Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 22 september 2000
gepubliceerd op 14 november 2000

Besluit van de Vlaamse regering houdende de organisatie van Export Vlaanderen en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000036076
pub.
14/11/2000
prom.
22/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/22/2000036076/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP


22 SEPTEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de organisatie van Export Vlaanderen en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van Export Vlaanderen, inzonderheid op artikel 20, § 1, gewijzigd bij het decreet van 24 juli 1996;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Export Vlaanderen, gegeven op 27 mei 1999;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Ambtenarenzaken, gegeven op 2 juni 1999;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 4 juni 1999;

Gelet op het protocol nr. 135.345 van 8 juni 1999 en het protocol nr. 137.367 van 22 juni 1999 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 4 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN TITEL 1. - Toepassingsgebied Artikel I 1. § 1. Onverminderd de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen, is dit besluit van toepassing op het personeel in dienst van Export Vlaanderen. § 2. De bepalingen van dit besluit doen geen afbreuk aan andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die op specifieke categorieën van dit personeel van toepassing zijn. § 3. Dit besluit is niet van toepassing op : 1° de Vlaamse economische vertegenwoordigers en handelsattachés;2° het in het buitenland tewerkgestelde personeel ter ondersteuning van de Vlaamse economische vertegenwoordigers en handelsattachés;3° de handelssecretarissen. TITEL 2. - Algemene bepalingen Art. I 2. In aanvulling op artikel I 2 van het stambesluit VOI wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : 1° stambesluit VOI : het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen;2° instelling : Export Vlaanderen;3° oprichtingsdecreet : het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van Export Vlaanderen;4° raad van bestuur : het bestuursorgaan van de instelling, zoals ingesteld door artikel 11 van het oprichtingsdecreet;5° algemeen directeur : het personeelslid dat belast is met de dagelijkse leiding van de instelling, zoals bedoeld in artikel 16 van het oprichtingsdecreet;6° directieraad : het college in de zin van artikel 18 van het oprichtingsdecreet.7° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het afzet- en uitvoerbeleid. Art. I 3. Voor de toepassing van het stambesluit VOI moet onder « afdelingshoofd bevoegd voor personeelszaken » worden verstaan, het « afdelingshoofd van de afdeling Administratie, Financiën en Lonen ».

Art. I 4. Elke wijziging van of aanvulling bij dit besluit wordt vooraf voor advies voorgelegd aan de directieraad. Het advies moet worden gegeven binnen dertig kalenderdagen nadat erom werd verzocht, tenzij een andere termijn wordt bepaald, die niet korter mag zijn dan vijftien kalenderdagen. Deze termijnen worden opgeschort in de maand augustus. Bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn wordt geacht aan de adviesplicht te zijn voldaan.

DEEL II. - ORGANISATIE EN WERKING VAN DE INSTELLING TITEL 1. - Directieraad Art. II 1. De directieraad legt de procedure vast inzake zendingsopdrachten naar het buitenland.

TITEL 2. - Algemeen directeur Art. II 2. Onverminderd artikel 14, tweede lid, en artikel 17 van het oprichtingsdecreet, heeft de algemeen directeur van de instelling de bevoegdheden die in het stambesluit VOI van 30 juni 2000 zijn toegewezen aan de leidend ambtenaar. Hij heeft de leiding over het personeel van de instelling.

De algemeen directeur is bekleed met een functionele bevoegdheid en beschikt hij over dezelfde prerogatieven als een statutair aangestelde leidend ambtenaar.

Voor de toepassing van het stambesluit VOI en dit besluit wordt de algemeen directeur geacht te behoren tot rang A3.

TITEL 3. - Aanstellingen in een hoger ambt Art. II 3. Alle aanstellingen in een hoger ambt worden in overeenstemming gebracht met de bepalingen van deel II, titel 8 van het stambesluit VOI. DEEL III. - RECHTEN EN PLICHTEN [...] DEEL IV. - CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN Art. IV 1. § 1. De regels inzake cumulatie van beroepsactiviteit gelden niet alleen voor de ambtenaren maar ook voor de stagiairs. § 2. Binnen drie maanden nadat de procedure inzake cumulatiemachtiging is vastgelegd door de directieraad, moet de ambtenaar die beroepsactiviteiten binnen de diensturen cumuleert, met uitzondering van die beroepsactiviteiten binnen de diensturen die hij met toepassing van artikel IV 5 van het stambesluit VOI van rechtswege uitoefent, overeenkomstig de voorgeschreven procedureregels, een aanvraag indienen tot het verkrijgen van een toestemming voor cumulatie. § 3. Ingeval de toestemming wordt geweigerd, moet binnen de in de weigeringsbeslissing genoemde termijn en in elk geval binnen twaalf maanden nadat de procedure inzake cumulatiemachtiging door de directieraad is vastgelegd, een einde worden gemaakt aan de cumulatieactiviteiten. De cumulatie in het onderwijs wordt bij weigering van de toestemming uitgeoefend tot het einde van het lopende school- of academiejaar.

DEEL V. - DOELTREFFEND INZETTEN VAN HET PERSONEEL [...] DEEL VI. - WERVING [...] DEEL VII. - STAGE EN BENOEMING TOT AMBTENAAR Art. VII 1. De stagiair die tot de stage werd toegelaten vóór de datum van de inwerkingtreding van het stambesluit VOI, zet zijn stage voort overeenkomstig de reglementaire bepalingen die van kracht waren op de datum van het begin van de stage.

DEEL VIII. - ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN TITEL 1. - Functioneringsevaluatie Art. VIII 1. Voor de toepassing van deze titel wordt onder funtioneringsevaluatie bedoeld de functioneringsevaluatie zoals voorzien bij de bepalingen onder deel VIII, titel II, van het stambesluit VOI van 30 juni 2000 en de bijlage 2 bij dit besluit.

HOOFDSTUK I. - Instanties bevoegd voor het opmaken van de evaluaties en van persoonlijke nota's Art. VIII 2. Het afdelingshoofd wordt geëvalueerd door de algemeen directeur en door de voorzitter van de raad van bestuur. De evaluatoren laten zich hierin bijstaan door een externe evaluatie-instantie die daartoe op voorstel van de algemeen directeur door de raad van bestuur is aangesteld.

HOOFDSTUK II. - Procedurevoorschriften Art. VIII 3. Als de raad van bestuur de beslissende instantie is in de zin van artikel VIII 25, § 4, van het stambesluit VOI, neemt de voorzitter van de raad van bestuur niet deel aan de beraadslaging wanneer die betrekking heeft op het afdelingshoofd dat door hem werd geëvalueerd overeenkomstig artikel VIII 2.

