Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 maart 2005
gepubliceerd op 02 juni 2005

Besluit van de Vlaamse Regering houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005035613
pub.
02/06/2005
prom.
25/03/2005
ELI
eli/besluit/2005/03/25/2005035613/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 MAART 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen


De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wet van 21 december 1998 en 5 februari 1999 en artikel 13;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juli 2004;

Gelet op het overleg tussen de Gewesten en de Federale Overheid op 28 juni 2004, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 17 september 2004;

Gelet op het advies nr. 38 102/3 van de Raad van State, gegeven op 15 februari 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen gewijzigd werd bij de Richtlijn 2004/55/EG van de Commissie van 20 april 2004 en deze richtlijnen een verplichting inhouden zich er binnen de voorgeschreven termijn naar te schikken;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° groenvoedergewassen : de gewassen en kiemen van de volgende geslachten en soorten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onder het hier omschreven begrip vallen ook de volgende hybriden die verkregen zijn door kruising van de hierboven vermelde soorten : x Festulolium (Festuca spp.x Lolium spp.) hybriden die het gevolg zijn van de kruising van een soort van het geslacht Festuca met een soort van het geslacht Lolium (x Festulolium);

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;3° basiszaad : a) zaad van gekweekte rassen : zaad, 1) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;2) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad;3) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad opgesomd in bijlage I en II;4) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld;b) zaad van landrassen : zaad : 1) dat is voortgebracht onder officieel toezicht uit officieel als landras goedgekeurd materiaal op een of meer bedrijven binnen een nauwkeurig afgebakend gebied van oorsprong;2) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad;3) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad opgesomd in bijlage I en II;4) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld; 4° gecertificeerd zaad : zaad van alle onder 1° opgenomen soorten, met uitzondering van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad opgesomd in bijlage I en II;b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan de productie van zaad;c) dat, onder voorbehoud van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad in bijlage I en II;d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in a), b) en c) voldoet; 5° gecertificeerd zaad, eerste generatie (Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad vastgesteld in bijlage I en II en waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat dat het geval is;b) dat bestemd is voor het voortbrengen van zaad van de categorie gecertificeerd zaad, tweede generatie dan wel voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen;c) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, vastgesteld in bijlage I en II;d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in a), b) en c) voldoet; 6° gecertificeerd zaad, tweede generatie (Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., Medicago sativa) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste generatie of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad vastgesteld in bijlage I en II en waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat zulks het geval is;b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen;c) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, vastgesteld in bijlagen I en II;d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in a), b) en c) voldoet.7° handelszaad : zaad : a) dat soortecht is;b) dat, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor handelszaad opgesomd in bijlage II, onder III;c) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld;8° gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen : de lijst van alle rassen waarvan het zaaizaad of pootgoed, op grond van artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras is onderworpen;9° kleine verpakking EG A : verpakking met een mengsel van zaden dat niet bestemd is voor de voortbrenging van groenvoedergewassen, met een nettogewicht van ten hoogste 2 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;10° kleine verpakking EG B : verpakking met basiszaad, gecertificeerd zaad, handelszaad of - voorzover het geen kleine verpakkingen EG A betreft - een mengsel van zaden, met een nettogewicht van ten hoogste 10 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, als ze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;11° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door autoriteiten van een staat;b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat;c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen die handelen onder het toezicht van een staat; De personen, genoemd onder 11°, b) en c), mogen geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van bovenvermelde maatregelen; 12° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;13° dienst : de Vlaamse dienst bevoegd voor de certificering van teeltmateriaal;14° in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik. Onder in de handel brengen, wordt niet verstaan : a) de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen : 1) beschikbaarstellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;2) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft;b) het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener. Daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment moet voldoen.

De voorwaarden voor de uitvoering van de bepalingen, bedoeld in het tweede lid, b) worden vastgesteld door de minister, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. § 2. Het onderzoek onder officieel toezicht, bedoeld in § 1, 4°, d), 2), 5°, d), 2), 6°, d), 2) moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de keurmeesters : a) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;b) mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) moeten officieel zijn erkend door de dienst, waarbij die erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten, dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;d) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren, overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van de teelten wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Voor zelfbestuivende gewassen is dat gedeelte 10 % en voor kruisbestuivende gewassen 20 %.

