Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 januari 2004
gepubliceerd op 24 februari 2004

Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling en organisatie van de indeling van geslachte varkens

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035267
pub.
24/02/2004
prom.
23/01/2004
ELI
eli/besluit/2004/01/23/2004035267/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JANUARI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling en organisatie van de indeling van geslachte varkens


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999, en het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3530/86 van de Raad van 17 november 1986, bij Verordening (EG) nr. 3513/93 van de Raad van 14 december 1993 en bij de Verordening (EEG) nr. 3577/90 van de Raad van 4 december 1990;

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2967/85 van de Commissie van 24 oktober 1985 houdende nadere bepalingen voor de toepassing van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens, zoals gewijzigd bij Verordening van de Commissie (EEG) nr. 3127/94 van 20 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 april 1999 betreffende het klasseren van geslachte varkens, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2001;

Gelet op het akkoord van de minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 4 december 2003;

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 3 november 2003, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 15 december 2003;

Gelet op het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen de dertig dagen;

Gelet op het advies 36.251/3 van de Raad van State, gegeven op 6 januari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid;2° de dienst : de Vlaamse administratie, bevoegd voor de karkasclassificatie;3° de leverancier : de persoon die als eigenaar van het varken staat vermeld in het register voor de inschrijving van de niet als particuliere slachting binnengekomen dieren of in het register voor de inschrijving van de als particuliere slachting binnengekomen dieren, zoals bedoeld in bijlage 4, respectievelijk 5, van het ministerieel besluit van 28 december 1982 tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 maart 1953 genomen in uitvoering van het koninklijk besluit van 9 maart 1953 betreffende de handel in slachtvlees en houdende reglementering van de keuring der hier te lande geslachte dieren;4° het Sanitelbesluit Varkens : het koninklijk besluit van 15 februari 1995 betreffende de identificatie van varkens;5° het klopnummer : de code van het varkensbeslag die met een erkende klophamerstempel op beide flanken van het slachtvarken moet worden aangebracht binnen vijf dagen voor het vertrek uit het beslag, zoals bedoeld in het Sanitelbesluit Varkens;6° de producent : de fysieke of rechtspersoon aan wie dit klopnummer overeenkomstig artikel 1, 7°, van het Sanitelbesluit Varkens is toegekend;7° het identificatienummer: de identificatiegegevens van het levende dier, afkomstig uit een andere lid-Staat of ingevoerd uit een derde land, en geslacht in een slachthuis in Vlaanderen;8° de verificatie: de controle die het slachthuis met behulp van sjablonen uitvoert om na te gaan of de indelingstoestellen correcte metingen verrichten;9° het karkas : het geslachte varken, na verbloeding en verwijdering van de ingewanden, geheel of in twee helften verdeeld, zonder tong, haren, hoeven, geslachtsorganen, nieren, niervet en middenrif, overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984, gewijzigd bij de Verordening (EG) nr. 3513/93 van de Raad van 14 december 1993.

Art. 2.§ 1. In alle slachthuizen die op jaarbasis meer dan tweehonderd varkens per week slachten, de varkens die voor het fokken werden gebruikt uitgezonderd, is de indeling volgens het geraamde aandeel mager vlees overeenkomstig de bepalingen van dit besluit verplicht.

In de slachthuizen die op jaarbasis tweehonderd varkens per week of minder slachten, de varkens die voor het fokken werden gebruikt uitgezonderd, en waar ingedeeld wordt volgens het geraamde aandeel mager vlees, moet dit verplicht gebeuren overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. Deze slachthuizen moeten de dienst hiervan voorafgaandelijk schriftelijk verwittigen.

Alleen de slachthuizen die de geslachte varkens indelen volgens het geraamde aandeel mager vlees, mogen deze karkassen ook indelen volgens conformatie. In voorkomend geval moet dit gebeuren volgens de bepalingen van dit besluit. Karkassen van varkens die voor het fokken werden gebruikt, mogen niet ingedeeld worden volgens het geraamde aandeel mager vlees. § 2. Het is verboden de karkassen van varkens, afkomstig van de slachthuizen, bedoeld in § 1, in de handel te brengen, aan te bieden, tentoon te stellen, te koop aan te bieden, voor verkoop te vervoeren, te verkopen, te leveren, af te staan, of uit te voeren indien ze niet zijn onderworpen aan de indeling die krachtens dit besluit is voorgeschreven. § 3. De slachthuizen die krachtens § 1 niet tot de indeling van de karkassen overgaan, mogen daarop geen tekens aanbrengen die kunnen worden verward met de merktekens van de klassen naar het geraamde aandeel mager vlees, bepaald in artikel 5, § 1, tweede lid, en met de merktekens van de conformatieklassen, zoals bedoeld in artikel 5, § 2.

