Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 oktober 2019
gepubliceerd op 28 januari 2020

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de VLAREME van 28 oktober 2016, wat betreft de voorwaarden voor het verkrijgen van een derogatie van de bemestingsnormen als vermeld in artikel 13 van het Mestdecreet van 22 december 2006

bron
vlaamse overheid
numac
2020020061
pub.
28/01/2020
prom.
25/10/2019
ELI
eli/besluit/2019/10/25/2020020061/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 OKTOBER 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de VLAREME van 28 oktober 2016, wat betreft de voorwaarden voor het verkrijgen van een derogatie van de bemestingsnormen als vermeld in artikel 13 van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1205 van de Commissie van 12 juli 2019 tot verlening van een door België voor het Vlaamse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

Gelet op het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, artikel 4, § 3 en § 5, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008, 23 december 2010, 6 mei 2011, 28 februari 2014, 12 juni 2015 en 8 juni 2018, artikel 13, § 4, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, en artikel 59, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2010, 6 mei 2011, 12 juni 2015 en 24 mei 2019;

Gelet op de VLAREME van 28 oktober 2016;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 juni 2019;

Gelet op advies 66.573/1 van de Raad van State, gegeven op 10 oktober 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1.1.3 van de VLAREME van 28 oktober 2016 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° derogatie-effluent: een effluent dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.3.2;"; 2° in punt 6°, d), wordt de zinsnede "waarvoor een attest als vermeld in artikel 5.3.1.1, eerste lid, is verkregen" opgeheven; 3° in punt 8° en punt 9° worden de woorden "de varkensmest" vervangen door de woorden "dierlijke mest";4° in punt 13° wordt de zinsnede "of 14, § 9," opgeheven.

Art. 2.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 22 december 2017, 30 maart 2018 en 11 januari 2019, wordt het hoofdstuk 5, dat bestaat uit artikel 5.1.1 tot en met 5.6.2, opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "Hoofdstuk 5. Derogatie Afdeling 1. De aanvraag van derogatie

Art. 5.1.1. § 1. De landbouwer die voor een aantal percelen van zijn bedrijf een derogatie wil verkrijgen, dient uiterlijk op 15 februari van het jaar waarvoor hij de derogatie aanvraagt, een aanvraag van derogatie in bij de Mestbank via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt. De landbouwer kan, met één aanvraag, voor verschillende kalenderjaren een derogatie aanvragen. Uiterlijk op 15 februari van het jaar waarvoor de derogatie is aangevraagd, kan de landbouwer een ingediende aanvraag intrekken. Als een ingediende aanvraag van derogatie op 16 februari van het jaar waarvoor de derogatie is aangevraagd, niet ingetrokken is, is de aanvraag voor dat jaar definitief.

De aanvraag, vermeld in het eerste lid, is alleen ontvankelijk als ze op tijd is ingediend en als de aanvrager verklaart dat hij op de hoogte is van de verplichtingen voor de derogatie en dat hij aan de voorwaarden zal voldoen. De aanvrager verklaart dat hij aan de volgende verplichtingen inzake derogatie zal voldoen: 1° de bijkomende gegevens naar aanleiding van de verzamelaanvraag, vermeld in paragraaf 3, vermelden; 2° zich houden aan de maximale bemestingsnormen op de derogatiepercelen, vermeld in artikel 5.2.1.1 van dit besluit; 3° geen dierlijke mest opbrengen op derogatiepercelen, tenzij de dierlijke mest voor de toepassing van dit besluit als derogatiemest wordt beschouwd als vermeld in artikel 5.2.1.2, § 1, van dit besluit, en geen fosfaat uit kunstmest opbrengen op derogatiepercelen die ingedeeld zijn in klasse III of IV als vermeld in artikel 13, § 3, van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten en artikel 5.2.1.2, § 2, van dit besluit; 4° dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen op de percelen waarvoor derogatie is verleend, alleen op of in de bodem brengen van 16 februari tot en met 31 augustus als vermeld in artikel 5.2.1.2, § 3, van dit besluit. Als in het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten strengere bepalingen zijn opgenomen, gelden die strengere bepalingen in afwijking van de voorgaande verplichting; 5° zich houden aan de bijzondere voorwaarden voor grondbewerking en bemestingspraktijk die gelden op derogatiepercelen, vermeld in artikel 5.2.2.1 van dit besluit; 6° zich houden aan de bijzondere voorwaarden voor grondbewerking en de bemestingspraktijken die gelden voor alle percelen van het bedrijf, vermeld in artikel 5.2.2.2 van dit besluit; 7° op bedrijfsniveau het bemestingsplan, vermeld in artikel 5.4.1.1 van dit besluit, tijdig opmaken, bijhouden en aanvullen; 8° de bodemanalyses, vermeld in artikel 5.4.3.1 van dit besluit, laten uitvoeren. § 2. Derogatie kan alleen worden verleend voor percelen waarop derogatiegewassen worden geteeld en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en 3.

