamse regering houdende de erkenning en subsidiëring van peterschapsprojecten


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede begeleiding van de begroting 1991, inzonderheid op artikel 2, 9;

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, derde lid;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 17 december 1996;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, uitgebracht op 29 januari 1997;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 25 februari 1997, betreffende de aanvraag om advies binnen één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 20 maart 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;

Na beraadslaging, Besluit HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch en het KMO-beleid;2° de administratie : de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° kleine onderneming (KO) : de onderneming conform de aanbeveling van de EU-Commissie van 3 april 1996, te weten : met minder dan 50 werknemers; en waarvan : ofwel de jaaromzet niet hoger is dan 7 miljoen ECU; of wel het jaarlijks balanstotaal niet hoger is dan 5 miljoen ECU, en, die het zelfstandigheidscriterium in acht neemt; 4° peterbedrijf : een bedrijf dat één of meerdere kaderleden en/of de bedrijfsleider ter beschikking stelt om aan het peterschapsproject deelnemende KO's te begeleiden;5° participerende KO : KO waarvan de exploitatiezetel gevestigd is binnen het Vlaamse Gewest en die een bijdrage heeft betaald voor deelneming aan het project;6° peter : kaderlid of bedrijfsleider die door het peterbedrijf ter beschikking wordt gesteld voor de begeleiding van KO's in het kader van een peterschapsproject;7° peterschapsproject : project waarbij groepen van KO's begeleid worden door kaderleden of bedrijfsleiders van peterbedrijven.Deze begeleiding vindt plaats aan de hand van regelmatige (gemiddeld eenmaal per maand) collectieve bijeenkomsten en contactdagen. Naast dit basispakket kunnen er nog aanvullende en individuele begeleidingen plaatsvinden. Het project is erop gericht de KO-bedrijfsvoering te professionaliseren door ervaringsuitwisseling, gericht op alle aspecten van de bedrijfsvoering; 8° initiatiefnemende organisatie : de organisatie die de aanvraag tot erkenning of subsidiëring indient en verantwoordelijk is voor het verder verloop van het peterschapsproject. HOOFDSTUK II. - Aanvraagprocedure om een erkenning en/of subsidie te verkrijgen

Art. 2.1. De initiatiefnemende organisatie die een peterschapsproject wenst te starten, kan een erkennings- of een subsidie-aanvraag indienen.

Hiervoor richt de initiatiefnemende organisatie voor elk nieuw peterschapsproject een aanvraag aan de minister, en verschaft zij alle aanvullende inlichtingen op eenvoudig verzoek van de minister of de administratie. 2. De erkenningsaanvraag voor een peterschapsproject wordt beoordeeld op basis van een projectplan.Dit projectplan bevat de volgende elementen : 1° Informatie betreffende de initiatiefnemende organisatie : a) personalia;b) contactpersoon;c) rechtsvorm;d) elementen die de band met het bedrijfsleven aantonen;e) elementen die de geschiktheid voor een interprofessionele aanpak aantonen.2° Beschrijving van het project: De projectbeschrijving dient een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van het volledige peterschapsproject. De volgende elementen dienen hierbij vermeld te worden : a) de doelstellingen;b) de methodiek en de planning;c) het beoogde werkingsgebied met het aantal KO's;d) een beschrijving van vroegere initiatieven op het vlak van bedrijfsbegeleiding;e) personalia van peterbedrijven die hun medewerking reeds hebben toegezegd en vermelding van andere potentiële peterbedrijven;f) personalia en curriculum vitae van de personeelsleden van de intiatiefnemende organisatie die zullen belast worden met de begeleiding van het peterschapsproject;g) selectiecriteria voor de KO's en de peters.3° Een gedetailleerde weergave van het geraamde budget.3. Een subsidieaanvraag dient naast de gegevens vermeld in 2 de personalia van minstens 60 KO's te bevatten die reeds hebben toegezegd deel te nemen aan het peterschapsproject waarvoor een subsidie wordt aangevraagd.Bovendien dient te worden aangetoond dat een participatie van 80 KO's haalbaar is.

Art. 3.De minister verleent de erkenning en subsidiëring van een peterschapsproject, na een gemotiveerd advies van de administratie.

HOOFSTUK III. - Subsidiëring

Art. 4.De subsidie wordt toegekend voor een projectperiode van maximaal 2 jaar, die op z'n vroegst ingaat op de datum van indiening van de erkenningsaanvraag. Niets belet de initiatiefnemende organisatie om gedurende of na een projectperiode, de erkenning-of subsidiëring voor een ander en nieuw of een aanvullend peterschapsproject aan te vragen.

