Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 22 oktober 2004
gepubliceerd op 14 december 2004

Besluit van de Vlaamse Regering betreffendede erkenning en subsidiëring van regionale samenwerkingsverbanden

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036796
pub.
14/12/2004
prom.
22/10/2004
ELI
eli/besluit/2004/10/22/2004036796/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 OKTOBER 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffendede erkenning en subsidiëring van regionale samenwerkingsverbanden


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités, inzonderheid op artikelen 6, § 3, 9, § 2, 10, § 5, 31, § 2, en 39;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 29 september 2004;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat ten spoedigste uitvoering moet worden gegeven aan het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités zodat de regionale samenwerkingsverbanden hun aanvraag tot erkenning tijdig kunnen indienen, de aanvragen tijdig kunnen worden behandeld en tijdig kunnen worden goedgekeurd zodat de regionale samenwerkingsverbanden uiterlijk op 1 januari 2005 kunnen starten en een subsidie verkrijgen overeenkomstig de nieuwe regelgeving en zodat aldus de continuïteit van de sociaal-economische overleg- en adviesfunctie op streekniveau wordt gewaarborgd;

Gelet op het advies 37.704/1 van de Raad van State, gegeven op 5 oktober 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel en de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid en de beroepsomscholing -en bijscholing;2° het decreet : het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités;3° de vereniging : de vereniging, bedoeld in artikel 2, 3°, van het decreet, die een aanvraag tot erkenning indient; 4° de streekplatformen en de subregionale tewerkstellingscomités : de v.z.w.'s streekplatformen en de v.z.w.'s subregionale tewerkstellingscomités die behoren tot het werkingsgebied van de vereniging; 5° de SERR : een of meer sociaal-economische raden van de regio die binnen de vereniging worden opgericht;6° het RESOC : een of meer regionale sociaal-economische overlegcomités die binnen de vereniging worden opgericht;7° het ERSV : het door de Vlaamse Regering erkende regionale samenwerkingsverband;8° de regio : de regio, bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet, waarbinnen de vereniging in kwestie opereert;9° de administratie : de administratie Economie en de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - De erkenning als regionaal samenwerkingsverband

Art. 2.De aanvraag voor erkenning wordt ingediend bij de administratie en bevat alle gegevens en stukken waaruit blijkt dat aan alle erkenningsvoorwaarden als bedoeld in hoofdstuk II van het decreet is voldaan. Aan de aanvraag wordt een dossier gehecht dat minstens alle documenten, bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet, omvat.

Het model van het aanvraagformulier is opgenomen als bijlage bij dit besluit.

Art. 3.§ 1. De projecten, bedoeld in artikel 6, § 2, 6°, van het decreet : 1° passen in de missie, visie en taken van een of meer sociaal-economische raden van de regio of van een of meer regionale sociaal-economische overlegcomités die binnen het ERSV worden opgericht en in het uit te werken streekpact in kwestie;2° zijn enkel mogelijk als ze het ERSV, het RESOC of de SERR in hun kernopdrachten ondersteunen;3° zijn ter uitvoering van het streekpact mogelijk en op voorwaarde dat de gemeente- of provinciebesturen of andere actoren in de regio de betreffende projecten niet binnen hun reguliere taakstellingen hebben en op voorwaarde dat de aanpak van die projecten wordt gericht op overdraagbaarheid aan relevante beleidsactoren;4° zijn goedgekeurd, aangestuurd of opgestart door een of meer sociaal-economische raden van de regio of door een of meerdere regionale sociaal-economische overlegcomités die binnen de vereniging worden opgericht. § 2. De projecten ter uitvoering van en ter ondersteuning van het beleid inzake evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, geconcretiseerd via een convenant, gesloten tussen de erkende vereniging en de minister, en met kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen, worden geacht in overeenstemming te zijn met § 1. HOOFDSTUK III. - De subsidiëring

Art. 4.§ 1. De minister kent, binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten, jaarlijks een subsidie toe aan de erkende regionale samenwerkingsverbanden ter financiering van de personeels- en werkingskosten van de SERR- en RESOC-werking.

