Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 24 februari 2006
gepubliceerd op 04 april 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035478
pub.
04/04/2006
prom.
24/02/2006
ELI
eli/besluit/2006/02/24/2006035478/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid, inzonderheid op artikelen 4 en 17;

Gelet op het advies van Inspectie van Financiën, gegeven op 5 september 2005;

Gelet op het advies 39.572/1 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid;2° beleidsdocumenten : documenten die een voorziening of lokaal bestuur opstelt in het kader van beleidsplanning met het oog op het verkrijgen van een erkenning of subsidie van de Vlaamse overheid. HOOFDSTUK II. - Planning

Art. 2.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, bepaalt voor de volgende sectoren welke beleidsdocumenten, opgelegd in het kader van de sectorale regelgeving, geheel of gedeeltelijk door het lokaal sociaal beleidsplan kunnen worden vervangen : 1° het algemeen welzijnswerk;2° de kinderopvang;3° het maatschappelijk opbouwwerk;4° de voorzieningen voor bejaarden;5° de voorzieningen in de thuiszorg;6° de diensten voor oppashulp;7° het beleid rond ouderenparticipatie. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, bepaalt de voorwaarden van die vervanging.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het Inburgeringsbeleid, bepaalt voor het beleid inzake etnisch-culturele minderheden, lokale integratiecentra en integratiediensten welke beleidsdocumenten opgelegd in het kader van de sectorale regelgeving geheel of gedeeltelijk door het lokaal sociaal beleidsplan kunnen worden vervangen.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het inburgeringsbeleid, bepaalt de voorwaarden van die vervanging.

Art. 3.Ter uitvoering van artikel 4, vierde lid, van het decreet, bevat het model van lokaal sociaal beleidsplan de volgende elementen : 1° hoofdstuk 1.Omgevingsanalyse : deze analyse is gestoeld op onder meer de gegevens van de sociale conjunctuurbarometer, vermeld in artikel 4; 2° hoofdstuk 2.Geïntegreerde visie op het lokaal sociaal beleid : dit hoofdstuk beschrijft op welke wijze alle andere lokale beleidsplannen van het lokaal bestuur die implicaties hebben op het lokaal sociaal beleid, afgestemd worden op het lokaal sociaal beleidsplan; 3° hoofdstuk 3.Meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties en inzet van de lokale middelen: dit hoofdstuk bevat minstens de volgende elementen : a) een verantwoording van de keuze van de doelstellingen en acties;b) de te verwachten resultaten;4° hoofdstuk 4.Taakverdeling en werkafspraken : dit hoofdstuk omvat de taakverdeling en de werkafspraken zoals bepaald in artikel 4, 4°, van het decreet; 5° hoofdstuk 5.Betrokkenheid : dit hoofdstuk omvat de beschrijving, vermeld in artikel 4, 5°, van het decreet; 6° hoofdstuk 6.Ontwikkeling : in dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling ten opzichte van het vorig lokaal sociaal beleidsplan aangegeven; 7° hoofdstuk 7.Sectorale planverplichtingen : in dit hoofdstuk kunnen de sectorale plannen opgenomen worden met betrekking tot de sectoren, vermeld in artikel 2, die het lokaal bestuur wenst te integreren in het lokaal sociaal beleidsplan. Op deze wijze kan het lokaal bestuur voldoen aan de sectorale regelgeving en kan het gebruikmaken van alle gegevens die al in het lokaal sociaal beleidsplan verwerkt werden.

Onverminderd de bepalingen, vermeld in punt 1° tot en met 7°, kan de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, het model van lokaal sociaal beleidsplan verder specificeren, na overleg met de Vlaamse minister bevoegd voor het Inburgeringsbeleid.

Art. 4.De sociale conjunctuurbarometer, vermeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet, omvat de volgende delen: 1° een lijst van indicatoren waarover de Vlaamse overheid beschikt die relevant zijn voor de ontwikkeling van het lokaal sociaal beleid;2° een methodiekbeschrijving ten behoeve van de lokale besturen met betrekking tot de interpretatie van die indicatoren. Onverminderd deze bepalingen kan de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, de sociale conjunctuurbarometer verder specificeren, na overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor Inburgeringsbeleid.

Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, geeft het lokaal bestuur een ontvangstmelding na indiening van het lokaal sociaal beleidsplan.

De minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de minister, bevoegd voor het inburgeringsbeleid, delen ieder wat hun bevoegdheid betreft, aan het lokaal bestuur mee welke sectorale delen, vermeld in hoofdstuk 7 van het lokaal sociaal beleidsplan, voldoen aan de sectorale regelgeving, zoals bepaald is in artikel 2, eerste lid. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Inburgeringsbeleid, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 februari 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN

^