Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 28 september 2001
gepubliceerd op 20 maart 2002

Besluit van de Vlaamse regering houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035268
pub.
20/03/2002
prom.
28/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/28/2002035268/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 SEPTEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 8 december 2000 en 18 mei 2001;

Gelet op het advies van de adviesraad bij het Vlaams Zorgfonds gegeven op 26 oktober 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 juli 2001;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 6 juli 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 6 september 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering;2° zorgkas : een zorgkas die erkend is krachtens artikel 15, eerste lid, van het decreet of de zorgkas, bedoeld in artikel 14, derde lid, van het decreet;3° Vlaamse zorgkas : de zorgkas die door het Vlaams Zorgfonds krachtens artikel 14, derde lid, van het decreet is opgericht;4° ledenbijdrage : de bijdrage, bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 betreffende de organisatie, het beheer, de werking en de erkenning van zorgkassen en betreffende de controle op de zorgkassen;5° indicatiestelling : het vaststellen van de ernst en de duur van het verminderde zelfzorgvermogen, bedoeld in artikel 2, 2°, van het decreet;6° gemachtigde indicatiesteller : een voorziening of een professionele zorgverlener die krachtens artikel 9, eerste lid, van het decreet gemachtigd is de ernst en de duur van het verminderde zelfzorgvermogen vast te stellen;7° zorgvorm : de niet-medische hulp- en dienstverlening die verstrekt wordt door hetzij een residentiële zorgvoorziening, hetzij een niet-residentiële zorgvoorziening of een professionele zorgverlener, hetzij een mantelzorger;8° mantelzorg : de zorg, bedoeld in artikel 2, 1° en 6°, van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;9° tenlasteneming : de tenlasteneming van de kosten of prestaties zoals omschreven in artikel 6, § 1, eerste lid van het decreet;10° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;11° administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;12° administratie Gezondheidszorg : de administratie Gezondheidszorg van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;13° Fonds : het Vlaams Zorgfonds, bedoeld in artikel 11 van het decreet;14° leidend ambtenaar : de leidend ambtenaar van het Fonds. HOOFDSTUK II. - De erkenning van de voorziening en de professionele zorgverlener Afdeling I. - De erkenning van rechtswege

Art. 2.§ 1. De voorzieningen die op 1 oktober 2001 erkend zijn krachtens het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg en de serviceflats die op 1 oktober 2001 erkend zijn krachtens de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, zijn met ingang van 1 oktober 2001 en tot en met 30 juni 2002 van rechtswege erkend met toepassing van artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet.

De in het eerste lid bedoelde voorzieningen en de serviceflats die op 1 oktober 2001 nog niet erkend zijn krachtens een in het vorige lid bedoeld decreet, zijn met ingang van de datum van hun sectorale erkenning en tot en met 30 juni 2002 van rechtswege erkend met toepassing van artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet. § 2. De volgende voorzieningen en professionele zorgverleners die op 1 juli 2002 sectoraal erkend zijn, zijn met ingang van 1 juli 2002 voor onbepaalde duur van rechtswege erkend met toepassing van artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet : 1° de voorzieningen die erkend zijn krachtens het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;2° de voorzieningen die erkend zijn krachtens de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991;3° de rust- en verzorgingstehuizen die erkend zijn krachtens artikel 5 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende andere vormen van verzorging en het besluit van de Vlaamse regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen en samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten;4° de psychiatrische verzorgingstehuizen die erkend zijn krachtens artikel 5 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende andere vormen van verzorging en het besluit van de Vlaamse regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen en samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen die op 1 juli 2002 nog niet erkend zijn krachtens een in het vorige lid bedoeld decreet, zijn met ingang van de datum van hun sectorale erkenning voor onbepaalde duur van rechtswege erkend met toepassing van artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet. § 3. De schoonmaakhulp die georganiseerd wordt door een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn is met ingang van 1 oktober 2001, of de daarna volgende datum van de inrichting ervan, voor onbepaalde duur van rechtswege erkend met toepassing van artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet. Onder schoonmaakhulp wordt verstaan de hulp- en dienstverlening die bestaat uit werkzaamheden die het reinigen van en het bevorderen van de hygiëne in de woning van de gebruiker tot doel heeft.

Art. 3.§ 1. De in artikel 2, § 1 en § 2, bedoelde erkenningen vervallen vanaf het ogenblik dat en zolang als de erkenning van de voorziening of de professionele zorgverlener krachtens de op hem toepasselijke sectorale regelgeving geschorst is of vanaf het ogenblik dat en zolang als de voorziening of de professionele zorgverlener krachtens de op hem toepasselijke sectorale regelgeving niet meer erkend is.

De administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn of de administratie Gezondheidszorg, naargelang het geval, deelt elke beslissing tot intrekking of schorsing van de erkenning van een in artikel 2, § 1 en § 2, bedoelde voorziening of professionele zorgverlener, onmiddellijk mee aan het Fonds, dat dit onmiddellijk aan alle zorgkassen meedeelt. § 2. Als een voorziening of een professionele zorgverlener de kostprijs die hij aanrekent aan een gebruiker voor een bepaalde zorgverstrekking verhoogt omdat die gebruiker recht heeft op een in het decreet bedoelde tenlasteneming, kan de minister de in artikel 2 bedoelde erkenning intrekken, onverminderd de bepalingen van artikel 2 en van § 1 van dit artikel.

De bepalingen van de artikelen 11 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing voor de in het eerste lid bedoelde intrekking. Afdeling II. - De erkenning van voorzieningen en professionele

zorgverleners voor de tenlasteneming van de prijs die gebruikers betalen voor de producten die ze verstrekken

Art. 4.Behoudens de producten die worden verkocht, verhuurd of uitgeleend door voorzieningen en professionele zorgverleners bedoeld in artikel 2, komt de prijs die gebruikers betalen voor producten die voorkomen op een door de minister vast te stellen lijst, in aanmerking voor tenlasteneming voorzover die producten worden aangekocht, gehuurd of ontleend bij voorzieningen en professionele zorgverleners die enkel met het oog op de tenlasteneming van de prijs van de door hen aangeboden producten worden erkend overeenkomstig artikel 5 of met toepassing van de artikelen 6 tot en met 10.

