Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 24 juli 1998
gepubliceerd op 05 september 1998

Besluit van de Vlaamse regering houdende regeling van de voorwaarden inzake het verlenen van een tussenkomst in de aankoopprijs van een bouwgrond in de Vlaamse rand

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035995
pub.
05/09/1998
prom.
24/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/24/1998035995/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering houdende regeling van de voorwaarden inzake het verlenen van een tussenkomst in de aankoopprijs van een bouwgrond in de Vlaamse rand


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikelen 33, 51 en 79;

Gelet op het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 23 juli 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat ingevolge de ontwikkeling van de grondprijzen in Vlaams-Brabant steeds meer en meer gezinnen moeilijkheden ondervinden om hun recht op wonen in de eigen streek te realiseren, er onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen om de uitoefening van dit recht op wonen te vrijwaren;

Overwegende dat, gelet op de annaliteit van de begroting, dringend de uitvoeringsmodaliteiten dienen bepaald te worden teneinde de op de begroting van het Vlaamse Gewest voor 1998 voorziene kredieten doelmatig te kunnen aanwenden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;2° instelling : de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, bedoeld in artikel 30 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode of het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, bedoeld in artikel 50 van hetzelfde decreet;3° particulier : de natuurlijke persoon en, eventueel, de natuurlijke persoon met wie hij/zij op de referentiedatum wettelijk of feitelijk samenwoont; persoon ten laste : a) het inwonend kind dat op de referentiedatum geen 18 jaar is of voor wie op die datum aan de aanvrager kinderbijslag of wezenrente wordt uitbetaald of dat, na overlegging van bewijzen, door de minister wordt beschouwd als komende ten laste;b) de aanvrager of een familielid dat deel uitmaakt van zijn gezin en met hem de woning betrekt of zal betrekken, voorzover de aanvrager of het familielid als ernstig gehandicapt wordt beschouwd overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 1988 tot bepaling van de attesten die in aanmerking genomen worden om een ernstige handicap vast te stellen;5° referentiedatum : de datum van de notariële aankoopakte van de bouwgrond;6° bouwgrond : elk perceel grond, gelegen in een woonzone zoals voorzien in het gewestplan en dienstig voor de bouw van een ééngezinswoning;7° inkomen : de som van het aan de personenbelasting onderworpen netto belastbaar inkomen, alsook van de niet belastbare vervangingsinkomsten van de particulier en zijn gezinsleden;8° doelgebied : de 22 gemeenten van de Vlaamse rand rond Brussel, zijnde Wemmel, Kraainem, Wezembeek-Oppem, Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Drogenbos, Overijse, Tervuren, Hoeilaart, Huldenberg, Bertem, Kortenberg, Zaventem, Machelen, Vilvoorde, Grimbergen, Meise, Merchtem, Asse, Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw en Beersel. Is het inkomen van de particulier, bedoeld in het eerste lid, 7°, niet onderworpen aan de Belgische personenbelasting, dan dient het reële inkomen te worden aangerekend.

Art. 2.§ 1. Binnen de perken van het daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest voorziene krediet kan de minister aan de instellingen een subsidie verlenen om, onder de bij dit besluit gestelde voorwaarden, een tussenkomst te verschaffen in de aankoopprijs van een bouwgrond door particulieren.

De instelling kan slechts aan particulieren tussenkomsten verstrekken binnen de perken van het voor de uitvoering van dit besluit op de begroting van het Vlaamse Gewest voorziene krediet. § 2. De instelling wordt ertoe gemachtigd om met eigen middelen aan de particulieren aan wie een tussenkomst zoals bedoeld in § 1 van dit artikel, wordt verstrekt, een hypothecaire lening toe te staan zowel voor de aankoop van de bouwgrond als voor de bouw van de woning op die bouwgrond.

De rentevoet van die leningen is de referentierentevoet die van toepassing is op het ogenblik dat de instelling het schriftelijk aanbod doet waarvan sprake is in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.

De referentierentevoet is deze zoals die bepaald wordt voor de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en voor het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 betreffende de aanwending door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2. § 3. Om de vijf jaar en voor de eerste maal op de vijfde verjaardag van het verlijden van de leningsakte, wordt de overeenkomstig § 2, tweede lid vastgestelde oorspronkelijke rentevoet herberekend, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met het gemiddelde inkomen over een periode van twee jaar, ingaande het vierde jaar dat aan de herberekening voorafgaat. Het inkomen van voormelde jaren waarin dit nihil bedroeg, wordt niet in dit gemiddelde verrekend.

