Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 24 april 2009
gepubliceerd op 03 juni 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap

bron
vlaamse overheid
numac
2009202279
pub.
03/06/2009
prom.
24/04/2009
ELI
eli/besluit/2009/04/24/2009202279/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, artikelen 31bis en 31ter, ingevoegd bij het decreet van 21 november 2008;

Gelet op het decreet van 19 december 2008 houdende diverse maatregelen inzake de ontbinding van het Vlaams Agentschap Ondernemen en houdende de inrichting van een Comité voor Preventief Bedrijfsbeleid, artikel 21;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2003 ter ondersteuning van brugprojecten tussen economie en onderwijs;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2003 betreffende peterschapsprojecten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 tot toekenning van steun voor projecten ter stimulering van het ondernemerschap;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 11 december 2008;

Gelet op het advies van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 21 januari 2009;

Gelet op het advies 46.065/1 van de Raad van State, gegeven op 12 maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende de Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PB L 379 van 28 december 2006, blz. 5-10);

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;3° Agentschap Ondernemen : intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid dat behoort tot het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie;4° onderneming : de onderneming, vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet, die de steun ontvangt;5° entiteit : de instantie, vermeld in artikel 31bis, § 2, 2°, van het decreet, die de steun ontvangt;6° steun : een financiële tegemoetkoming die wordt verleend ter financiering van een project ter bevordering van het ondernemerschap;7° steunintensiteit : het steunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten van het project;8° project : een samenhangend geheel van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van het ondernemerschap;9° peterschapsproject : een project waarbij enerzijds beslissingsnemers van deelnemende ondernemingen gedurende een bepaalde periode op regelmatige tijdstippen in groepen begeleid worden door een of meer peters om door middel van ervaringsuitwisseling de bedrijfsvoering van de deelnemende ondernemingen te professionaliseren en waarbij anderzijds bedrijfsgerichte activiteiten worden georganiseerd om de netwerkvorming en de ervaringsuitwisseling tussen alle deelnemende ondernemingen en peters te stimuleren;10° indiener : een instantie die een voorstel indient van het project, die het project coördineert en die de eindverantwoordelijkheid draagt van het project;11° indieningsdatum van een project : de datum waarop een identieke versie van zowel de papieren als elektronische versie van het project wordt ingediend;12° oproep : een bij ministerieel besluit gelanceerde vraag of uitnodiging tot indiening van voorstellen om projecten te financieren ter stimulering van ondernemerschap;13° netwerksessie : bijeenkomst van ondernemingen of entiteiten (of indieners) die in het kader van dit besluit steun hebben ontvangen voor onderlinge kennis- en ervaringsuitwisseling, samenwerking, netwerking, afstemming en coördinatie van de projecten;14° samenwerkingsverband : een samenwerking tussen verschillende entiteiten of ondernemingen en eventuele andere derden;15° de minimis verordening : de Verordening (EG) nr.1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PB L 379 van 28 december 2006, blz. 5-10) en alle latere wijzigingen; 16° netto te financieren saldo : het saldo van het aanvaardbaar projectbedrag dat nog moet gefinancieerd worden na aftrek van de beschikbare middelen in natura (zoals sponsoring, giften, eigen werk, eigen inbreng in natura) en de financiële middelen (zoals cash middelen) zoals voorzien in de begroting van het project. HOOFDSTUK II. - Steun voor ondernemerschapsbevordering Afdeling I. - Toepassingsgebied

Art. 2.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan overeenkomstig dit besluit steun worden verleend aan ondernemingen of entiteiten voor een project ter stimulering van het ondernemerschap. § 2. De minister kan de lijst van projecten, vermeld in artikel 31 bis, § 1, tweede lid van het decreet verduidelijken en aanvullen overeenkomstig de beleidsprioriteiten en de noodwendigheden. § 3. Enkel de projecten die ten goede komen aan het ondernemerschap in het Vlaamse Gewest komen in aanmerking voor steun.

Art. 3.De minister bepaalt welke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke entiteiten in aanmerking komen voor steun.