Art. 5.Voor de tenlasteneming van de prijs van door hen aangeboden producten als bedoeld in artikel 4, zijn met ingang van 1 oktober 2001 voor onbepaalde duur van rechtswege erkend : 1° de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn;2° de apotheken die in het bezit zijn van een voorafgaande vergunning overeenkomstig artikel 4, § 3, van koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, die in het Nederlandse taalgebied gevestigd zijn; 3° de erkende bandagisten, bedoeld in artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 6 maart 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van bandagist, van orthesist, van prothesist en houdende vaststelling van de lijst van technische prestaties en de lijst van handelingen waarmee een bandagist, orthesist, prothesist door een arts kan worden belast, en die in het Nederlandse taalgebied gevestigd zijn. In het Nederlandse taalgebied gevestigde apotheken en bandagisten, die op 1 oktober 2001 nog niet in het bezit zijn van een voorafgaande vergunning overeenkomstig het in het eerste lid, 2°, vermelde besluit respectievelijk nog niet erkend zijn overeenkomstig het in het eerste lid, 3°, vermelde besluit, zijn voor onbepaalde duur van rechtswege erkend vanaf de datum waarop ze voorafgaand vergund respectievelijk erkend zijn overeenkomstig die besluiten.

Art. 6.Met het oog op de tenlasteneming van de prijs van door hen aangeboden producten als bedoeld in artikel 4, kunnen voorzieningen en professionele zorgverleners worden erkend, die op de plaats waar de producten worden aangeboden deskundig advies kunnen verstrekken over het gebruik van die producten doordat zijzelf of een persoon die op die plaats werkzaam is ten minste beschikt over het niveau van de graad van gegradueerde in het studiegebied gezondheidszorg of het studiegebied sociaal-agogisch werk of over een diploma dat zowel naar inhoud als naar niveau door het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hiermee is gelijkgesteld.

Art. 7.De in artikel 6 bedoelde voorzieningen en professionele zorgverleners richten hun erkenningsaanvraag, samen met de vereiste stavingstukken, per aangetekende brief aan het Fonds. Het Fonds onderzoekt de aanvraag.

Uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag wordt hetzij de beslissing van de minister om de erkenning te verlenen, hetzij het gemotiveerde voornemen van de leidend ambtenaar om de erkenning te weigeren per aangetekende brief aan de voorziening in kwestie of aan de betrokken professionele zorgverlener meegedeeld. In geval van een voornemen tot weigering van de erkenning vermeldt de brief de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen en de vereisten waaraan het bezwaarschrift moet voldoen.

Als geen beslissing of voornemen aan de voorziening in kwestie of aan de betrokken professionele zorgverlener wordt meegedeeld binnen de in het vorige lid gestelde termijn, wordt de erkenning geacht verleend te zijn.

Art. 8.Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan een voorziening of professionele zorgverlener, tot uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van een voornemen om de erkenning te weigeren, daartegen per aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het Fonds. De voorziening of de professionele zorgverlener kan daarin vragen om gehoord te worden.

Het Fonds onderzoekt het bezwaar en hoort de voorziening of de professionele zorgverlener, als deze daarom heeft verzocht in het bezwaarschrift. De beslissing van de minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het bezwaarschrift aan de voorziening of de professionele zorgverlener meegedeeld.

Als de beslissing niet binnen de in het tweede lid gestelde termijn wordt meegedeeld aan de voorziening of professionele zorgverlener, wordt de erkenning geacht verleend te zijn.

Als een voorziening of professionele zorgverlener tegen een meegedeeld voornemen tot weigering van de erkenning geen bezwaarschrift heeft ingediend conform het eerste lid, wordt het voornemen geacht een beslissing tot weigering van de erkenning te zijn.

Art. 9.Als de erkenning werd geweigerd, kan een voorziening of professionele zorgverlener geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen, tenzij daarin wordt aangetoond dat de reden voor de weigering niet langer bestaat.

Art. 10.De erkenning geldt voor een onbepaalde duur.

Het Fonds stelt de zorgkassen onmiddellijk in kennis van een verleende erkenning.

Art. 11.Het Fonds oefent ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de erkenningsvoorwaarde, gesteld in artikel 6. De voorzieningen en professionele zorgverleners verlenen hun medewerking aan de uitoefening van dit toezicht. Ze bezorgen aan het Fonds op diens eenvoudig verzoek de stukken die met de erkenningsaanvraag of met de erkenning verband houden.

Art. 12.Als het Fonds vaststelt dat een erkende voorziening of zorgverlener niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarde, gesteld in artikel 6, wordt onmiddellijk aan die voorziening of zorgverlener per aangetekende brief het voornemen van de leidend ambtenaar om de erkenning in te trekken meegedeeld. De brief vermeldt de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen en de vereisten waaraan het bezwaarschrift moet voldoen.

Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan een voorziening of professionele zorgverlener, tot uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van een voornemen om de erkenning in te trekken, daartegen per aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het Fonds. De voorziening of de professionele zorgverlener kan daarin vragen om gehoord te worden.

Het Fonds onderzoekt het bezwaar en hoort de voorziening of de professionele zorgverlener, als deze daarom heeft verzocht in het bezwaarschrift. De beslissing van de minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het bezwaarschrift aan de voorziening of de professionele zorgverlener meegedeeld.

Als de beslissing niet binnen de in het derde lid gestelde termijn wordt meegedeeld aan de voorziening of professionele zorgverlener, vervalt de procedure om de erkenning in te trekken.

Als een voorziening of professionele zorgverlener tegen een meegedeeld voornemen tot intrekking van de erkenning geen bezwaarschrift heeft ingediend conform het tweede lid, wordt het voornemen geacht een beslissing tot intrekking van de erkenning te zijn.

Het Fonds stelt de zorgkassen onmiddellijk in kennis van een intrekking van de erkenning. HOOFDSTUK III. - De machtiging als indicatiesteller

Art. 13.§ 1. De voorzieningen die op 1 oktober 2001 als dienst voor gezinszorg erkend zijn krachtens het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg en de op die datum erkende centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen, bedoeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk, zijn met ingang van 1 oktober 2001 voor onbepaalde duur van rechtswege gemachtigd om de ernst en de duur van het verminderd zelfzorgvermogen van een gebruiker vast te stellen.

De in het eerste lid bedoelde voorzieningen of centra voor algemeen welzijnswerk die op 1 oktober 2001 nog niet erkend zijn krachtens een van de in het vorige lid bedoelde decreten, zijn met ingang van de datum van hun sectorale erkenning voor onbepaalde duur van rechtswege gemachtigd om de ernst en de duur van het verminderd zelfzorgvermogen van een gebruiker vast te stellen.