Art. 3.§ 1. Het slachthuis is verantwoordelijk voor de indeling van de karkassen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. § 2. De minister legt de elementen van het indelingsschema vast. Het slachthuis moet op basis van de resultaten van een testprocedure aan de dienst het bewijs leveren dat het geheel van het geïnstalleerde indelingssysteem conform en betrouwbaar is. De minister bepaalt de elementen van die testprocedure en legt de voorwaarden vast van de controle op de conformiteit en betrouwbaarheid van het indelingssysteem. § 3. Het slachthuis is verantwoordelijk voor een autocontrole op de activiteiten die verband houden met de indeling en de bewaring van de gegevens en de mededelingen ervan. De minister legt de elementen vast waarvoor het slachthuis een procedure van autocontrole moet uitwerken.

Het slachthuis legt zijn uitgewerkte procedures van autocontrole ter goedkeuring voor aan de dienst.

Het slachthuis moet elke wijziging die het aan een goedgekeurde procedure van autocontrole aanbrengt vooraf aan de dienst ter goedkeuring voorleggen.

Indien voor de uitvoering van de opdrachten, bedoeld in artikel 11, een interprofessioneel orgaan erkend wordt of een onderneming aangewezen wordt, kan de minister de in het eerste en tweede lid bedoelde goedkeuring delegeren aan het orgaan, respectievelijk de onderneming.

Art. 4.De weging van de geslachte varkens en hun indeling volgens het geraamde aandeel mager vlees en in voorkomend geval volgens conformatie wordt uitgevoerd op karkassen die beantwoorden aan de definitie, vastgesteld in artikel 1, 9°. Van de voorgeschreven aanbiedingsvorm kan enkel om gezondheidsredenen afgeweken worden.

Art. 5.§ 1. Voor de indeling volgens het geraamde aandeel mager vlees mag enkel gebruik gemaakt worden van door de EU-Commissie voor het Vlaamse Gewest goedgekeurde methoden.

Overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van de verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984, wordt de indeling van de karkassen volgens het geraamde aandeel mager vlees gedaan volgens het volgende schema : Geraamde aandeel mager vlees in procent van het gewicht van het koude karkas Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Voor de indeling volgens conformatie mag enkel gebruik gemaakt worden van door de minister goedgekeurde methoden.

De minister legt de voorwaarden van de indeling volgens conformatie vast.

Om goedgekeurd te kunnen worden, zullen de resultaten van een nieuwe methode voor de indeling volgens conformatie en van aanpassingen aan erkende methoden op een statistisch verantwoorde wijze getoetst worden aan de resultaten van de referentiemethode voor de bepaling van de conformatie.

Die referentiemethode en de methode van toetsing, vermeld in het tweede lid, worden vastgelegd door de minister.

Art. 6.De indeling wordt gemaakt door classificeerders die erkend zijn door de dienst. De minister stelt de voorwaarden vast voor het verlenen en opheffen van de erkenning van de classificeerders.

De classificeerders werken onder de verantwoordelijkheid van de uitbater van het slachthuis.

Art. 7.Overeenkomstig artikel 2, tweede lid, tweede alinea, van de Verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984, wordt het karkas zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 45 minuten na het steken, gewogen. Het resultaat van die weging wordt het warm geslacht gewicht genoemd.

Overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Verordening (EEG) nr. 2967/85 van de Commissie van 24 oktober 1985, wordt het koud geslacht gewicht bepaald door van dit warm geslacht gewicht 2,0 % af te trekken. Het warm geslacht gewicht en het koud geslacht gewicht worden bepaald tot op 0,2 kg nauwkeurig.

