Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 november 2001
gepubliceerd op 08 februari 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging, met betrekking tot de wisselbanen, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de Vlaamse Dienst voor arbeidsbemiddeling en de Heroepsopleiding

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035147
pub.
08/02/2002
prom.
23/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/23/2002035147/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 NOVEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging, met betrekking tot de wisselbanen, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de Vlaamse Dienst voor arbeidsbemiddeling en de Heroepsopleiding


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 20 maart 1984 houdende oprichting van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, aangevuld bij decreet van 20 maart 1984 en gewijzigd bij decreten van 30 mei 1985, 7 juli 1998, 18 mei 1999 en 22 december 2000;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en de Beroepsopleiding;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding gegeven op 3 oktober 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 25 oktober 2001;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Begroting, gegeven op 24 november 2001;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat dringend de nodige maatregelen moeten worden genomen om het wisselbanenplan in werking te stellen met het oog op de bevordering van de doorstromingsmogelijkheden van werknemers en de instroommogelijkheden werkzoekenden;

Overwegende dat deze maatregelen zich opdringen gelet op de arbeidsmarktconjunctuur enerzijds en de blijvende noodzaak om bepaalde doelgroepen aan het werk te helpen anderzijds;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de Vlaamse Dienst voor arbeidsbemiddeling en de Beroepsopleiding wordt aangevuld met de volgende bepalingen : « 31° : wisselbaan : een baan waar een wisseling van werknemers plaatsvindt via een enkelvoudig of dubbel opleidingsspoor : - de zittende werknemer wordt via een opleiding gebracht tot de functie die bij zijn/haar competenties aansluit; - de inschuivende werkzoekende wordt begeleid of via een inschuifopleiding op de werkvloer geschoold in de nieuwe functie die vrijkomt. 32° : lokale werkwinkel : een lokaal werkgelegenheidsloket waar de volgende diensten worden verstrekt : - geïntegreerde basisdienstverlening onder regie van de Dienst in samenwerking met lokale partners; - lokale dienstenwerkgelegenheid onder regie van de gemeenten. 33° : invoeginterim : elke vorm van interim zoals bedoeld in artikel 194 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen.»

Art. 2.In Titel II, Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt de afdeling 2 vervangen door wat volgt : Afdeling 2. - Toekennen van een begeleidingspremie aan het

uitzendkantoor dat een arbeidsovereenkomst voor invoeginterim sluit met een langdurig niet-werkende werkzoekende

Art. 63.Een financiële tegemoetkoming, binnen de daartoe voorziene kredieten, onder de vorm van een begeleidingspremie kan toegekend worden aan het uitzendkantoor dat een voltijdse arbeidsovereenkomst voor invoeginterim sluit met een langdurig niet-werkende werkzoekende en dit in het kader van een wisselbaan.

Art. 64.Voor de toepassing van artikel 63 wordt onder langdurig niet-werkende werkzoekende verstaan : 1° de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die op het ogenblik van de indienstneming zonder onderbreking werkloosheid- of wachtuitkeringen geniet volgens het uitkeringsstelsel voorzien in artikel 100 of 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, sinds ten minste : a) vierentwintig kalendermaanden indien hij de leeftijd van 45 jaar niet heeft bereikt;b) zes kalendermaanden indien hij de leeftijd van 45 jaar wel heeft bereikt;2° de niet-werkende werkzoekenden waarvan het recht op uitkeringen wegens langdurige werkloosheid geschorst werd krachtens de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 8, van het voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991 of op basis van artikel 143 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid;3° de personen die zich wensen in te schakelen of terug in te schakelen op de arbeidsmarkt en tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoen : a) zij leveren het bewijs af dat zij op een bepaald ogenblik gedurende hun beroepsloopbaan 312 arbeidsdagen of daaraan gelijkgestelde dagen in de zin van de werkloosheidsreglementering gepresteerd hebben gedurende een periode van achttien maanden, ofwel tonen zij aan dat zij minstens één werkloosheidsuitkering genoten hebben op basis van arbeidsprestaties, buiten de periode bedoeld in b);b) op het ogenblik van de indienstneming hebben zij gedurende een periode van minstens vierentwintig maanden zonder onderbreking geen werkloosheidsuitkeringen genoten en geen arbeidsprestaties geleverd als loontrekkende of zelfstandige;c) zij zijn op het ogenblik van de indienstneming ingeschreven als werkzoekende. De volgende periodes worden gelijkgesteld met een periode van volledig vergoede werkloosheid : 1° de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wet- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering, gelegen in een periode van volledige werkloosheid;2° de periodes van hechtenis of gevangenzetting, gelegen in een periode van volledige werkloosheid;3° de periodes gedurende welke de werkloze heeft genoten van een uitkering die werd toegekend krachtens artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders en zijn uitvoeringsbesluiten;4° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maarschappelijk welzijn, alsmede de periodes van gerechtigde op het bestaansminimum of de ermee gelijkgestelde periodes die deze periode van tewerkstelling in toepassing van voormeld artikel 60, § 7 onmiddellijk voorafgaan;5° de andere onderbrekende gebeurtenissen, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd van korter dan drie volledige kalendermaanden.Nochtans, als de onderbrekende gebeurtenis enkel en volledig te wijten is aan een tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst in het kader van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen, mag de onderbreking maximum zes volledige kalendermaanden bedragen.