De voorzieningen die op 1 oktober 2001 als lokaal dienstencentrum erkend zijn krachtens het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg en die hun activiteiten in hoofdzaak verrichten binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, zijn met ingang van 1 oktober 2001 voor onbepaalde duur van rechtswege gemachtigd om de ernst en de duur van het verminderd zelfzorgvermogen van een gebruiker vast te stellen.

De in het derde lid bedoelde voorzieningen die op 1 oktober 2001 nog niet erkend zijn krachtens het in het vorige lid bedoelde decreet en die hun activiteiten in hoofdzaak verrichten binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, zijn met ingang van de datum van hun sectorale erkenning voor onbepaalde duur van rechtswege gemachtigd om de ernst en de duur van het verminderd zelfzorgvermogen van een gebruiker vast te stellen. § 2. Onverminderd de bepalingen van § 1 zijn de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn met ingang van 1 oktober 2001 voor onbepaalde duur van rechtswege gemachtigd om de ernst en de duur van het verminderd zelfzorgvermogen van een gebruiker vast te stellen.

Art. 14.De in artikel 13, § 1, bedoelde machtiging vervalt vanaf het ogenblik dat de erkenning van de voorziening krachtens de op haar toepasselijke sectorale regelgeving geschorst is of vanaf het ogenblik dat de voorziening krachtens de op haar toepasselijke sectorale regelgeving niet meer erkend is.

De administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn deelt elke beslissing tot intrekking of schorsing van de erkenning van een in artikel 13, § 1 bedoelde voorziening of professionele zorgverlener onmiddellijk mee aan het Fonds, dat dit onmiddellijk aan alle zorgkassen meedeelt. HOOFDSTUK VI. - De aansluiting bij een zorgkas en de betaling van de ledenbijdrage

Art. 15.§ 1. Iedere persoon die in het Nederlandse taalgebied woont en vóór 1 januari 1977 geboren is, is ertoe gehouden bij een zorgkas aan te sluiten met ingang van 1 oktober 2001. Als die persoon vóór of op 31 december 2002 aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij met ingang van 1 oktober 2001 aangesloten bij die zorgkas. Als die persoon vóór of op 31 december 2002 niet aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij met ingang van 1 oktober 2001 ambtshalve aangesloten bij de Vlaamse Zorgkas.

Iedere persoon die in het Nederlandse taalgebied woont en in het jaar 1977 geboren is, kan en is ertoe gehouden bij een zorgkas aan te sluiten met ingang van 1 januari 2003. Als die persoon vóór 1 juli 2003 aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij met ingang van 1 januari 2003 aangesloten bij die zorgkas. Als die persoon vóór 1 juli 2003 niet aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij met ingang van 1 januari 2003 ambtshalve aangesloten bij de Vlaamse Zorgkas.

Iedere persoon die in het Nederlandse taalgebied woont en na het jaar 1977 geboren is, kan en is ertoe gehouden bij een zorgkas aan te sluiten met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin hij of zij de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt heeft. Als die persoon vóór 1 juli van het jaar dat volgt op dat waarin hij of zij de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt heeft, aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij aangesloten bij die zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar waarin hij of zij bij die zorgkas aansluit. Als die persoon vóór 1 juli van het jaar dat volgt op dat waarin hij of zij de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt heeft, niet aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij ambtshalve aangesloten bij de Vlaamse Zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar dat die persoon had moeten aansluiten bij een zorgkas. § 2. Iedere in § 1 bedoelde persoon die in het Nederlandse taalgebied komt wonen, beschikt steeds over zes maanden nadat hij of zij er kwam wonen om aan te sluiten bij een zorgkas van zijn keuze met ingang van 1 oktober 2001 wat de personen bedoeld in § 1, eerste lid, betreft of met ingang van 1 januari van het jaar waarin hij of zij in het Nederlands taalgebied is komen wonen wat de personen bedoeld in § 1, tweede en derde lid, betreft. In voorkomend geval kan de in § 1 bepaalde uiterste aansluitingsdatum overschreden worden, zonder dat evenwel de aansluitingsplicht voor het jaar waarin die persoon in het Nederlandse taalgebied kwam wonen zou komen te vervallen.

Als die persoon niet binnen die termijn van zes maanden aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij ambtshalve aangesloten bij de Vlaamse Zorgkas met ingang van 1 oktober 2001 wat de personen bedoeld in § 1, eerste lid, betreft of met ingang van 1 januari van het jaar waarin die persoon in het Nederlandse taalgebied kwam wonen wat de personen bedoeld in § 1, tweede en derde lid, betreft.

Art. 16.§ 1. Onverminderd artikel 20, § 4, en artikel 46, kan iedere persoon, die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont en de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt heeft, bij een zorgkas aansluiten.

Als een in het eerste lid bedoelde persoon vóór 1977 geboren is en vóór of op 31 december 2002 aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij met ingang van 1 oktober 2001 aangesloten bij die zorgkas. Als die persoon vóór of op 31 december 2002 niet aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij aangesloten bij een zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar dat die persoon alsnog aansluit bij die zorgkas.

Als een in het eerste lid bedoelde persoon in het jaar 1977 geboren is en vóór of op 31 december 2003 aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij met ingang van 1 januari 2003 aangesloten bij die zorgkas. Als die persoon vóór of op 31 december 2003 niet aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij aangesloten bij een zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar dat die persoon alsnog aansluit bij die zorgkas.

Als een in het eerste lid bedoelde persoon na het jaar 1977 geboren is en vóór of op 31 december van het jaar dat volgt op dat waarin hij of zij de leeftijd van vijfentwintig bereikt heeft, aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij aangesloten bij die zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar waarin hij of zij bij die zorgkas aansluit. Als die persoon vóór of op 31 december van het jaar dat volgt op dat waarin hij of zij de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt heeft, niet aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij aangesloten bij een zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar dat die persoon alsnog aansluit bij die zorgkas.

In de in het tweede lid, in fine, derde lid, in fine, en vierde lid, in fine bedoelde gevallen, is de in artikel 10, § 1, tweede lid, van het decreet bedoelde wachttijd van toepassing. Voor een in het tweede lid, in fine bedoelde persoon worden de jaren van niet-aansluiting geteld vanaf en met inbegrip van het jaar 2002. Voor een in het derde lid, in fine bedoelde persoon worden de jaren van niet-aansluiting geteld vanaf en met inbegrip van het jaar 2003. Voor een in het vierde lid, in fine bedoelde persoon worden de jaren van niet-aansluiting geteld vanaf en met inbegrip van het jaar dat volgt op dat waarin hij of zij de leeftijd van vijfentwintig bereikt heeft. § 2. Iedere in § 1 bedoelde persoon die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad komt wonen, beschikt steeds over zes maanden nadat hij of zij er kwam wonen om aan te sluiten bij een zorgkas van zijn keuze, zonder dat de wachttijd, bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid, van het decreet op hem of haar van toepassing wordt. Als die persoon binnen die zes maanden aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij aangesloten met ingang van 1 oktober 2001 wat de personen bedoeld in § 1, eerste lid, betreft of met ingang van 1 januari van het jaar waarin die persoon in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kwam wonen wat de personen bedoeld in § 1, tweede en derde lid, betreft.

