Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 22 oktober 1999
gepubliceerd op 01 december 1999

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de uitvoering van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999 en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1998 betreffende de uitvoering van het muziekdecreet van 31 maart 1998 en de subsidiëring van compositieopdrachten voor muziektheater

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999036414
pub.
01/12/1999
prom.
22/10/1999
ELI
eli/besluit/1999/10/22/1999036414/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 OKTOBER 1999. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de uitvoering van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999 en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1998 betreffende de uitvoering van het muziekdecreet van 31 maart 1998 en de subsidiëring van compositieopdrachten voor muziektheater


De Vlaamse regering, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 55 tot en met 58;

Gelet op het muziekdecreet van 31 maart 1998, inzonderheid op artikel 21, § 6;

Gelet op het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1998 betreffende de uitvoering van het muziekdecreet van 31 maart 1998 en de subsidiëring van compositieopdrachten voor muziektheater, inzonderheid op artikel 27 en artikel 37;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 juni 1999 Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 8 juni 1999 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 5 oktober 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur;3° de beoordelingscommissie : de commissie, bedoeld in artikel 10 van het decreet van 19 december 1997 houdende oprichting van een Raad voor Cultuur, een Raad voor de Kunsten, een Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en van een adviserende beroepscommissie inzake culturele aangelegenheden;4° de adviserende beroepscommissie : de adviserende beroepscommissie voor culturele aangelegenheden, bedoeld in artikel 15 van het decreet van 19 december 1997 houdende oprichting van een Raad voor Cultuur, een Raad voor de Kunsten, een Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en van een adviserende beroepscommissie inzake culturele aangelegenheden.

Art. 2.De door de Vlaamse regering aangewezen dienst, bedoeld in het decreet, is de afdeling Muziek, Letteren en Podiumkunsten van de administratie Cultuur van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, hierna de administratie te noemen. HOOFDSTUK II. - Erkenning van professionele organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst, professionele organisaties voor dans, professionele organisaties voor muziektheater, professionele kunstencentra en professionele festivals voor podiumkunsten Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 3.Uit het artistiek en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, a), van het decreet, moet afgeleid kunnen worden dat de organisatie die een aanvraag tot erkenning indient, uiterlijk op 1 september van het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan de vierjarige periode waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, voldoet aan de formele erkenningsvoorwaarden, bepaald in artikel 5, § 1, 1°, van het decreet en tevens dat ze in staat is om gedurende de periode waarvoor de erkenning wordt aangevraagd te voldoen aan de kwalitatieve erkenningsvoorwaarden, bepaald in artikel 5, § 1, 2°, van het decreet.

Art. 4.§ 1. Een erkende organisatie moet haar geactualiseerd beleidsplan, bedoeld in artikel 5, § 2, tweede lid, van het decreet, ten minste twee maanden voor de aanvang van het seizoen waarop dat geactualiseerd beleidsplan betrekking heeft, per aangetekende brief naar de administratie versturen of tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgen. § 2. In afwijking van § 1, moet een erkend festival, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van het decreet, zijn geactualiseerd beleidsplan uiterlijk twee maanden voor de datum waarop dat festival zijn eerste culturele manifestatie organiseert in het seizoen waarop dit beleidsplan betrekking heeft, per aangetekende brief naar de administratie versturen of tegen ontvangstbewijs bij de administratie indienen. § 3. In het geactualiseerd beleidsplan moet de erkende organisatie in detail uiteenzetten hoe ze tijdens het desbetreffende seizoen van de vierjarige erkenningsperiode haar artistieke en zakelijke beleidsvisie zal realiseren. Ook geeft ze aan of er eventueel afgeweken wordt van de vooropgestelde artistieke, organisatorische en financiële planning die opgenomen was in het bij de aanvraag tot erkenning ingediende vierjarige artistiek en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van het decreet; in voorkomend geval wordt nagegaan op welke wijze hiervan wordt afgeweken. Eventuele afwijkingen van het ingediende vierjarige artistiek en financieel beleidsplan moeten worden gemotiveerd.

Dat geactualiseerd beleidsplan omvat minimaal een gedetailleerde begroting en programmering. § 4. De administratie kan aan de organisatie bijkomende informatie en documenten over het ingediende beleidsplan vragen.

Art. 5.Voor professionele kunstencentra wordt het minimumaantal per seizoen te realiseren producties en/of manifestaties die een vernieuwende impact kunnen hebben in de diverse kunstuitingen, zoals bedoeld in artikel 6, 5°, van het decreet, bepaald op minstens één. Afdeling 2. - Procedures met betrekking tot een erkenning