De Mestbank stelt de landbouwers, via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarvoor derogatie wordt aangevraagd, een overzicht ter beschikking van al de tot het bedrijf behorende landbouwgronden. Voor elk van de percelen landbouwgrond wordt vermeld of op basis van de op dat moment bekende gegevens voor het perceel in kwestie derogatie wordt verleend. § 3. De landbouwer die een aanvraag als vermeld in paragraaf 1, heeft ingediend, vermeldt uiterlijk op de datum waarop de verzamelaanvraag conform artikel 7 van het ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 18/08/2015 numac 2015036012 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 26 maart 2015 betreffende de verdeling van de Gewestwaarborg toegestaan in de periode van 1 januari 2015 tot 30 juni 2015 aan de erkende kredietmaatschappijen voor de aflossing van de hoofdsom en de interesten van de kredieten bestemd voor de financiering van sociale leningen sluiten moet worden ingediend, of, uiterlijk op 31 mei als de verzamelaanvraag tijdig is ingediend, naar aanleiding van een toevoeging of wijziging, op de verzamelaanvraag de volgende gegevens: 1° de percelen waarvoor derogatie wordt aangevraagd, met vermelding van het derogatiegewas dat wordt geteeld;2° alle percelen blijvend grasland van het bedrijf die in het jaar van de aanvraag zijn of zullen worden gescheurd. In de volgende gevallen kan geen derogatie worden aangevraagd: 1° voor percelen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 41bis of 41ter van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, en waarop geen ontheffing van toepassing is;2° voor percelen in de beschermingszone type I van de waterwingebieden, vermeld in artikel 16 van het voormelde decreet;3° voor percelen in de fosfaatverzadigde gebieden die afgebakend zijn conform artikel 17, § 2, van het voormelde decreet, met uitzondering van de percelen die met toepassing van artikel 17, § 3 en § 4, van het voormelde decreet niet onderworpen zijn aan de fosfaatbemestingsnorm, vermeld in artikel 17, § 1, van het voormelde decreet;4° voor percelen waarvoor beheersovereenkomsten zijn gesloten die de hoeveelheid dierlijke mest die op een perceel mag worden opgebracht, beperken;5° voor percelen waarop ter uitvoering van artikel 13, § 4, artikel 14, § 5 of § 6, artikel 15, artikel 62, § 1, of artikel 84, § 23, van het voormelde decreet, in het voorgaande kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de overeenkomstige eerste drempelwaarde, vermeld in artikel 15, § 1, van het voormelde decreet. In afwijking daarvan wordt geen rekening gehouden met de resultaten van nitraatresidumetingen die het vorige kalenderjaar uitgevoerd zijn in het kader van een nitraatresidu-evaluatie op bedrijfsniveau, en waarbij het resultaat van de in het vorige jaar bepaalde nitraatresidu's kleiner is of gelijk is aan de gewogen gemiddelde nitraatresidudrempelwaarde van het bedrijf, vermeld in artikel 15 van het voormelde decreet; 6° door een bedrijf als vermeld in artikel 15, § 11, van het voormelde decreet; 7° voor percelen die uitgesloten zijn van de aanvraag omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden voor derogatie in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in artikel 5.5.1, eerste lid, van dit besluit; 8° voor derogatiegewassen die zijn uitgesloten van de aanvraag omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden voor derogatie in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in artikel 5.5.1, tweede lid, van dit besluit; 9° voor akkerranden die als ecologisch aandachtsgebied zijn aangelegd, met toepassing van artikel 38 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 24/10/2014 pub. 08/12/2014 numac 2014036845 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid sluiten tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;10° voor percelen waarop, ten gevolge van een doorlichting als vermeld in artikel 62, § 1, van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, een maatregel van kracht is die de toepassing van de derogatie op die percelen verhindert. Afdeling 2. Voorwaarden voor de percelen