Als die persoon binnen zes maanden nadat hij of zij kwam wonen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad niet aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij aangesloten bij een zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar dat die persoon alsnog aansluit bij die zorgkas.

In dit geval is de wachttijd, bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid, van het decreet op hem of haar van toepassing en worden de jaren van niet-aansluiting geteld zoals bepaald in § 1, laatste lid.

Art. 17.Iedere in artikel 15 en 16 bedoelde aangeslotene is ertoe gehouden aan de zorgkas in kwestie een ledenbijdrage te betalen. Als de aangeslotene nalaat zijn bijdragen te betalen is de schorsingsperiode, bedoeld in artikel 6, § 1, tweede lid, van het decreet van toepassing.

De ledenbijdrage bedraagt 10 euro voor de periode van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2002.

Art. 18.§ 1. Een persoon sluit vrijwillig aan bij een zorgkas door de ledenbijdrage aan de zorgkas in kwestie te betalen. Als de zorgkas daar om verzoekt bezorgt die persoon de gegevens die nodig zijn voor het bijhouden van een register. De minister bepaalt welke gegevens minstens in het register moeten bijgehouden worden.

De zorgkassen worden belast met de inning van de ledenbijdragen. De minister bepaalt de nadere regels inzake de inning van de ledenbijdragen.

Een aangeslotene of zijn wettelijke vertegenwoordiger is ertoe gehouden elke wijziging met betrekking tot de gegevens van de aangeslotene onmiddellijk mee te delen aan de zorgkas in kwestie. § 2. In geval van ambtshalve aansluiting deelt de Vlaamse zorgkas de betrokkene mee dat hij met ingang van de datum, bedoeld in artikel 15, § 1, eerste lid, in fine, tweede lid, in fine, of derde lid, in fine, aangesloten is bij de Vlaamse zorgkas. Hierbij voegt de Vlaamse zorgkas een uitnodiging om de ledenbijdrage te betalen en zo nodig de in § 1, eerste lid, bedoelde gegevens te verstrekken.

Art. 19.§ 1. Een aangeslotene kan vrijwillig bij een andere zorgkas aansluiten met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin hij beslist om te veranderen van zorgkas en op voorwaarde dat hij dit aan die andere zorgkas meedeelt vóór 5 december van het lopende jaar. In dit geval vraagt die zorgkas aan de oorspronkelijke zorgkas een betalingsoverzicht van alle ledenbijdragen aan de vorige zorgkas of zorgkassen en een overzicht van de tenlastenemingen door de vorige zorgkas of zorgkassen gedurende het laatste jaar. Elke zorgkas is ertoe gehouden die gegevens volgens de door de minister te bepalen voorwaarden mee te delen.

Onverminderd het in het eerste lid bepaalde, geschiedt de aansluiting bij een andere zorgkas overeenkomstig artikel 18, § 1, met dien verstande dat de ledenbijdrage, op straffe van verval van de verandering van zorgkas, betaald moet zijn vóór 1 april van het jaar dat volgt op het jaar waarin de aangeslotene beslist om te veranderen van zorgkas. § 2. Als een bij een zorgkas aangeslotene geen woonplaats in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad meer heeft of overlijdt, wordt de aansluiting pas beëindigd met ingang van 1 januari van het volgende jaar. De ledenbijdrage blijft verschuldigd voor het lopende jaar, behoudens in geval van overlijden van de aangeslotene.

Het in het eerste lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing als een persoon die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont de aansluiting vrijwillig stopzet. HOOFDSTUK V. - De tenlasteneming van kosten en prestaties voor niet-medische hulp- en dienstverlening Afdeling I. - De voorwaarden om aanspraak te maken op een

tenlasteneming

Art. 20.§ 1. Om aanspraak te maken op een tenlasteneming moet een gebruiker op het ogenblik van zijn aanvraag voor tenlasteneming voldoen aan de bepalingen van artikel 5 van het decreet en aan de bepalingen van dit besluit, en moet de gebruiker de voor het lopende jaar verschuldigde ledenbijdrage betaald hebben.

Om aanspraak te blijven maken op een tenlasteneming moet de gebruiker de voor het lopende jaar verschuldigde ledenbijdrage betaald hebben vóór 1 april. Als de gebruiker die bijdrage vóór die datum niet betaald heeft, brengt de zorgkas het bedrag ervan automatisch en zonder voorafgaande verwittiging in mindering van het bedrag van de tenlasteneming waarop de gebruiker recht heeft. § 2. Het getroffen zijn door een langdurig ernstig verminderd zelfzorgvermogen wordt bewezen door de in artikel 22 bedoelde indicatiestelling of door een in artikel 23 bedoeld attest, waarin de gebruiker een graad van zorgbehoevendheid wordt toegemeten die hoger is dan of gelijk is aan een door de minister te bepalen minimumgraad. § 3. Als een in artikel 15 en 16 bedoelde gebruiker niet voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 5°, van het decreet en aantoont dat hij binnen de toepassing van artikel 5, tweede en derde lid, van het decreet valt, kan hij bij zijn aanvraag tot tenlasteneming een aanvraag tot regularisatie indienen bij een zorgkas op voorwaarde dat hij op het ogenblik van zijn aanvraag tot regularisatie aangesloten is bij die zorgkas en de verschuldigde ledenbijdragen betaald heeft.

Bij de aanvraag voegt hij het bewijs dat hij Belg is of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie, dat hij op grond van een bepaling van internationaal recht geheel of gedeeltelijk recht heeft op de in het decreet bepaalde voordelen, of dat hij onder de toepassing valt van artikel 23 van het verdrag inzake de rechten van het kind, ondertekend in New York op 20 november 1989.

De zorgkas beslist over de regularisatie op stukken. In geval van een positieve beslissing moet die persoon aan de zorgkas waarbij hij aangesloten is een aanvullende ledenbijdrage betalen ten belope van vijf maal het bedrag van de ledenbijdrage voor het jaar waarin de regularisatie wordt gevraagd, in voorkomend geval verminderd met de ledenbijdragen die door de gebruiker betaald werden binnen vijf jaar voorafgaand aan het jaar dat volgt op het jaar waarin de regularisatie wordt gevraagd.