De subsidie mag alleen aangewend worden voor de uitvoering gedurende een jaar, dat ingaat op 1 januari en eindigt op 31 december, van de werking en activiteiten zoals die in detail inhoudelijk werden beschreven en gebudgetteerd in de door de Vlaamse Regering goedgekeurde aanvraag tot subsidiëring. Alleen de uitgaven die betrekking hebben op de activiteiten, bedoeld in de voornoemde goedgekeurde aanvraag, komen in aanmerking voor subsidiëring. § 2. De subsidie wordt uitbetaald in drie schijven : 1° een voorschot van 70 % van de maximale subsidie wordt uitbetaald na vastlegging van het ondertekende subsidiebesluit;2° een tweede voorschot van 20 % van de maximale subsidie wordt uitbetaald nadat het erkende regionale samenwerkingsverband uiterlijk op 30 juni een tussentijds rapport over de eerste vijf maanden werking heeft ingediend waaruit al een voldoende uitvoering van de activiteiten, bedoeld in § 1, blijkt.De minister kan nadere regelen bepalen inzake de concrete informatie die in dat tussentijds rapport moet worden verstrekt; 3° het saldo, dat niet hoger kan zijn dan het verschil tussen de uitgekeerde voorschotten en de maximale subsidie, wordt vereffend nadat het erkende regionale samenwerkingsverband heeft aangetoond dat de met het vastgelegde subsidiebesluit beoogde werkzaamheden effectief in de subsidieperiode werden uitgevoerd. Dat gebeurt zowel aan de hand van een inhoudelijk eindrapport als een financieel eindrapport.

Uit het financieel eindrapport moet een overzicht blijken van de inzet van personeel en middelen voor personeel, werking en uitrusting van de voorbije subsidieperiode overeenkomstig de in het vastgelegde subsidiebesluit goedgekeurde begroting. Het ERSV deelt tevens de plaats mee waar de originelen ter beschikking worden gehouden voor verificatie.

Het inhoudelijke eindrapport bevat in ieder geval de nodige informatie over de werkzaamheden van de vereniging, de SERR en het RESOC van de voorbije subsidieperiode.

Het inhoudelijke eindrapport en het financiële eindrapport worden jaarlijks uiterlijk zes maanden na de voorbije subsidieperiode ingediend. De minister kan nadere regelen bepalen inzake de concrete informatie die moet worden verstrekt. § 3. Op eenvoudig verzoek van de administratie moet het erkende regionale samenwerkingsverband kunnen aantonen dat de met het vastgelegde subsidiebesluit beoogde werkzaamheden effectief werden uitgevoerd binnen de subsidieperiode. De personeelsleden van de administratie zijn bevoegd om alle informatie die nodig is voor controle op te vragen en alle nodige stukken te laten voorleggen. Ze kunnen ter plaatse controle uitoefenen.

Art. 5.Het erkende regionale samenwerkingsverband dient jaarlijks uiterlijk voor 1 november zijn jaarprogramma en het begrotingsvoorstel voor het daaropvolgende werkjaar in dat steeds ingaat op 1 januari en eindigt op 31 december. Het jaarprogramma omvat minstens de geplande activiteiten met de bijhorende timing ter uitvoering van het maatschappelijk doel en de taken en opdrachten, bedoeld in artikel 6 van het decreet. De minister kan nadere regelen bepalen omtrent de concrete informatie die het jaarprogramma moet bevatten.

Art. 6.In afwijking van artikel 5 wordt de eerste aanvraag tot subsidiëring bij de administratie ingediend samen met de aanvraag tot erkenning, bedoeld in artikel 2, en bevat een beschrijving van de aanpak van de opstart van de werking van de vereniging en de begroting met betrekking tot het werkjaar 2005. Het gedetailleerde jaarprogramma met betrekking tot het volledige werkjaar 2005 wordt uiterlijk drie maanden na de erkenning ingediend.

Art. 7.Het bezorgen van het inhoudelijke eindrapport en het financiële eindrapport, bedoeld in artikel 4, § 2, 3°, volstaat om te voldoen aan de jaarlijkse rapporteringsplicht, bedoeld in artikel 9, § 2, van het decreet. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 8.Het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités treedt in werking op 22 oktober 2004, met uitzondering van artikel 33, § 2, § 3 en § 4, dat in werking treedt op 1 januari 2006.

Art. 9.Regionale samenwerkingsverbanden waarvan de aanvraagdossiers door de administratie in 2004 volledig zijn bevonden, worden vanaf 1 januari 2005 overeenkomstig het decreet en dit besluit gesubsidieerd op voorwaarde dat ze door de Vlaamse Regering zijn erkend.

De Vlaamse Regering regelt bij de erkenning van de regionale samenwerkingsverbanden die in 2004 geen of geen volledige aanvraag hebben ingediend, aangepaste uitbetalingsmodaliteiten in afwijking van artikel 4, § 2.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 22 oktober 2004.

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid en de beroepsomscholing en -bijscholing, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 oktober 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en subsidiëring van regionale samenwerkingsverbanden.

Brussel, 22 oktober 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE

^