Onderafdeling 1. Bemesting Art. 5.2.1.1. In afwijking van artikel 13, § 2, van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, gelden op de derogatiepercelen de volgende bemestingsnormen voor stikstof uit dierlijke mest:

teeltgroep of teeltcombinatie

op zandgronden

op niet-zandgronden

kg N uit dierlijke mest/ha

kg N uit dierlijke mest/ha

grasland dat alleen gemaaid wordt, met inbegrip van de graszodenteelt

250

250

grasland dat niet alleen gemaaid wordt

250

250

derogatiemaïs

250

250

wintertarwe met vanggewas of triticale met vanggewas

200

200

suikerbieten

200

200

voederbieten

200

200


Art. 5.2.1.2. § 1. Met uitzondering van derogatiemest mag op derogatiepercelen geen dierlijke mest worden opgebracht. § 2. Op derogatiepercelen die ingedeeld zijn in klasse III of IV als vermeld in artikel 13, § 3, van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, mag geen fosfaat uit kunstmest worden opgebracht. § 3. Derogatiemest, kunstmest of andere meststoffen mogen alleen op of in de bodem worden opgebracht op derogatiepercelen van 16 februari tot en met 31 augustus. § 4. Als dierlijke mest door erkende mestvoerders wordt vervoerd of wordt vervoerd op grond van een schriftelijke overeenkomst als vermeld in artikel 49 van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, naar het bedrijf van een landbouwer die derogatie heeft aangevraagd, is de landbouwer die de derogatie heeft aangevraagd, op de hoogte van de reëel aangevoerde hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N, vóór het vervoer van die mest plaatsvindt.

Om de reëel aangevoerde hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N, te bepalen, vermeld in het eerste lid, wordt gebruik gemaakt van een analyse van de overeenkomstige mestsoort, uitgevoerd door een erkend laboratorium.

Deze paragraaf is niet van toepassing op het vervoer van dierlijke mest vanuit een exploitatie naar dezelfde exploitatie of een andere exploitatie, op voorwaarde dat beide exploitaties deel uitmaken van hetzelfde bedrijf.

Onderafdeling 2. Grondbewerking en bemestingspraktijk Art. 5.2.2.1. De landbouwer neemt op zijn derogatiepercelen de volgende bijzondere maatregelen: 1° bij het inzaaien of doorzaaien geen zaadmengsel gebruiken dat zaden bevat van leguminosen of van andere planten die stikstof opnemen uit de lucht.In afwijking daarvan is het gebruik van een zaaigoedmengsel van gras en klaver, waarbij er minder dan 50% klaver in het zaaigoed aanwezig is, toegestaan; 2° alle bemesting met derogatiemest, behalve die door uitscheiding door dieren bij begrazing, voor minstens twee derde voor 31 mei van het jaar van de derogatie uitvoeren;3° op een perceel derogatiemaïs: a) als de hoofdteelt maïs voorafgegaan wordt door een snede gras of door een snede snijrogge, het gras niet voor 1 april maaien en de snijrogge niet vóór 15 maart oogsten.Het gras en de snijrogge worden bovendien: 1) ingezaaid uiterlijk op 30 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de derogatie wordt aangevraagd;2) gemaaid en afgevoerd in het jaar waarvoor de derogatie wordt aangevraagd;b) als de hoofdteelt maïs ondergezaaid is met gras, het gras niet omploegen of inwerken vóór 15 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de derogatie is aangevraagd;c) als de hoofdteelt maïs zowel voorafgegaan wordt door gras of snijrogge als ondergezaaid is met gras, de voorwaarden, vermeld in punt a) of b), naleven;4° als op het perceel in kwestie een derogatiegewas van het type wintertarwe met vanggewas of triticale met vanggewas wordt geteeld, is het vanggewas: a) ingezaaid binnen veertien dagen na de oogst van de wintertarwe of de triticale en uiterlijk op 15 september van het jaar waarvoor de derogatie wordt aangevraagd;b) niet omgeploegd of ingewerkt vóór 15 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de derogatie is aangevraagd. Art. 5.2.2.2. § 1. Het scheuren van grasland is alleen in de volgende perioden toegestaan: 1° op zware kleigronden: a) in de periode van 16 februari tot en met 30 april;b) in de periode van 16 september tot en met 31 oktober;2° op andere percelen dan zware kleigronden: a) in de periode van 16 februari tot en met 30 april;b) in de periode van 16 september tot en met 31 oktober als het grasland gescheurd wordt met het oog op de hernieuwing van het grasland. In het eerste lid, 2°, b), wordt verstaan onder hernieuwen van grasland: na het scheuren van een perceel grasland wordt er uiterlijk binnen twee weken na het scheuren opnieuw grasland ingezaaid. § 2. Gescheurd grasland wordt binnen twee weken na het scheuren ingezaaid met een gewas dat geen lage stikstofbehoefte heeft of dat geen leguminosen bevat.