De minister bepaalt de nadere regels met betrekking tot die regularisatie. § 4. De voorwaarde, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 6°, van het decreet is van toepassing als een persoon die de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt heeft en die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont of komt wonen, niet bij een zorgkas aansluit binnen zes maanden nadat hij had kunnen aansluiten. § 5. Elke persoon die in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont en die door zijn leeftijd niet kan aansluiten bij een zorgkas zoals bepaald in artikel 15 of 16, kan aanspraak maken op een tenlasteneming, op voorwaarde dat die persoon voldoet aan de bepalingen van artikel 5, eerste lid, 1°, 3°, 4° en 5°, van het decreet. Een in het eerste lid bedoelde persoon wordt voor de duur van de beslissing tot tenlasteneming geacht aangesloten te zijn bij een zorgkas van zijn keuze in de zin van artikel 5, eerste lid, 2°, van het decreet zonder dat hij gehouden zou zijn de ledenbijdrage bedoeld in artikel 18 te betalen.

Een in het eerste lid bedoelde persoon die jonger is dan vijf jaar wordt geacht aan de voorwaarde van artikel 5, eerste lid, 5°, van het decreet te voldoen als hij of zij vanaf zijn geboorte in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont. De voorwaarde van artikel 5, eerste lid, 6°, van het decreet is niet van toepassing op een in het eerste lid bedoelde persoon. Afdeling II. - De aanvraag voor tenlasteneming

Art. 21.§ 1. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger dient een aanvraag voor tenlasteneming in bij de zorgkas waarbij de gebruiker aangesloten is. Dit gebeurt door middel van een door de minister te bepalen aanvraagformulier dat gedagtekend wordt door de zorgkas, ondertekend wordt door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger, en waarop vermeld wordt voor welke zorgvorm of zorgvormen de gebruiker een aanvraag voor tenlasteneming doet.

Een vertegenwoordiger kan in naam en voor rekening van de gebruiker optreden mits voorlegging van een door de gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger ondertekende schriftelijke volmacht.

Op het aanvraagformulier wordt vermeld of de gebruiker op het ogenblik van de aanvraag ten minste vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag ononderbroken in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad heeft gewoond of, in het ontkennende geval, een regularisatie heeft aangevraagd. § 2. De zorgkas gaat na of de gebruiker, los van de in afdeling III bedoelde indicatiestelling en de in afdeling IV bedoelde registratie van de mantelzorger, aan de overige voorwaarden van artikel 20 voldoet. Als dit niet het geval is, deelt ze die beslissing en alle door de minister te bepalen stukken schriftelijk mee aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger met verduidelijking van de reden hiervan. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan hiertegen, overeenkomstig de bepalingen van afdeling XI, een bezwaar indienen bij het Fonds. In het andere geval en voorzover dit nog niet gebeurd is, verzoekt de zorgkas de gebruiker of zijn vertegenwoordiger een gemachtigde indicatiesteller te kiezen en, ingeval de gebruiker ook mantelzorg als zorgvorm gekozen heeft, zijn mantelzorger(s) te laten registreren.

Op eenvoudig verzoek stelt de zorgkas de lijst van gemachtigde indicatiestellers ter beschikking, waaruit de gebruiker of zijn vertegenwoordiger een gemachtigde indicatiesteller kiest. De keuze wordt vermeld op het aanvraagformulier. Afdeling III. - De indicatiestelling

Art. 22.De door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger gekozen gemachtigde indicatiesteller stelt de ernst en de duur van het verminderd zelfzorgvermogen van de gebruiker vast op de door de minister te bepalen wijze en aan de hand van een door de minister te bepalen meetinstrument. De persoon die de indicatiestelling uitvoert moet tenminste beschikken over het niveau van de graad van gegradueerde in het studiegebied gezondheidszorg of het studiegebied sociaal-agogisch werk, of over een diploma dat zowel naar inhoud als naar niveau door het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hiermee gelijkgesteld is.

De gemachtigde indicatiesteller vermeldt de indicatiestelling op het aanvraagformulier. De indicatiestelling wordt ondertekend door de persoon die de indicatiestelling heeft uitgevoerd. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger bezorgt het aanvraagformulier aan de zorgkas waarbij de gebruiker aangesloten is.

Art. 23.Gebruikers die beschikken over een indicatiestelling die uitgevoerd is krachtens een andere regelgeving, kunnen die indicatiestelling, in afwijking van artikel 22, gebruiken voor hun aanvraag voor tenlasteneming, op voorwaarde dat die aanvraag is ingediend vóór 1 januari 2003. De minister kan die termijn met ten hoogste twee jaar verlengen.

Een in het eerste lid bedoelde indicatiestelling wordt aangetoond door middel van een attest. De minister bepaalt de voorwaarden waaraan het attest moet voldoen, welke indicatiestellingen in aanmerking komen voor de aflevering van dit attest en de periode waarbinnen de indicatiestelling uitgevoerd moet zijn om in het kader van het eerste lid gebruikt te kunnen worden. Afdeling IV. - De registratie van de mantelzorger

Art. 24.Als de gebruiker of zijn vertegenwoordiger een tenlasteneming aanvraagt voor mantelzorg, voegt de gebruiker of zijn vertegenwoordiger een activiteitenplan bij het in artikel 21 bedoelde aanvraagformulier. In geval er meerdere mantelzorgers zijn wordt een activiteitenplan bijgevoegd.

Het activiteitenplan is een door de mantelzorger(s) op eer ondertekende verklaring die een opsomming geeft van de activiteiten die de mantelzorger(s) ten minste drie dagen per week verricht(en) voor de gebruiker. Het activiteitenplan wordt medeondertekend door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger. De minister bepaalt de nadere voorwaarden voor het activiteitenplan.

Als de gebruiker beschikt over een zorgenplan, bedoeld in artikel 10, § 4, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1990 houdende coördinatie en ondersteuning van de thuisverzorging met een schematische omschrijving van de opdrachten van de mantelzorger(s), dan geldt dit zorgenplan als activiteitenplan.