Onderafdeling A. - Procedure om een erkenning te verlenen

Art. 6.§ 1. Een aanvraag tot erkenning moet door organisaties, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1° en 5°, van het decreet, in zestien exemplaren, en door organisaties, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, tot en met 4°, van het decreet, in tien exemplaren worden ingediend. § 2. Een aanvraag tot erkenning wordt tijdig ingediend als die aanvraag uiterlijk op 1 september van het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan de vierjarige periode waarvoor erkenning wordt gevraagd, per aangetekende brief naar de administratie wordt verstuurd of tegen ontvangstmelding aan de administratie wordt bezorgd. § 3. De administratie stuurt de organisatie, die haar aanvraag tot erkenning laattijdig indiende, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, tweede lid, van het decreet, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van deze aanvraag tot erkenning, een bericht. Daarin wordt meegedeeld dat haar aanvraag onontvankelijk is wegens laattijdigheid. § 4. De administratie stuurt de organisatie, die een tijdige, maar onvolledige aanvraag tot erkenning indiende, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, tweede lid, van het decreet, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag tot erkenning kon worden ingediend, een bericht. Daarin wordt meegedeeld dat haar aanvraag onontvankelijk is wegens onvolledigheid. Er wordt vermeld welke stukken en/of gegevens ontbreken. § 5. Als een aanvraag tot erkenning onontvankelijk is, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, derde lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag tot erkenning kon worden ingediend, een bericht naar de organisatie. Daarin wordt meegedeeld dat haar aanvraag tot erkenning onontvankelijk werd verklaard met vermelding van de erkenningsvoorwaarde(n) waaraan niet werd voldaan. § 6. Als een organisatie een ontvankelijke aanvraag tot erkenning indiende, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, vierde lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag tot erkenning kon worden ingediend, een bericht naar de organisatie. Daarin wordt meegedeeld dat haar aanvraag tot erkenning ontvankelijk is.

Art. 7.§ 1. Als de Vlaamse regering het voornemen uit om de aangevraagde erkenning te weigeren, bedoeld in artikel 8, § 6, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop de Vlaamse regering dit voornemen uitte, een aangetekende brief daarover naar de organisatie die de aanvraag indiende. § 2. Het bezwaar tegen het voornemen van de Vlaamse regering om een aangevraagde erkenning te weigeren, bedoeld in artikel 8, § 7, tweede lid, van het decreet, moet bij de administratie ingediend worden binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voornemen verstuurde.

Dat bezwaar wordt tijdig ingediend als het binnen de termijn, bepaald in het eerste lid, per aangetekende brief naar de administratie is verstuurd of tegen ontvangstmelding aan de administratie is bezorgd.

Het bezwaar moet minstens in drie exemplaren ingediend worden. § 3. Als het bezwaar onontvankelijk is krachtens artikel 8, § 8, eerste lid, van het decreet en het voornemen van de Vlaamse regering van rechtswege wordt omgezet in een beslissing van de Vlaamse regering tot weigering van de erkenning, dan stuurt de administratie het bericht, bedoeld in artikel 8, § 8, tweede lid, van het decreet, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van dit onontvankelijk bezwaar, naar de indiener.

Als de organisatie geen bezwaar indiende tegen het voornemen van de Vlaamse regering en dat voornemen krachtens artikel 8, § 8, derde lid, van het decreet van rechtswege wordt omgezet in een beslissing van de Vlaamse regering tot weigering van de erkenning, dan stuurt de administratie binnen vijfentwintig werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop ze de aangetekende brief met de kennisgeving van het voornemen van de Vlaamse regering naar de organisatie in kwestie stuurde, een bericht naar die organisatie. Daarin wordt die beslissing meegedeeld. § 4. Als de Vlaamse regering beslist om een organisatie te erkennen, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van die beslissing, een aangetekende brief naar de organisatie met de kennisgeving van die beslissing.

Onderafdeling B. - Procedure voor schorsing en intrekking van een erkenning

Art. 8.§ 1. Als de Vlaamse regering het voornemen uit om de erkenning van een organisatie te schorsen of in te trekken zoals bepaald in artikel 10, § 3, eerste lid, van het decreet, dan stuurt de administratie de aangetekende brief, bedoeld in artikel 10, § 3, tweede lid, van het decreet, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop de Vlaamse regering dit voornemen uitte, naar die erkende organisatie.

Die aangetekende brief vermeldt de motivering van het voornemen van de Vlaamse regering. § 2. Het bezwaar van de erkende organisatie tegen het voornemen van de Vlaamse regering om haar erkenning te schorsen of in te trekken, moet bij de administratie ingediend worden binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voornemen verstuurde.

Dat bezwaar wordt tijdig ingediend als het binnen de termijn, bepaald in het eerste lid, per aangetekende brief naar de administratie is verstuurd of tegen ontvangstmelding aan de administratie is bezorgd.

Het bezwaar moet minstens in drie exemplaren ingediend worden. § 3. Als het ingediende bezwaar onontvankelijk is krachtens artikel 10, § 5, eerste lid, van het decreet en het voornemen van de Vlaamse regering van rechtswege wordt omgezet in een beslissing van de Vlaamse regering, dan stuurt de administratie het bericht, bedoeld in artikel 10, § 5, tweede lid, van het decreet, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van dit onontvankelijk bezwaar, naar de indiener. § 4. Als de organisatie geen bezwaar indiende tegen het voornemen van de Vlaamse regering en dit voornemen krachtens artikel 10, § 5, derde lid, van het decreet van rechtswege wordt omgezet in een beslissing van de Vlaamse regering, dan stuurt de administratie binnen vijfentwintig werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop ze de aangetekende brief met de kennisgeving van het voornemen van de Vlaamse regering naar de organisatie in kwestie stuurde, een bericht naar die organisatie. Daarin wordt die beslissing meegedeeld. § 5. De administratie stuurt binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van de beslissing van de Vlaamse regering tot intrekking van de erkenning met terugwerkende kracht, bedoeld in artikel 10, § 7, tweede lid, van het decreet, een aangetekende en gemotiveerde brief naar de organisatie. Daarin wordt die beslissing meegedeeld. § 6. De administratie stuurt binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van de beslissing van de Vlaamse regering tot intrekking van de erkenning, bedoeld in artikel 10, § 8, eerste lid, van het decreet, de aangetekende en gemotiveerde brief, bedoeld in artikel 10, § 8, eerste lid, van het decreet, naar de organisatie. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van professionele organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst, professionele organisaties voor dans, professionele organisaties voor muziektheater, professionele kunstencentra, professionele festivals voor podiumkunsten en opdrachten aan scheppende kunstenaars Afdeling 1. - Subsidiëring voor het geheel van de werking