In de onmiddellijke zone van de weging worden de karkassen op een eenduidige en onuitwisbare wijze geïdentificeerd met het merkteken tot individualisering, bedoeld in het ministerieel besluit nr. 12 van 28 augustus 1973, en ingedeeld volgens het geraamde aandeel mager vlees en in voorkomend geval volgens conformatie. De individualisering van het karkas kan eventueel vroeger op de slachtlijn gebeuren.

Het slachthuis moet alle maatregelen nemen om te waarborgen dat de gegevens van het geslachte varken in verband met de individualisering, het geslacht gewicht, de indeling volgens het geraamde aandeel mager vlees en in voorkomend geval de indeling volgens conformatie steeds volledig, ongecorrigeerd en correct worden samengevoegd.

Art. 8.§ 1. Onmiddellijk na de indeling worden de karkassen op het zwoerd van de rug, of van de flank, de achterschenkel of de ham gemerkt met het kenteken dat de klasse aangeeft volgens het geraamde aandeel mager vlees, bepaald in artikel 5, § 1, tweede lid, en in voorkomend geval met het kenteken dat de conformatie weergeeft als bedoeld in artikel 5, § 2.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mag het slachthuis het kenteken dat de klasse volgens het geraamde aandeel mager vlees aangeeft, vervangen door het percentage dat het aandeel mager vlees weergeeft, afgerond op hele procenten. Dat percentage wordt afgerond naar boven indien het eerste cijfer na de komma gelijk is aan of groter dan 5 en naar beneden indien het eerste cijfer na de komma kleiner is dan 5. § 2. De aangebrachte letters en cijfers moeten duidelijk leesbaar zijn en minstens twee centimeter groot. Voor het aanbrengen van de gegevens, zoals bedoeld in § 1, moet gebruikgemaakt worden van een van de volgende middelen : 1° een niet-giftige, onuitwisbare en hittebestendige inkt;2° etiketten die zonder ze te beschadigen niet kunnen worden verplaatst;3° een andere door de dienst goedgekeurde methode. § 3. Overeenkomstig artikel 4, tweede lid, derde alinea, van de verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984, moeten alle karkassen die zonder verdere verwerking verhandeld worden in een andere lid-Staat, gemerkt worden zoals bepaald in § 1. § 4. De minister kan bepalen dat de andere karkassen dan de karkassen zoals bedoeld in § 3, vrijgesteld kunnen worden van merken zoals bedoeld in § 1.

In voorkomend geval moet het slachthuis een verklaring opstellen met voor elk geslacht dier minstens de gegevens die bepaald worden door de minister. Deze verklaring moet zes maanden bewaard worden en op de datum van opstelling als origineel worden gewaarmerkt door een persoon die door het slachthuis met deze opdracht is belast. De minister kan aanvullende voorwaarden vastleggen. § 5. De minister kan beslissen dat het merkteken met vermelding van het gewicht van het karkas of met andere gewenst geachte vermeldingen op het geslachte varken worden aangebracht.

Art. 9.De minister bepaalt de inhoud en de vorm van de gegevens die het slachthuis moet bewaren van elk geslacht varken, alsook de periode waarin de gegevens bewaard moeten blijven. De minister kan extra voorwaarden vastleggen.

Art. 10.§ 1. Het slachthuis moet de resultaten van weging en indeling van de geslachte varkens meedelen. Die gegevens worden meegedeeld aan : 1° de leverancier;2° de producent;3° de dienst. § 2. De minister bepaalt de gegevens, bedoeld in artikel 9, die het slachthuis aan elk van de personen of dienst, genoemd in § 1, moet meedelen. Hij legt vast binnen welke periode na het slachten die gegevens aan de betrokkenen bezorgd moeten zijn en aan welke voorwaarden de gegevensoverdracht moet voldoen.