Art. 25.De zorgkas waarbij de gebruiker aangesloten is, neemt een beslissing over de registratie van de mantelzorger(s) op basis van het activiteitenplan en deelt die beslissing en de door de minister te bepalen stukken schriftelijk mee aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger en in geval van een negatieve beslissing ook aan de mantelzorger(s). De registratie kan op elk ogenblik gebeuren, maar moet gebeurd zijn uiterlijk op de datum dat de zorgkas overeenkomstig artikel 28 een beslissing neemt over de tenlasteneming of met toepassing van artikel 29 de verandering van een andere zorgvorm naar mantelzorg laat ingaan.

In geval van de in afdeling VIII of IX bedoelde procedure ingevolge de herziening of de controle, moet de registratie van de mantelzorger(s) hernieuwd worden op basis van een nieuw activiteitenplan.

De minister bepaalt de nadere voorwaarden voor de registratie.

Art. 26.Een geregistreerde mantelzorger is ertoe gehouden de stopzetting van de mantelzorg onmiddellijk mee te delen aan de zorgkas waarbij de gebruiker aangesloten is. De onderbreking van de geleverde mantelzorg gedurende maximaal 21 opeenvolgende dagen wordt niet als een stopzetting beschouwd.

De zorgkas in kwestie schrapt de registratie van de mantelzorger(s) als gevolg van de in het eerste lid bedoelde mededeling, op verzoek van de mantelzorger(s) of van de gebruiker of zijn vertegenwoordiger.

Als blijkt dat de mantelzorger(s) het activiteitenplan niet of onvoldoende uitvoert of uitvoeren, of dat de mantelzorger(s) onjuiste gegevens heeft of hebben meegedeeld kan de zorgkas de registratie op eigen initiatief schrappen. De zorgkas is hiertoe gehouden als het Fonds erom verzoekt. De zorgkas biedt de gebruiker of zijn vertegenwoordiger en de mantelzorger(s) de mogelijkheid om gehoord te worden alvorens over de schrapping van de registratie te beslissen.

De zorgkas deelt elke beslissing tot schrapping van de registratie en de door de minister te bepalen stukken onmiddellijk schriftelijk mee aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger en aan de mantelzorger(s).

Art. 27.De gebruiker of zijn vertegenwoordiger en de mantelzorger(s) kunnen tegen de in artikel 25 en 26 bedoelde beslissingen een bezwaar indienen bij het Fonds. De bepalingen van afdeling XI zijn van overeenkomstige toepassing. Afdeling V. - De beslissing over de tenlasteneming

Art. 28.§ 1. Op basis van het met de indicatiestelling aangevulde aanvraagformulier neemt de zorgkas een beslissing over de tenlasteneming. De zorgkas gaat na of de gebruiker voldoet aan alle voorwaarden van artikel 20.

Als de zorgkas de ernst of de duur van het verminderd zelfzorgvermogen betwist, deelt zij dit mee aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger met de mededeling dat ze het recht hebben te worden gehoord. Als de gebruiker of zijn vertegenwoordiger hierom verzoekt, wordt hij gehoord door de zorgkas vooraleer zij haar beslissing neemt.

De minister bepaalt op welke wijze de zorgkassen bijkomende onderzoeken kunnen verrichten of laten verrichten naar de indicatiestelling. § 2. De zorgkas deelt haar beslissing en de door de minister te bepalen stukken binnen zestig dagen na de datum van de aanvraag schriftelijk mee aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan hiertegen overeenkomstig de bepalingen van afdeling XI een bezwaar indienen bij het Fonds. § 3. Onverminderd de bepalingen van de afdelingen VIII en IX, geldt een positieve beslissing tot tenlasteneming : 1° voor de tenlasteneming van de in de aanvraag vermelde zorgvorm;2° voor de in de beslissing vermelde duur, met een maximum van drie jaar te rekenen vanaf de datum van de indicatiestelling of het in artikel 23 bedoelde attest;3° zolang de gebruiker voldoet aan de voorwaarden van artikel 20, § 1. De minister bepaalt de nadere regels voor de vaststelling van de in het vorige lid bedoelde geldigheidsduur van de beslissing.

Art. 29.Een gebruiker die een tenlasteneming geniet en wil veranderen van zorgvorm, deelt dit zelf of via zijn vertegenwoordiger mee aan de zorgkas. De zorgkas bezorgt de gebruiker of zijn vertegenwoordiger een door de minister te bepalen aanhangsel bij de in artikel 28, § 2, bedoelde beslissing, met vermelding van de nieuwe zorgvorm. De tenlasteneming voor de nieuwe zorgvorm gaat in vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de mededeling van de verandering van zorgvorm. De geldigheidsduur, bedoeld in artikel 28, § 3, eerste lid, 2°, blijft ongewijzigd.

Art. 30.De gebruiker en zijn vertegenwoordiger zijn ertoe gehouden elke wijziging in de toestand of de zorg van de gebruiker onmiddellijk mee te delen aan de zorgkas. In het geval de gebruiker een beroep doet op mantelzorg, is ook de mantelzorger hiertoe gehouden. Afdeling VI. - Het bedrag van de tenlasteneming

Art. 31.§ 1. De mogelijke tenlastenemingen en het bedrag ervan worden als volgt vastgesteld : 1° voor de eerste en de tweede maand die volgt op de datum waarop de aanvraag is ingediend bedraagt de tenlasteneming 0 euro;2° als de gebruiker een beroep doet op mantelzorg, bedraagt de tenlasteneming 75 euro per maand vanaf de derde maand die volgt op de datum waarop de aanvraag is ingediend;3° als de gebruiker een beroep doet op een of meer in artikel 2, § 1, artikel 2, § 2, eerste lid, 1°, artikel 2, § 3, artikel 5 en artikel 6 bedoelde voorzieningen of personen, of in artikel 2, § 2, eerste lid, 2°, bedoelde serviceflats, of in één of meer zulke voorzieningen verblijft, bedraagt de tenlasteneming 85 euro per maand vanaf de derde maand die volgt op de datum waarop de aanvraag is ingediend;4° als de gebruiker zowel een beroep doet op mantelzorg als op de in 3° bedoelde zorgvorm, bedraagt de tenlasteneming 125 euro per maand vanaf de derde maand die volgt op de datum waarop de aanvraag is ingediend;5° als de gebruiker verblijft in een in artikel 2, § 2, eerste lid, 2° tot en met 4°, bedoelde voorzieningen met uitzondering van de serviceflats, bedraagt de tenlasteneming 160 euro per maand vanaf de derde maand die volgt op de datum waarop de aanvraag is ingediend. Als de gebruiker die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont in een bepaalde maand enkel een beroep doet op mantelzorg of op een voorziening of professionele zorgverlener voor de aankoop, de huur of de ontlening van een product of hulpmiddel, zonder dat die gebruiker tijdens die maand nog een beroep doet op andere professionele niet-medische hulp- en dienstverlening, heeft hij, in afwijking van het eerste lid, voor die maand geen recht op een in het eerste lid bedoelde tenlasteneming.

