Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 26 oktober 2007
gepubliceerd op 08 november 2007

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de begeleiding van de scheepvaart

bron
vlaamse overheid
numac
2007036962
pub.
08/11/2007
prom.
26/10/2007
ELI
eli/besluit/2007/10/26/2007036962/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 OKTOBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de begeleiding van de scheepvaart


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum, inzonderheid op artikel 2, § 2, artikel 4, § 2, artikel 6 tot en met 7, artikel 9 tot en met 11, artikel 17 tot en met 21, artikel 24, derde lid, artikel 26, tweede lid, artikel 27 en artikel 35;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 juli 2007;

Gelet op advies 43.597/3 van de Raad van State, gegeven op 9 oktober 2007, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat in dit besluit onder meer verdere uitvoering wordt gegeven aan de omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet: het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum;2° seinvoerende stoffen: gevaarlijke of verontreinigende stoffen waarvoor het vaartuig een sein moet voeren;3° moeilijk manoeuvreerbare of niet manoeuvreerbare vaartuigen: vaartuigen die wegens de aard of de lengte ervan, of om een andere reden helemaal niet of slechts beperkt kunnen manoeuvreren en hiervoor een sein moeten voeren;4° VN-nummer: het nummer dat door de Verenigde Naties wordt gegeven aan gevaarlijke of verontreinigende stoffen en dat die stoffen identificeert;5° lijndienst: een vaartuig dat regelmatige dienst onderhoudt tussen twee of meer welbepaalde havens, overeenkomstig een vooraf gepubliceerde tijdstabel, of waarvan de overtochten zo regelmatig of frequent zijn dat ze een herkenbare systematische serie vormen;6° identificatie van het vaartuig: naam, roepnaam, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer;7° IMO-identificatienummer: het door de drie letters 'IMO' voorafgegaan, internationaal erkend zevencijferig nummer uit het Lloydsregister dat aan een schip wordt toegekend op het ogenblik dat de kiel wordt gelegd of als een schip voor de eerste keer in het Lloydsregister wordt opgenomen, en dat ongewijzigd blijft, ook bij verandering van vlagstaat;8° Maritiem Mobiel Dienst Identiteitsnummer, afgekort MMSI-nummer: een uniek getal bestaande uit negen cijfers dat een radiostation of een groep van stations identificeert en dat automatisch wordt meegezonden bij het uitzenden van digitale selectieve oproepen via radio;9° gevaarlijke stoffen : a) stoffen als vermeld in de IMDG-code;b) gevaarlijke vloeistoffen als vermeld in hoofdstuk 17 van de IBC-code;c) vloeibare gassen als vermeld in hoofdstuk 19 van de IGC-code;d) vaste stoffen als vermeld in aanhangsel B van de BC-code. Inbegrepen zijn ook de stoffen voor het vervoer waarvan passende voorwaarden zijn neergelegd overeenkomstig paragraaf 1.1.3 van de IBC-code of paragraaf 1.1.6 van de IGC-code; 10° verontreinigende stoffen : a) oliesoorten als vermeld in bijlage I van het MARPOL-verdrag;b) schadelijke vloeistoffen als vermeld in bijlage II van het MARPOL-verdrag;c) schadelijke stoffen als vermeld in bijlage III van het MARPOL-verdrag;11° IMDG-code : de internationale IMO-code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee;12° IBC-code : de internationale IMO-code voor de bouw en de uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren;13° IGC-code : de internationale IMO-code voor de bouw en de uitrusting van schepen die vloeibaar gas in bulk vervoeren;14° INF-code : de IMO-code van veiligheidsvoorschriften voor het vervoer van bestraalde splijtstoffen, plutonium en hoogradioactief afval in vaten aan boord van een schip;15° BC-code : de IMO-code met praktische voorschriften voor de veiligheid van het vervoer van vaste lading in bulk;16° verlader: de persoon door wie, namens wie, of voor wie een overeenkomst voor het vervoer van goederen over zee is gesloten met een vervoerder. HOOFDSTUK II. - Bevoegde instantie