Art. 11.De minister kan de uitvoering van de volgende opdrachten toevertrouwen aan een interprofessioneel orgaan of aan een onderneming : 1° vaststelling doen in de slachthuizen, bedoeld in artikel 2, § 1, eerste en tweede lid, van : a) de effectieve en correcte uitvoering van de verificatie, de indeling en de merking;b) de naleving van de bepalingen van dit besluit met betrekking tot de aanbiedingsvorm van het geslachte varken bij weging en indeling;c) de toepassing door het slachthuis van de procedures van autocontrole;d) de correcte bewaring door het slachthuis van de resultaten van weging en indeling van elk geslacht varken;e) de mededeling door het slachthuis van de resultaten van weging en indeling aan de leverancier en in voorkomend geval aan de producent;2° bijstand verlenen aan de slachthuizen bij de installatie van hun classificatiesysteem en bij de uitwerking van hun procedures van autocontrole;3° nagaan of de slachthuizen de resultaten van weging en indeling correct en tijdig aan het interprofessionele orgaan of de onderneming bezorgt;4° het beheer verzekeren in een centrale database van de resultaten van weging en indeling van de varkens, geslacht in de slachthuizen, bedoeld in artikel 2, § 1;5° de resultaten van weging en indeling bezorgen aan de producenten, na delegatie, verleend door het slachthuis.

Art. 12.Om voor de uitvoering van de opdrachten, bedoeld in artikel 11, erkend te worden en te blijven, moet dat interprofessioneel orgaan : 1° samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van tenminste beroepsorganisaties van slachthuizen en van producenten van varkens;2° opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk;3° beschikken over door de minister goedgekeurde statuten;4° beheerd worden op basis van een door de dienst goedgekeurd financieringsplan, opgesteld op basis van een door de dienst opgelegd controlevolume;5° beschikken over door de dienst erkende personen die als werknemer bij het interprofessionele orgaan zijn ingeschreven en die de vaststellingen doen, bepaald in artikel 11, 1°, hierna toezichthouders te noemen;6° verslag uitbrengen over de in artikel 11, 1°, bedoelde vaststellingen op basis van door de dienst vastgestelde documenten en timing;7° beschikken over een door de dienst goedgekeurd protocol inzake de thema's die de minister aanwijst;8° aantonen dat het over middelen en procedures beschikt die het mogelijk maken het resultaat van weging en indeling van een geslacht varken aan de producent te bezorgen;9° zich onderwerpen aan de controle van de dienst;10° de instructies van de minister volgen. De minister kan extra voorwaarden bepalen waaraan het interprofessionele orgaan moet voldoen.

Art. 13.Indien de minister geen interprofessioneel orgaan erkent voor de uitvoering van de opdrachten, bepaald in artikel 11, kan hij voor de realisatie van die opdrachten een onderneming aanwijzen.

Art. 14.Om de opdrachten, bedoeld in artikel 13, toegewezen te krijgen en te behouden moet de onderneming aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn als een rechtspersoon;2° beschikken over door de minister goedgekeurde statuten;3° over een aangepaste infrastructuur en over voldoende personeel beschikken om de resultaten van weging en indeling te ontvangen en te beheren;4° beheerd worden op basis van een door de dienst goedgekeurd financieringsplan, opgesteld op basis van een door de dienst opgelegd controlevolume voor wat betreft de activiteiten, uitgevoerd in het kader van dit besluit;5° beschikken over door de dienst erkende personen die als werknemer bij de onderneming zijn ingeschreven en die de vaststellingen doen, bepaald in artikel 11, 1°, hierna toezichthouders te noemen;6° verslag uitbrengen over de vaststellingen, bedoeld in artikel 11, 1°, op basis van de door de dienst vastgestelde documenten en timing;7° beschikken over een door de dienst goedgekeurd protocol inzake de thema's die de minister aanwijst;8° aantonen dat ze over middelen en procedures beschikt die het mogelijk maken het resultaat van weging en indeling van een geslacht varken aan de producent te bezorgen;9° zich onderwerpen aan de controle van de dienst;10° de instructies van de minister volgen. De minister kan extra voorwaarden bepalen waaraan de onderneming moet voldoen.

Art. 15.De minister kan aan het erkende interprofessionele orgaan of aan de aangewezen onderneming extra opdrachten in het kader van de indeling van geslachte varkens toevertrouwen, onder meer inzake het ter beschikking stellen van resultaten van weging en indeling aan de dienst.

Art. 16.De vaststellingen, bedoeld in artikel 11, 1°, worden gedaan door toezichthouders die erkend zijn door de dienst.