Voor rassen waarvoor officiële laboratoriumtesten moeten worden uitgevoerd om via morfologische, fysiologische of, in voorkomend geval, biochemische identificatie de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad na te gaan, gelden controlepercentages van respectievelijk 5 % en 15 %; 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° bij overtredingen van de regels inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken, kan de minister opleggen om de in § 2, 1°, onder c) bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters intrekken als ze schuldig worden bevonden aan het bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Bij dergelijke overtredingen wordt de certificering van het onderzochte zaad in kwestie nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art. 2.Dit besluit is niet van toepassing : 1° op zaaizaad dat bestemd is voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Unie, voorzover de bestemming kan worden bewezen door de voortbrenger, de bereider of de houder en, als die zaden zich in een magazijn, bereidingsplaats of entrepot van een bereider, een invoerder of verkoper bevinden en bij die zaden een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding : " Uitvoer buiten de Europese Unie ";2° op zaden in doorvoer, mits ze vergezeld zijn van afdoende bewijsstukken betreffende hun bestemming. HOOFDSTUK II. - De handel Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de hoedanigheid

Art. 3.§ 1. Zaaizaad van de soorten, bedoeld in artikel 1, 1°, mag slechts in de handel worden gebracht als het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad van rassen die voorkomen op de nationale catalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen.

Deze bepaling geldt niet voor de volgende soorten van zaaizaad : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. In afwijking van § 1 en § 2, mag ook niet-bewerkt zaad in de handel worden gebracht met het oog op zijn bewerking, voorzover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art. 4.§ 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de met betrekking tot de kiemkracht in de bijlage II gestelde voorwaarden mag, in afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld.

Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op gecertificeerd zaad van Trifolium pratense, dat bestemd is voor verdere voortbrenging van gecertificeerd zaad. § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, "basiszaad", "gecertificeerd zaad" van alle soorten of "handelszaad", waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden, met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer.

De leverancier waaborgt de kiemkracht die is vastgesteld bij de voorlopige analyse. De kiemkracht moet bij het in de handel brengen vermeld worden op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij.

Art. 5.In afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, kan de minister aan producenten toestemming verlenen om de volgende zaden in de handel te brengen : 1° kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;2° passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming op de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. Voor genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen om negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu te voorkomen.

Voor de milieurisicobeoordeling die daarvoor uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen van overeenkomstige toepassing.

De doeleinden, waarvoor de bedoelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend, worden vastgesteld door de minister, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding

Art. 6.Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad mogen slechts in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig artikelen 7, 8, 9 en 10, is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding.

De minister mag van het bepaalde in het eerste lid afwijkingen vaststellen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding.

Art. 7.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad, behalve kleine verpakkingen EG B van gecertificeerd zaad en handelszaad zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikel 8 en 10 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet ten minste het in de eerste lid bedoelde etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt, ofwel moet op de sluiting een officieel zegel zijn aangebracht. Die maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. De volgende sluitingssystemen voor verpakking worden geacht niet opnieuw gebruikt te kunnen worden : 1° de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, die voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zodanig wordt gesloten dat zij niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd;2° de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers beginnende met het nummer 1 aan de bovenkant of een soortgelijke opdruk (letters, tekening) die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben;3° de sluitingen van papieren of plastic zakken die geen andere opening dan de vulopening hebben, op voorwaarde dat de zak wordt gesloten door de druk van het gewicht van de inhoud, dat de lengte van de sluiting ten minste 22 % van de breedte van de zak bedraagt en zaden bevat van de volgende soorten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2.Een nieuwe, eventueel herhaalde, sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht gebeuren. In dat geval moet eveneens op het in artikel 8 en 10 bedoelde etiket melding worden gemaakt van de laatste sluiting, de datum van aanbrenging daarvan en de dienst die de sluiting heeft verricht.