Art. 2.§ 1. De minister onder wiens bevoegdheid de scheepvaartbegeleiding valt, wijst binnen zijn beleidsdomein de diensten aan die bevoegd zijn voor : 1° de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen buiten het havengebied, volgens artikel 4, § 1, 1°, 2° en 3°, van het decreet;2° de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen buiten het havengebied, volgens artikel 4, § 1, 4°, van het decreet;3° het samenstellen, uitgeven en laten verschijnen van de nautische publicaties;4° de beslissing over de plaatsing, de aard en de ligging van de vaarwegmarkering en de verkeerstekens;5° de plaatsing, het beheer en het onderhoud van de vaarwegmarkering en de verkeerstekens;6° de kartering van de vaarwegmarkering en de verkeerstekens en de voorspelling van de hydrometeorologische omstandigheden op zee. § 2. De dienst, vermeld in 1° en 4°, verstrekt de dienstverleningen, vermeld in artikel 16, 1°, 2°, en 3°, van het decreet. HOOFDSTUK III. - Toepassingsgebied

Art. 3.De wateren waar verkeersbegeleiding kan worden georganiseerd en beheerd, zijn : 1° de Belgische territoriale wateren;2° de Belgische Exclusief Economische Zone, afgekort EEZ;3° het Scheur, de Wielingen, Pas van het Zand;4° de Scheldemonden;5° de Schelde stroomafwaarts Antwerpen tot de rede van Vlissingen;6° de Schelde stroomopwaarts Antwerpen tot de sluis in Wintam en de brug van Temse;7° het kanaal van Gent naar Terneuzen;8° de havens, lig- en ankerplaatsen en de erbij aansluitende dokken die liggen aan de wateren, vermeld in 1° tot en met 7°.

Art. 4.Het VBS-werkingsgebied, waar door de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, verkeersbegeleiding wordt verstrekt, is het gebied waarvan de buitengrens wordt bepaald door een lijn bestaande uit segmenten die de volgende, in coördinaten uitgedrukte posities verbindt, in de volgorde zoals hieronder aangegeven : 1° 51°05',40 N 002°32',80 E;2° 51°16',15 N 002°23',30 E;3° 51°23',60 N 002°20',20 E;4° 51°25',95 N 002°30',62 E;5° 51°28',75 N 002°56',00 E;6° 51°33',05 N 003°05',00 E;7° 51°29',02 N 003°12',65 E;8° 51°26',09 N 003°17',75 E;9° 51°22',75 N 003°21',01 E;10° het snijpunt met de laagwaterlijn ter hoogte van grenspaal 369: 51°22',35N 003°21',08 E. Op het Belgische deel van de Schelde ligt het VBS-werkingsgebied tussen de Belgisch - Nederlandse grens en boei 100.

In het gebied tussen boei 100 en de sluis van Wintam is er nog radiocontact zonder verdere verkeersbegeleiding.

Op het Belgische deel van het kanaal Gent-Terneuzen is het VBS-werkingsgebied in het noorden begrensd door de Belgisch-Nederlandse grens en in het zuiden door het havengebied van Gent.

De ligging van de posities, vermeld in dit artikel, is uitgedrukt in breedte en lengte volgens het geografische referentiesysteem "World Geodetic System 1984", afgekort WGS84.

Art. 5.De minister kan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, machtigen om het VBS-werkingsgebied, vermeld in artikel 4, verder onder te verdelen in werkbare blokken en kanalen.

Art. 6.Dit besluit is van toepassing op de vaartuigen binnen het VBS-werkingsgebied, vermeld in artikel 4, en op de vaartuigen die zich in het VBS-werkingsgebied zullen begeven.