Art. 4.De minister bepaalt aan welke voorwaarden eventuele samenwerkingsverbanden moeten voldoen om in aanmerking te komen voor steun. Afdeling II. - Algemene voorwaarden

Art. 5.Er wordt geen steun verleend aan ondernemingen of entiteiten die niet voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest.

De onderneming of entiteit mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben en geen procedure op basis van Europees of nationaal recht lopen hebben waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.

Art. 6.§ 1. Voor de ondernemingen is er cumulatie van steun mogelijk, ongeacht of de steun uit lokale, regionale, nationale of communautaire bronnen wordt gefinancierd, onder de vermelde voorwaarden, vermeld in het tweede en het derde lid.

Als de steun op basis van dit besluit wordt gecombineerd met andere steun die eveneens onder de de-minimisverordening ressorteert, mag het gecombineerde steunbedrag, ongeacht of die steun betrekking heeft op dezelfde in aanmerking komende kosten of niet, de de-minimisdrempel niet overschrijden. In voorkomend geval wordt de op basis van dit besluit toegekende steun pro rata verminderd.

Als de steun op basis van dit besluit wordt gecombineerd met staatssteun als vermeld in artikel 87 van het EG-Verdrag, én als het gaat om dezelfde in aanmerking komende kosten, mag het gecombineerde steunbedrag er niet toe leiden dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak door een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld. In voorkomend geval wordt de op basis van dit besluit toegekende steun pro rata verminderd. § 2. Voor de entiteiten is er cumulatie van steun mogelijk ongeacht of de steun uit lokale, regionale, nationale of communautaire bronnen wordt gefinancierd.

Als de maximale steunbedragen, vermeld in dit besluit, overschreden worden, wordt de steun, toegekend overeenkomstig dit besluit, pro rata verminderd. Afdeling III. - Start en beëindiging van het project

Art. 7.Het project start op zijn vroegst op de datum van de indiening ervan. Het project start uiterlijk 6 maanden na de indiening van de aanvraag van steun.

De minister kan die termijn verlengen.

Het project heeft een duur van maximaal drie jaar.

Art. 8.De steun vervalt volledig als de onderneming of de entiteit start met het project voor de datum van de indiening ervan. Afdeling IV. - Steunintensiteit

Art. 9.De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

Art. 10.§ 1. De subsidie bedraagt maximaal 200.000 euro (tweehonderdduizend euro) per project.

Voor een onderneming zijn de bepalingen van de minimis verordening van toepassing. § 2. De subsidie bedraagt 50 % van de aanvaarde projectbegroting en maximaal het netto te financieren saldo. De minister kan in het kader van de beleidsprioriteiten en de noodwendigheden en mits het akkoord van de minister bevoegd voor begroting wordt verkregen, het steunpercentage verhogen tot maximaal 80 %, zonder het maximale steunbedrag of het netto te financieren saldo te overschrijden.

De minister bepaalt de verdere uitwerking van het netto te financieren saldo.

In afwijking van het eerste lid kan de minister de steun voor peterschapsprojecten verhogen tot maximaal 80 % van de aanvaarde projectbegroting, zonder het maximale steunbedrag of het netto te financieren saldo te overschrijden. § 3. De aanvaardbare projectkosten zijn die welke direct en uitsluitend aan het project zijn te relateren. § 4. De minister kan de volgende kosten in aanmerking nemen : 1° loonkosten;2° werkingskosten;3° overheadkosten;4° investeringskosten. De minister kan de inhoud en de maxima van die kosten verder bepalen. § 5. Voor het project wordt een aparte transparante boekhouding bijgehouden. Afdeling V. - Procedure

Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 11.De subsidie kan worden toegekend via een oproep.

De minister bepaalt per oproep de ter beschikking gestelde budgettaire enveloppe. De oproep bevat minstens de volgende elementen : 1° thema van de oproep;2° budgettaire enveloppe;3° maximaal steunpercentage en steunbedrag;4° minimumscore die behaald moet worden;5° minimale percentage aan private inbreng in de ingediende projectbegroting;6° uiterste indieningsdatum;7° model van aanvraagformulier;8° de beoordelingscriteria en de weging ervan;9° de beoordelingsprocedure en de wijze van jurering;10° de uitbetalingswijze;11° de minimale rapporteringsvereisten.