In het in het eerste lid, 4°, bedoelde geval wordt het bedrag in kwestie opgesplitst in een bedrag van 75 euro als tenlasteneming voor de mantelzorg en een bedrag van 50 euro als tenlasteneming voor de andere zorgvorm.

Het bedrag van de in het eerste lid, 5°, bedoelde situatie is niet cumuleerbaar met de bedragen van de in het eerste lid, 2°, 3° of 4°, bedoelde gevallen. § 2. In de gevallen, bedoeld in de artikelen 29, 35, § 2, of in artikel 37, § 2, wordt de in § 1, eerste lid, 2° tot 5°, bedoelde tenlasteneming toegekend vanaf de eerste dag van de eerste maand die volgt op de datum van de mededeling van de verandering van zorgvorm of de beslissing. Afdeling VII. - De opschorting van de uitvoering van de tenlasteneming

Art. 32.In voorkomend geval wordt de uitvoering van de tenlastenemingen in afwijking van artikel 31 opgeschort voor de schorsingsperiode, bedoeld in artikel 16, § 1, vijfde lid, of § 2, tweede lid, in fine, of voor de schorsingsperiode, bedoeld in artikel 17, eerste lid, in fine, of voor beide schorsingsperiodes samengeteld.

De opschorting wordt gerekend vanaf de maand die volgt op de datum waarop de aanvraag is ingediend. De gebruiker verliest elk recht op tenlastenemingen voor die schorsingsperiode. Met ingang van de maand die volgt op het verstrijken van de opschorting wordt de tenlasteneming uitgevoerd op basis van de bedragen, bepaald in artikel 31, § 1, eerste lid, 2° tot 5°.

Art. 33.Na advies van de bezwaarcommissie, bedoeld in artikel 42, kan het Fonds een gebruiker die in een behartigenswaardige toestand verkeert als bedoeld in artikel 23ter, tweede lid, van het decreet, de mogelijkheid bieden om de niet betaalde ledenbijdragen alsnog te betalen of die gebruiker geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van betaling. In die gevallen vervalt de in artikel 17, eerste lid, in fine bedoelde opschorting.

De minister bepaalt de nadere regels met betrekking tot de procedure, bedoeld in het eerste lid. Afdeling VIII. - De herziening van de beslissing over de

tenlasteneming

Art. 34.§ 1. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger heeft het recht om op ieder ogenblik een herziening van de beslissing over de tenlasteneming te vragen aan de zorgkas. Naargelang van het geval gebeurt de vraag tot herziening door middel van een nieuwe aanvraag of door middel van een gedagtekende en ondertekende toevoeging bij de oorspronkelijke aanvraag. § 2. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de zorgkas tot uiterlijk 15 dagen na ontvangst van een wijziging in de toestand of de zorg van de gebruiker, zoals bedoeld in artikel 30, de gebruiker of zijn vertegenwoordiger verwittigen dat de gebruiker zich opnieuw moet laten indiceren aan de hand van een door de minister te bepalen herzieningsformulier. § 3. De zorgkas verwittigt de gebruiker of zijn vertegenwoordiger drie maanden vóór het einde van de in artikel 23 of 28, § 3, bedoelde geldigheidsduur van de beslissing tot tenlasteneming, dat de gebruiker zich opnieuw moet laten indiceren. Dat gebeurt door middel van het in § 2 bedoelde herzieningsformulier.

Art. 35.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 34, is de procedure, bepaald in artikel 21 tot en met 30, van overeenkomstige toepassing voor de herziening. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan daartegen overeenkomstig de bepalingen van afdeling XI een bezwaar indienen bij het Fonds. § 2. De overeenkomstig § 1 genomen beslissing over de tenlasteneming heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de herziening gevraagd werd door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger of door de zorgkas in toepassing van artikel 34, § 2, evenwel zonder dat een aan de gebruiker toegekende tenlasteneming wordt teruggevorderd. Afdeling IX. - De controle op de indicatiestelling

Art. 36.De zorgkas kan de indicatiestelling van een gebruiker die een tenlasteneming ontvangt op eigen initiatief controleren en is daartoe gehouden telkens als het Fonds dat vraagt.

In voorkomend geval zal een door de zorgkas aangewezen indicatiesteller, die een andere is dan degene die de laatste indicatiestelling van de gebruiker heeft uitgevoerd, een nieuwe indicatiestelling uitvoeren.

Art. 37.§ 1. De door de zorgkas aangewezen indicatiesteller stelt de ernst en de duur van het verminderd zelfzorgvermogen van de gebruiker vast op de door de minister te bepalen wijze en aan de hand van een door de minister te bepalen meetinstrument. De persoon die de indicatiestelling uitvoert, moet ten minste beschikken over het niveau van de graad van gegradueerde in het studiegebied gezondheidszorg of het studiegebied sociaalagogisch werk, of over een diploma dat zowel naar inhoud als naar niveau door het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap daarmee gelijkgesteld is.

De indicatiestelling wordt ondertekend door de persoon die de indicatiestelling heeft uitgevoerd. De indicatiesteller stuurt de indicatiestelling onmiddellijk naar de zorgkas.

De bepalingen van artikel 28, § 1, eerste lid, en § 3, en van artikel 30 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van de controle. De zorgkas deelt haar beslissing en de door de minister te bepalen stukken binnen zestig dagen na de in artikel 36, tweede lid, bedoelde mededeling mee aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger. Als de controle op verzoek van het Fonds gebeurde, deelt de zorgkas haar beslissing ook mee aan het Fonds. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan daartegen overeenkomstig de bepalingen van afdeling XI een bezwaar indienen bij het Fonds. § 2. De overeenkomstig § 1 genomen beslissing over de tenlasteneming heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de beslissing. Afdeling X. - De terugvordering van onverschuldigd uitgevoerde

tenlastenemingen

Art. 38.Door een zorgkas onverschuldigd uitgevoerde tenlastenemingen worden door de zorgkas van de betrokken gebruiker teruggevorderd of in mindering gebracht van toekomstige aan de betrokken gebruiker te betalen tenlastenemingen.

Art. 39.De zorgkas deelt haar beslissing om de onverschuldigd uitgevoerde tenlastenemingen terug te vorderen of in mindering te brengen schriftelijk aan de gebruiker mee, met vermelding van de reden van de beslissing. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan vragen om gehoord te worden.