Art. 7.Behalve als het anders is bepaald, is dit besluit niet van toepassing op: 1° oorlogsschepen;2° overige marineschepen;3° andere schepen die naar aanleiding van een bijzondere manifestatie of bijzondere omstandigheid uitdrukkelijk aangewezen zijn door het hoofd van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust.Het hoofd van het agentschap kan die taak delegeren aan een gemachtigde. HOOFDSTUK IV. - Nautische publicaties

Art. 8.§ 1. Als nautische publicaties worden onder meer beschouwd : 1° informatie aan de scheepvaart, afgekort info;2° Dringende Berichten aan Zeevarenden, afgekort DBZ;3° Berichten aan Zeevarenden, afgekort BaZ;4° Kennisgevingen;5° Gezamenlijke Bekendmakingen. § 2. De minister kan voor elke nautische publicatie de dienst aanwijzen die de publicatie moet opstellen en de dienst die de publicatie moet versturen.

De minister kan de inhoud en de termijnen van publicatie van de nautische publicaties bepalen. HOOFDSTUK V. - Begeleiding van vaartuigen in het VBS-werkingsgebied Afdeling I. - Algemene meldingsplicht

Art. 9.§ 1. De exploitant, de scheepsagent of de gezagvoerder van een vaartuig dat het VBS-werkingsgebied zal binnenvaren, deelt de verwachte tijd van aankomst aan de grens van het VBS-werkingsgebied, vermeld in artikel 4, en de vastgestelde grenzen van de onderdelen binnen het VBS-werkingsgebied, bepaald door de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, en de verwachte tijd van afvaart uit de haven van bestemming mee aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°. § 2. De exploitant, de scheepsagent of de gezagvoerder van een vaartuig dat het VBS-werkingsgebied, vermeld in artikel 4, binnenvaart, meldt zich aan bij de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°. § 3. Bij de melding, vermeld in § 1, worden de aan boord aanwezige seinvoerende stoffen meegedeeld, met vermelding van het VN-nummer ervan.

Als het vaartuig moeilijk manoeuvreerbaar of niet-manoeuvreerbaar is, wordt dat eveneens meegedeeld bij de melding, vermeld in § 1. § 4. De meldingen worden gedaan bij de meldpunten, overeenkomstig de procedurevoorschriften en nadere instructies, opgenomen in de nautische publicaties. § 5. De informatie, vermeld in § 1 tot en met § 4, wordt, waar mogelijk, door de exploitant, de scheepsagent of de gezagvoerder van het vaartuig via elektronische weg doorgestuurd aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°.

Art. 10.§ 1. De exploitant, de scheepsagent of de gezagvoerder van een vaartuig dat op weg is naar een Vlaamse haven, deelt op een van de volgende momenten, aan de havenkapiteinsdienst van de aanloophaven, de volgende informatie mee : 1° ten minste vierentwintig uur vóór de aankomst;2° uiterlijk op het tijdstip waarop het vaartuig de vorige haven verlaat, als de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt;3° zodra de aanloophaven bekend is, als de aanloophaven nog niet bekend zou zijn of tijdens de reis wordt gewijzigd. De informatie, vermeld in het eerste lid, is de volgende : a) de identificatie van het vaartuig;b) de haven van bestemming;c) de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming en de verwachte tijd van afvaart uit de haven van bestemming;d) het totale aantal opvarenden;e) de positie van het vaartuig;f) de nationaliteit van het vaartuig;g) de lengte en de diepgang van het vaartuig;h) de geplande vaarroute;i) andere gegevens die de minister in voorkomend geval heeft bepaald. § 2. De havenkapiteinsdienst deelt de informatie, vermeld in § 1, onmiddellijk nadat hij ze ontvangen heeft via elektronische weg mee aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°. Afdeling II. - Meldingsplicht bij seinvoerende stoffen