Art. 8.Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad, behalve kleine verpakkingen EG B van gecertificeerd zaad en handelszaad moeten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° a) aan de buitenkant voorzien zijn van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Europese Unie.b) de kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad.c) als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.d) als, in het geval, bedoeld in artikel 4 § 1, het basiszaad of gecertificeerd zaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.e) het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.f) volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de Minister toestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket.2° een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, sub a), punten 3, 5 en 6, voor het etiket en, sub b), punten 2, 4 en 6, voor handelszaad, zijn voorgeschreven.Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het in artikel 8, 1°, bedoelde etiket.

Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer, overeenkomstig artikel 8, 1°, een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.

Art. 9.Kleine verpakkingen EG B moeten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ze worden zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of de aanduiding op de verpakking sporen van manipulatie vertoont.Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht plaatsvinden; 2° ze zijn aan de buitenkant, overeenkomstig bijlage IV van dit besluit, deel B, voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst in een van de officiële talen van de gemeenschap.Bij doorzichtige verpakkingen mag het etiket zich binnenin bevinden, op voorwaarde dat het door de verpakking heen kan worden gelezen. Voor de kleur van het etiket is artikel 8, 1°, van toepassing; 3° ze zijn aan de buitenkant of op het sub 2° bedoelde etiket van de leverancier, voorzien van een officieel volgnummer.Bij gebruik van een officieel gometiket met dat volgnummer, is voor de kleur artikel 8 van toepassing.

Voorzover de in bijlage IV van dit besluit, deel B, bedoelde gegevens zijn overgenomen op het officiële gometiket, is de aanduiding bedoeld in het eerste lid, 2°, niet vereist.

Art. 10.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld : 1° certificeringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken;2° partijnummer;3° maand en jaar van de sluiting of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming, ten behoeve van de certificering;4° soort ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift;5° ras ten minste vermeld in Latijns schrift;6° aanduiding prebasiszaad;7° aantal generaties dat aan het zaad van de categorie gecertificeerd zaad of van de categorie gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering voorafgaat. Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Als, in het geval, bedoeld in artikel 4, het zaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden voor de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Art. 11.Zaad van groenvoedergewassen dat, overeenkomstig artikel 3, § 1 en § 2, in de handel gebracht wordt en dat bestemd is voor goedkeuring, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, § 3, moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig artikel 7, § 1;2° vergezeld gaan van een document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

Art. 12.Wat betreft het sluitingssysteem en de aanduiding van de verpakkingen voor het in de handel brengen van zaad van de categorie gecertificeerd zaad in bulk aan de eindverbruiker, is er in een vereenvoudiging voorzien, namelijk : 1° de recipiënten zijn afgesloten;2° de gegevens op het officiële etiket moeten ook worden aangebracht op een door de leverancier aan de eindverbruiker te overhandigen document;3° de hoeveelheden in bulk verkocht zaad worden aan het einde van ieder kalenderjaar door de leverancier aan de dienst medegedeeld.

Art. 13.Voor zaad van een ras dat genetisch gemodificeerd is, wordt op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens dit besluit op de partij zaad is aangebracht of die partij vergezelt, duidelijk vermeld dat het ras genetisch gemodificeerd is.

Art. 14.Als het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard of het handelszaad een chemische behandeling heeft ondergaan, wordt dat op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leveranciers of in de verpakking vermeld.

Bovendien wordt de naam van elke werkzame stof van het product of de gebruikte producten vermeld op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.

Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat chemisch werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend, overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat al chemisch behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegestaan, overeenkomstig de voormelde reglementering.

De minister kan, onder de voorwaarden die hij vaststelt, afwijkingen toestaan met het oog op wetenschappelijke opzoekingen en proefnemingen. Afdeling III. - Mengsels van zaden.

Art. 15.§ 1. Zaad in mengsels van verschillende geslachten, soorten of rassen mag in de handel worden gebracht onder de volgende voorwaarden : 1° als het niet bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt.In dat geval mogen deze mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn als bedoeld in dit besluit; 2° als het bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt.In dat geval, bevatten deze mengsels zaad van de rassen, genoemd in dit besluit en in het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie, met uitzondering van de rassen, bedoeld in artikel 4, § 2, onder a, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen; 3° als het bestemd is voor het behoud van het natuurlijk milieu in het kader van de instandhouding van de in artikel 29, § 1, 2° bedoelde genetische hulpbronnen.In dat geval mogen de mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn in de zin van dit besluit.