TITEL 2. - Overgangsbepalingen HOOFDSTUK 1. - Hiërarchie van de graden Art. VIII 4. Niveau 1, 2, 3 en 4 worden afgeschaft vanaf de data waarop de betrokken personeelsleden in niveau A, B, C, D en E worden ingeschaald overeenkomstig de bijlage 1. De datum van inschaling wordt vastgelegd op : 1° 1 juni 1998, wat niveau 1 betreft;2° 1 januari 1998, wat niveau 2 betreft, voor die personeelsleden die worden ingedeeld in niveau B;3° 1 juli 1997, wat niveau 2 betreft, voor die personeelsleden die worden ingedeeld in niveau C;4° 1 januari 1997, wat niveau 3 en 4 betreft. HOOFDSTUK 2. - Anciënniteit en rangschikking Art. VIII 5. De administratieve anciënniteiten die het personeelslid van de instelling heeft verworven op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, uit kracht van een reglementaire bepaling die op hem van toepassing was, blijft behouden.

HOOFDSTUK 3. - Functionele loopbaan van het personeelslid Art. VIII 6. De schaalanciënniteit van het personeelslid neemt een aanvang vanaf zijn indiensttreding. Voor het personeelslid dat in dienst is op de in artikel VIII.4 overeenkomstig zijn niveau genoemde datum, begint de ancienniteit echter pas vanaf die datum te lopen.

Art. VIII 7. § 1. Voor de periode tussen de overeenkomstig artikel VIII.6 bepaalde datum waarop de schaalanciënniteit van het personeelslid een aanvang neemt, en de datum van de inwerkingtreding van het stambesluit VOI, krijgt het personeelslid met een graad uit een functionele loopbaan, ongeacht zijn beoordeling op de eerst vermelde datum, een schaalanciënniteit gelijk aan zijn werkelijke diensten voor die periode. § 2. Voor de periode tussen de datum van de inwerkingtreding van het stambesluit VOI van 30 juni 2000 en de datum van de toekenning van de eerste functioneringsevaluatie bedoeld in artikel VIII 15 van het stambesluit VOI, krijgt het personeelslid eveneens een schaalanciënniteit gelijk aan zijn werkelijke diensten voor die periode. § 3. Onverminderd artikel VIII 79, § 4, van het stambesluit VOI, wordt het personeelslid dat op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit tijdelijk uit de instelling afwezig is en dat een rang heeft uit een functionele loopbaan, gelijkgesteld met een personeelslid dat een normaal verloop van de loopbaan kent.

Art. VIII 8. § 1. Het personeelslid dat op de datum vermeld in artikel VIII 4, wordt ingeschakeld in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, heeft in de salarisschaal verbonden aan deze graad, voor de periode van tewerkstelling die vóór die datum valt een schaalanciënniteit gelijk aan : 1° een derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad of in de oude graden die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan worden ingeschakeld, voor de graadanciënniteit tussen nul en twaalf jaar en 2° twee derden van zijn graadanciënniteit berekend overeenkomstig 1° voor de graadanciënniteit boven de twaalf jaar. In het resultaat van deze berekening wordt alleen rekening gehouden met volledige maanden.

In afwijking van het eerste lid wordt op de graadanciënniteit verworven in het jaar voorafgaand aan de inschakeling, geen vermindering toegepast. § 2. Ongeacht het resultaat van de berekening overeenkomstig § 1, dat een kleiner of een groter aantal jaren schaalanciënniteit kan opleveren dan vereist voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de functionele loopbaan, is deze overgang slechts mogelijk nadat de ambtenaar één functioneringsevaluatie overeenkomstig het stambesluit VOI heeft gekregen. Het overschot aan jaren vervalt.

Art. VIII 9. § 1. Het personeelslid dat vóór 1 juli 1999 is bevorderd tot het principalaat, wordt vanaf de in artikel VIII.4 vermelde datum ingeschaald in de overeenkomstige salarisschaal A 112 of A 122 of - bij wijze van overgangssalarisschaal - in A 132, dan wel in C 113 van de functionele loopbaan.

Er worden geen anciënniteitsvoorwaarden gesteld. Geslaagd zijn voor het examen is de enige voorwaarde. § 2. Het personeelslid dat geslaagd is voor een examen voor verhoging in graad dat toegang geeft tot rang 11 of 22 en waarvan het proces-verbaal is afgesloten vóór 1 juli 1999 en dat nog niet tot het principalaat is bevorderd, wordt vanaf 1 juli 1999 ingeschaald in salarisschaal A 112, respectievelijk C 113 van de functionele loopbaan.

Het personeelslid bedoeld in het eerste lid, wordt ingeschaald in salarisschaal A 112, respectievelijk C 113 van de functionele loopbaan op de datum van afsluiting van het proces-verbaal wanneer deze datum na 30 juni 1999 valt.

HOOFDSTUK 4. - Bijzondere bepalingen inzake de administratieve loopbaan Art. VIII 10. De graden vermeld in de vierde kolom van de bijlage 1, worden afgeschaft op de in artikel VIII.6 vermelde data.

Onverminderd deel XV, titel 2, hoofdstuk 4, worden de personeelsleden die titularis zijn van een afgeschafte graad, op de in artikel VIII.6 vermelde data ambtshalve benoemd tot de in de eerste kolom vermelde nieuwe graad, waaraan de ernaast vermelde rang is gekoppeld.

De personeelsleden verkrijgen in hun nieuwe graad de graadanciënniteit die wordt vastgesteld door de som van de graadanciënniteiten die zij hebben verworven in de afgeschafte graden die met toepassing van het tweede lid aanleiding geven tot een ambtshalve benoeming in hun nieuwe graad.

De personeelsleden behouden hun niveauanciënniteit, zelfs als hun graad ambtshalve werd ingedeeld in een hoger niveau, met uitzondering van degenen die ambtshalve worden benoemd in een graad die is ingedeeld in niveau B. Voor deze laatsten wordt de niveauanciënniteit vastgesteld door de som te maken van de graadanciënniteiten die zij hebben verworven in alle afgeschafte graden die met toepassing van het tweede lid aanleiding geven tot een ambtshalve benoeming in een graad van niveau B. DEEL IX. - TUCHTREGELING Art. IX 1. De tuchtstraf wordt door de raad van bestuur uitgesproken voor de ambtenaar voor wie de algemeen directeur als eerste hiërarchische meerdere de tuchtstraf heeft voorgesteld.

Art. IX 2. De tuchtstraf wordt, na advies van de raad van beroep, definitief door de minister uitgesproken voor de ambtenaar voor wie de algemeen directeur de eerste hiërarchische meerdere is.

DEEL X. - SCHORSING IN HET BELANG VAN DE DIENST [...] DEEL XI. - VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS HET VERLOF TITEL 1. - Ziekteverlof Art. XI 1. In geval van verlof wegens een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte heeft de ambtenaar recht op het verschil tussen zijn normale salaris en de vergoedingen die hem verschuldigd zijn door de arbeidsongevallenverzekeraar, respectievelijk het Fonds voor de Beroepsziekten.