Art. 11.§ 1. De exploitant, de scheepsagent of de gezagvoerder van een vaartuig, ongeacht de grootte van het vaartuig, dat komt van een haven buiten de Europese Unie en dat seinvoerende stoffen vervoert, meldt de gegevens, vermeld in deze paragraaf, 1° aan de havenkapiteinsdienst van de haven van bestemming, als het vaartuig op weg is naar een Vlaamse haven;2° aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, als het vaartuig zich begeeft naar een van de volgende plaatsen: a) een ankerplaats of een ligplaats binnen het VBS-werkingsgebied, vermeld in artikel 4;b) een haven, een ankerplaats of een ligplaats buiten het VBS-werkingsgebied, vermeld in artikel 4, waarbij de grens van het Vlaamse Gewest wordt overschreden. De gegevens worden uiterlijk gemeld bij de afvaart uit de haven van belading of zodra de haven van bestemming, de ankerplaats of ligplaats bekend is, als die niet bij de afvaart bekend zou zijn.

De volgende gegevens worden meegedeeld : 1° algemene informatie : a) de identificatie van het vaartuig;b) de haven van bestemming;c) de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming en de vastgestelde grenzen, gelegen binnen het VBS-werkingsgebied, vermeld in artikel 4, bepaald door de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, en de verwachte tijd van afvaart uit de haven van bestemming;d) de positie van het vaartuig;e) het totale aantal opvarenden;f) de nationaliteit van het vaartuig;g) de lengte en de diepgang van het vaartuig;h) de geplande vaarroute;i) eventuele andere gegevens, die de minister heeft bepaald;2° informatie over de lading : a) de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, VN-nummers als die bestaan, IMO-risicoklassen overeenkomstig de IMDG-, IBC- en IGC-code en, in voorkomend geval, de klasse van het vaartuig volgens de INF-code, de hoeveelheden van dergelijke stoffen, uitgedrukt in kilogram, en de plaats waar ze zich aan boord bevinden, alsook, als ze worden vervoerd in voor vrachtvervoer bestemde transporteenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan;b) de bevestiging dat aan boord een lijst, manifest of passend laadplan aanwezig is dat gedetailleerde gegevens bevat over de seinvoerende stoffen die worden vervoerd en over de plaats waar ze zich aan boord bevinden;c) het adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen. § 2. De havenkapiteinsdienst deelt de informatie, vermeld in § 1, onmiddellijk nadat hij ze ontvangen heeft, via elektronische weg mee aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°.

Art. 12.§ 1. Seinvoerende stoffen mogen in een haven pas voor vervoer worden aangeboden of aan boord van een vaartuig worden genomen, ongeacht de grootte van het vaartuig, nadat de verlader aan de gezagvoerder van het vaartuig of de exploitant een verklaring heeft overhandigd met de volgende informatie : 1° de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, VN-nummers als die bestaan, IMO-risicoklassen overeenkomstig de IMDG-, de IBC-, en IGC-code en, in voorkomend geval, de klasse van het vaartuig die voor INF-ladingen als vermeld in voorschrift VII/14.2, vereist is, de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram, van dergelijke stoffen en, als ze worden vervoerd in voor vrachtvervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan; 2° het adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen;3° voor de stoffen vermeld in bijlage I bij het MARPOL-Verdrag, het veiligheidsinformatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, met inbegrip van de viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50° C en de dichtheid bij 15°;4° de alarmnummers van de verlader of een andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de in geval van nood te nemen maatregelen. § 2. Het is de taak van de verlader om te controleren of de voor vervoer aangeboden vracht werkelijk de vracht is waarover de verklaring, vermeld in § 1, werd afgelegd.