De gevallen, bedoeld in punt 1° en 2°, moeten de diverse bestanddelen van de mengsels, als ze behoren tot een plantensoort genoemd in dit besluit en in de koninklijke besluiten houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie, voordat ze gemengd worden, in overeenstemming zijn met de daarop van toepassing zijnde voorschriften voor het in de handel brengen ervan.

Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de minister de andere voorwaarden vaststellen, met inbegrip van de etikettering, de aan de ondernemingen verleende technische toestemming om mengsels van zaad te maken, de controle op de productie van mengsels en het nemen van monsters van de gemaakte partijen en mengsels.

De minister kan ook, voor het in artikel 15, § 1, 3°, bedoelde geval, overeenkomstig de Beschikking 2004/371/EG van de Commissie van 20 april 2004 betreffende voorwaarden voor het in de handel brengen van zaadmengsels bestemd voor gebruik als voedergewas, de voorwaarden vaststellen waaronder de mengsels in de handel mogen worden gebracht. § 2. Artikel 5, 6, 8, 9 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de mengsels bedoeld in § 1. De officiële etiketten zijn evenwel in alle gevallen groen. § 3. Voor de toepassing van § 2 worden kleine verpakkingen EG A gelijkgesteld met kleine verpakkingen EG B. Voor eerstgenoemde kleine verpakkingen, is het officiële volgnummer, bedoeld in artikel 9, eerste lid, 3°, evenwel niet vereist.

Art. 16.De toepassing van bijlage IV, A, I, c), 5 en B, c), 11, van dit besluit is onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° de samenstelling en de benaming van het zaadmengsel wordt gedeponeerd bij de dienst, ook wanneer het mengsel in het buitenland is verpakt.Deze dienst levert een omstandig ontvangstbewijs af dat geldt als toelating; 2° de samenstelling van het mengsel wordt vermeld op de verpakking of op een afzonderlijk vouwblad dat aan elke verpakking wordt gehecht. Nochtans kan, wat bijlage IV, B, c, van dit besluit betreft, worden volstaan met het ter plaatse in voorraad hebben van een document waarop de samenstelling is vermeld en dat op eenvoudig verzoek aan de koper wordt overhandigd. Afdeling IV. - Overige bepalingen

Art. 17.§ 1. Zaaizaad van groenvoedergewassen, ander dan prebasiszaad, dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Unie, mag enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dat land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht, gelijkwaardig is aan basiszaad, gecertificeerd zaad, gecertificeerd zaad van de eerste of de tweede of handelszaad dat in de Europese Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van de Richtlijn 66/401/EEG van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen, laatst gewijzigd door Richtlijn 2004/55/EG van de Commissie van 20 april 2004.

Bovendien moeten, in voorkomend geval, de door de instellingen van de Europese Unie vastgestelde bijzondere voorwaarden zijn vervuld. § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing op de volgende soorten zaad : 1° prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad slechts in de handel mag worden gebracht indien de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld.De minister kan daarvoor afwijkingen bepalen; 2° het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat van de Europese Unie gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 66/401/EEG moet voldoen.

Art. 18.Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard of handelszaad en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de minister, na machtiging door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, noch in de nationale rassencatalogus voorkomen tot de handel toelaten.

Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld. In het geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het het voor handelszaad voorgeschreven etiket. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

Art. 19.De minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 20.De dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlands zaaizaad. Die controle omvat : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht, zoals bepaald in artikel 1, § 2, 3°;4° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;5° het onderzoek in laboratoria;6° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten, overeenkomstig artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14. De dienst is eveneens belast met het toezicht op de bereiding van mengsels en met de controle op het zaaizaad, bedoeld in artikel 3, § 3.

Art. 21.In het keuringsreglement, bedoeld in artikel 26, zijn de volgende voorwaarden en bepalingen opgenomen : 1° de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de controle, bedoeld in artikel 20;2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten die bestemd zijn voor de productie van zaaizaad en de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 20. Bovenvermelde personen worden door de dienst erkend wanneer uit een onderzoek blijkt dat deze voorwaarden zijn vervuld.