Art. 12.De ondernemingen of entiteiten dienen een aanvraag tot het verkrijgen van een subsidie in aan de hand van de daartoe ter beschikking gestelde documenten.

Art. 13.De minister kan bij elke oproep externe deskundigen aanwijzen die advies uitbrengen bij de beoordeling van de projecten.

Art. 14.Het Agentschap Ondernemen kan bij elke oproep een hoorzitting organiseren.

Onderafdeling II. - Ontvankelijkheidscriteria

Art. 15.§ 1. De aanvraag tot toekenning van een subsidie is ontvankelijk als minstens aan alle volgende voorwaarden is voldaan : 1° de documenten, vermeld in artikel 12, worden volledig ingevuld, ondertekend en voor het verstrijken van de indieningtermijn ingediend zoals moet blijken uit de indieningsdatum;2° de aanvraag voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 2, § 3, en artikel 7, § 1;3° de indiener beschikt over rechtspersoonlijkheid en een inschrijvingsnummer in de Kruispuntenbank voor Ondernemingen (KBO);4° als een onderneming een project indient, heeft ze haar exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest. De minister kan die ontvankelijkheidscriteria verder uitvoeren en aanvullen overeenkomstig de beleidsprioriteiten en de noodwendigheden. § 2. Als een onderneming of een entiteit, met betrekking tot dezelfde in aanmerking komende kosten, al een aanvraag voor steun heeft ingediend bij de minister of het Agentschap Ondernemen, is de steunaanvraag onontvankelijk. Alleen als de eerdere aanvraag is afgerond met een negatieve beslissing, kan de steunaanvraag als ontvankelijk worden beschouwd.

Onderafdeling III. - Beoordelingscriteria

Art. 16.§ 1. De ontvankelijke projectaanvragen zullen beoordeeld worden op basis van hun kwaliteit en inhoud, waarbij minstens de volgende criteria in aanmerking komen : 1° op het vlak van kwaliteit : a) de mate waarin het project tegemoet komt aan een aangetoonde maatschappelijke behoefte;b) de mate waarin het project een of meer maatschappelijke meerwaarden genereert;c) de mate waarin de opgedane kennis wordt overgedragen;d) de deskundigheid van de projectorganisatoren, partners en in voorkomend geval het samenwerkingsverband;e) de mate waarin efficiënt wordt omgegaan met middelen;f) de mate waarin de projectorganisatie samenwerkt met andere ondernemerschapsactoren;2° op het vlak van inhoud : a) de mate waarin het project inspeelt op het beleidsaccent van de minister;b) de mate waarin het project innovatief is;c) de mate waarin het project inhoudelijk en methodologisch is uitgewerkt. § 2. Bij het opstellen van de rangschikking kan aanvullend rekening gehouden worden met : 1° het streven naar diversiteit en complementariteit in het aanbod van projecten;2° het streven naar een geografische spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest;3° het streven naar een sectorale spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest. § 3. De minister kan de criteria, vermeld in § 1 en § 2, verduidelijken en aanvullen overeenkomstig de beleidsprioriteiten en de noodwendigheden.

Onderafdeling IV. - Beslissingsbevoegdheid

Art. 17.De onderneming of entiteit waarvan het project voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, wordt daarvan in kennis gesteld.

De onderneming of entiteit waarvan het project niet voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, wordt daarvan in kennis gesteld. Die inkennisstelling vermeldt de motivering en de beroepsmogelijkheden.

Art. 18.De minister neemt de beslissing tot toekenning van de steun en kan specifieke voorwaarden opleggen. Die beslissing maakt minstens melding van : 1° begunstigde;2° behaalde score;3° uitbetalingsvoorwaarden;4° toezicht en controle;5° rapporteringsvoorwaarden. Het Agentschap Ondernemen betekent de ministeriële beslissing.