Art. 9.De subsidies, bedoeld in artikel 12, § 1, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° in elk seizoen worden er drie schijven van telkens 25 procent van de subsidie die voor dat seizoen is toegekend, uitbetaald ten vroegste op respectievelijk 1 juli, 1 oktober en 3 januari;2° een vierde schijf van 23 procent van de subsidie die voor dat seizoen is toegekend, wordt uitbetaald ten vroegste op 1 april;3° het saldo van 2 procent van de subsidie die voor dat seizoen is toegekend, wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden.

Art. 10.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van het decreet, moet door organisaties, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, en 5°, van het decreet, in zestien exemplaren, en door organisaties, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, tot en met 4°, van het decreet, in tien exemplaren per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden.

Een aanvraag tot subsidiëring die niet tijdig wordt ingediend, is onontvankelijk. De administratie stuurt binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de laattijdige aanvraag, een bericht naar de organisatie. Daarin wordt meegedeeld dat haar aanvraag tot subsidiëring onontvankelijk is wegens laattijdigheid.

Onverminderd het eerste lid, artikel 6, § 1, van dit besluit, en artikel 8, § 1 en § 2, van het decreet, mag een organisatie, die een aanvraag tot erkenning, zoals bedoeld in artikel 8, § 1, van het decreet en een aanvraag tot subsidiëring, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van het decreet indient, beide aanvragen bundelen en als een gemeenschappelijke aanvraag per aangetekende brief naar de administratie versturen of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgen. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke kwaliteit van de georganiseerde activiteiten, als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de beoordelingscriteria, bepaald in artikel 16 van het decreet. Die informatie en documenten mogen opgenomen zijn in het artistiek en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, a), van het decreet. § 3. Als een aanvraag tot subsidiëring onontvankelijk wordt verklaard krachtens artikel 14, § 1, tweede lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag tot subsidiëring kon worden ingediend, een bericht naar de organisatie. Daarin wordt meegedeeld dat haar aanvraag tot subsidiëring onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden. § 4. De bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie beoordeelt de artistieke aspecten van de activiteiten die de organisatie, die een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend, zal organiseren en brengt daarover advies uit. Die beoordeling gebeurt aan de hand van de relevante beoordelingscriteria, bepaald in artikel 16, § 1, 1°, van het decreet. Voor wat de organisaties betreft, bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, van het decreet, gebeurt die beoordeling bovendien aan de hand van het volgende aanvullende beoordelingscriterium : - de maatschappelijke relevantie.

De administratie beoordeelt de werking en het beheer van de organisatie die een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend en brengt daarover advies uit. Die beoordeling gebeurt aan de hand van de relevante beoordelingscriteria, bepaald in artikel 16, § 1, 2°, van het decreet.

De beoordelingscommissies of de ad hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 16 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. Ze kunnen onder meer de organisatie die de aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend, horen, bijkomende documenten en gegevens opvragen en een bezoek ter plaatse brengen. § 5. Als de Vlaamse regering, met betrekking tot een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring voor het geheel van de werking, een beslissing heeft genomen, dan stuurt de administratie aan de organisatie die de aanvraag indiende, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van die beslissing, een aangetekende brief met de kennisgeving van die beslissing. Afdeling 2. - Subsidiëring van projecten

Art. 11.De subsidies, bedoeld in artikel 19 van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de projectsubsidie wordt toegekend;2° het saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend.

Art. 12.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring, zoals bedoeld in artikel 19 van het decreet, moet door organisaties, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, en 5°, van het decreet, in zestien exemplaren, en door organisaties, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, tot en met 4°, van het decreet, in tien exemplaren aan de administratie worden overgemaakt. § 2. In de aanvraag tot subsidiëring van een project moeten de artistieke, organisatorische en financiële aspecten van het project op realistische wijze en zo gedetailleerd mogelijk uiteengezet en toegelicht worden. De aanvraag moet alle nodige en nuttige informatie en documenten bevatten waaruit blijkt dat voldaan werd aan de voorwaarden, bepaald in artikel 22, 1° en 2°, van het decreet, en waardoor de artistieke kwaliteit van het ingediende project en de werking en het beheer van de organisatie die de subsidiëring van het project aanvraagt, beoordeeld kunnen worden, aan de hand van de relevante beoordelingscriteria, bepaald in artikel 13, § 1, en de relevante aanvullende beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 13, § 2.

Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een kopie van de statuten van de aanvrager van de subsidie zoals deze op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden, ofwel een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief;2° de ledenlijst van de raad van beheer van de aanvrager zoals deze samengesteld was op het ogenblik van de aanvraag en gepubliceerd werd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, ofwel de lijst van verantwoordelijken voor het initiatief. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van een project wordt tijdig ingediend als die aanvraag uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het project van start gaat, per aangetekende zending naar de administratie wordt verstuurd of tegen ontvangstbewijs aan de administratie wordt bezorgd. § 4. Als een aanvraag tot subsidiëring van een project onontvankelijk is wegens laattijdigheid, zoals bedoeld in artikel 23, § 2, tweede lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie waarin meegedeeld wordt dat haar aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden.