Art. XI 2. Artikel XI 1 is van overeenkomstige toepassing op de stagiair.

TITEL 2. - Verlof voor verminderde prestaties Art. XI 3. In afwijking van artikel XI.35, § 3, derde lid, van het stambesluit VOI van 30 juni 2000 wordt de definitieve beslissing over de toekenning van een verlof voor verminderde prestaties, na het advies van de raad van beroep, genomen door de directieraad.

TITEL 3. - Overgangsbepalingen Art. XI 4. Het personeelslid dat zich op de datum van de inwerkingtreding van het stambesluit VOI in de administratieve toestand van non-activiteit wegens ziekte bevindt, wordt vanaf die datum onder de toepassing gebracht van de ziekteverlofregeling van het stambesluit VOI. Art. XI 5. In afwijking van artikel XI.98 van het stambesluit VOI van 30 juni 2000 wordt de stand van het ziektekrediet dat het personeelslid vóór de datum van de inwerkingtreding van het stambesluit VOI heeft opgebouwd overeenkomstig de ziekteverlofregeling zoals die van kracht was vóór deze datum, wordt op nul teruggebracht, onverminderd de toepassing van artikel XI 26, § 2, van het stambesluit VOI. DEEL XII. - VERLIES VAN DE HOEDANIGHEID VAN AMBTENAAR EN DEFINITIEVE AMBTSNEERLEGGING Art. XII 1. In afwijking van artikel XII.5, § 1 van het stambesluit van VOI 30 juni 2000, wordt de in die bepaling bedoelde afwezigheid wegens ziekte dat op de datum van de inwerkingtreding van het stambesluit VOI zestig jaar of ouder is, slechts gerekend vanaf die datum.

Voor het berekenen van deze 365 kalenderdagen komen de afwezigheden te wijten aan een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte, niet in aanmerking.

DEEL XIII. - GELDELIJK STATUUT TITEL 1. - Bezoldigingsregeling HOOFDSTUK 1. - In aanmerking komende diensten voor de vaststelling van het salaris Art. XIII 1. In afwijking van artikel XIII.9 van het stambesluit van 30 juni 2000, worden voor de toekenning van de salarisverhogingen, zonder tijdsbeperking met werkelijke diensten gelijkgesteld, de periodes van afwezigheid wegens arbeidsongeval, ongeval op de weg naar en van het werk of beroepsziekte.

Het eerste lid is van toepassing ongeacht of die afwezigheden zich situeren vóór of na de inwerkingtreding van het stambesluit VOI, voorzover de betrokkene tijdens zijn afwezigheid tot het personeel van de instelling behoorde.

HOOFDSTUK 2. - Toepassing Art. XIII 2. Artikel XIII 1 is van overeenkomstige toepassing op de stagiair.

TITEL 2. - Diensthoofdentoelage Art. XIII 3. Voor de toepassing van artikel XIII 60, eerste lid van het stambesluit VOI van 30 juni 2000, wordt onder « buitendienst » verstaan, de provinciale exportcentra van de instelling.

Art. XIII 4. In afwijking van artikel XIII.60 van het stambesluit van 30 juni 2000, worden de diensthoofden aangesteld overeenkomstig dezelfde procedure die de directieraad heeft bepaald voor de aanstelling van de opdrachthouders, als bedoeld in artikel II 13 van het stambesluit VOI. TITEL 3. - Vergoedingen HOOFDSTUK 1. - Kledijvergoeding Art. XIII 5. § 1. Ambtenaren van de dienst Jaarbeurzen en Tentoonstellingen die minstens driemaal per kalenderjaar helpen bij de opbouw of instaan voor de bemanning van een groepsstand van de instelling, genieten een jaarlijkse forfaitaire kledijvergoeding van 18.000 frank (tegen 100 %). § 2. De in § 1 bedoelde kledijvergoeding volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regeling in artikel XIII 22 van het stambesluit VOI. De vergoeding tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (102,02). § 3. De in § 1 bedoelde kledijvergoeding wordt jaarlijks, samen met het salaris van de maand december, betaald voorzover aan de in § 1 gestelde voorwaarden is voldaan. § 4. De in § 1 bedoelde kledijvergoeding kan niet worden toegekend aan personeelsleden met een graad ingedeeld in rang A2 of hoger of aan personeelsleden die een salarisschaal hebben die hiermee overeenstemt.

Ze kan evenmin worden samengevoegd met de diensthoofdentoelage in de zin van artikel XIII 61 van het stambesluit VOI. Art. XIII 6. In zoverre de functionele noodzaak wordt aangetoond, stelt de instelling werkkleding en uniformen ter beschikking van het personeel. Over deze noodzaak beslist de algemeen directeur.

De personeelsleden aan wie met toepassing van het eerste lid werkkleding of uniformen ter beschikking worden gesteld, komen niet in aanmerking voor de kledijvergoeding bedoeld in artikel XIII 5.

HOOFDSTUK 2. - Vergoeding voor reis- en verblijfskosten Art. XIII 7. De aan de ambtenaren verschuldigde vergoedingen in geval van zendingsopdrachten naar het buitenland volgen de tarieven die gelden voor de ambtenaren van de administratie Buitenlands Beleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

HOOFDSTUK 3. - Toepassing Art. XIII 8. Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de stagiair.

TITEL 4. - Overgangsbepalingen Art. XIII 9. De geldelijke anciënniteit die het personeelslid van de instelling heeft verworven op de datum van de inwerkingtreding van het stambesluit VOI, op grond van een reglementaire bepaling die op hem van toepassing was, blijft behouden, zelfs wanneer de berekening ervan voordeliger was dan met toepassing van de nieuwe regeling.

Art. XIII 10. Degene die een graad heeft waarvoor bij de inschakeling in de nieuwe loopbaanstructuur een overgangssalarisschaal is bepaald in kolom 3 van de bijlage 1, geniet deze salarisschaal tot een organieke salarisschaal voor hem voordeliger wordt.

In het geval dat het in het eerste lid bedoelde personeelslid wordt bevorderd in graad of in salarisschaal, is artikel XIII 19, § 1 van het stambesluit VOI van toepassing.

Art. XIII 11. § 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de personeelsleden die werden overgedragen vanuit de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel. Voor hen gelden de in de volgende paragrafen beschreven afwijkingen op de regeling betreffende het recht op vergoeding voor reis- en verblijfkosten in geval van binnenlandse reizen zoals die van toepassing is op het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Wanneer het personeelslid zich herhaaldelijk binnen de agglomeratie van zijn standplaats moet verplaatsen, kan hem een forfaitaire vergoeding of een forfaitair aantal kilometers worden toegestaan. De beslissing ter zake komt toe aan de algemeen directeur, op advies van de directieraad. In voorkomend geval is het personeelslid vrijgesteld van de verplichting om een reiswijzer bij te houden. § 3. De algemeen directeur kan een algemene machtiging verlenen om gebruik te maken van een eigen motorvoertuig, aan de ambtenaar die zich geregeld buiten de agglomeratie van zijn standplaats moet verplaatsen. Deze machtiging is slechts geldig tot 31 december van elk jaar en kan steeds worden ingetrokken. § 4. In geval van algemene machtiging zoals bedoeld in § 3, wordt ook het maximumaantal kilometers bepaald, alsook het hoogste belastbaar vermogen van het voertuig dat kan worden aanvaard voor de uitkering van de vergoeding.

