Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 22 februari 2019
gepubliceerd op 02 april 2019

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toekenning van een subsidie voor een vernieuwend project werknemersstatuut van de kinderbegeleider gezinsopvang

bron
vlaamse overheid
numac
2019011328
pub.
02/04/2019
prom.
22/02/2019
ELI
eli/besluit/2019/02/22/2019011328/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toekenning van een subsidie voor een vernieuwend project werknemersstatuut van de kinderbegeleider gezinsopvang


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035799 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 6, gewijzigd bij de decreten van 22 december 2006 en 20 april 2012, en artikel 8, § 2;

Gelet op het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 14;

Gelet op het akkoord van de minister bevoegd voor begroting, gegeven op 18 december 2018;

Gelet op advies 65.091/1 van de Raad van State, gegeven op 1 februari 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° organisator die onder de private sector valt: een organisator die geen lokaal bestuur of overheidsinstantie is;2° organisator die onder de publieke sector valt: een organisator die een lokaal bestuur of overheidsinstantie is, vertegenwoordigd door de vakverenigingen van de openbare sector.

Art. 2.Kind en Gezin kan conform de bepalingen van dit besluit een subsidie toekennen aan organisatoren met een vergunning voor gezinsopvang zoals bedoeld in het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten, die met kinderbegeleiders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders werken.

Art. 3.De subsidie, vermeld in artikel 4, kan ten vroegste ingaan vanaf 1 april 2019 en kan uiterlijk lopen tot en met 31 maart 2021.

In afwijking van het eerste lid, gaat de subsidie in vanaf 1 januari 2019 voor de kinderbegeleiders gezinsopvang die al onder het werknemersstatuut werken in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 mei 2015 houdende de regeling van de toekenning van een subsidie voor een vernieuwend project betreffende het werknemersstatuut van de kinderbegeleider gezinsopvang aan organisatoren met een vergunning. HOOFDSTUK 2. - Bedrag van de subsidie

Art. 4.De subsidie bedraagt: 1° voor de organisator die onder de private sector valt: 13.516,14 euro per voltijdsequivalent kinderbegeleider per kalenderjaar; 2° voor de organisator die onder de publieke sector valt: 17.625,03 euro per voltijdsequivalent kinderbegeleider per kalenderjaar.

Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt verhoudingsgewijs verminderd als een voltijdsequivalent of een fractie ervan uit het vernieuwende project stapt en niet vervangen wordt binnen maximaal drie maanden, vanaf de eerste dag van de maand nadat de gewijzigde situatie zich heeft voorgedaan. Als blijkt dat binnen de voormelde periode van drie maanden geen invulling kon worden gegeven, wordt het aandeel dat betrekking heeft op de verminderde voltijdsequivalent verrekend met het daaropvolgende kwartaal of door de organisator terugbetaald vanaf de eerste dag van de maand nadat de gewijzigde situatie zich heeft voorgedaan.

Art. 5.De bedragen, vermeld in het artikel 4 van dit besluit, worden aangepast aan de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in artikel 8 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.

Art. 6.De subsidie wordt betaald met voorschotten van 80% per kwartaal, behalve in geval van een vermoeden van ernstige problemen, en minstens als er een risico is op plotse stopzetting van de opdrachten of bij een vermoeden van fraude. In dat geval kan Kind en Gezin beslissen om geen voorschot of een lager voorschot te betalen.

Het saldo wordt afgerekend uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het kalenderjaar in kwestie, behalve als de opdrachten niet meer worden opgenomen. In dat geval wordt het saldo afgerekend in het kwartaal dat volgt op de stopzetting van de opdrachten.

Art. 7.De subsidies worden toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Art. 8.De organisator houdt een overzicht bij van de ontvangen subsidie en de kosten van de specifieke dienstverlening, vermeld in dit besluit.

Art. 9.De organisator mag met de ontvangen subsidie, vermeld in dit besluit, geen reserves opbouwen. HOOFDSTUK 3. - Selectieprocedure

Art. 10.Om geselecteerd te kunnen worden voor het vernieuwende project, voldoet de organisator aan al de volgende voorwaarden: 1° de organisator verbindt zich ertoe zijn kinderbegeleiders voldoende te informeren over wat het werknemersstatuut inhoudt en wat de voor- en nadelen ervan zijn, alsook over het feit dat de mogelijkheid bestaat dat ze niet geselecteerd worden;2° de organisator verbindt zich ertoe een weloverwogen selectiebeleid te voeren, met het oog op een objectieve en eerlijke selectie van de kinderbegeleiders.De organisator kan de gegevens met betrekking tot zijn selectiebeleid voorleggen en kan hier toelichting bij geven. HOOFDSTUK 4. - Subsidievoorwaarden

Art. 11.De organisator voldoet aan al de volgende subsidievoorwaarden: 1° de organisator selecteert voor het vernieuwende project alleen: a) kinderbegeleiders die een kwalificatie als vermeld in artikel 43, § 2, eerste lid, 4°, a), van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, hebben of een bewijs van een kwalificerend traject leveren als vermeld in artikel 8 van het ministerieel besluit van 25 november 2016Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 25/11/2016 pub. 18/01/2017 numac 2017030070 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot uitvoering van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013 sluiten tot uitvoering van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;b) kinderbegeleiders die beschikbaar zijn om per voltijdsequivalent gemiddeld vier kinderen op te vangen per kwartaal;c) kinderbegeleiders die bereid zijn om mee te werken aan de evaluatie, vermeld in artikel 16 van dit besluit;2° de organisator engageert zich voor de tewerkstelling van het aantal toegekende voltijdsequivalenten werknemers.Dit impliceert dat de organisator in staat moet zijn om op te treden als werkgever en op organisatorisch vlak moet voldoen aan de bepalingen van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, titel 6, met betrekking tot de overeenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders; 3° de organisator werkt samen met een pool gezinsopvang als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2019 houdende de toekenning van een subsidie aan pools gezinsopvang;4° de organisator verbindt zich ertoe om mee te werken aan de evaluatie van het vernieuwende project, vermeld in artikel 16 van dit besluit.