Art. 22.Het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld.

Art. 23.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.

Art. 24.De minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten strengere voorwaarden stellen dan de voorwaarden opgenomen in bijlage I en II.

Art. 25.Bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring, gebeurt de bemonstering volgens geschikte methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering bestaat uit homogene partijen : het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan : een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 26.Op voorstel van de dienst, stelt de minister een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van groenvoedergewassen vast. HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen

Art. 27.Met officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van groenvoedergewassen beantwoordt aan de in dit besluit vervatte voorwaarden. De bemonstering en het officiële zaadonderzoek vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering bestaat uit homogene partijen en het maximumgewicht van een partij wordt vermeld in bijlage III. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan, een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 28.Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese gemeenschap, neemt de minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld : 1° soort;2° ras;3° categorie;4° producerend land en officiële keuringsdienst;5° land van verzending;6° invoerder;7° hoeveelheid zaaizaad.

Art. 29.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden en volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de minister specifieke voorwaarden vaststellen : 1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten : 1° in het onder § 1, 2° bedoelde geval, is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort;2° in het onder § 1, 2° bedoelde geval, passende kwantitatieve beperkingen.

Art. 30.De termijn, waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art. 31.De facturen, contracten van catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijkaardige documenten moeten de aanduidingen dragen die, naargelang het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a), 5, 6, 7 en 10 of in bijlage IV, A, b), 2, 6, 7 en 9.

Art. 32.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de bovengenoemde documenten werden opgemaakt, bewaren om ze ter plaatse aan de beambten belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit op hun verzoek voor te leggen.

Art. 33.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 34.Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Art. 35.Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2001, wordt opgeheven.

Art. 36.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 maart 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlagen Bijlage I Voorwaarden waaraan het gewas moet voldoen 1. Op het perceel, mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas.Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht. 2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze afstanden behoeven niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is.3. Planten van andere soorten, waarvan de zaden in het laboratorium moeilijk te onderscheiden zijn van het gewas, mogen slechts in geringe mate aanwezig zijn.In het bijzonder, moeten gewassen van de Lolium-soorten en x Festulolium aan de volgende voorwaarden voldoen : het aantal planten van een andere Lolium-soort dan het gewas mag niet meer bedragen dan : - 1 per 50 m2 voor de productie van basiszaad; - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad. 4. Het gewas van de soorten Pisum sativum, Vicia faba, Brassica napus var.napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.

In het bijzonder, gewassen van andere soorten, dan Pisum sativum, Vicia faba, Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala of van Poa pratensis, moeten aan de volgende eisen voldoen : het aantal planten van deze soorten, die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan : a) 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;b) 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad. Voor Poa pratensis, mag het aantal planten van soorten, die kennelijk niet tot het betrokken ras behoren, niet meer bedragen dan : a) 1 per 20 m2 voor de productie van basiszaad;b) 4 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad. Voor rassen die volgens erkende procedures officieel worden ingedeeld als "van één kloon afkomstige apomictische rassen", kan een aantal planten die kennelijk niet tot het betrokken ras behoren en waarvan het aantal niet meer bedraagt dan 6 per 10 m2, als in overeenstemming worden beschouwd met voornoemde normen voor de productie van gecertificeerd zaad. 5. De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.6. Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen, hetzij keuringen uitgevoerd onder officieel toezicht. Bij deze veldkeuringen, moeten de volgende punten in acht genomen worden : a) de stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken;b) er moet ten minste één veldkeuring plaatsvinden;c) de grootte, het aantal en de verdeling van de perceelstukken, waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten volgens daarvoor passende methoden worden vastgesteld. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoederzaden.