In geen geval mag het belastbaar vermogen van het voertuig dat voor de uitkering van de vergoeding wordt aangenomen, hoger liggen dan : - 11 PK voor de ambtenaren van rang A2 en voor de ambtenaren van rang A1 in de buitendiensten die gerechtigd zijn op een diensthoofdentoelage of die minstens het genot hebben van de tweede salarisschaal in hun functionele loopbaan; - 9 PK voor de andere ambtenaren van rang A1 en voor de ambtenaren van niveau B, C, D of E. Wanneer het werkelijk belastbaar vermogen van het voertuig kleiner is dan het in de algemene machtiging bepaalde belastbaar vermogen, wordt het bedrag van de kilometervergoeding berekend op basis van het werkelijk belastbaar vermogen.

Art. XIII 12. Het personeelslid van niveau A, B, C, D, en E dat bij de inschakeling in de nieuwe loopbaanstructuur was belast met een hoger ambt waarvan zowel de graad waarin het benoemd is, als de graad van het hoger ambt worden omgezet tot dezelfde nieuwe graad, ontvangt tot de inwerkingtreding van dit besluit, de toelage die werd toegekend vóór de inschakeling, tenzij artikel VIII 9, § 1, van toepassing is.

Art. XIII 13. De informaticus die in dienst was op 1 juni 1998, en die met toepassing van kolom 3 van de bijlage bij dit besluit de overgangssalarisschaal A 131 of A132 geniet, krijgt bij bevordering in salarisschaal de overgangssalarisschalen A 125 en A 126, respectievelijk A 127.

DEEL XIV. - RECHTSPOSITIE VAN HET CONTRACTUELE PERSONEELSLID TITEL 1. - Toepassingsgebied Art. XIV 1. Deel XIV van het stambesluit VOI is van overeenkomstige toepassing op de algemeen directeur, onder voorbehoud van afwijkende bepalingen vervat in zijn arbeidsovereenkomst, en onverminderd de toepassing van titel IV van dit deel.

TITEL 2. - Werving en toelatingsvoorwaarden Art. XIV 2. Bijkomende of specifieke opdrachten zijn de functies verbonden aan de betrekkingen van exportbegeleider.

TITEL 3. - Arbeidsvoorwaarden HOOFDSTUK 1. - Verlof wegens een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte Art. XIV 3. Artikel XI 1 is van overeenkomstige toepassing op het contractuele personeelslid dat afwezig is wegens een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte.

HOOFDSTUK 2. - Geldelijke regeling Art. XIV 4. De exportbegeleiders worden bezoldigd overeenkomstig salarisschaal A 211.

Art. XIV 5. Artikel XIII 1 is van overeenkomstige toepassing op het contractuele personeelslid.

Art. XIV 6. Het contractuele personeelslid heeft recht op dezelfde vergoedingen bedoeld in dit besluit, zoals de ambtenaar van de instelling die dezelfde functie uitoefent.

TITEL 4. - Algemeen directeur HOOFDSTUK 1. - Werving Art. XIV 7. Voor de werving van de algemeen directeur kan de minister een gespecialiseerd selectie- en wervingsbureau inschakelen om hem een gemotiveerd advies te verstrekken over de geschiktheid van de kandida(a)t(en) om de functie van algemeen directeur uit te oefenen.

HOOFDSTUK 2. - Evaluatie Art. XIV 8. De jaarlijkse functioneringsevaluatie van de algemeen directeur gebeurt door de Vlaamse regering overeenkomstig artikel VIII.18, eerste lid, van het stambesluit VOI van 30 juni 2000.

HOOFDSTUK 3. - Cumulatie van beroepsactiviteiten Art. XIV 9. De cumulatieregeling die geldt voor de leidend ambtenaar in de zin van het stambesluit VOI, is van overeenkomstige toepassing op de algemeen directeur.

HOOFDSTUK 4. - Geldelijke regeling Art. XIV 10. Het salaris van de algemeen directeur wordt, in akkoord met de minister, vastgelegd in de arbeidsovereenkomst, rekening houdende met het functieprofiel, de nuttige ervaring en de bevoegdheid van de algemeen directeur.

Het salaris van de algemeen directeur is niet beperkt tot de geldende salarisschalen binnen de instelling.

Art. XIV 11. De algemeen directeur komt in aanmerking voor een managementtoelage onder dezelfde voorwaarden die gelden voor de leidend ambtenaar in de zin van het stambesluit VOI van 30 juni 2000.

DEEL XV. - OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN TITEL 1. - Opheffingsbepalingen Art. XV 1. De volgende regelingen worden opgeheven, wat betreft het personeel van de instelling dat onder de toepassing valt van dit besluit, behoudens voorzover deze bepalingen bij wijze van overgangsmaatregel van kracht blijven : 1° het besluit van de Regent van 15 mei 1949 houdende goedkeuring van het kader, bezoldigingsregeling en het statuut van het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel, de bijlagen bij dit besluit en de beslissingen van de raad van bestuur ter uitvoering van dit besluit;2° het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties;3° de wet van 27 juni 1963 tot vaststelling van het vakantiegeld voor de personeelsleden van sommige instellingen van openbaar nut;4° het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries;5° het koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel der ministeries;6° het koninklijk besluit van 11 augustus 1972 ter bevordering van de tewerkstelling van mindervaliden;7° het koninklijk besluit van 12 augustus 1974 houdende statutaire vaststelling van sommige aan het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel toegekende vergoedingen en toelagen;8° het koninklijk besluit van 11 februari 1977 houdende bijzondere administratieve en geldelijke bepalingen betreffende sommige personeelsleden in de rijksbesturen;9° het koninklijk besluit van 28 september 1976 tot instelling van een toelage voor sommige ambtenaren van de Rijksbesturen, die geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau;10° het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van `s lands algemeen bestuur;11° het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt;12° het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen;13° het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1991 tot vaststelling van het statuut van directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal en de inspecteur-generaal van de Vlaamse Dienst voor de Buitenlandse Handel, wat de betrekkingen van adjunct-directeur-generaal en van inspecteur-generaal betreft;14° het besluit van de Vlaamse regering van 7 juli 1998 tot vaststelling van de rechtspositie van de algemeen directeur van Export Vlaanderen. TITEL 2. - Overgangsbepalingen HOOFDSTUK 1. - Directieraad Art. XV 2. Onverminderd titels 1 tot en met 3 van deel II van dit besluit worden, tot op het ogenblik dat twee van de vier afdelingshoofden zijn aangewezen met toepassing van deel VIII, titel 4, hoofdstuk 5 van het stambesluit VOI, de bevoegdheden die conform het stambesluit VOI en dit besluit toekomen aan de directieraad, uitgeoefend door de algemeen directeur voorzover één of meer leden van de voorlopige directieraad rechtstreeks betrokken partij zijn.