In afwijking van het eerste lid moet op zware kleigronden, die gescheurd zijn in de periode van 16 september tot en met 31 oktober, geen gewas ingezaaid worden binnen twee weken na het scheuren. § 3. Tijdens het jaar waarin blijvend grasland wordt gescheurd, worden op die percelen geen meststoffen opgebracht, uitgezonderd door uitscheiding door dieren bij begrazing.

In afwijking van het eerste lid mag er na het scheuren nog bemesting plaatsvinden, mits voldaan wordt aan de bepalingen van het Mestdecreet en als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° na het scheuren wordt op het perceel in kwestie granen, raapzaad, koolzaad, bieten, gras of spruiten ingezaaid;2° na het scheuren en voorafgaand aan de bemesting wordt een stikstofanalyse met bijbehorend bemestingsadvies uitgevoerd.De stikstofanalyse met bijbehorend bemestingsadvies voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 betreffende de bemestingsadvisering voor groenteteelten en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen en van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2011 betreffende de maatregelen bij een overschrijding van de nitraatresidudrempelwaarde, als vermeld in artikel 14 van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, voor wat betreft de nadere regels rond de stikstofanalyse en het bijbehorende bemestingsadvies. De landbouwer zorgt ervoor dat de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid meststoffen op het perceel in kwestie niet wordt overschreden. Afdeling 3. De bewerking van meststoffen

Art. 5.3.1. De dunne fractie wordt pas beschouwd als derogatiemest als aan al de volgende voorwaarden voldaan is: 1° de dunne fractie bevat een verhouding N/P2O5 van minstens 3,3;2° de dunne fractie is na de scheiding niet vermengd met dierlijke mest, andere meststoffen of kunstmest;3° de dunne fractie heeft geen enkele verdere behandeling ondergaan na het scheidingsproces;4° de overeenkomstige dikke fractie wordt verwerkt in een verwerkingseenheid; 5° de dunne fractie is het resultaat van een scheiding door een mestscheider, waarbij de maatregelen, vermeld in artikel 5.28.3.4.1 van titel II van het VLAREM, worden toegepast.

Art. 5.3.2. Een effluent wordt pas beschouwd als derogatie-effluent als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het effluent bevat maximaal 1 kg N per ton en maximaal 1 kg P2O5 per ton;2° het effluent is niet vermengd met dierlijke mest, andere meststoffen of kunstmest;3° het effluent is afkomstig van een verwerkingseenheid waarnaar uitsluitend dierlijke mest wordt aangevoerd. In afwijking van het eerste lid, 2°, mag het effluent, nadat de samenstelling bepaald is, bij het opbrengen vermengd worden met derogatiemest. Afdeling 4. Voorwaarden voor de landbouwer

Onderafdeling 1. Bemestingsplan Art. 5.4.1.1. De landbouwer die de derogatie heeft aangevraagd, stelt voor alle percelen of alle perceelsgroepen die behoren tot het bedrijf, een bemestingsplan als vermeld in artikel 4.1.1.1, op voor het kalenderjaar waarvoor de derogatie wordt aangevraagd.

Onderafdeling 2. Overzicht van het meststoffengebruik Art. 5.4.2.1. De landbouwer die voor een bepaald jaar derogatie heeft aangevraagd, dient zijn Mestbankaangifte, vermeld in artikel 23 van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, op tijd in bij de Mestbank, zodat de Mestbank een volledig beeld heeft van de dierlijke mestproductie, het gebruik van kunstmest, de afzet van dierlijke mest en de teelten die in het jaar van de derogatie verbouwd zijn op de percelen die tot het bedrijf behoren.