Art. 65.Het bedrag van de tegemoetkoming bedraagt 250 euro per maand wanneer de betrokken langdurig niet-werkende werkzoekende verbonden is door een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die voorziet in een voltijds uurrooster, of door meerdere schriftelijke arbeidsovereenkomsten die met een voltijds uurrooster equivalent zijn.

Het in het vorige lid bedoelde bedrag is evenwel begrensd in verhouding tot het aantal kalenderdagen van de maand waarvoor de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst, wanneer de betrokken maand niet volledig is.

Art. 66.De begeleidingspremie moet aangewend worden voor de opleiding of begeleiding van de aangeworven langdurig niet-werkende werkzoekende. De begeleiding of de opleiding moet de arbeidsmarktinzetbaarheid van de werknemer verhogen. Ter realisatie hiervan moet er een geïndividualiseerd begeleidingsplan opgesteld worden waarbij het uitzendkantoor een gespecialiseerde begeleidingsorganisatie inschakelt en er een protocolovereenkomst mee afsluit. Deze organisatie kan zijn, ofwel de VDAB, ofwel een andere organisatie, erkend door de VDAB.

Art. 67.De toeleiding van de langdurig niet-werkende werkzoekenden naar de participerende uitzendkantoren gebeurt via de lokale werkwinkels in het kader van een trajectbegeleidingsaanpak.

Art. 68.De in deze afdeling bedoelde begeleidingspremie kan worden toegekend voor een begeleidings- en opleidingsperiode van maximaal één jaar en dit volgens de modaliteiten bepaald door het Beheerscomité en binnen de daartoe voorziene kredieten.

Art. 69.De in deze afdeling bedoelde begeleidingspremie is niet cumuleerbaar met de begeleidingsuitkering zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 16 april 1998 waarbij het bedrag, de voorwaarden, de duur en de modaliteiten worden bepaald van de toelage bedoeld in artikel 18, § 4, tweede lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum. »

Art. 3.In Titel III van hetzelfde besluit wordt een Hoofdstuk IV ingevoegd dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Inschuifopleiding

Art. 133bis.Onder inschuifopleiding wordt verstaan de beroepsopleiding zoals bepaald in artikel 80 van dit besluit, wanneer zij verstrekt wordt in een onderneming, een vereniging zonder winstoogmerk of een administratieve overheid, in het kader van de wisselbaan zoals bedoeld in artikel 1, 31°.

Art. 133ter.De artikelen 121 tot en met 124, 126 en 129 van dit besluit zijn van toepassing op de inschuifopleiding.

Art. 133quater.De werkgever verbindt er zich toe met de cursist, die in de onderneming, V.Z.W. of administratieve overheid een inschuifopleiding heeft gevolgd, onmiddellijk na het einde van de opleiding een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur te sluiten, tenzij de oorspronkelijke zittende werknemer zijn oude arbeidsplaats terug inneemt voor het einde van de inschuifopleiding. Onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende het beëindigen van de arbeidsovereenkomsten om een dringende reden, mag de werkgever aan voormelde arbeidsovereenkomst slechts een einde maken ten vroegste na verloop van de tijd overeenstemmend met de duur van de opleiding, tenzij de oorspronkelijke zittende werknemer zijn oude arbeidsplaats terug inneemt.

De werkgever verbindt er zich toe de cursist die de inschuifopleiding in de onderneming, V.Z.W. of administratieve overheid beëindigd heeft, tewerk te stellen in de onderneming, V.Z.W. of administratieve overheid onder de voor dat beroep geldende voorwaarden en minstens aan hetzelfde arbeidsregime als de opleiding in de onderneming.

Art. 133quinquies.Toelating tot de inschuifopleiding in een onderneming, V.Z.W of administratieve overheid kan gedurende drie jaar niet worden gegeven aan een onderneming waar een cursist werd opgeleid onder de voorwaarden van dit hoofdstuk en die op initiatief van de werkgever werd afgedankt, met uitzondering van afdanking wegens dringende reden en wegens terugkeer van de oorspronkelijke zittende werknemer op zijn oude arbeidsplaats.

Deze periode van drie jaar gaat in op de datum waarop de wettelijke opzeggingstermijn is ingegaan.

Tegen de weigering tot toelating voorzien in het eerste lid, kan door de onderneming, V.Z.W. of administratieve overheid beroep worden aangetekend bij het Beheerscomité.

Art. 133sexies.Voor de uitvoering van de inschuifopleiding wordt tussen de Dienst, de cursist en de onderneming, V.Z.W. of administratieve overheid een overeenkomst afgesloten, waarvan het model wordt bepaald door het Beheerscomité. »

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 december 2001.

Art. 5.De Vlaamse minister bevoegd voor de Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 november 2001.

De minister-president van de Vlaamse Regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

^