Art. XV 3. § 1. Zolang artikel XV 2 uitwerking heeft, wordt de eerste aanwijzing van de afdelingshoofden geregeld conform deel VIII, titel 4, hoofdstuk 5 van het stambesluit VOI, behoudens het bepaalde in § 2 en § 3 van dit artikel. § 2. De raad van bestuur stelt, op voorstel van de algemeen directeur, de lijst van generieke competenties vast waaraan de kandidaten moeten beantwoorden. De afdelingsspecifieke competenties worden vastgesteld door de algemeen directeur en bekrachtigd door de raad van bestuur. § 3. De vereiste generieke competenties van de kandidaten voor het mandaat van afdelingshoofd worden beoordeeld door een college. Dit college is samengesteld uit de algemeen directeur, de voorzitter van de raad van bestuur en twee bestuurders die daartoe worden aangewezen door de raad van bestuur.

Het college houdt bij die beoordeling rekening met : 1° de potentieelinschatting op basis van de intern beschikbare informatie over de loopbaan en de elementen die door de kandidaat werden aangereikt;2° de potentieelinschatting op basis van een gedragsgerichte test. De raad van bestuur bepaalt, op voorstel van de algemeen directeur, de voorwaarden waaraan de gedragsgerichte test moet voldoen. Voor deze test wordt een beroep gedaan op een externe instantie.

HOOFDSTUK 2. - Jaartoelage Art. XV 4. § 1. Voor de personeelsleden die op 31 december 1997 in dienst waren van de instelling, wordt de veranderlijke vergoeding in de zin van artikel 8 en artikel 15 van de bijlage III bij het besluit van de Regent van 15 mei 1949 houdende goedkeuring van het kader, bezoldigingsregeling en het statuut van het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel, vanaf 1 januari 1998 opgeheven en vervangen door een jaartoelage. § 2. De jaartoelage stemt overeen met het, overeenkomstig § 3 en § 4 gecorrigeerde, nominale bedrag, teruggebracht tot spilindex 138,01, dat het betrokken personeelslid in 1997 als veranderlijke vergoeding heeft ontvangen. § 3. Voor de vaststelling van het aanwezigheidscijfer worden de volgende afwezigheden gelijkgesteld met dagen aanwezigheid : 1° voltijdse gewettigde afwezigheden of verloven van drie maanden of meer, met inbegrip van de loopbaanonderbreking voor twaalf weken, waarvoor in 1997 geen salaris werd betaald;2° bevallingsverlof in de loop van het jaar 1997;3° een ononderbroken afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid van vijftig werkdagen of meer gedurende het jaar 1997. § 4. Voor de personeelsleden die wegens hun afwezigheid of verlof bedoeld in § 3, 1°, in 1997 geen veranderlijke vergoeding hebben ontvangen, wordt het laatste bedrijvigheidscijfer dat aan hen is toegekend, als basis voor de berekening van de jaartoelage genomen.

Voor de personeelsleden die in 1997 werkelijke prestaties hebben geleverd, wordt voor de berekening van de jaartoelage minimaal een bedrijvigheidscijfer van 0,3 toegepast. § 5. De in § 3 en § 4 beschreven correcties geven evenwel geen aanleiding tot een herziening van het bedrag van de veranderlijke vergoeding dat in 1997 effectief werd uitbetaald.

Art. XV 5. § 1. Aan de personeelsleden die in de periode tussen 1 januari 1998 en 31 juli 1998 in dienst zijn getreden bij de instelling met het oog op een vaste benoeming, wordt eveneens een jaartoelage toegekend. § 2. De jaartoelage bedoeld in § 1, wordt berekend op basis van het gemiddelde van de minimum- en maximumwedde (aan spilindex 138,01) van de salarisschaal verbonden aan de graad van het betrokken personeelslid, te vermenigvuldigen met bedrijvigheidscijfer 0,4 en rekening houdende met hun aanwezigheid sedert de datum van indiensttreding tot 31 juli 1998.

Art. XV 6. § 1. Het volledige bedrag van de jaartoelage is verschuldigd zodra het personeelslid voor het betrokken jaar recht heeft op minimaal één maandsalaris op basis van het arbeidsregime dat op het personeelslid van toepassing is. § 2. De jaartoelage volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regeling in artikel XIII 22 van het stambesluit VOI. De jaartoelage (tegen100 %) wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (102,02). § 3. De jaartoelage wordt maandelijks in twaalfden uitbetaald. § 4. De jaartoelage vormt een salarissupplement dat inherent is aan het ambt, in de zin van artikel 8, § 1, tweede lid van de wet 21 juli 1844 betreffende de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, zoals het luidde vóór zijn wijziging door artikel 231 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen.

HOOFDSTUK 3. - Overgang naar het statutair kader Art. XV 7. De personeelsleden van de instelling die onder het regime van het dienstverhuringscontract werden geworven in de zin van artikel 1, 1° van de bijlage III bij het besluit van de Regent van 15 mei 1949 houdende goedkeuring van het kader, bezoldigingsregeling en het statuut van het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel nadat zij waren geslaagd voor het vergelijkend wervingsexamen in de zin van artikel 3bis, § 1, van de bijlage III bij het voornoemde besluit van de Regent, worden - mits hun uitdrukkelijke toestemming - opgenomen in de statutaire personeelsformatie van de instelling met behoud van hun graad.

De opname van deze personeelsleden in een wervingsbetrekking betekent van rechtswege de benoeming in deze betrekking. De opname in een bevorderingsbetrekking houdt van rechtswege de benoeming in tot de graad van die betrekking.

Art. XV 8. Artikel XV 7 is van overeenkomstige toepassing op de personeelsleden die door de Vlaamse Dienst voor de Buitenlandse Handel en zijn rechtsopvolger, Export Vlaanderen, met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst werden genomen, nadat zij waren geslaagd voor een vergelijkend wervingsexamen in de zin van artikel 3bis, § 1, van de bijlage III bij het besluit van de Regent van 15 mei 1949 houdende goedkeuring van het kader, bezoldigingsregeling en het statuut van het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel.