Als een aanvraag tot subsidiëring van een project onontvankelijk is wegens onvolledigheid, zoals bedoeld in artikel 23, § 2, tweede lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag kon worden ingediend, een bericht naar de organisatie waarin meegedeeld wordt dat haar aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden. § 5. Als een aanvraag tot subsidiëring van een project onontvankelijk is, zoals bedoeld in artikel 23, § 3, tweede lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag kon worden ingediend, een bericht naar de organisatie waarin meegedeeld wordt dat haar aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden. § 6. Als een organisatie een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring van een project indiende, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag kon worden ingediend, een bericht naar de organisatie waarin meegedeeld wordt dat haar aanvraag ontvankelijk is. § 7. Als de Vlaamse regering over een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring van een project een beslissing heeft genomen, dan stuurt de administratie aan de organisatie die de aanvraag indiende, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van die beslissing, een aangetekende brief met de kennisgeving van die beslissing.

Art. 13.§ 1. Om de grootte van de projectsubsidie te bepalen worden, rekening houdend met de specificiteit van de organisaties, de volgende beoordelingscriteria gehanteerd, voorzover die relevant zijn voor de beoordeling van het gesubsidieerde project : 1° beoordelingscriteria voor de artistieke kwaliteit van het project : a) de oorspronkelijkheid van artistieke keuzes;b) de dramaturgie;c) de culturele uitstraling in Vlaanderen en/of internationaal;d) de kwaliteit met betrekking tot het genre van het repertoire;e) het vernieuwende karakter.2° beoordelingscriteria voor de werking en het beheer van de organisatie die het project zal realiseren : a) het publieksbereik;b) de grootte van de tewerkstelling binnen het project;c) de geografische spreiding van de activiteit;d) het organisatorisch, financieel en boekhoudkundig management;e) de samenwerking met andere culturele organisaties. § 2. De minister mag aanvullende beoordelingscriteria bepalen.

De beoordelingscommissies adviseren de minister bij het bepalen van aanvullende beoordelingscriteria voor de artistieke kwaliteit van het project. Ze kunnen zelf ook aanvullende artistieke beoordelingscriteria ter goedkeuring voorstellen aan de minister. Afdeling 3. - Subsidiëring van opdrachten aan scheppende kunstenaars

Art. 14.Voor de toekenning van subsidies, zoals bedoeld in artikel 26 van het decreet, geldt de volgende aanvullende voorwaarde : de opdracht moet voor het eerst officieel voor een ruim, betalend publiek door de opdrachtgever worden uitgevoerd, uiterlijk op 1 november van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de subsidie werd toegekend.

Art. 15.In de overeenkomst, bedoeld in artikel 27, § 3, van het decreet, moeten minstens de volgende gegevens en clausules vermeld worden : 1° de naam, de voornaam, het adres, de nationaliteit, de geboortedatum, de geboorteplaats en het nummer van de bank- of postrekening van de scheppende kunstenaar;2° de naam, de voornaam en het adres van de gevolmachtigde die de overeenkomst ondertekent namens de opdrachtgever;3° het overeengekomen honorarium voor de opdracht;4° de aard van de opdracht;5° de opleveringsdatum : de uiterste datum waarop de scheppende kunstenaar de opdracht moet indienen bij de opdrachtgever;6° de uiterste datum waarop de opdracht voor het eerst door de opdrachtgever uitgevoerd zal worden;7° de bepaling dat het contract opgemaakt is in twee originelen;8° de handtekening van de scheppende kunstenaar en de handtekening van de opdrachtgever;9° de datum waarop en de plaats waar het contract werd ondertekend.

Art. 16.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring, zoals bedoeld in artikel 26 van het decreet, moet, wanneer het een opdracht voor een toneelauteur, librettist of mimograaf betreft, in zestien exemplaren, en wanneer het een opdracht voor een choreograaf betreft, in tien exemplaren aan de administratie worden overgemaakt. § 2. Bij de aanvraag tot subsidiëring moeten minimaal de volgende gegevens en documenten gevoegd worden : 1° een fotokopie van de overeenkomst, bedoeld in artikel 27, § 3, van het decreet;2° het curriculum vitae van de scheppende kunstenaar;3° een kopie van de statuten van de opdrachtgever zoals deze op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden, ofwel een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief;4° de ledenlijst van de raad van beheer van de aanvrager zoals deze samengesteld was op het ogenblik van de aanvraag en gepubliceerd werd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, ofwel de lijst van verantwoordelijken voor het initiatief;5° een toelichting van de artistieke motivering en het artistieke doel van de opdracht door de opdrachtgever;6° een synopsis van het toneelstuk of libretto, wanneer het een opdracht voor een toneelauteur of librettist betreft. § 3. De aanvraag moet door de opdrachtgever ondertekend worden.