Brussel, 25 maart 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlage II Voorwaarden waaraan het zaaizaad moet voldoen I. Gecertificeerd zaad. 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.Het zaaizaad van de onderstaande soorten moet met name aan de volgende normen of eisen voldoen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I, onder 6 omschreven veldkeuringen. 2. Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten inclusief lupinezaden van een andere kleur en zaden van bitterstofhoudende lupinen aan de volgende normen of eisen voldoen : A.tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt I, 2, A, van deze bijlage opgenomen tabel. a) Alle na voorbehandeling niet gekiemde verse en gezonde zaden worden beschouwd als gekiemde zaden.b) Hardschalige zaden worden voor zover zij het aangegeven maximumpercentage niet overschrijden, meegeteld als kiemkrachtige zaden.c) Een maximum gewichtspercentage van 0,8 % aan zaden van andere Poa-soorten geldt niet als onzuiverheid.d) Een maximum gewichtspercentage van 1 % aan zaden van Trifolium pratense geldt niet als onzuiverheid.e) Een maximum gewichtspercentage van 0,5 aan zaden van Lupinus albus, Lupinus angustifolius, Lupinus luteus, Pisum sativum, Vicia faba, Vicia pannonica, Vicia sativa, Vicia villosa, in een van de andere genoemde soorten, geldt niet als onzuiverheid.f) Het voorgeschreven maximum gewichtspercentage aan zaden van één enkele soort geldt niet voor zaden van Poa-soorten.g) De aanwezigheid van maximaal twee zaden van Avena fatua, Avena ludoviciana of Avena sterilis, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van dezelfde grootte volledig vrij is van zaden van deze soorten.h) De aanwezigheid van één zaad van Avena fatua, Avena ludoviciana of Avena sterilis, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van tweemaal de voorgeschreven grootte volledig vrij is van zaden van deze soort.i) Het aantal zaden van Avena fatua, Avena ludoviciana of Avena sterilis wordt slechts bepaald indien er twijfel bestaat of aan de in kolom 12 vastgestelde eisen is voldaan.j) Het aantal zaden van Cuscuta-soorten wordt slechts bepaald indien er twijfel over bestaat of in kolom 13 vastgestelde eisen is voldaan.k) De aanwezigheid van één zaad van Cuscuta-soorten, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid indien een tweede monster van dezelfde grootte volledig vrij is van zaden van Cuscuta-soorten.l) Om het aantal zaden van Cuscuta-soorten te bepalen, moet het monster tweemaal zo groot zijn als de in kolom 4 van bijlage III, voor deze soort aangegeven grootte.m) De aanwezigheid van één zaad van Cuscuta-soorten, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid indien een tweede monster van tweemaal de voorgeschreven grootte volledig vrij is van zaden van Cuscuta-soorten.n) Het aantal zaden van andere Rumex-soorten, dan Rumex acetosella en Rumex maritimus, moet slechts worden bepaald indien er twijfel over bestaat of aan de in kolom 14 vastgestelde eisen is voldaan.o) Het percentage van het aantal lupinezaden van een andere kleur mag niet meer bedragen dan : 1) 2 in bitterstofhoudende lupinen;2) 1 in andere dan bitterstofhoudende lupinen.p) Het percentage van het aantal zaden van bitterstofhoudende lupinen, in andere rassen dan bitterstofhoudende lupinen, mag niet meer bedragen dan 2,5.3. De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn. II. Basiszaad.

Voor basiszaad, gelden de voorwaarden van deel I van deze bijlage, tenzij hieronder anders is bepaald. 1. Zaad van Pisum sativum, Brassica napus var.napobrassica, Brassica oleracea conv. acephala, Vicia faba en van rassen van Poa pratensis, als bedoeld in het laatste lid van punt 4 van bijlage I, moet, overeenkomstig de onderstaande normen of eisen, voor ten minste 99,7 % raszuiver zijn. Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de bijlage I, onder 6 omschreven veldkeuringen. 2. Het zaad moet aan de volgende normen of andere eisen voldoen : A.tabel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt II, 2, A, van deze bijlage opgenomen tabel : a) De aanwezigheid van maximaal 80 zaden van Poa-soorten geldt niet als onzuiverheid.b) De in kolom 3 vastgestelde eis is niet van toepassing op zaaizaad van Poa-soorten.Het totale maximale aantal van de andere Poa-soorten dan de soort die onderzocht wordt mag niet meer dan 1 bedragen, in een monster van 500 zaden. c) De aanwezigheid van maximaal 20 zaden van Poa-soorten geldt niet als onzuiverheid.d) Het aantal zaden van Melilotus-soorten wordt slechts bepaald indien er twijfel over bestaat of aan de in kolom 7 vastgestelde eisen is voldaan.e) De aanwezigheid van één zaad van Melilotus-soorten, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid indien een tweede monster van tweemaal de voorgeschreven grootte volledig vrij is van zaden van Melilotus-soorten.f) Voorwaarde c), in punt 2, B van deel I, van deze bijlage, is niet van toepassing.g) Voorwaarde d), in punt 2, B van deel I, van deze bijlage, is niet van toepassing.h) Voorwaarde e), in punt 2, B van deel I, van deze bijlage, is niet van toepassing.i) Voorwaarde f), in punt 2, B van deel I, van deze bijlage, is niet van toepassing.j) De voorwaarden k) en m), in punt 2, B van deel I, van deze bijlage, zijn niet van toepassing.k) Het percentage van het aantal zaden van bitterstofhoudende lupinen in andere dan mag niet meer bedragen dan 1. III. Handelszaad.