Art. 40.Als de zorgkas beslist tot terugvordering van onverschuldigd aan een gebruiker uitgevoerde tenlastenemingen die te wijten zijn aan door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bewust achtergehouden informatie of door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bewust onjuist of onvolledig verstrekte informatie, kan de zorgkas bovendien de uitvoering van de tenlasteneming schorsen voor maximaal zes maanden. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan daartegen overeenkomstig de bepalingen van afdeling XI een bezwaar indienen bij het Fonds. Afdeling XI. - Het bezwaar

Art. 41.§ 1. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan een bezwaarschrift indienen bij het Fonds tegen de volgende beslissingen van de zorgkas : 1° de krachtens artikel 21, § 2, eerste lid, genomen beslissing inzake de aanvraag;2° de krachtens artikel 28, § 2, genomen beslissing inzake de tenlasteneming;3° de krachtens artikel 35, § 1, genomen beslissing inzake de herziening;4° de krachtens artikel 37, § 1, derde lid, genomen beslissing ten gevolge van de controle;5° de krachtens artikel 40 genomen beslissing. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger en de mantelzorger(s) kan of kunnen een bezwaarschrift indienen bij het Fonds tegen de krachtens de artikelen 25 of 26 genomen beslissingen van de zorgkas waarbij de gebruiker is aangesloten. § 2. Om ontvankelijk te zijn moet het bezwaarschrift : 1° met redenen omkleed zijn;2° vergezeld zijn van alle relevante stukken;3° binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing van de zorgkas per aangetekende brief verstuurd zijn aan het Fonds of er binnen die termijn tegen ontvangstbewijs zijn afgegeven. Als de gebruiker of zijn vertegenwoordiger, of de mantelzorger(s) gehoord wil worden, moet dat op straffe van verval gevraagd worden in het bezwaarschift.

Art. 42.§ 1. Als het bezwaar ontvankelijk is, bezorgt het Fonds het bezwaarschrift binnen vijftien dagen na ontvangst aan een door de minister samen te stellen bezwaarcommissie. Binnen dezelfde termijn deelt het Fonds aan de zorgkas mee dat een ontvankelijk bezwaar werd ingediend. De zorgkas kan vragen gehoord te worden.

De minister kan bij de bezwaarcommissie kamers instellen. § 2. De bezwaarcommissie of, wanneer er met toepassing van § 1, tweede lid, kamers zijn ingesteld, elke kamer van de bezwaarcommissie, is samengesteld uit een voorzitter en vier leden, en hun plaatsvervangers. De voorzitter en zijn plaatsvervanger moeten beschikken over een diploma van doctor of licentiaat in de rechten.

Onder de overige leden moeten minstens de volgende kwalificaties aanwezig zijn : doctor in de geneeskunde, gegradueerde in de verpleegkunde en maatschappelijk assistent. De voorzitter en de leden van de bezwaarcommissie worden door de minister benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

Het secretariaat van een kamer van de bezwaarcommissie wordt waargenomen door een personeelslid van het Fonds. Hij heeft geen stemrecht. § 3. Punt 4 van de bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen wordt aangevuld als volgt : « - de bezwaarcommissie, bedoeld in artikel 42 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering ».

Art. 43.§ 1. Een kamer van de bezwaarcommissie kan alleen een geldig advies uitbrengen als de voorzitter en ten minste twee leden, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn. De bezwaarcommissie beslist bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of zijn plaatsvervanger doorslaggevend.

Als de gebruiker of zijn vertegenwoordiger, of de mantelzorger(s) dat in het bezwaarschrift heeft gevraagd, wordt hij door een kamer van de bezwaarcommissie gehoord. Hetzelfde geldt voor de zorgkas. § 2. De bezwaarcommissie regelt haar werking in een door de minister goed te keuren huishoudelijk reglement. Als binnen de bezwaarcommissie meerdere kamers zijn ingesteld, wordt dit huishoudelijk reglement of de wijziging ervan in verenigde kamers besproken.

Art. 44.Een kamer van de bezwaarcommissie verleent haar gemotiveerd advies aan het Fonds binnen drie maanden na ontvangst van het bezwaarschrift.

De leidend ambtenaar neemt een gemotiveerde beslissing binnen één maand na ontvangst van het advies of, bij ontstentenis van een tijdig advies, na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn.

Het Fonds stuurt de beslissing van de leidend ambtenaar binnen acht dagen per aangetekende brief aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger, of de mantelzorger(s), aan de zorgkas in kwestie en aan de gemachtigde indicatiesteller. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 45.De minister bepaalt de nadere voorwaarden inzake de in artikel 6, § 2, van het decreet bedoelde weigering of vermindering van tenlastenemingen. Hij bepaalt in welke gevallen een tenlasteneming overeenkomstig artikel 6, § 2, van het decreet wordt verminderd en in welke gevallen een tenlasteneming wordt geweigerd.

Art. 46.Onverminderd artikel 20, § 4, bedraagt de in artikel 5, eerste lid, 6°, van het decreet bedoelde termijn van voorafgaande aansluiting bij wijze van overgangsmaatregel : 1° nul jaar als de in artikel 16, § 1, tweede lid, bedoelde persoon aansluit bij een zorgkas vóór 1 juli 2002;2° één jaar als de in artikel 16, § 1, tweede lid, bedoelde persoon aansluit bij een zorgkas na 1 juli 2002 en vóór 1 juli 2003;3° drie jaar als de in artikel 16, § 1, tweede of derde lid, bedoelde persoon aansluit bij een zorgkas na 1 juli 2003 en vóór 1 juli 2004;4° vijf jaar als de in artikel 16, § 1, tweede, derde of vierde lid, bedoelde persoon aansluit bij een zorgkas na 1 juli 2004 en vóór 1 juli 2005.

Art. 47.De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn zullen de door de minister te bepalen taken van de Vlaamse zorgkas uitvoeren onder de door de minister te bepalen voorwaarden.

Art. 48.Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2001 is in plaats van het bedrag « 10 euro » vermeld in artikel 17, tweede lid, het bedrag « 403 frank » van toepassing.

Art. 49.§ 1. De artikelen 3 tot en met 9, artikel 10, § 1, artikel 10bis, artikel 13, eerste lid, 3°, artikel 13, tweede tot en met zesde lid, de artikelen 21bis tot en met 23ter van het decreet treden, in de mate, bepaald in dit besluit, in werking op 1 oktober 2001. § 2. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2001.

Art. 50.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 september 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS

^