Art. 17.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring, zoals bedoeld in artikel 26 van het decreet, wordt tijdig ingediend als die aanvraag uiterlijk op 15 februari van elk seizoen per aangetekende zending naar de administratie wordt verstuurd of tegen ontvangstbewijs aan de administratie wordt bezorgd. § 2. Als een aanvraag tot subsidiëring van een opdracht aan een scheppend kunstenaar onontvankelijk is wegens laattijdigheid, zoals bedoeld in artikel 27, § 5, tweede lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de opdrachtgever waarin meegedeeld wordt dat zijn aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden.

Als een aanvraag tot subsidiëring van een opdracht aan een scheppend kunstenaar onontvankelijk is wegens onvolledigheid, zoals bedoeld in artikel 27, § 5, tweede lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag kon worden ingediend, een bericht naar de opdrachtgever waarin meegedeeld wordt dat zijn aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden. § 3. Als een aanvraag tot subsidiëring van een opdracht aan een scheppend kunstenaar onontvankelijk is zoals bedoeld in artikel 27, § 6, tweede lid, van het decreet, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag kon worden ingediend, een bericht naar de opdrachtgever waarin meegedeeld wordt dat zijn aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden. § 4. Als een opdrachtgever een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring van een opdracht aan een scheppend kunstenaar indiende, dan stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de uiterste datum waarop de aanvraag kon worden ingediend, een bericht naar de opdrachtgever waarin meegedeeld wordt dat zijn aanvraag ontvankelijk is. § 5. Als de Vlaamse regering met betrekking tot een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring van een opdracht aan een scheppend kunstenaar een beslissing heeft genomen, dan stuurt de administratie aan de opdrachtgever die de aanvraag indiende, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van die beslissing, een aangetekende brief met de kennisgeving van die beslissing.

Art. 18.§ 1. De subsidies, bedoeld in artikel 26 van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een eerste voorschot van 25 procent van de subsidie wordt aan de scheppende kunstenaar uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de subsidie wordt toegekend;2° een tweede voorschot van 50 procent van de subsidie wordt aan de scheppende kunstenaar uitbetaald nadat aan de administratie de nodige stukken werden bezorgd om haar in staat te stellen na te gaan of het opdrachtwerk bij de opdrachtgever ingediend werd;3° het saldo van 25 procent van de subsidie wordt aan de scheppende kunstenaar uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden, bepaald in artikel 27, § 1, van het decreet, en aan de aanvullende voorwaarde, bepaald in artikel 14, werd voldaan. § 2. De administratie mag alle noodzakelijke initiatieven nemen en alle informatie en documenten opvragen om de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden en procedurele vereisten te controleren. Ze kan onder meer de organisatie die de aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend, horen, bijkomende documenten en gegevens opvragen en een bezoek ter plaatse brengen. HOOFDSTUK IV. - Toezicht op de naleving van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden en van de beoordelingscriteria

Art. 19.§ 1. Om het toezicht, bedoeld in artikel 9 en 24 van het decreet, te kunnen uitoefenen moet elke erkende organisatie over elk seizoen van de vierjarige erkenningsperiode een activiteitenverslag opstellen. § 2. Het activiteitenverslag, bedoeld in § 1, bevat : 1° een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde activiteiten;2° de verslagen van de algemene vergadering van de organisatie met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen en begroting. § 3. Als aan de organisatie in kwestie subsidies toegekend werden krachtens artikel 12, § 1, van het decreet, dan moet het activiteitenverslag, bedoeld in § 1, ook bevatten : 1° de jaarrekening;2° een individueel overzicht van de bezoldigingen;3° een afschrijvingstabel voor de investeringen;4° het verslag van een erkend accountant of bedrijfsrevisor, die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische en zakelijke werking van de desbetreffende erkende organisatie, met commentaar bij de balans en de resultatenrekening van deze organisatie. § 4. Het activiteitenverslag, bedoeld in § 1, moet door een organisatie, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, en 5°, van het decreet in zestien exemplaren, en door een organisatie, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, tot en met 4°, van het decreet, in tien exemplaren, en uiterlijk drie maanden na afloop van het seizoen waarover verslag wordt uitgebracht, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. § 5. Onverminderd § 4, hoeven de gegevens en documenten, genoemd in § 3, slechts in drie exemplaren te worden ingediend. § 6. De administratie mag op ieder ogenblik aan de erkende organisatie bijkomende informatie en documenten vragen.

Art. 20.Als organisaties, naast de activiteiten waarvoor ze krachtens artikel 4 en 12 van het decreet erkend en gesubsidieerd worden, nog andere activiteiten organiseren, dan moeten die organisaties in hun globale boekhouding een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen beide soorten activiteiten.