Art. 12.De organisator meldt aan Kind en Gezin de effectieve vermindering van het toegekende contingent voltijdsequivalenten, uiterlijk drie maanden na de eerste dag van de maand nadat de verminderde invulling van het toegekende contingent voltijdsequivalent zich heeft voorgedaan. HOOFDSTUK 5. - Aanvraag en toekenning van de subsidie

Art. 13.De aanvraag van de subsidie, vermeld in dit besluit, wordt uiterlijk op 31 januari 2019 ingediend bij Kind en Gezin, met een aanvraagformulier dat Kind en Gezin ter beschikking stelt.

Het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, bevat de volgende gegevens: 1° de naam, de rechtsvorm, het adres en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de identificatiegegevens en de contactgegevens van de contactpersoon van de organisator, waaronder minstens de voor- en achternaam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon;3° het dossiernummer van de kinderopvanglocaties van de kinderbegeleiders die deelnemen aan het vernieuwend project;4° het minimaal en maximaal gewenst aantal voltijdsequivalenten, met aanduiding van de verdeling van die voltijdsequivalenten over het aantal voltijdse en deeltijdse posten;5° de naam en een handtekening van de organisator. In afwijking van het eerste en tweede lid dient de organisator geen aanvraag in voor de kinderbegeleiders gezinsopvang die al onder het werknemersstatuut werken in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 mei 2015 houdende de regeling van de toekenning van een subsidie voor een vernieuwend project betreffende het werknemersstatuut van de kinderbegeleider gezinsopvang aan organisatoren met een vergunning. Voor de voormelde kinderbegeleiders wordt de organisator geacht het betreffende aantal voltijdsequivalenten toegekend te hebben gekregen.

Art. 14.Naast het aanvraagformulier, vermeld in artikel 13, bezorgt de organisator de volgende documenten aan Kind en Gezin: 1° voor de organisator die onder de private sector valt: een bewijs dat de persoon die de aanvraag indient, gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator;2° voor de organisator die onder de publieke sector valt: een bewijs waaruit blijkt dat de beslissing tot deelname aan het vernieuwende project, vermeld in dit besluit, genomen is door het bevoegde orgaan.

Art. 15.Kind en Gezin beslist uiterlijk op 31 maart 2019 over de toekenning van de subsidie.

De aanvraag is ontvankelijk als ze voldoet aan al de volgende criteria: 1° de aanvraag werd tijdig ingediend, meer bepaald uiterlijk op 31 januari 2019;2° het aanvraagformulier dat Kind en Gezin ter beschikking stelt op haar website, is ingevuld;3° de aanvraag is naar het e-mailadres gestuurd dat vermeld wordt op het aanvraagformulier;4° de aanvraag werd ingediend door een organisator die werkt als organisator gezinsopvang met kinderbegeleiders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders. De aanvraag wordt uitgesloten als aan een of meer van de volgende criteria is voldaan: 1° er zijn ernstige dossiermatige indicaties die erop wijzen dat de vergunningsvoorwaarden of de subsidievoorwaarden niet nageleefd kunnen worden;2° er is geen duidelijk en realistisch perspectief waaruit blijkt dat de organisator in staat is om op 1 april 2019 als werkgever op te treden;3° de aanvraag heeft betrekking op een te hoog minimumaantal gevraagde voltijdsequivalenten. Bij de beoordeling van de aanvragen geldt het volgende voorrangscriterium: de aanvragen waarbij de organisator aangeeft bereid te zijn om minstens vijf voltijdsequivalenten tewerk te stellen, hebben voorrang.

Kind en Gezin beoordeelt de gegrondheid van de aanvragen op basis van de som van de volgende scores: 1° de score van Kind en Gezin op een maximum van 3 punten voor de behaalde bezetting in 2017;2° de score van Kind en Gezin op een maximum van 3 punten voor de plaats-onthaalouderratio. De aanvragen die voldoen aan het voorrangscriterium, vermeld in het vierde lid, worden eerst behandeld. Binnen die groep worden de aanvragen gerangschikt op basis van de score, vermeld in het vijfde lid. De aanvragen met de hoogste score komen bovenaan in de rangschikking. Binnen de groep van aanvragen die niet voldoen aan het voormelde voorrangscriterium wordt dezelfde wijze van rangschikking toegepast. De toekenningen van de subsidie gebeuren in volgorde van voormelde werkwijze en rekening houdend met het beschikbare budget. HOOFDSTUK 6. - Evaluatie

Art. 16.Kind en Gezin evalueert minstens de volgende elementen van het vernieuwende project: 1° de impact op de organisatoren en de kinderbegeleiders;2° de impact op de dienstverlening aan de gezinnen;3° de kostprijs voor de overheid. Kind en Gezin werkt het evaluatiekader verder uit, in overleg met de sociale partners. HOOFDSTUK 7. - Toezicht

Art. 17.Kind en Gezin beslist tot terugvordering van de subsidie conform artikel 57 van het Rekendecreet, artikel 13 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, en artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen

Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019 en houdt op uitwerking te hebben op 1 april 2021.

Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 februari 2019.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^