Voor handelszaad, gelden de voorwaarden van deel I, punt 2 en punt 3, van deze bijlage, tenzij hieronder anders is bepaald. 1. De gewichtspercentages van kolom 5 en 6 van de in deel I, sub 2, A, van deze bijlage opgenomen tabel worden met 1 verhoogd.2. Voor Poa annua, geldt een gewichtspercentage van maximaal 10 aan zaden van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid.3. Voor andere Poa-soorten dan Poa annua, geldt een gewichtspercentage van maximaal 3 aan zaden van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid.4. Voor Hedysarum coronarium, geldt een gewichtspercentage van maximaal 1 aan zaden van Melilotus-soorten niet als onzuiverheid.5. Voorwaarde d), ten aanzien van Lotus corniculatus, in punt 2 van deel I, van deze bijlage, is niet van toepassing.6. Voor Lupinus-soorten : a) bedraagt de minimum mechanische zuiverheid 97 gewichtspercenten;b) mag het percentage van het aantal lupinezaden van een andere kleur niet meer bedragen dan : 1) 4, in bitterstofhoudende lupinen;2) 2, in andere dan bitterstofhoudende lupinen. 7. Voor Vicia spp., geldt een gewichtspercentage van maximaal 6 aan zaden van Vicia pannonica, Vicia villosa of aanverwante cultuursoorten in één van de andere genoemde soorten niet als onzuiverheid. 8. Voor Vicia pannonica, Vicia sativa en Vicia villosa, bedraagt de minimum mechanische zuiverheid 97 gewichtspercenten. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoederzaden.

Brussel, 25 maart 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlage III Gewicht van een partij zaaizaad en van een monster Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoederzaden.

Brussel, 25 maart 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlage IV Aanduidingen A. Officieel etiket.

I. Te vermelden gegevens. a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad : 1."EG-systeem"; 2. Keuringsdienst en Lidstaat of desbetreffend kenteken;3. Partijnummer; 4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in... (maand en jaar)" of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven : "monster genomen in (maand en jaar)" In het geval van x Festulolium worden de namen van de soorten van het geslacht Festuca en Lolium vermeld; 5. Soort ten minste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;6. Ras ten minste vermeld in Latijns schrift;7. Categorie;8. Producerend land;9. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden;10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht;11. Voor gecertificeerd zaad van de tweede en volgende vermeerderingen vanaf het basiszaad, de vermelding : het aantal generaties vanaf het basiszaad;12. Voor zaad van grasrassen waarvoor geen onderzoek van de cultuur- en gebruikswaarde heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 4, § 2, sub a), van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen : "niet bestemd voor de teelt van voedergewassen"; 13. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. b) Voor handelszaad : 1."EG-systeem"; 2. "Handelszaad (niet naar het ras goedgekeurd)";3. Keuringsdienst en Lidstaat of desbetreffende kenteken;4. Partijnummer; 5. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in... (maand en jaar)" of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit tot goedkeuring als handelszaad, op de volgende wijze aangegeven : "monster genomen in... (maand en jaar)"; 6. Soort (*) ten minste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;7. Teeltgebied;8. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden;9. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht; 10. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden " nacontrole verricht... (maand en jaar) " en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. (*) Voor lupinen voorts vermelden of het gaat om bittere of bitterstofarme lupinen. c) Voor zaadmengsels : 1."Zaadmengsel voor... (gebruiksdoeleinde)"; 2. Instantie die de verpakking heeft gesloten en Lidstaat of desbetreffend kenteken;3. Partijnummer;4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in (maand en jaar)" In het geval van x Festulolium worden de namen van de soorten van het geslacht Festuca en Lolium vermeld;5. Gewichtsverhouding van de verschillende opgegeven bestanddelen naar soort en, in voorkomend geval, naar ras, waarbij soort en ras tenminste dienen te worden vermeld in Latijns schrift, vermelding van de benaming van het mengsel volstaat indien de koper schriftelijk in kennis wordt gesteld van de gewichtsverhouding en indien deze officieel is gedeponeerd;6. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden;7. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht; 8. Waar ten minste voor de kiemkracht van alle bestanddelen van het mengsel nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.