HOOFDSTUK 4. - Uitdovend contractueel kader Art. XV 9. § 1. Personeelsleden die de toestemming bedoeld in artikel XV 7, niet uitdrukkelijk geven volgens de regels vastgelegd in artikel XV 10, blijven - in afwijking van artikel I 4, eerste lid, van het stambesluit VOI - verder contractueel tewerkgesteld en worden opgenomen in het uitdovend contractueel kader. § 2. De contractuele personeelsleden, bedoeld in § 1, blokkeren een statutaire betrekking op de personeelsformatie. § 3. De contractuele personeelsleden, bedoeld in § 1, worden opgenomen in het uitdovend contractueel kader in de graad die overeenstemt met de graad die zij het laatst hebben bekleed. § 4. De in § 1 bedoelde personeelsleden verliezen het recht op bevordering. Zij kunnen geen aanspraak maken op hogere functies. Zij komen evenmin in aanmerking voor een aanstelling als opdrachthouder, noch voor een mandaat als afdelingshoofd. § 5. Onverminderd § 4 en in afwijking van artikel XIV 1 van het stambesluit VOI, wordt de rechtspositie van de § 1 bedoelde personeelsleden beheerst door dezelfde regels die gelden voor de ambtenaren van de instelling, zonder afbreuk te doen aan de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of van andere arbeidsrechtelijke wetten en besluiten die van toepassing zijn op het contractuele personeelslid. § 6. Onverminderd § 5 is deel XI, titel V - Ziekteverlof van het stambesluit VOI niet van toepassing op de in § 1 bedoelde personeelsleden die behoren tot het uitdovend contractueel kader.

In geval van verlof wegens ziekte kunnen de in § 1 bedoelde personeelsleden aanspraak maken op het verschil tussen hun normale salaris en de uitkeringen die zij genieten op basis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, en dit gedurende maximaal 666 werkdagen. Op dit contingent van 666 werkdagen worden ook de dagen aangerekend waarvoor het personeelslid recht had op gewaarborgd loon wegens ziekte of ongeval gemeen recht, overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

In voorkomend geval kunnen de in § 1 bedoelde personeelsleden na een periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte hun functies gedeeltelijk hervatten overeenkomstig de regels ter uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Tijdens die periode van gedeeltelijke wedertewerkstelling is het personeelslid gerechtigd op het verschil tussen zijn normale salaris dat het genoot op het ogenblik dat zijn arbeidsongeschiktheid een aanvang nam, en de uitkeringen waarop het een recht kan doen gelden op basis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Hun afwezigheid tijdens dergelijke periode van gedeeltelijke werkhervatting na een periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte wordt pro rata aangerekend op het aantal dagen vermeld in het tweede lid.

Na uitputting van het in het tweede lid genoemde aantal dagen beslist de algemeen directeur, op voorstel van het in artikel XI 26, § 1, van het stambesluit VOI bedoelde geneeskundig controleorgaan, om de arbeidsovereenkomst van het personeelslid al dan niet voortijdig te beëindigen. Hij deelt zijn gemotiveerde beslissing mee aan de raad van bestuur.

In afwijking van het vierde lid en onverminderd artikel XII 1, wordt aan de arbeidsovereenkomst van het personeelslid dat sinds zijn zestigste verjaardag 365 kalenderdagen afwezig is geweest wegens ziekte, in ieder geval een einde gemaakt, met inachtneming van de gebruikelijke ontslagregels. § 7. De in § 1 bedoelde personeelsleden behouden het voordeel van de groepsverzekering die werd gesloten met toepassing van artikel 25 van de bijlage III bij het besluit van de Regent van 15 mei 1949 houdende goedkeuring van het kader, bezoldigingsregeling en het statuut van het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel.

De gezamenlijke voordelen die aan de in § 1 bedoelde personeelsleden inzake pensioen worden verleend, zullen - onverminderd de bepalingen betreffende de sociale zekerheid voor werknemers - echter nooit die mogen overtreffen die hun zouden worden toegekend als zij een gelijksoortige betrekking als ambtenaar in de instelling zouden uitoefenen.

Art. XV 10. § 1. Aan de personeelsleden wordt met een dienstorder kennis gegeven van de consequenties van de toepassing van artikel XV 7 tot en met artikel XV 9. Als bijlage aan het genoemde dienstorder wordt voor ieder personeelslid afzonderlijk een fiche toegevoegd met een geïndividualiseerde simulatie betreffende de betalingen in kapitaal vanuit de groepsverzekering die werd gesloten met toepassing van artikel 25 van de bijlage III bij het besluit van de Regent van 15 mei 1949 houdende goedkeuring van het kader, bezoldigingsregeling en het statuut van het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel. Het dienstorder wordt, samen met de geïndividualiseerde bijlage, door de algemeen directeur overhandigd aan het personeelslid dat tekent voor ontvangst, of per aangetekende brief verstuurd naar zijn adres dat het laatst aan de personeelsdienst werd meegedeeld. § 2. De kennisgeving, bedoeld in § 1, gebeurt uiterlijk binnen de 30 dagen na de inwerkingtreding van dit besluit. § 3. Binnen dertig kalenderdagen volgend op de ondertekening voor ontvangst van de dienstorder of de kennisgeving ervan bij ter post aangetekende brief, laten de personeelsleden weten of zij de opname in de statutaire personeelsformatie wensen. De personeelsleden richten hun antwoord rechtstreeks bij ter post aangetekende brief aan de algemeen directeur van de instelling, Regentlaan 40, in 1000 Brussel. § 4. De personeelsleden die na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit werden bevorderd tot een graad van een hogere rang of werden aangesteld als opdrachthouder of als afdelingshoofd, worden geacht te hebben gekozen voor de opname in de statutaire personeelsformatie. In afwijking van § 3 wordt de toestemming in de zin van artikel XV 7, eerste lid, in hun geval ambtshalve vastgesteld.

Art. XV 11. § 1. De personeelsleden die vanuit de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel zijn overgeheveld overeenkomstig het koninklijk besluit van 31 januari 1991 tot overdracht aan het Vlaamse Gewest van personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel en op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit nog steeds contractueel tewerkgesteld zijn zonder dat zij in het verleden geslaagd zijn voor een vergelijkend wervingsexamen in de zin van artikel 3bis, § 1, van de bijlage III bij het besluit van de Regent van 15 mei 1949 houdende goedkeuring van het kader, bezoldigingsregeling en het statuut van het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel, worden verder in dienst gehouden, tenzij hun beoordeling in de zin van artikel XIV 13 van het stambesluit VOI negatief zou zijn. § 2. De contractuele personeelsleden, bedoeld in § 1, blokkeren een statutaire betrekking op de personeelsformatie.

HOOFDSTUK 5. - Toelagen en vergoedingen Art. XV 12. § 1. Het personeelslid dat tijdens het jaar voorafgaand aan de voor zijn niveau toepasselijke datum van inschaling in de zin van artikel VIII.4, in om het even welke hoedanigheid in dienst was van de instelling en nog steeds deel uitmaakt van het personeel van de instelling op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, ontvangt een eenmalige overbruggingspremie. § 2. Het bedrag van de eenmalige overbruggingspremie wordt vastgesteld op 30.500 frank (tegen 100 %). § 3. De eenmalige overbruggingspremie wordt uitgekeerd samen met het eerste salaris dat wordt betaald overeenkomstig de bepalingen van het stambesluit VOI en van dit besluit.