Art. 21.§ 1. Om de realisatie van een gesubsidieerd project, zoals bedoeld in artikel 19 van het decreet, te kunnen toetsen aan de subsidiëringsvoorwaarden, bepaald in artikel 22, 3°, 4°, en 5°, van het decreet, en om te controleren of de projectsubsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk 15 maanden na de datum van ondertekening van het besluit, waarin de projectsubsidie werd toegekend, maar tevens uiterlijk op 15 oktober van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten in drie exemplaren per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgd worden : 1° de resultatenrekening met betrekking tot de realisatie van het project met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post;2° de specificatie van alle toegekende bezoldigingen, sociale lasten, vergoedingen, commissie- en erelonen, uitkoopsommen en voordelen in natura aan de personen die op artistiek, technisch, administratief of organisatorisch vlak meewerkten aan de realisatie van het project met de naam van de begunstigde;3° als de toegekende projectsubsidie minstens 1 000 000 frank bedraagt : het verslag van een erkend accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische of zakelijke werking van de organisatie die het project realiseerde, met commentaar bij de resultatenrekening;4° een werkingsverslag. § 2. De minister mag afwijken van § 1 en mag, rekening houdend met en op grond van de specifieke doeleinden waarvoor de projectsubsidie aangewend moet worden en/of de bijzondere kenmerken van het project en/of de realisatiedatum van het project, een aangepaste verantwoording vragen en/of een aangepaste indieningsdatum opleggen. § 3. Als een gesubsidieerd project, als bedoeld in artikel 19 van het decreet, gerealiseerd wordt door een organisatie die daarnaast nog andere activiteiten heeft, dan moet in de globale boekhouding van die organisatie een duidelijk en identificeerbaar onderscheid gemaakt worden tussen de kosten en opbrengsten van de realisatie van het gesubsidieerde project, en alle andere kosten en opbrengsten. § 4. De administratie mag bijkomende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een gesubsidieerd project realiseert, als bedoeld in artikel 19 van het decreet.

Art. 22.De gegevens en documenten, genoemd in artikel 19, § 2, worden voorgelegd aan de bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie.

De bevoegde beoordelingscommissie of ad-hoccommissie gaat na in welke mate en op welke wijze de erkende organisatie de toepasselijke kwalitatieve erkenningsvoorwaarden, bepaald in artikel 5, § 1, 2°, van het decreet, tijdens het seizoen in kwestie concreet heeft ingevuld en beoordeelt de artistieke aspecten van de gerealiseerde activiteiten.

Ze toetst hierbij het oorspronkelijk artistiek en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van het decreet, het geactualiseerd beleidsplan met betrekking tot het geëvalueerde seizoen, bedoeld in artikel 5, § 2, tweede lid, van het decreet, en de beoordelingscriteria voor de artistieke kwaliteit van de activiteiten, bedoeld in artikel 16 van het decreet. Hierover formuleert ze een gemotiveerd advies.

Art. 23.§ 1. Voor een organisatie die wordt gesubsidieerd, zoals bedoeld in artikel 12, § 1, van het decreet, zijn de sancties, bedoeld in artikel 25, § 1, van het decreet : 1° inhouding en/of terugvordering van een gedeelte van het financieringsbudget dat toegekend werd aan de organisatie;2° definitieve stopzetting van de subsidiëring van de organisatie. § 2. Voor een organisatie die wordt gesubsidieerd, zoals bedoeld in artikel 19 van het decreet, zijn de sancties, bedoeld in artikel 25, § 1, van het decreet : 1° inhouding en / of terugvordering van een gedeelte van de projectsubsidie die werd toegekend aan de organisatie;2° volledige terugbetaling van de projectsubsidie die werd toegekend aan de organisatie. § 3. De sanctie die de Vlaamse regering oplegt, moet in een redelijke verhouding staan tot de vastgestelde inbreuk(en) op de subsidiëringsvoorwaarden. § 4. De administratie stuurt binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop de Vlaamse regering beslist om een sanctie, als bedoeld in § 1 of § 2, op te leggen, een aangetekende brief naar de organisatie met de kennisgeving van de opgelegde sanctie. § 5. Als de organisatie in kwestie de vastgestelde inbreuk betwist of van mening is dat de opgelegde sanctie niet in redelijke verhouding staat tot de vastgestelde inbreuk, dan kan ze schriftelijk bezwaar aantekenen bij de Vlaamse regering.

Dat bezwaar moet gemotiveerd zijn. Het moet minstens in drie exemplaren binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief, bedoeld in § 4, verstuurd heeft, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. Als het bezwaar niet gemotiveerd is of niet tijdig wordt ingediend, dan is het onontvankelijk. In dat geval stuurt de administratie binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaar, een bericht naar de organisatie waarin wordt meegedeeld dat het bezwaar onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden. § 6. De Vlaamse regering beslist over het ingediende, ontvankelijke bezwaar binnen één maand te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaar. HOOFDSTUK V. - Het steunpunt podiumkunsten van de Vlaamse Gemeenschap

Art. 24.De subsidies, bedoeld in artikel 31, § 1, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° in elk seizoen worden er drie schijven van telkens 25 procent van de subsidie die voor dat seizoen is toegekend, uitbetaald ten vroegste op respectievelijk 3 januari, 1 april en 1 juli;2° een vierde schijf van 23 procent van de subsidie die voor dat seizoen is toegekend, wordt uitbetaald ten vroegste op 1 oktober;3° het saldo van 2 procent van de subsidie die voor dat seizoen is toegekend, wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden.

Art. 25.§ 1. De sancties, bedoeld in artikel 33, § 2, van het decreet, zijn : 1° inhouding en/of terugvordering van een gedeelte van het financieringsbudget dat toegekend werd aan de organisatie;2° definitieve stopzetting van de subsidiëring van de organisatie. § 2. De sanctie die de Vlaamse regering oplegt, moet in een redelijke verhouding staan tot de vastgestelde inbreuk(en) op de subsidiëringsvoorwaarden. § 3. De administratie stuurt binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop de Vlaamse regering beslist om een sanctie, als bedoeld in § 1, op te leggen, een aangetekende brief naar de organisatie met de kennisgeving van de opgelegde sanctie. HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepalingen

Art. 26.In artikel 27, 6°, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1998 betreffende de uitvoering van het muziekdecreet van 31 maart 1998 en de subsidiëring van compositieopdrachten voor muziektheater worden de woorden « de compositieopdracht mag niet gesubsidieerd zijn krachtens artikel 28, § 1, of 37, § 1, van het decreet van 27 januari 1993 houdende regeling van de subsidiëring voor de werking van organisaties voor podiumkunsten" vervangen door de woorden "de compositieopdracht mag niet gesubsidieerd zijn krachtens artikel 12, § 1, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999".