Art. 13.§ 1. De exploitant, de scheepsagent of de gezagvoerder van een vaartuig, ongeacht de grootte ervan, dat seinvoerende stoffen vervoert en een Vlaamse haven verlaat, deelt uiterlijk bij de afvaart de volgende informatie mee aan de havenkapiteinsdienst van die haven : 1° algemene informatie : a) de identificatie van het vaartuig;b) de haven van bestemming;c) de verwachte tijd van afvaart uit de haven van vertrek, bepaald door dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, en de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming;d) het totale aantal opvarenden;e) de nationaliteit van het vaartuig;f) de lengte en de diepgang van het vaartuig;g) de geplande vaarroute;h) eventuele andere gegevens die de minister heeft bepaald;2° informatie over de lading: a) de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, VN-nummers als die bestaan, IMO-risicoklassen overeenkomstig de IMDG-, IBC- en IGC-code en, in voorkomend geval, de klasse van het vaartuig volgens de INF-code, de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram, van dergelijke stoffen en de plaats waar ze zich aan boord bevinden, alsook, als ze worden vervoerd in voor vrachtvervoer bestemde transporteenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan;b) de bevestiging dat aan boord een lijst, manifest of passend laadplan aanwezig is dat gedetailleerde gegevens bevat over de gevaarlijke of verontreinigende stoffen die worden vervoerd en over de plaats waar ze zich aan boord bevinden;c) het adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen. § 2. De havenkapiteinsdienst deelt de informatie, vermeld in § 1, onmiddellijk nadat hij ze ontvangen heeft, via elektronische weg mee aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°.

Art. 14.§ 1. De exploitant, de scheepsagent of de gezagvoerder van een vaartuig, dat, ongeacht de grootte ervan, seinvoerende stoffen vervoert, het Belgische grondgebied verlaat, en via overschrijding van de grens van het Vlaamse Gewest het VBS-werkingsgebied, vermeld in artikel 4, wil binnenvaren, zonder hierbij een Vlaamse haven aan te lopen, deelt uiterlijk bij de afvaart de informatie, vermeld in artikel 13, mee aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°. § 2. De informatie, vermeld in § 1, wordt, waar mogelijk, door de exploitant, de scheepsagent of de gezagvoerder van het vaartuig via elektronische weg doorgestuurd aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°. Afdeling III. - Elektronisch berichtenverkeer

Art. 15.Het elektronische berichtenverkeer, vermeld in de afdelingen I en II, maakt gebruik van de syntax en de procedures, bepaald door de minister. Afdeling IV. - Vrijstellingen

Art. 16.§ 1. De dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, kan vrijstelling verlenen van de verplichtingen, vermeld in artikel 13, mits is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in § 2 : 1° voor lijndiensten tussen een Vlaamse haven en een Belgische haven, op verzoek van de maatschappij die de lijndienst uitbaat;2° als een internationale lijndienst wordt geëxploiteerd tussen een Vlaamse haven en een haven van een of meer andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, op verzoek van de maatschappij die de lijndienst uitbaat en die is gevestigd in een van de lidstaten. § 2. De vrijstelling, vermeld in § 1, kan worden verleend onder de volgende voorwaarden : 1° de maatschappij die de vermelde lijndiensten exploiteert, houdt een lijst van de betrokken schepen bij en deelt die mee aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°;2° telkens als de reis wordt uitgevoerd, wordt de informatie, vermeld in artikel 13, § 1, ter beschikking gehouden van de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°. De maatschappij zet een intern systeem op, waarmee de informatie, vermeld in het eerste lid, 2°, vierentwintig uur per dag, zeven dagen op zeven, via elektronische weg, aan de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, kan worden toegestuurd, onmiddellijk nadat die daarom heeft verzocht.

Het elektronische berichtenverkeer maakt gebruik van de syntax en de procedures, bepaald door de minister. § 3. Als wordt vastgesteld dat aan ten minste een van die voorwaarden niet langer wordt voldaan, trekt de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, de vrijstelling voor de maatschappij in kwestie onmiddellijk in. § 4. De dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, deelt, via de geëigende kanalen, aan de Europese Commissie de lijst van maatschappijen en schepen mee die op grond van dit artikel zijn vrijgesteld, alsook elke aanpassing aan die lijst. Afdeling V. - Informatieverstrekking door de personen die belast zijn

met de begeleiding van de scheepvaart

Art. 17.De personeelsleden die belast zijn met de begeleiding van de scheepvaart, verstrekken informatie aan de gezagvoerder, op eigen initiatief of op verzoek van de gezagvoerder.