Art. XV 13. § 1. De personeelsleden die op datum van de inwerkingtreding van dit besluit als regionale afgevaardigden zijn aangesteld en die op basis van artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1974 houdende statutaire vaststelling van sommige aan het personeel van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel toegekende vergoedingen en toelagen het genot hadden van een jaarlijkse forfaitaire vergoeding, blijven deze vergoeding verder genieten volgens de regels en voorwaarden bepaald in voormeld koninklijk besluit van 12 augustus 1974. § 2. De jaarlijkse forfaitaire vergoeding bedoeld in § 1, kan niet worden samengevoegd met de diensthoofdentoelage in de zin van artikel XIII 61 van het stambesluit VOI. § 3. Het recht op de in § 1 bedoelde vergoeding vervalt als het personeelslid, om welke reden ook, niet langer als regionaal afgevaardigde is aangesteld. § 4. Personeelsleden die na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit als regionale afgevaardigde worden aangesteld, kunnen geen aanspraak maken op de in § 1 bedoelde vergoeding.

TITEL 3. - Slotbepalingen Art. XV 14. § 1. Dit besluit heeft uitwerking de eerste dag van de maand volgend op de publicatie in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van het bepaalde in § 2 tot en met § 4 van dit artikel. § 2. De vijf niveaus, bedoeld in artikel VIII 4 van het stambesluit VOI, worden in de instelling opgericht vanaf de ernaast vermelde datum : 1° niveau A, 1 juni 1998;2° niveau B, 1 januari 1998;3° niveau C, 1 juli 1997;4° niveau D, 1 januari 1997;5° niveau E, 1 januari 1997. § 3. De functionele loopbaan van de ambtenaar, bedoeld in deel VIII, titel 5 van het stambesluit VOI, begint in de instelling voor de ambtenaar : 1° van niveau E, op 1 januari 1997;2° van niveau D, op 1 januari 1997;3° van niveau C, op 1 juli 1997;4° van niveau B, op 1 januari 1998;5° van niveau A, op 1 juni 1998. § 4. Artikel XI 9 van het stambesluit VOI heeft, wat het personeel van de instelling betreft, uitwerking met ingang van 1 januari 1999.

Art. XV 15. In afwijking van artikel VIII 15, eerste lid van het stambesluit VOI loopt het eerste evaluatiejaar voor het personeel van de instelling van 1 januari 2001 tot 31 december 2001.

Art. XV 16. De nieuwe salarisschalen vastgelegd in artikel XIII 32 en bijlage 5 bij het stambesluit VOI, hebben uitwerking met ingang van dezelfde data als die waarop niveau 1, 2, 3 en 4 worden afgeschaft, zoals geregeld in artikel VIII 3.

Art. XV 17. Dit besluit mag worden aangehaald als « Personeelsstatuut Export Vlaanderen » en afgekort als « ISB-EV ».

Art. XV 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Afzet- en Uitvoerbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 september 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

Bijlage 1 Inschakeling in de nieuwe loopbaan- en salarisstructuur Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 september 2000, houdende de organisatie van Export Vlaanderen en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 22 september 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

Bijlage 2 Algemene lijst van de functioneringscriteria A. Technische vaardigheden (kennis en kunde) Administratief inzicht Administratieve ervaring Administratieve kennis Administratieve kennis (wet- en regelgeving inzake overheidsopdrachten) Administratieve kennis (wet- en regelgeving) Administratieve kennis en ervaring Affiniteit met de sector Basiskennis van de werking van de juridische structuren Basiskennis van de wetgeving m.b.t. de exportbevordering Basiskennis van de Franse / Engelse taal Basiskennis Frans, Engels en Duits Basiskennis informatica-applicaties Basiskennis / inzicht in aanleunende reglementering / statuten Basiskennis van wetgeving en reglementering met betrekking tot de sector Basisnoties van werking en nevendiensten Brieven en rapporten kunnen schrijven Bronnenkennis Creatieve en sportieve vaardigheid Diagnostische competentie Didactiek Dossierkennis (weten waarover het gaat) EHBO Elementaire kennis PC Elementaire technische kennis (telefoon, walkie talkie, blusapparaat, prikklok) Ervaring in de administratie Ervaring in de behandeling van dossiers van het werkstation / de omkaderingsdienst Ervaring in het gebruik van informatica en bureautica Ervaring in het toepassen van de regelgeving betreffende welzijn op het werk Ervaring met jongeren Fysieke conditie Fysieke weerbaarheid Gedegen kennis van de materie van de administratie Gedegen kennis van de wet-, decreet- en regelgeving inzake de exportbevordering Goed gezichts- en onderscheidingsvermogen Goede gezondheid hebben Handigheid In het ambtsgebied willen wonen Inzicht in de maatschappelijke en technologische evoluties en in de verschillende visies ter zake Inzicht in de markt en het werkveld Inzicht in mechanica, elektronica, elektriciteit, chemie, navigatie Juridische basiskennis Kan de exacte methode identificeren Kan op voorhand situaties, gevolgen, gevaren inschatten Kennis bezitten of verwerven van CAD en andere software Kennis van boekhouding (overheidsboekhouding, wetten op de rijkscomptabiliteit, dubbele boekhouding) Kennis van de algemene rechtsbeginselen Kennis van de eigen organisatie (ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellingen) Kennis van de organisatie (wie doet wat en wanneer, zichzelf kunnen situeren) Kennis van de reglementen Kennis van de reglementering en de procedures op financieel vlak Kennis van de sociale instellingen, diensten en voorzieningen (sociale kaart) Kennis van werking van de overheid Kennis van de werking van de organisatie Kennis van EHBO, reddings- en blustechnieken Kennis van informatica (WP, Excel en Financieel Systeem) Kennis van meetmethodes en -codes Kennis van normen, typebestekken, afleveringen, .