Onderafdeling 3. Bodemanalyse Art. 5.4.3.1. § 1. In het jaar waarin de derogatie wordt aangevraagd, is het plantbeschikbare fosforgehalte van de bodem van een aantal percelen bekend. Jaarlijks wordt per begonnen schijf van 20 hectare landbouwgrond die tot het bedrijf behoort, minstens één bodemstaal genomen en geanalyseerd.

Aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, is ook voldaan als de landbouwer, in het jaar waarin de derogatie wordt aangevraagd, per begonnen schijf van 5 hectare landbouwgrond die tot het bedrijf behoort, minstens over één analyse ter bepaling van het plantbeschikbare fosforgehalte van de bodem beschikt, die uiterlijk in het vierde kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van de aanvraag van de derogatie, is uitgevoerd. § 2. In het jaar waarin de derogatie wordt aangevraagd, is ook het gehalte aan minerale stikstof, namelijk de nitraatstikstof en ammoniakale stikstof, bekend.

Jaarlijks wordt per begonnen schijf van 20 hectare landbouwgrond die behoort tot het bedrijf, minstens één bodemstaal genomen en geanalyseerd. § 3. De bodemstalen, vermeld in paragraaf 1, die worden genomen om het plantbeschikbare fosforgehalte in een bepaald jaar x vast te stellen, kunnen alleen worden genomen in de periode van 1 juni van het jaar x-1 tot en met 31 mei van het jaar x. De bodemstalen, vermeld in paragraaf 2, die worden genomen om het gehalte aan minerale stikstof in een bepaald jaar x vast te stellen, kunnen alleen worden genomen in de periode van 1 januari tot en met 31 mei van het jaar x. § 4. Ter uitvoering van dit besluit en artikel 15, § 2, vijfde lid, 1°, van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, kan de Mestbank bij de landbouwer die voor een bepaald kalenderjaar een derogatie heeft aangevraagd, één tot het bedrijf behorend perceel landbouwgrond aanduiden waarop de landbouwer een nitraatresidubepaling moet laten uitvoeren. § 5. De staalnames en analyses, vermeld in artikel 5.2.2.2, § 3, tweede lid, 2°, en in paragraaf 1, 2, 3 en 4, worden door een erkend laboratorium uitgevoerd.

De staalnames zijn aangemeld bij de Mestbank, via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt. Het erkend laboratorium meldt al de volgende elementen van elke aangemelde staalname: 1° de datum van staalname;2° het feit of het plantbeschikbare fosforgehalte is geanalyseerd;3° het feit of het gehalte aan minerale stikstof is geanalyseerd; 4° het feit of het bijbehorend bemestingsadvies, vermeld in artikel 5.2.2.2, § 3, tweede lid, 2°, is opgemaakt. Afdeling 5. Sancties

Art. 5.5.1. De landbouwer die voor een bepaald kalenderjaar een derogatie heeft aangevraagd, maar die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.1.2, § 4, artikel 5.4.1.1, 5.4.2.1 en 5.4.3.1, of die op een bepaald perceel of een bepaalde perceelsgroep niettegenstaande de aangifte, vermeld in artikel 5.1.1, § 3, eerste lid, 1°, geen derogatiegewas teelt, verliest voor alle percelen van het bedrijf het recht op een aanvraag van een nieuwe derogatie voor een volgend kalenderjaar.

De landbouwer die voor een bepaald kalenderjaar een derogatie heeft aangevraagd, maar die op een perceel of een perceelsgroep of voor een bepaald type derogatiegewas niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.1.1, 5.2.1.2, § 1, § 2, § 3, 5.2.2.1, 5.2.2.2, of die een ander derogatiegewas met een lagere bemestingsnorm op een perceel of perceelsgroep teelt dan het type derogatiegewas dat de landbouwer conform artikel 5.1.1, § 3, eerste lid, 1°, heeft aangegeven te zullen telen, kan in een volgend kalenderjaar geen nieuwe derogatie aanvragen voor het type derogatiegewas waarvoor niet voldaan is aan de voorwaarden.

De Mestbank brengt de aanvrager van de derogatie, via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, op de hoogte van het verlies van het recht op een aanvraag van derogatie. De landbouwer verliest het recht op een aanvraag van derogatie voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de Mestbank haar beslissing over het verlies van het recht op een aanvraag van derogatie op het internetloket heeft geplaatst. Afdeling 6. Bezwaarprocedures

Art. 5.6.1. De landbouwer kan tegen elke beslissing over derogatie bezwaar indienen bij het afdelingshoofd van de Mestbank.