De minister stelt de voorwaarden vast voor het verlenen en opheffen van de erkenning van de toezichthouders.

De toezichthouders werken onder de verantwoordelijkheid van het interprofessionele orgaan of van de onderneming.

Art. 17.Indien de minister voor de uitvoering van de opdrachten, bepaald in artikel 11, een interprofessioneel orgaan erkent of een onderneming aanwijst, is het slachthuis verplicht de resultaten van weging en indeling van alle geslachte varkens, met inbegrip van de varkens die voor het fokken zijn gebruikt, ook mee te delen aan dat orgaan of aan die onderneming.

De minister bepaalt binnen welke periode na het slachten deze gegevensoverdracht gerealiseerd moet zijn.

De minister legt de gegevens, bedoeld in artikel 9, en de andere vermeldingen vast die het slachthuis moet meedelen en bepaalt de wijze van gegevensoverdracht. De dienst legt, op voorstel van het orgaan of van de onderneming, het formaat vast waarin het slachthuis die gegevens moet doorsturen.

Art. 18.§ 1. De uitbater van het slachthuis kan voor het geheel van de resultaten van weging en indeling van de geslachte varkens delegatie verlenen aan het erkende interprofessionele orgaan of de aangewezen onderneming om die resultaten te bezorgen aan de producenten. § 2. De minister bepaalt de gegevens, bedoeld in artikel 9, die het interprofessionele orgaan of de onderneming aan de producent moet meedelen en legt vast binnen welke periode na het slachten die gegevens aan de betrokkenen bezorgd moeten zijn en wat de voorwaarden van die gegevensoverdracht zijn.

De minister bepaalt de procedure van die delegatieverlening.

Art. 19.De slachthuizen zijn verantwoordelijk voor de financiering van de activiteiten die het erkende interprofessionele orgaan of de aangewezen onderneming uitvoert in het kader van de toevertrouwde opdrachten, bepaald in artikel 11. De hier bedoelde financiering steunt op het financieringsplan, bedoeld in artikel 12, 4°, voor het interprofessionele orgaan en in artikel 14, 4°, voor de onderneming.

De minister bepaalt de voorwaarden van die financiering.

Art. 20.Het resultaat van weging en indeling van een geslacht varken mag door het erkende interprofessionele orgaan of door de aangewezen onderneming uitsluitend aan de producent ervan bezorgd worden.

Een mededeling van resultaten van weging en indeling aan derden wordt onderworpen aan een voorafgaande goedkeuring door de dienst, op basis van een door de aanvrager ingediend dossier. De dienst kan aan die goedkeuring voorwaarden koppelen.

Art. 21.Het interprofessionele orgaan of de onderneming deelt de beslissingen van zijn of haar bestuursorganen binnen dertig kalenderdagen aan de minister mee.

De minister kan elke beslissing, bedoeld in het eerste lid, binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving ervan vernietigen, hetzij omdat ze strijdig is met dit besluit of een uitvoeringsbesluit ervan of met de richtlijnen van de minister of van de dienst, hetzij omdat ze strijdig is met het algemeen belang. De gemotiveerde beslissing wordt schriftelijk aan het interprofessionele orgaan of aan de onderneming medegedeeld. Alvorens te beslissen kan de minister die termijn van twintig dagen met een termijn van gelijke duur verlengen voor extra onderzoek. In voorkomend geval zal de minister deze verlenging aan het interprofessionele orgaan of aan de onderneming meedelen.

Art. 22.De minister bepaalt de periode waarbinnen de slachthuizen hun uitgewerkte procedures van autocontrole en hun beslissing inzake het al dan niet zelf meedelen aan de producent van resultaten van weging en indeling moeten meedelen.

Art. 23.De slachthuizen zijn verplicht binnen twee maanden na de erkenning van een interprofessioneel orgaan of de aanwijzing van een onderneming een contract af te sluiten met dat orgaan of die onderneming met betrekking tot de uitvoering van de opdrachten, bedoeld in artikel 11, tot de financiering, bedoeld in artikel 19, en tot het verhoogde toezicht, bedoeld in artikel 25.

Voor het contract, bedoeld in het eerste lid, aan het slachthuis wordt voorgelegd, moet het door de dienst goedgekeurd worden.