Kennis van omzendbrieven Kennis van PC Kennis van vreemde talen : Engels, Frans, vooral nautisch Engels Kennis van PC / terminal Kennis van administratieve en statutaire procedures Kennis van administratieve procedures Kennis van algemene begrippen inzake begroting, boekhouding en overheidsopdrachten Kennis van de administratie en reglementering Kennis van de Administratie Kennis van de bestaande standaarden en normen Kennis van de filosofie en de doelstellingen van de instelling Kennis van de organisatiestructuren Kennis van de rechterlijke structuren Kennis van de regelgeving Kennis van de regelgeving betreffende welzijn op het werk Kennis van de regelgeving, reglementering Kennis van de regels van de mondelinge en schriftelijke taal Kennis van de reglementering (wegcode, scheepvaart, . ) Kennis van de reglementering en de procedures Kennis van de reglementeringen Kennis van de sector Kennis van de sociale kaart Kennis van de structuren van het ministerie / departement Kennis van de structuur van de organisatie Kennis van de werking van de organisatie Kennis van de wetgeving Kennis van de wetgeving en haar toepassingen Kennis van gevaarlijke producten Kennis van het (ruime) werkveld / sector Kennis van het geografisch gebied waarvoor verantwoordelijk Kennis van het voorzieningennet Kennis van het werken met PC Kennis van het werkveld in de entiteit Kennis van het werkveld van de interne klant Kennis van het werkveld Kennis van huishoudelijk werk Kennis van informaticastandaarden en -normen Kennis van informatietechnologie Kennis van onderwijsreglementering en procedures Kennis van onderwijswetgeving en procedures Kennis van protocollaire aspecten Kennis van software Kennis van de opbouw van de loopbanen Kennis van de structuur van het departement / organisatie Kennis van studierichtingen Kennis van wetenschappelijke methodieken Kunnen omgaan met teken- en grafisch materiaal Kunnen omgaan met PC Kunnen raadplegen van alle bronnen Kunnen werken met fax, kopieermachine, .

Kunnen werken met PC / tekstverwerker en de bijhorende software Managementinzicht Materialen- en technologische kennis Maturiteit Meertaligheid Minimale algemene kennis (vb. tweede taal) Mobiliteit Noties van Frans, Engels en/of Duits Noties van psychologie, sociologie en sociale wetgeving Noties informatica : PC / Terminal Op de hoogte zijn van het werkveld en zijn evoluties Opleiding in werkstation / ervaring in werkstation Parate kennis van onderwijswetgeving en procedures m.b.t. eigen dossiers Pedagogische, administratieve en maatschappelijke vorming Pedagogische en didactische bekwaamheden Pedagogische en psychologische kennis Persoonlijk hygiëne Plannen kunnen lezen Polyvalentie Procedures binnen de dienst kennen Psychologisch aanvoelen (« mensenkennis ») Psychologische en pedagogische kennis Rijbewijs bezitten Sectoriële ervaring Sectoriële ervaring (met opvoeders, instelling) Specifieke vakkennis Specifieke technische kennis (vb. meetapparatuur) Specifieke vaktechnische kennis en ervaring Specifieke vaktechnische kennis Talenkennis Talenkennis (vooral Engels) Technisch inzicht en kennis Technische aanleg Technische en methodische kennis Technische kennis Technische kennis : kennis van de bediening van apparatuur, .

Technische kennis en ervaring Technische kennis van de werking van apparaten (fax, fotokopieerapparaat, PC, . ) Technische kennis van de materie Technische vaardigheden Tekstverwerking Twee- of meertaligheid Uithoudingsvermogen Universitair diploma en/of ruime beroepservaring Vak- en materiekennis Vakkennis Vakkennis (polyvalentie vs. specialisme) Vakkennis en vakbekwaamheid Vaktechnische kennis Vertrouwdheid met tekstverwerking en informaticatoepassingen Werken met PC / bureauticamateriaal B. Persoonlijke vaardigheden (competenties) Alert zijn Analyse en synthese Analytisch denken Analytisch en/of synthetisch denken Analytisch en probleemoplossend vermogen Analytisch en synthetisch denken Autonoom kunnen werken Autoriteit / Leiderschap Begrip voor anderen Bemiddelingstalent Collegialiteit Communicatie Communicatie openheid Communicatie- en contactvaardigheid Communicatievaardigheid Conceptueel denken Conflictbeheersing Contact- en communicatievaardigheid Contactvaardigheid Correct en betrouwbaar zijn Creativiteit Creativiteit en vernieuwend denken Deontologische integriteit Diplomatie Discretie Doelgericht en methodisch werken en denken Doelgericht werken Doelgerichtheid Doorzicht Dynamiek Efficiëntie Efficiëntie en praktische ingesteldheid Emotionele stabiliteit Empathie Empowerment Engagement Engagement en interesse Engagement en motivatie Flexibiliteit Flexibiliteit / Improvisatie Gezag voeren Goed omgaan met mensen Impact Impact en invloed In groep kunnen werken Informatieverzameling Initiatief Initiatief en creativiteit Initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel Initiatief nemen Inlevingsvermogen Integratie van theorie praktijk Integriteit Integriteit en discretie Inzet Inzet en motivatie Klantgerichtheid Klantvriendelijkheid Kritische ingesteldheid Kunnen beslissen Kunnen leiding geven Kunnen omgaan met collega's Kunnen omgaan met jongeren Kunnen omgaan met mensen Kunnen omgaan met moeilijke mensen Kunnen samenwerken Leerbereidheid Leergierigheid Leergierigheid / flexibiliteit Leiderschap Leiding geven Loyauteit Loyauteit en integriteit Luisterbereidheid Methodische aanpak en organisatietalent Moed Motivatie Motivatie en beschikbaarheid Motiverend optreden Nauwgezetheid Nauwkeurigheid Objectiviteit Omgaan met mensen Omgang met mensen Onderhandelingstalent Onderhandelingsvermogen Orde Orde en nauwgezetheid Orde en nauwkeurigheid Orde en netheid Orde en stiptheid Orde en zorgvuldigheid Orde, hygiëne en veiligheid Organisatiebetrokkenheid Organisatiebewust handelen Organisatietalent Organisatievermogen Overredingskracht « Politieke » feeling Realiteitszin Resultaatgerichtheid Rust kunnen bewaren en orde kunnen handhaven Samenwerken in groep Samenwerken in team Samenwerken in teamverband Samenwerken met anderen Schriftelijke communicatievaardigheid Servicegerichtheid Sociale en communicatieve vaardigheden Sociale omgang Sociale vaardigheden Soepelheid Stiptheid Stressbestendigheid Studie- en onderzoeksingesteldheid Sturing Teamgeest Teamleiderschap Teamwerk Teamwerk en collegialiteit Teamwerk en samenwerking Timing en stiptheid Veiligheidsbesef Verantwoordelijkheidszin Verantwoordelijkheidsbesef Visionair denken Weerbaarheid Werken in team Werken in teamverband Zelfbeheersing Zelfbeheersing en stressbestendigheid Zelfbewust optreden Zelfdiscipline Zelfkennis Zelfstandig en snel handelen Zelfstandig kunnen optreden Zelfstandig kunnen werken Zelfstandig werken Zin voor cijfers Zin voor dienstverlening Zin voor goede dienstverlening Zin voor goede dienstverlening rekening houdend met de belangen van de organisatie Zin voor initiatief Zin voor orde Zin voor organisatie en resultaatgerichtheid Zin voor samenwerking Zin voor synthese Zin voor systematiek en kwaliteit Zin voor verantwoordelijkheid Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 september 2000, houdende de organisatie van Export Vlaanderen en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 22 september 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

^