Art. 18.De personeelsleden die belast zijn met de begeleiding van de scheepvaart, informeren de gezagvoerder en begeleiden het vaartuig met resultaatgeoriënteerde instructies, als ze een van de volgende zaken vaststellen: 1° het vaartuig vertoont geen normaal vaarpatroon of leeft de internationale of plaatselijke scheepvaartreglementering niet na;2° het vaartuig maakt geen gebruik van het verplicht scheepsrouteringssysteem;3° het vaartuig maakt geen gebruik van het verkeersbegeleidingssysteem. Afdeling VI. - Instelling van een scheepsrouteringssysteem

Art. 19.De minister stelt de scheepsrouteringssystemen, die integraal deel uitmaken van het verkeersbegeleidingssysteem, in en neemt de nodige initiatieven hiervoor ten overstaan van de Internationale Maritieme Organisatie. Afdeling V. - Verkeersaanwijzingen, verschillende soorten berichten en

maatregelen

Art. 20.§ 1. De minister wijst de categorieën van personeelsleden aan die bevoegd zijn om verkeersaanwijzingen aan de vaartuigen te richten. § 2. De minister wijst de categorieën van personeelsleden aan die bevoegd zijn om de volgende soorten berichten aan de vaartuigen te richten : 1° een informatie;2° een waarschuwing;3° een navigatieassistentie.

Art. 21.§ 1. Bij uitzonderlijk slecht weer of ruwe zee kunnen de volgende maatregelen worden genomen door de hiervoor door de minister aangewezen categorieën van personeelsleden : 1° de gezagvoerder van een vaartuig dat zich in het gebied in kwestie bevindt en de haven wil binnen- of uitvaren, zo mogelijk alle informatie over de zeegang en de weersomstandigheden geven en, als dat relevant en mogelijk is, over het gevaar dat die kunnen opleveren voor zijn schip, de lading, de bemanning en de passagiers;2° onverminderd de plicht tot bijstandsverleningen aan schepen in nood en overeenkomstig de bepalingen betreffende toevluchtsoorden, uitgewerkt in het kader van het samenwerkingsakkoord van 8 juli 2005 tussen de Federale Staat en het Vlaamse Gewest betreffende de oprichting van en de samenwerking in een structuur kustwacht, andere passende maatregelen treffen, waaronder een aanbeveling of een verbod voor een bepaald schip of voor schepen in het algemeen om de haven in de gebieden in kwestie binnen of uit te varen, totdat is vastgesteld dat er geen gevaar meer bestaat voor mensenlevens of het milieu;3° indien nodig, passende maatregelen nemen om het bunkeren van schepen in de territoriale wateren zo veel mogelijk te beperken of te verbieden, met het oog op het gebruik en de bescherming van de vaarweg of om het scheepvaartverkeer op de meest doeltreffende manier te begeleiden. § 2. De gezagvoerder van het vaartuig brengt de dienst, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, die de maatregel heeft voorgesteld, op de hoogte van de redenen van zijn beslissing, als die niet in overeenstemming is met de maatregelen, vermeld in § 1. § 3. Voor de passende maatregelen, vermeld in § 1, wordt uitgegaan van een voorspelling van de omstandigheden op zee en van de weersgesteldheid van het Oceanografisch Meteorologisch Station, afgekort OMS, vermeld in artikel 2, § 1, 6°, of van een gelijkwaardige gekwalificeerde metereologische informatiedienst. HOOFDSTUK VI. - Uitvoeringsbepaling

Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor de havens, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 oktober 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, De Vlaamse minister van Institutionele hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

^