Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 oktober 2015
gepubliceerd op 27 november 2015

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, wat betreft de programmatieregels voor subsidies

bron
vlaamse overheid
numac
2015036430
pub.
27/11/2015
prom.
23/10/2015
ELI
eli/besluit/2015/10/23/2015036430/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 OKTOBER 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, wat betreft de programmatieregels voor subsidies


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 12;

Gelet op het Procedurebesluit van 9 mei 2014;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 juni 2015;

Gelet op advies 57.875/1/V van de Raad van State, gegeven op 24 augustus 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014 wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 57.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder: 1° geografisch gebied: voor gezinsopvang is dat gebied de zorgregio, voor groepsopvang is dat gebied de gemeente;2° Mirage: een databestand van Kind en Gezin waarin gegevens op kindniveau worden geregistreerd die door Kind en Gezin worden verzameld via contacten met kraamklinieken en gezinnen en waarbij telkens bepaalde kenmerken over het kind en het gezin worden geregistreerd;3° nieuwe kinderopvangplaats: een kinderopvangplaats waarvoor nog geen vergunning is toegekend;4° omschakeling van een bestaande kinderopvangplaats: de omschakeling van een kinderopvangplaats zonder subsidie naar een kinderopvangplaats waarvoor een subsidie wordt toegekend of de omschakeling van een kinderopvangplaats waarvoor een bepaalde subsidietrap is toegekend naar een kinderopvangplaats waarvoor een hogere subsidietrap wordt toegekend;5° soort subsidie: de subsidie voor Centrum inclusieve kinderopvang, de subsidie voor kinderopvang met flexibele openingstijden of de subsidie voor structurele inclusieve kinderopvang, vermeld in het Subsidiebesluit van 22 november 2013;6° subsidietrap: het niveau van subsidie gekoppeld aan specifieke subsidievoorwaarden, waarbij aan een hogere subsidietrap meer specifieke subsidievoorwaarden verbonden zijn ten opzichte van een lagere subsidietrap. § 2. Als er subsidiebudget beschikbaar is, bepaalt de minister de programmatie ervan volgens de volgende opeenvolgende stappen: 1° hoeveel van het totale te verdelen subsidiebudget bestemd is voor welke subsidietrap of voor welke soort subsidie;2° of er daarbij een voorafname is van het totale te verdelen subsidiebudget per subsidietrap of per soort subsidie, vermeld in punt 1°, voor bepaalde geografische gebieden of in functie van specifieke situaties;3° de criteria die relevant zijn voor een beoordeling door Kind en Gezin om binnen eenzelfde geografisch gebied verschillende subsidieaanvragen tegenover elkaar op een objectieve wijze af te wegen;4° voor de subsidies, vermeld in artikel 1, 1°, 14° en 17°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, geldt opeenvolgend: a) hoeveel van het te verdelen subsidiebudget per subsidietrap bestemd is voor nieuwe kinderopvangplaatsen en hoeveel bestemd is voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen naar een hogere subsidietrap;b) hoeveel van het subsidiebudget per subsidietrap voor hetzij nieuwe kinderopvangplaatsen en hetzij voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen, bestemd is voor groepsopvang en hoeveel voor gezinsopvang;c) dat rekening gehouden wordt met de potentiële behoefte aan kinderopvangplaatsen binnen een geografisch gebied volgens de bepalingen, vermeld in paragraaf 3;5° voor de subsidies, vermeld in artikel 1, 14° /1, 17° /1 en 18°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, wordt rekening gehouden met het beschikbare aanbod van kinderopvangplaatsen met dezelfde soort subsidie als de te verdelen subsidie.Het beschikbare aanbod wordt bekeken binnen het geografisch gebied. § 3. Voor de nieuwe kinderopvangplaatsen gelden de volgende opeenvolgende stappen: 1° de geografische gebieden worden van hoog naar laag gerangschikt volgens het verschil tussen enerzijds de potentiële vraag, meer bepaald het aantal kinderen jonger dan drie jaar met een werkende of werkzoekende moeder, gehuwd of samenwonend, en met een alleenstaande ouder, en anderzijds het aanbod, meer bepaald het totale aantal kinderopvangplaatsen in alle kinderopvanglocaties;2° op basis van de rangschikking, vermeld in punt 1°, wordt per geografisch gebied bepaald tot welke subsidietrap de nieuwe kinderopvangplaatsen kunnen behoren.Dat gebeurt door voor elk geografisch gebied de behoefte aan het soort subsidieerbare kinderopvangplaatsen te bepalen. Daarvoor wordt in elk geografisch gebied gekeken naar het aandeel van de totale subsidieerbare capaciteit, minstens voor het inkomenstarief, op het totale aantal kinderopvangplaatsen enerzijds, en het aandeel van de totale subsidieerbare capaciteit met alleen een basissubsidie op het totale aantal kinderopvangplaatsen anderzijds. Om te bepalen of en welke soort nieuwe plaatsen er kunnen bijkomen, worden grenspercentages bepaald.

Voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen gelden de volgende opeenvolgende stappen: 1° per geografisch gebied wordt bepaald naar welke subsidietrap kan worden omgeschakeld.Dat gebeurt door voor elk geografisch gebied de behoefte aan het soort subsidieerbare kinderopvangplaatsen te bepalen.

Daarvoor wordt in elk geografisch gebied gekeken naar het aandeel op het totale aantal kinderopvangplaatsen van de totale subsidieerbare capaciteit met basissubsidie, van de totale subsidieerbare capaciteit met inkomenstarief, van de totale subsidieerbare capaciteit met plussubsidie en van het totale aantal kinderopvangplaatsen zonder subsidie; 2° voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen zonder subsidie naar kinderopvangplaatsen met basissubsidie of naar kinderopvangplaatsen met inkomenstarief, en voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen met basissubsidie naar kinderopvangplaatsen met inkomenstarief, worden voor het aandeel van het totale aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen met basissubsidie, voor het aandeel van het totale aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen met inkomenstarief en voor het aandeel van het totale aantal kinderopvangplaatsen zonder subsidie, zoals berekend conform punt 1°, grenspercentages bepaald om nader te bepalen of, en naar welke, hogere subsidietrap kan worden omgeschakeld en worden de geografische gebieden van hoog naar laag gerangschikt volgens het aandeel kinderopvangplaatsen zonder subsidie;3° voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen met een inkomenstarief naar kinderopvangplaatsen met plussubsidie worden de geografische gebieden van hoog naar laag gerangschikt volgens het aantal kinderen, geboren in een kansarm gezin zoals geregistreerd in Mirage;4° op basis van de rangschikking, vermeld in punt 3°, wordt bepaald welk geografisch gebied in aanmerking komt voor omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen met inkomenstarief naar een hogere subsidietrap met plussubsidie.Daarvoor wordt in elk geografisch gebied gekeken of het aandeel van de totale aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen met plussubsidie, zoals berekend conform punt 1°, een bepaald grenspercentage niet overschrijdt.

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2015.

Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 oktober 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^