II. Minimumafmetingen. 110 mm x 67 mm.

B. Etiket van de leverancier of tekst op de verpakking (kleine verpakking EG).

Te vermelden gegevens : a) Voor gecertificeerd zaad : 1."Kleine verpakking EG B"; 2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;3. Officieel volgnummer;4. Dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken;5. Partijnummer indien de gecertificeerde partij niet door het officiële volgnummer kan worden geïdentificeerd;6. Soort ten minste vermeld in Latijns schrift;7. Ras ten minste vermeld in Latijns schrift;8. Categorie;9. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht;11. Voor zaad van grasrassen waarvoor geen onderzoek van de cultuur- en gebruikswaarde heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 4, lid 2, sub a), van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen : "niet bestemd voor de teelt van voedergewassen".b) Voor handelszaad : 1."Kleine verpakking EG B"; 2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;3. Officieel volgnummer;4. Dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken;5. Partijnummer indien de gecontroleerde partij niet door het officiële volgnummer kan worden geïdentificeerd;6. Soort (*) ten minste vermeld in Latijns schrift;7. "Handelszaad";8. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;9. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht. (*) Voor de lupinen voorts vermelden of het gaat om bittere of bitterstofarme lupinen. c) Voor zaadmengsels : 1."Kleine verpakking EG A" of "kleine verpakking EG B"; 2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;3. Kleine verpakking EG B : officieel volgnummer;4. Kleine verpakking EG B : dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken;5. Kleine verpakking EG B : partijnummer indien de gebruikte partijen niet door het officiële volgnummer kunnen worden geïdentificeerd;6. Kleine verpakking EG A : partijnummer waardoor de gebruikte partijen kunnen worden geïdentificeerd;7. Kleine verpakking EG A : naam of kenteken van de Lidstaat; 8. "Zaadmengsels voor... (gebruiksdoeleinden)"; 9. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht;11. Gewichtsverhouding van de verschillende opgegeven bestanddelen naar soort en, in voorkomend geval, naar ras, waarbij soort en ras ten minste dienen te worden vermeld in Latijns schrift, de vermelding van de benaming van het mengsel volstaat indien de gewichtsverhouding aan de koper op diens verzoek kan worden medegedeeld en deze officieel is gedeponeerd. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoederzaden.

Brussel, 25 maart 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlage V Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere Lidstaat A. Op het etiket te vermelden gegevens : 1. Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en Lidstaat of hun kenteken.2. Soort ten minste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.3. Ras ten minste vermeld in Latijns schrift.4. Categorie.5. Referentienummer van het veld of van de partij.6. Opgegeven netto- of brutogewicht.7. De vermelding "niet definitief goedgekeurd zaad". B. Kleur van het etiket Het etiket is grijs van kleur.

C. Op het document te vermelden gegevens : 1. Instantie die het document afgeeft.2. Soort ten minste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.3. Ras ten minste vermeld in Latijns schrift.4. Categorie.5. Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd.6. Referentienummer van het veld of van de partij.7. Oppervlakte die is geteeld voor de productie van de bij het document behorende partij.8. Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen.9. Voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad.10. Verklaring dat, bij de teelt, waarvan het zaad afkomstig is, aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.11. In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoederzaden.

Brussel, 25 maart 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

^