Het bezwaar, vermeld in het eerste lid, is ontvankelijk als het uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de Mestbank haar beslissing over het verlies van het recht op een aanvraag van derogatie op het internetloket heeft geplaatst, wordt ingediend via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt.

Het afdelingshoofd van de Mestbank brengt de indiener van het bezwaar via het door de Mestbank ter beschikking gestelde internetloket op de hoogte van zijn beslissing binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van het bezwaar.

Het afdelingshoofd van de Mestbank kan de termijn, vermeld in het derde lid, eenmalig verlengen met een periode van zestig kalenderdagen. Hij brengt de indiener van het bezwaar daarvan op de hoogte door een melding op het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt.

De indiening van een bezwaar tegen een bepaalde beslissing schorst de beslissing in kwestie niet.

Art. 5.6.2. Als er technische problemen zijn, kunnen de beslissingen, vermeld in artikel 5.5.1 en 5.6.1, in afwijking van artikel 5.5.1 en 5.6.1, aan de landbouwer bezorgd worden met een beveiligde zending.

In geval van technische problemen kan het bezwaar, vermeld in artikel 5.6.1, in afwijking van artikel 5.6.1, door de landbouwer met een beveiligde zending worden ingediend.".

Art. 3.In artikel 10.2.2.1 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De beperking, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, geldt niet voor een transport vanuit een exploitatie naar dezelfde exploitatie of naar een andere exploitatie die deel uitmaakt van hetzelfde bedrijf.".

Art. 4.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 22 december 2017, 30 maart 2018 en 11 januari 2019, worden een artikel 13.1.5 en 13.1.6 ingevoegd, die luiden als volgt: "Art. 13.1.5. In afwijking van artikel 5.1.1, § 1, eerste lid, kan voor het kalenderjaar 2019 bij de Mestbank een derogatie worden aangevraagd tot en met 14 juli 2019.

Voor het kalenderjaar 2019 kunnen de gegevens, vermeld in artikel 5.1.1, § 1, eerste lid, in de verzamelaanvraag opgenomen worden tot en met 14 juli 2019.

Art. 13.1.6. Voor het kalenderjaar 2019 is een derogatie niet mogelijk voor een landbouwer die voor het kalenderjaar 2018 een derogatie had aangevraagd en op basis van artikel 5.5.1, eerste lid, zoals van toepassing op 31 december 2018, het recht op derogatie voor het kalenderjaar 2019 heeft verloren voor alle percelen van het bedrijf.

Voor het kalenderjaar 2019 is voor de landbouwer die voor het kalenderjaar 2018 een derogatie had aangevraagd en op basis van artikel 5.5.1, tweede lid, zoals van toepassing op 31 december 2018, het recht op derogatie voor het kalenderjaar 2019 heeft verloren voor een of meer types derogatiegewassen, geen derogatie mogelijk voor de types derogatiegewassen waarvoor de landbouwer het recht op derogatie voor het kalenderjaar 2019 heeft verloren, op basis van artikel 5.5.1, tweede lid, zoals van toepassing op 31 december 2018.

Voor het kalenderjaar 2019 is een derogatie niet mogelijk voor percelen waarop in 2018 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de overeenkomstige eerste drempelwaarde, vermeld in artikel 14, § 1, van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten.. In afwijking daarvan wordt geen rekening gehouden met de resultaten van nitraatresidumetingen die in 2018 uitgevoerd zijn in het kader van een nitraatresidu-evaluatie op bedrijfsniveau, op basis waarvan het bedrijf in kwestie als categorie nul geclassificeerd wordt conform artikel 15, § 5, tweede lid, van het voormelde decreet.

Voor het kalenderjaar 2019 is een derogatie niet mogelijk voor een landbouwer die in het kalenderjaar 2019 onder de toepassing van artikel 14, § 9, van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, valt.".

Art. 5.Aan artikel 13.3.1. van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 22 december 2017, 30 maart 2018 en 11 januari 2019, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 5 treedt buiten werking op 31 december 2022.".

Art. 6.Artikel 13.3.2. van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 22 december 2017, 30 maart 2018 en 11 januari 2019, wordt opgeheven.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 oktober 2019.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

^