Is het in het vorige lid vermelde gemiddelde inkomen niet hoger dan N, dan gebeurt de herberekening op grond van de kleinste referentierentevoet, die ofwel bij het aangaan van de lening, ofwel op de datum van de herberekening van toepassing is.

Is dit gemiddelde hoger dan N, dan wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening de referentierentevoet toegepast die bij het aangaan van de lening van toepassing was, verhoogd met 1 %.

Wanneer bij het verstrijken van elke vijfjaarlijkse periode de overeenkomstig de vorige leden herberekende rentevoet of toe te passen referentierentevoet hoger is dan de op de lening toegepaste rentevoet, dan kan de ontlener het nog uitstaande kapitaal terugbetalen, zonder wederbeleggingsvergoeding of andere kosten, mits hij bij aangetekend schrijven een opzeggingstermijn van drie maanden in acht neemt.

Voor de toepassing van de bepalingen van deze paragraaf is N het bedrag waarnaar verwezen wordt in § 1 van artikel 3 van dit besluit, gekoppeld aan de gezondheidsindex van de decembermaanden van de jaren die in aanmerking worden genomen voor de berekening van het gemiddelde inkomen zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf.

De instelling dient van de inhoud van de bepalingen betreffende de vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet uitdrukkelijk melding te maken in de leningsovereenkomsten met haar ontleners.

Art. 3.§ 1. De particulier die een tussenkomst voor de aankoop van een bouwgrond in het doelgebied aanvraagt, moet op de referentiedatum voldoen aan volgende voorwaarden : 1° in het derde jaar dat de referentiedatum voorafgaat, een inkomen hebben gehad dat niet minder bedraagt dan 400.000 fr en niet meer bedraagt dan : a) 1.200.000 fr voor alleenstaanden; b) 1.700.000 fr voor gehuwden en samenwonenden; 2° geen ander bebouwbaar of bebouwd onroerend goed in volle eigendom hebben of een bebouwd onroerend goed volledig in vruchtgebruik hebben dan het goed waarvoor de tussenkomst wordt aangevraagd;3° gedurende minimum 10 jaar gedomicilieerd zijn geweest in het doelgebied. De maximum-bedragen, bedoeld in het eerste lid, 1°, worden verhoogd met 100.000 fr per persoon ten laste. § 2. Indien uit het aanslagbiljet blijkt dat het inkomen kleiner is dan 400.000 fr, dan wordt het inkomen van het jaar nadien of eventueel zelfs van het lopende jaar in aanmerking genomen, voorzover het maximumbedrag vermeld in § 1, 1° niet wordt overschreden. Het inkomen kan dan met alle middelen worden aangetoond.

Art. 4.§ 1. De bouwgrond waarvoor de tussenkomst wordt aangevraagd moet gelegen zijn in het doelgebied. De bouwgrond mag niet groter zijn dan 8 are, behalve om stedenbouwkundige redenen én na uitdrukkelijke instemming van de instelling. § 2. Komen niet in aanmerking : 1° de aankoop van een bouwgrond waarvoor de notariële akte werd verleden vóór 1 augustus 1998 en na een door de minister te bepalen datum;2° vervreemdingen om niet, zoals schenkingen en erfenissen.

Art. 5.§ 1. Met een maximum van 1.200.000 fr, is de in artikel 2 bedoelde tussenkomst gelijk aan het verschil tussen de kostprijs van de bouwgrond en de kostprijs van de bouwgrond berekend op basis van de gemiddelde prijs per m2 zoals bepaald in § 2. De kostprijs wordt bepaald inclusief opmetingskosten en exclusief registratie- en notariskosten.

Het verschil, bepaald overeenkomstig het eerste lid, wordt gedeeld door 240. Het aldus berekende bedrag, voor zover het tenminste 500 fr bedraagt en beperkt tot 5.000 fr, wordt maandelijks door de instelling aan de particulier verstrekt.

Het recht op de tussenkomst wordt slechts verworven voor één jaar.

Jaarlijks beslist de minister op basis van een door de instelling opgestelde lijst waarin vermeld wordt welke particulieren nog voldoen aan de persoonlijke bewoningsplicht en inkomensvoorwaarde, wie nog verder van de tussenkomst kan genieten.