Art. 19.Het Agentschap Ondernemen stelt de onderneming of entiteit waarvan het project niet voldoet aan de minimumscore, daarvan in kennis.

Die inkennisstelling vermeldt de motivering en de beroepsmogelijkheden.

Art. 20.Het Agentschap Ondernemen stelt de onderneming of entiteit waarvan het project voldoet aan de minimumscore, maar dat door de beperking van het budget ongunstig wordt gerangschikt, daarvan in kennis.

Die inkennisstelling vermeldt de motivering en de beroepsmogelijkheden. HOOFDSTUK III. - Projecten van bijzonder belang die niet onder een oproep vallen

Art. 21.Als een project van bijzonder belang wordt ingediend dat past in het economisch, sociaal en regionaal beleid van de minister, kan uitzonderlijk worden afgeweken van de bepalingen, vermeld in hoofdstuk II.

Art. 22.De steun kan voor een onderneming maximaal 200.000 euro bedragen binnen de beperkingen van de de minimis verordening. De minister beslist over de toekenning van de steun en bepaalt de voorwaarden waaronder de steun wordt toegekend.

De minister beslist over de toekenning van de steun aan een entiteit als het steunbedrag kleiner is dan of gelijk is aan 500.000 euro en bepaalt de voorwaarden waaronder de steun wordt toegekend.

De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van de steun aan een entiteit als het steunbedrag meer is dan 500.000 euro, en bepaalt de voorwaarden waaronder de steun wordt toegekend. HOOFDSTUK IV. - Het Vlaams Ondernemerschapsbevorderend Netwerk (VON)

Art. 23.Het Vlaams Ondernemerschapsbevorderend Netwerk heeft als doel : 1° de onderlinge kennis- en ervaringsuitwisseling, samenwerking, netwerking, afstemming en coördinatie van de gunstig gerangschikte projecten van alle oproepen en van de projecten, vermeld in artikel 21, te bevorderen;2° de efficiëntie en de effectiviteit te verhogen van de steun, toegekend door het Agentschap Ondernemen. In dat kader kunnen acties ondernomen worden, hetzij op initiatief van het Agentschap Ondernemen, hetzij op initiatief van derden.

De minister bepaalt de in aanmerking komende kosten, de steunintensiteit, de beoordelingscriteria evenals de voorwaarden waaraan de acties op initiatief van derden moeten voldoen.

Art. 24.Het Agentschap Ondernemen kan op regelmatige basis de volgende netwerksessies organiseren : 1° netwerksessies voor ondernemingen of entiteiten van gesteunde projecten in het kader van oproepen binnen hetzelfde thema;2° (overkoepelende) netwerksessies voor ondernemingen of entiteiten van gesteunde projecten die betrekking hebben op gesteunde projecten van verschillende thema's.

Art. 25.De steun, toegekend in het kader van dit hoofdstuk, mag er niet toe leiden dat het maximale steunbedrag, vermeld in artikel 10 en in artikel 22, lid 1, wordt overschreden. HOOFDSTUK V. - Verjaring

Art. 26.Overeenkomstig artikel 37 van het decreet worden de aanvragen tot uitbetaling ingediend binnen zes maanden nadat het project beëindigd is. HOOFDSTUK VI. - Terugvordering

Art. 27.De subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, met behoud van de toepassing van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, en van de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen, te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, in geval van niet-naleving van de bij het decreet of dit besluit opgelegde voorwaarden binnen zes jaar na de indieningsdatum van het project.

Art. 28.In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 29.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2003 ter ondersteuning van brugprojecten tussen economie en onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 juli 2003, 4 juni 2004, 12 mei 2006 en 20 juli 2006;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2003 betreffende peterschapsprojecten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006;3° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 tot toekenning van steun voor projecten ter stimulering van het ondernemerschap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en 9 maart 2007.

Art. 30.De projecten die werden ingediend en behandeld overeenkomstig de besluiten, vermeld in artikel 29, worden verder afgehandeld conform die besluiten.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 24 april 2009.

Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 april 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, Mevr. P. CEYSENS

^