Art. 24.De minister kan, voor de begeleiding van de karkasclassificatie, een cel belasten met de volgende opdrachten : 1° de ondersteuning van de dienst in materies die te maken hebben met de indeling van geslachte varkens;2° de opleiding en evaluatie van de classificeerders en van de toezichthouders;3° de controle in het slachthuis op de conformiteit en betrouwbaarheid van het classificatiesysteem, bedoeld in artikel 3, § 2. De minister kan de cel belasten met bijkomende opdrachten.

Om met die opdrachten belast te kunnen worden, moet de cel ingebed zijn in een universiteit of een wetenschappelijke instelling, die geen financiële belangen heeft in andere slachthuizen, noch bij producenten van varkens, noch in hun respectieve beroepsorganisaties en die beheerd wordt door personen die evenmin in die groepen financiële belangen hebben. Bovendien moet die universiteit of instelling : 1° opgericht zijn als een rechtspersoon;2° beschikken over slachthuisfaciliteiten om de opdrachten, bedoeld in het eerste lid, te kunnen uitvoeren;3° beschikken over personeelsleden met ruime praktische en wetenschappelijke ervaring inzake de indeling van geslachte varkens. In voorkomend geval kan de minister beslissen dat de slachthuizen en het interprofessionele orgaan of de onderneming elk op hun eigen domein moeten zorgen voor de financiering van de activiteiten van de cel, bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°. De minister legt de voorwaarden van die financiering vast.

Art. 25.Onverminderd de toepassing van andere wettelijke of reglementaire bepalingen, kan de dienst de activiteiten van een slachthuis met betrekking tot de indeling en merking van geslachte varkens en tot de bewaring en mededeling van de resultaten van weging en indeling aan een verhoogd toezicht onderwerpen als de bepalingen van dit besluit niet worden nageleefd.

De minister bepaalt de omstandigheden en voorwaarden van dat verhoogde toezicht. De kostprijs ervan is voor rekening van het slachthuis in kwestie.

Art. 26.§ 1. Om nieuwe methoden voor de indeling volgens het geraamde aandeel mager vlees, nieuwe methoden voor de indeling volgens conformatie of aanpassingen aan reeds goedgekeurde methoden te laten goedkeuren, moet de geïnteresseerde aan de minister een dossier voorleggen met de volgende gegevens : 1° een technische beschrijving van de indelingsmethode met in voorkomend geval een beschrijving van de punten waarop een op basis van artikel 5 bestaande methode gewijzigd werd;2° een aanwijzing en een beschrijving van de locatie(s) waar de proeven kunnen worden uitgevoerd;3° de testperiode. § 2. Voor de karkassen die aan deze testen onderworpen worden, wordt ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 5, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid.

Art. 27.De dienst wordt belast de testen uit te voeren inzake : 1° nieuwe methoden voor de indeling volgens het geraamde aandeel mager vlees en aanpassingen van goedgekeurde indelingsmethoden overeenkomstig de procedure, bepaald in de bijlage;2° nieuwe methoden voor de indeling volgens conformatie en aanpassingen aan goedgekeurde indelingsmethoden.

Art. 28.§ 1. De dienst wordt belast met de inzameling van de gegevens uit de testen, vermeld in artikel 27, 1° en 2°. § 2. Indien bij de testen, bedoeld in artikel 27, 1°, uit de uitkomsten van de versnijdingsproef, vermeld in de bijlage, 2°, blijkt dat de vierkantswortel uit het gemiddelde van de gekwadrateerde afwijkingen van de fouten, gemeten bij nul, gelijk is aan of groter dan 2,5, wordt de testfase beëindigd en wordt geen protocol opgemaakt voor de EU-Commissie. § 3. Na de testen, vermeld in artikel 27, 2°, worden enkel de dossiers van gunstig geteste methodes aan de minister voor goedkeuring voorgelegd. § 4. De minister kan beslissen dat de cel, bedoeld in artikel 24, de dienst bijstaat in de opdrachten, vermeld in artikel 27 van dit besluit en in § 1, 2 en 3 van dit artikel.

Art. 29.De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten en van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 8 van de wet van 28 maart 1975.