Art. 27.In artikel 37 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering mag, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, subsidies toekennen voor opdrachten toegewezen aan componisten om muziek te componeren voor muziektheaterproducties als bedoeld in artikel 26 van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999.

Hoofdstuk III, afdeling 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1999 betreffende de uitvoering van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999 en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1998 betreffende de uitvoering van het muziekdecreet van 31 maart 1998 en de subsidiëring van compositieopdrachten voor muziektheater, is niet van toepassing op de opdrachten, bedoeld in het eerste lid. » ; 2° in § 2, 1°, worden de woorden « dat is de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die aan de componist de opdracht heeft gegeven om de muziek voor een welbepaald muziektheaterstuk te componeren » geschrapt;3° in § 2, 1°, worden de woorden « of laten uitvoeren » geschrapt;4° in § 2, 3°, worden de woorden « de compositieopdracht mag niet gesubsidieerd zijn krachtens artikel 28, § 1, of 37, § 1, van het decreet van 27 januari 1993 houdende regeling van de subsidiëring voor de werking van organisaties voor podiumkunsten » vervangen door de woorden « de compositieopdracht mag niet gesubsidieerd zijn krachtens artikel 12, § 1, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999 »;5° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Artikel 21, § 2, 3°, 4° en 5°, § 5 en § 7, van het decreet is mede van toepassing op compositieopdrachten als bedoeld in § 1. » ; 6° § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.De artikelen 27, 1° en 2°, 28, 29, § 3 en § 4, en 34 zijn mede van toepassing op compositieopdrachten als bedoeld in § 1, met dien verstande dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 28, § 1, de overeenkomst is, bedoeld in artikel 27, § 3, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999"; 7° § 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5.Een aanvraag tot subsidiëring, als bedoeld in § 1, moet in zestien exemplaren aan de administratie worden overgemaakt.

Bij de aanvraag tot subsidiëring moeten de volgende documenten gevoegd worden : 1° een fotokopie van de overeenkomst, bedoeld in artikel 27, § 3, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999;2° het curriculum vitae van de componist;3° een kopie van de statuten van de opdrachtgever zoals die op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden of een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief;4° een door de opdrachtgever en door de componist eensluidend verklaarde vertaling in het Nederlands van de overeenkomst, bedoeld in artikel 27, § 3, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999, als die overeenkomst niet in het Nederlands is opgesteld;5° een synopsis van de muziektheaterproductie waarvoor de compositieopdracht in kwestie werd gegeven, de vooruitzichten met betrekking tot de uitvoering van die muziektheaterproductie en indien mogelijk de personen die bij de realisatie van die muziektheaterproductie betrokken zijn op artistiek en/of organisatorisch vlak.» ; 8° er wordt een § 5bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 5bis.Een aanvraag tot subsidiëring, als bedoeld in § 1, wordt tijdig ingediend als die aanvraag uiterlijk op 15 februari van elk seizoen per aangetekende zending naar de administratie wordt verstuurd of tegen ontvangstbewijs aan de administratie wordt bezorgd.

Als een aanvraag tot subsidiëring, als bedoeld in § 1, onontvankelijk is wegens laattijdigheid, zoals bedoeld in artikel 27, § 5, tweede lid, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999, dan stuurt de administratie binnen twintig werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de opdrachtgever waarin meegedeeld wordt dat zijn aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden.

Als een aanvraag tot subsidiëring, als bedoeld in § 1, onontvankelijk is wegens onvolledigheid, zoals bedoeld in artikel 27, § 5, tweede lid, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999, dan stuurt de administratie binnen twintig werkdagen te rekenen vanaf 15 februari van elk seizoen, een bericht naar de opdrachtgever waarin meegedeeld wordt dat zijn aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden.

Als een aanvraag tot subsidiëring, als bedoeld in § 1, onontvankelijk is zoals bedoeld in artikel 27, § 6, tweede lid, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999, dan stuurt de administratie binnen twintig werkdagen te rekenen vanaf 15 februari van elk seizoen, een bericht naar de opdrachtgever waarin meegedeeld wordt dat zijn aanvraag onontvankelijk werd verklaard, met vermelding van de reden.

De administratie controleert of de subsidiëringsvoorwaarde, bepaald in artikel 21, § 2, 5°, van het decreet, werd nageleefd. Tevens controleert de administratie of de aanvullende subsidiëringsvoorwaarden, bepaald in artikel 37, § 2, nageleefd werden en of in de overeenkomst, bedoeld in artikel 27, § 3, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999, de gegevens en clausules, bepaald in artikel 28, vermeld werden. Tenslotte controleert de administratie of de procedurele vereisten, bepaald in artikel 29, § 3 en § 4, nageleefd werden.