Bij de beoordeling van dit nieuwe of aanvullende peterschapsproject wordt rekening gehouden met de degelijkheid en de resultaten van het vorige of het lopende peterschapsproject.

Art. 5.1. De subsidie bedraagt per peterschapsproject 70 % van de totale aanvaardbare kosten gemaakt door de initiatiefnemende organisatie, met een maximum van 4 miljoen frank per werkingsjaar. 2. De subsidie is cumuleerbaar met andere subsidies die worden verstrekt in het kader van een specifiek regionaal economisch programma. HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling

Art. 6.1. De toegekende steun voor een project met een looptijd van 2 jaar wordt als volgt uitbetaald : 1° Een eerste schijf van 35 % wordt uitbetaald na de ondertekening van het ministerieel besluit en na indiening van een vordering;2° Een tweede schijf van 15 % wordt uitbetaald na het einde van het eerste werkingsjaar en na indiening van een vordering;3° Een derde schijf van 40 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het werkingsverslag met betrekking tot het eerste werkingsjaar;4° Het saldo van 10 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het werkingsverslag voor het tweede werkingsjaar en op voorwaarde dat het saldo verschuldigd is.2. Voor de projecten met een kortere duurtijd, formuleert de administratie een voorstel aan de minister.

Art. 7.Het werkingsverslag moet de uitvoering van het project nauwkeurig weergeven. Het dient de volgende elementen te bevatten : 1° een overzicht van de georganiseerde activiteiten;2° een lijst van de participanten : a) personalia;b) rechtsvorm;c) sector;d) aantal werknemers;3° een lijst van de peters;a) personalia;b) rechtsvorm;c) sector;d) aantal werknemers;4° een evaluatie;5° een financieel verslag. De inititatiefnemende organisatie is gehouden jaarlijks verantwoording af te leggen over de aanwending van het toegekende bedrag. Daartoe houdt zij de gedetailleerde boekhouding bij van alle uitgaven verbonden aan het project.

Art. 8.De administratie is belast met de controle op de aanwending van de subsidie.

Het totaal door de Vlaamse regering uitgekeerde bedrag kan in geen geval hoger zijn dan 70 % van de totale verantwoorde uitgaven voor het project tijdens de projectperiode.

Als bij de eindafrekening blijkt dat de al door de Vlaamse regering gestorte sommen dit maximum overschrijden, dient de initiatiefnemende organisatie het teveel uitgekeerde bedrag onverwijld terug te betalen.

Art. 9.1. Als blijkt dat gedurende het verlopen werkingjaar minder dan 60 KO's hebben geparticipeerd in het peterschapsproject, wordt de verdere subsidiëring stopgezet en de al reeds uitbetaalde subsidie voor het betreffende werkjaar volledig teruggevorderd. 2. Voor peterschapsprojecten die gedurende een werkingsjaar 80 participerende KO's hadden, wordt 100 % van de toegekende steun voor het werkingsjaar effectief uitgekeerd.Na een gemotiveerd advies van de administratie kan de minister de volledige toegekende steun uitbetalen voor zover de afwijking in min op voornoemd aantal participerende KO's maximum 5 % beloopt. 3.Voor peterschapsprojecten die gedurende een werkingsjaar minstens 60 maar minder dan 80 participerende KO's hadden, en niet in aanmerking komen voor de afwijking vermeld in 2, wordt slechts een gedeelte van de toegezegde overheidssteun uitbetaald. Dit deel bedraagt 75 % van de toegekende subsidie vermenigvuldigd met de breuk waarvan de teller het aantal KO's bevat die dat werkingsjaar hebben geparticipeerd en waarvan de noemer 80 bedraagt. 4. De initiatiefnemende organisatie is ertoe gehouden voor iedere activiteit in het kader van het peterschapsproject een lijst bij te houden die ter inzage ligt van de administratie. HOOFDSTUK V. - Bijdrage van de deelnemende KO's

Art. 10.De gezamenlijke bijdrage van de KO's voor deelname aan het project wordt vastgesteld tussen minimaal 10 % en maximaal 30 % van de totale kosten van het peterschapsproject gemaakt door de initiatiefnemende organisatie.

De minister kan hierop enkel een afwijking toestaan na een gemotiveerd advies van de administratie. HOOFDSTUK VI. Overgangsbepaling

Art. 11.Lopende peterschapsprojecten worden conform de algemene beginselen van dit besluit behandeld. De minister kan hierop afwijkingen toestaan na een gemotiveerd advies van de administratie.

Voor de lopende peterschapsprojecten kunnen kosten vanaf 1 januari 1996 in aanmerking worden genomen.

Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch en KMO-beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 april 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMUY

^