Art. 30.Het koninklijk besluit van 29 april 1999 betreffende het klasseren van geslachte varkens, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2001 wordt opgeheven.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 24 dat in werking treedt op 1 januari 2004.

Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 januari 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage Testen van nieuwe methoden voor de indeling volgens het geraamde aandeel mager vlees en aanpassingen van goedgekeurde indelingsmethoden (artikel 27, 1°) 1° Overeenkomstig artikel 3 van de verordening (EEG) nr.2967/85 van de Commissie van 24 oktober 1985, gewijzigd bij de verordening (EEG) nr. 3127/94 van de Commissie van 20 december 1994, moeten de methoden voor de raming van het aandeel mager vlees van karkassen gebaseerd zijn op : a) een representatief monster van de Vlaamse varkensvleesproductie, bestaande uit ten minste 50 geslachte dieren waarvan het aandeel mager vlees is vastgesteld overeenkomstig de onder 2° beschreven versnijdingsmethode en een in nationaal verband vastgestelde methode van snelle beoordeling van het karkas waarbij gebruik wordt gemaakt van dubbele regressie;b) een andere statistisch verantwoorde werkwijze die minstens even nauwkeurig is als een standaardregressietechniek op 120 geslachte dieren overeenkomstig de onder 2° beschreven versnijdingsmethode.2° Overeenkomstig bijlage I van de Verordening (EEG) nr.2967/85 van de Commissie van 24 oktober 1985, gewijzigd bij de Verordening EEG) nr. 3127/94 van de Commissie van 20 december 1994, is de raming van het aandeel mager vlees gebaseerd op de versnijding van de vier belangrijkste deelstukken. De versnijding wordt volgens de referentiemethode uitgevoerd.

Het referentieaandeel mager vlees wordt als volgt berekend : Gewicht van de haas + gewicht van het mager vlees (inclusief bindweefsel) in schouder, karbonadestreng, ham en buik y = 1,3 x 100 x ---------------------------------------------- Gewicht van de haas + gewicht van de versneden deelstukken + gewicht van de overige deelstukken Het gewicht van het mager vlees in deze vier deelstukken wordt berekend door van het totaalgewicht ervan vóór versnijding het totaalgewicht van alle andere bestanddelen dan het mager vlees in die vier deelstukken af te trekken. 3° Overeenkomstig bijlage II van de Verordening (EEG) nr.2967/85 van de Commissie van 24 oktober 1985, gewijzigd bij de Verordening EEG) nr. 3127/94 van de Commissie van 20 december 1994, zal de dienst bij het laten goedkeuren van een nieuwe indelingsmethode een verslag opstellen waarin het volgende wordt meegedeeld : Het eerste deel van het protocol wordt aan de EU-Commissie voorgelegd voordat de versnijdingsproef plaatsvindt. Het moet een gedetailleerde beschrijving van de versnijdingsproef bevatten en meer in het bijzonder: a) de periode waarin de proeven uitgevoerd zullen worden en het tijdschema voor de volledige toelatingsprocedure;b) het aantal slachthuizen en de adressen ervan;c) de beschrijving van de bij de indelingsmethode betrokken varkenspopulatie;d) een beschrijving van de statistische methoden die gebruikt worden voor de gekozen steekproef;e) de beschrijving van de nationale snelle-beoordelingsmethode;f) de juiste aanbiedingsvorm van de te versnijden karkassen. Het tweede deel van het protocol moet een gedetailleerde beschrijving van de resultaten van de versnijdingsproef bevatten en meer in het bijzonder: a) een beschrijving van de statistische methoden die gebruikt worden voor de gekozen steekproef;b) de wiskundige vergelijking die toegepast of gewijzigd zal worden;c) de weergave van de resultaten in cijfers, tabellen en grafieken;d) een beschrijving van de nieuwe apparatuur;e) de limieten inzake het warm gewicht van de karkassen waarvoor de nieuwe methode kan worden aangewend en alle andere beperkingen ten aanzien van de toepassing van de methode in de praktijk. De minister kan beslissen de cel, bedoeld in artikel 24, te belasten met het opstellen van die protocollen, vermeld in het tweede en derde lid.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 januari 2004 houdende vaststelling en organisatie van de indeling van geslachte varkens.

Brussel, 23 januari 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^