Als dit het geval is, dan wordt de aanvraag voor advies voorgelegd aan de beoordelingscommissie muziek en aan de bevoegde beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 27, § 7, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999.

Als dit niet het geval is, dan deelt de administratie, binnen dertig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, aan de opdrachtgever mee naargelang van het geval dat zijn aanvraag onontvankelijk is met vermelding van de aanvullende subsidiëringsvoorwaarden, bepaald in 37, § 2, die niet werden nageleefd of dat hij zijn aanvraag kan aanvullen of een nieuwe, aangepaste aanvraag kan indienen. In dit laatste geval deelt de administratie aan de aanvrager mee binnen welke termijn hij zijn aangevulde of nieuwe, aangepaste aanvraag moet indienen.

De beoordelingscommissie muziek onderzoekt of de compositieopdracht voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 21, § 2, 3° en 4°, van het decreet en aan de aanvullende voorwaarde, bepaald in artikel 27, 1°, en brengt hierover een gemotiveerd advies uit.

De daartoe bevoegde beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 27, § 7, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999, beoordeelt onder meer de muziektheatrale aspecten van het ontwerp van het muziektheaterstuk waarvoor de compositieopdracht in kwestie werd gegeven, en brengt hierover een gemotiveerd advies uit.

Als de Vlaamse regering een beslissing heeft genomen met betrekking tot een aanvraag tot subsidiëring van een compositieopdracht om muziek te componeren voor een muziektheaterproductie als bedoeld in § 1, dan stuurt de administratie, binnen de tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van die beslissing, een aangetekende brief met de kennisgeving van de beslissing en de motivering ervan aan de opdrachtgever die de aanvraag indiende. » ; 9° in § 6, eerste lid, worden de woorden « bedoeld in artikel 21, § 3, van het decreet » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 27, § 3, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999 »;10° er wordt een § 7 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 7.De subsidie of het saldo van de subsidie wordt aan de componist uitbetaald nadat de administratie, na advies van de beoordelingscommissie muziek en van de daartoe bevoegde beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 27, § 7, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999, vastgesteld heeft : 1° dat het opdrachtwerk beantwoordt aan de voorwaarden, bepaald in artikel 21, § 2, 3°, 4° en 5° van het decreet;2° dat aan de aanvullende voorwaarden, bepaald in artikel 27, 1°, en in artikel 37, § 2, 3° en 4°, voldaan werd;3° dat het opdrachtwerk voldoet aan de eisen die door de opdrachtgever gesteld werden in de overeenkomst, bedoeld in artikel 27, § 3, van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999;4° dat de opdrachtgever of de componist een kopie van de kwitantie, bedoeld in artikel 29, § 3, 1°, aan de administratie bezorgd heeft.» ; 11° er wordt een § 8 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 8.De opdrachtgever moet aantonen dat hij binnen twee jaar na de datum waarop het opdrachtwerk door de componist werd opgeleverd, voldaan heeft aan de voorwaarden, bepaald in artikel 37, § 2, 1°, en in artikel 21, § 7, van het decreet. » ; 12° er wordt een § 9 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 9.De administratie mag alle noodzakelijke initiatieven nemen en alle informatie en documenten opvragen om de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden, de aanvullende subsidiëringsvoorwaarden en de procedurele vereisten te controleren. ». HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 28.§ 1. De ultieme datum waarop de aanvragen tot erkenning met betrekking tot de eerste vierjarige erkenningsperiode waarvoor erkenning kan worden aangevraagd, bedoeld in artikel 36, § 4, tweede lid, van het decreet, moeten worden ingediend, wordt bepaald op 3 november 1999. § 2. In afwijking van artikel 6, § 2, wordt een aanvraag tot erkenning met betrekking tot de eerste vierjarige erkenningsperiode waarvoor erkenning kan worden aangevraagd, tijdig ingediend als die aanvraag uiterlijk op de datum, bepaald in § 1, per aangetekende brief naar de administratie wordt verstuurd of tegen ontvangstmelding aan de administratie wordt bezorgd. § 3. In afwijking van artikel 3, moet uit het artistiek en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, a), van het decreet, afgeleid kunnen worden dat de organisatie die een aanvraag tot erkenning indient met betrekking tot de eerste vierjarige erkenningsperiode waarvoor erkenning kan worden aangevraagd, uiterlijk op de datum, bepaald in § 1, voldoet aan de formele erkenningsvoorwaarden, bepaald in artikel 5, § 1, 1°, van het decreet en tevens dat ze in staat is om gedurende de periode waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, te voldoen aan de kwalitatieve erkenningsvoorwaarden, bepaald in artikel 5, § 1, 2°, van het decreet. § 4. De ultieme datum, bedoeld in artikel 36, § 5, tweede lid, van het decreet, waarop de aanvragen tot subsidiëring met betrekking tot de eerste vierjarige periode waarvoor subsidiëring kan worden aangevraagd, ingediend moeten worden, is de datum, bepaald in § 1. § 5. De ultieme datum, bedoeld in artikel 36, § 6, tweede lid, van het decreet, waarop de aanvraag tot erkenning en subsidiëring als steunpunt podiumkunsten van de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot de eerste vierjarige periode waarvoor erkenning en subsidiëring kunnen worden aangevraagd, ingediend moet worden, is de datum, bepaald in § 1.

Art. 29.Dit besluit treedt heden in werking.

Art. 30.De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 oktober 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden, B. ANCIAUX

^