Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 mei 2003
gepubliceerd op 26 juni 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035644
pub.
26/06/2003
prom.
23/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/23/2003035644/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 MEI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen inzonderheid op artikel 6, § 1, IX gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 16 januari 1989;

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie;

Gelet op het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, inzonderheid artikel 18;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 6 juli en 7 december 2001;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 3 juli 2002 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;

Gelet op het decreet van 20 december 2002 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 2001 tot regeling van de begrotingscontrole;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de verdere uitbouw van de nabijheidsdiensten, collectieve dienstverlening, bij hoogdringendheid dient geregeld, gelet op de afspraken vastgelegd in het Samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige gemeenschap betreffende de sociale economie;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Begroting, gegeven op 23 mei 2003;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme en de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 2001 en 7 december wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 7.De erkenning van het invoegbedrijf erkend voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, a) en b) eindigt na een periode van 10 jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer.

De erkenning van het invoegbedrijf erkend voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, c) en d) wordt verleend voor een periode van 10 jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer en is hernieuwbaar na evaluatie. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning moet tenminste 3 maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de erkenning ingediend worden bij de administratie. »

Art. 2.Artikel 8, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 2. De minister kent het aantal invoegwerknemers toe op basis van het aantal door de onderneming in de personeelsplanning voorziene werknemers.

Voor invoegbedrijven erkend voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, a) en b) wordt dit aantal vermeerderd met 50 %. »

Art. 3.Artikel 10, § 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 10.§ 1. Invoegbedrijven die recht hebben op een loonpremie zoals bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid, kunnen een uitbreiding van het aantal invoegwerknemers vragen binnen een periode van zeven jaar na indiensttreding van de eerste invoegwerknemer.

Invoegbedrijven die recht hebben op een loonpremie zoals bedoeld in artikel 8, § 1, tweede en derde lid, kunnen te allen tijde een uitbreiding van het aantal invoegwerknemers vragen. »

Art. 4.Artikel 10, § 3, 2 de lid van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « Voor invoegbedrijven die recht hebben op een loonpremie zoals bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid, worden de premies voor het eerste, tweede en derde jaar bepaald op respectievelijk 80 %, 60 %, 40 % en vanaf het vierde jaar op 35 % van de refertebedragen zoals bepaald in artikel 20 van dit besluit. »

Art. 5.Aan artikel 14, 2°, c), van hetzelfde besluit wordt een derde en vierde streepje toegevoegd dat luidt als volgt : « - activiteiten op het vlak van landschapszorg; - activiteiten in het kader van het bevorderen van de evenredige arbeidsdeelname en diversiteit in de jeugdsector en de culturele sector, zoals omschreven in de gemeenschappelijk platformtekst afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse sociale partners en de allochtone gemeenschappen op 3 december 2002. »

Art. 6.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 15.De erkenning van de invoegafdeling erkend voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, a) en b), eindigt na een periode van 10 jaar vanaf de indienstreding van de eerste invoegwerknemer.

De erkenning van de invoegafdeling erkend voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, c) en d), wordt verleend voor een periode van 10 jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer en is hernieuwbaar na evaluatie. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning moet ten minste 3 maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de erkenning ingediend worden bij de administratie. »

Art. 7.Artikel 16, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 2. De minister kent het aantal invoegwerknemers toe op basis van het aantal door de onderneming in de personeelsplanning voorziene werknemers.

Voor invoegafdelingen erkend voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, a) en b), wordt dit aantal vermeerderd met 50 %. »

Art. 8.Artikel 17, § 2, 2e lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, c), worden de premies voor het eerste, tweede en derde jaar bepaald op respectievelijk 80 %, 60 %, 40 % en vanaf het vierde jaar op 35 % van de refertebedragen zoals bepaald in artikel 20 van dit besluit. »

Art. 9.Artikel 18, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art.18. § 1. Invoegafdelingen erkend voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, a) en b), kunnen een uitbreiding van het aantal invoegwerknemers vragen binnen een periode van zeven jaar na indiensttreding van de eerste invoegwerknemer.

Invoegafdelingen erkend voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, c) en d), kunnen te allen tijde een uitbreiding van het aantal invoegwerknemers vragen. »

Art. 10.Artikel 18, § 3, 2de lid van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « Voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 14, 2°, c), worden de premies voor het eerste, tweede en derde jaar bepaald op respectievelijk 80 %, 60 %, 40 % en vanaf het vierde jaar op 35 % van de refertebedragen zoals bepaald in artikel 20 van dit besluit. »

Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 36bis ingevoegd bestaande uit §§ 1 en 2 : «

Art. 36bis.§ 1. Onverminderd de toepassing van de artikels 23, 29, 30, 33, 34, 35 en 36 van dit besluit zijn de artikelen 24 tot en met 28 en de artikelen 31 tot en met 32 niet van toepassing voor de aanvragen tot erkenning of uitbreiding van invoegbedrijven en invoegafdelingen voor activiteiten zoals bedoeld in artikels 14, 2°, c) en d) . § 2. De aanvraag tot erkenning of uitbreiding van een invoegbedrijf of invoegafdeling invoegafdelingen voor activiteiten zoals bedoeld in artikels 14, 2°, c) en d), worden door de administratie onderzocht die ten aanzien van de minister een advies formuleert.

De minister beslist op basis van het advies van de administratie.

Art. 12.Artikel 65 van hetzelfde besluit wordt geschrapt en vervangen door wat volgt : « Een bijkomende tussenkomst in de kosten van de adviesverlening door derden is toegestaan op voorwaarde dat de aanvrager steeds 20 % van de totale advieskost met eigen middelen bekostigt en in zoverre er geen sprake van dubbele subsidiëring is. Wanneer de aanvrager een andere tegemoetkoming in de kosten van de adviesverlening krijgt moet hij de minister hiervan onmiddellijk op de hoogte stellen. »

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2003.

Brussel, 23 mei 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De minister vice-president van de Vlaamse regering, de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

^