De totale termijn voor uitbetaling kan in ieder geval nooit langer zijn dan 20 jaar en vangt aan vanaf de referentiedatum. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt als gemiddelde kostprijs van bouwgrond in Vlaanderen 2.500 fr per m2 genomen. Dit bedrag kan door de minister aangepast worden wanneer de gemiddelde kostprijs van bouwgrond in Vlaanderen een veelvoud van vijfhonderd overschrijdt. Dit bedrag wordt dan steeds afgerond naar het hogere vijfhonderdtal. § 3. De in § 1 bedoelde tussenkomst wordt verstrekt voor zover de particulier geen eerdere tussenkomst in toepassing van dit besluit heeft verkregen. § 4. Bij het toestaan van tussenkomsten door de instelling geldt een voorrang voor die particulieren die een maatschappelijke, economische en/of socio-culturele binding hebben met het doelgebied. Er dient eveneens prioriteit gegeven te worden aan aanvragen van particulieren voor de aankoop van een bouwgrond, gelegen in Wemmel, Kraainem, Wezembeek-Oppem, Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Drogenbos, Overijse, Tervuren, Hoeilaart.

Art. 6.§ 1. De aanvraag tot tussenkomst in de aankoopprijs van een bouwgrond in het doelgebied, wordt door de particulier ingediend bij de instelling. § 2. Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd : 1° een door de particulier ondertekend document waarin hij verklaart dat : a) de aanvraag betrekking heeft op de aankoop van een bouwgrond voor de bouw van zijn enige woning in volle eigendom;b) hij zich ertoe verbindt om binnen de vijf jaar na de referentiedatum, de gebouwde woning effectief te bewonen;c) hij de woning als hoofdverblijfplaats zal gebruiken en binnen de periode van 20 jaar vanaf datum van effectieve bewoning niet zal vervreemden of verhuren, tenzij aan personen die beantwoorden aan de voorwaarden van dit besluit en mits uitdrukkelijke toestemming van de instelling;2° een door de burgemeester of de kredietinstelling eensluidend verklaard afschrift van het aanslagbiljet betreffende het inkomen van het derde jaar dat de referentiedatum voorafgaat;3° een attest opgemaakt door het gemeentebestuur betreffende de gezinssamenstelling en waaruit eveneens blijkt dat de particulier minimum 10 jaar gedomicilieerd is geweest in het doelgebied;4° een attest opgemaakt door het ministerie van Financiën, administratie van de BTW, Registratie en Domeinen, betreffende het onroerend bezit;5° de nodige attesten die de maatschappelijke, economische en/of socio-culturele binding met het doelgebied aantonen;6° een afschrift van de notariële aankoopakte.

Art. 7.De in artikel 2 bedoelde subsidie wordt aan de instelling uitbetaald op 1 juli van elk jaar door de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De instelling dient deze subsidie in zijn boekhouding op te nemen onder een afzonderlijk fonds, waarin ook alle betalingen aan particulieren en alle opbrengsten van deze subsidie dienen geboekt moeten worden.

Alle opbrengsten die met deze subsidie zouden gegenereerd worden voordat de tussenkomsten verstrekt worden, evenals alle eventueel teruggevorderde tussenkomsten, dienen aangewend te worden voor hetzelfde doel conform dit besluit van de Vlaamse regering.

Jaarlijks dient door de instelling aan de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap verslag uitgebracht te worden over de besteding van alle middelen, opgenomen in dit fonds.

Van de opbrengsten mag jaarlijks 250.000 fr aangewend worden voor administratieve werkingskosten, bedrag dat jaarlijks op 1 januari aangepast wordt aan de evolutie van de gezondheidsindex, met als basis het indexcijfer van december 1998.

Art. 8.§ 1. Bij niet-naleving van de voorwaarden, vermeld onder artikel 6, § 2, 1°, dient de tussenkomst integraal terugbetaald te worden.

Het naleven van de persoonlijke bewoningsplicht en het voldoen aan de inkomensvoorwaarde door de particulier dient jaarlijks door de instelling gecontroleerd te worden aan de hand van de nodige bewijsstukken, die door de particulier op eigen initiatief jaarlijks dienen voorgelegd te worden aan de instelling. § 2. Jaarlijks wordt de overeenkomstig artikel 5 van dit besluit vastgestelde tussenkomst herzien, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met het inkomen van het derde jaar dat de herziening voorafgaat. Ook artikel 4, § 2 van dit besluit is voor deze herziening van toepassing.

Is het in het vorige lid vermelde inkomen niet hoger dan N, dan kan de tussenkomst toegekend worden.

Voor de toepassing van de bepalingen van deze paragraaf is N het bedrag waarnaar verwezen wordt in § 1 van artikel 3 van dit besluit, verhoogd met 10 % vanaf vijf jaar na de referentiedatum, met 20 % vanaf tien jaar na de referentiedatum en met 30 % vanaf vijftien jaar na de referentiedatum.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1998.

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 juli 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS

^