Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 april 2004
gepubliceerd op 27 oktober 2004

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de oprichting van een programma voor de bevordering van technologietransfer door instellingen van hoger onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036597
pub.
27/10/2004
prom.
30/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/30/2004036597/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de oprichting van een programma voor de bevordering van technologietransfer door instellingen van hoger onderwijs


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende oprichting van een Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, inzonderheid op artikelen 4 en 5, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999;

Gelet op het decreet van 18 mei 1999 betreffende het voeren van een beleid ter aanmoediging van de technologische innovatie;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, gegeven op 20 oktober 2003;

Gelet op het advies van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 3 december 2003;

Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, gegeven op 4 december 2003;

Gelet op het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van dertig dagen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 5 februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 24 oktober 2003 en 22 april 2004;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1. IWT-Vlaanderen : het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen;2. de raad van bestuur : de raad van bestuur van IWT-Vlaanderen;3. het directiecomité : het directiecomité van IWT-Vlaanderen;4. de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor Wetenschapsbeleid en Technologisch Innovatiebeleid;5. Vlaamse universiteit : de instellingen, genoemd in artikel 3 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;6. Vlaamse hogeschool : de instellingen, genoemd in artikel 2, 1°, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;7. Vlaamse instelling van hoger onderwijs : een Vlaamse universiteit of een Vlaamse hogeschool;8. innovatieactor : een rechtspersoon die actief is in het domein van onderzoek en technologische innovatie, buiten de Vlaamse instellingen van hoger onderwijs;9. projectaanvrager : de Vlaamse instelling van hoger onderwijs die in het kader van dit besluit een projectvoorstel bij IWT-Vlaanderen indient, zelfstandig of als lid van het projectconsortium;10. projectconsortium : een samenwerkingsverband van meer dan een projectaanvrager of van ten minste één projectaanvrager in combinatie met ten minste een innovatieactor;11. contractant : organisatie of instelling die geen deel uitmaakt van het projectconsortium zelf, maar waaraan bepaalde deeltaken van het project worden uitbesteed;12. kleine of middelgrote onderneming is een onderneming die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) er zijn gemiddeld niet meer dan 250 personen (equivalent) voltijds tewerkgesteld tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin de steun wordt aangevraagd;b) de onderneming heeft tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin de steun wordt aangevraagd een omzet exclusief BTW en accijnzen gerealiseerd die minder bedraagt dan 40 miljoen euro of een balanstotaal van minder dan 27 miljoen euro;c) niet meer dan 25 % van het kapitaal van de onderneming is rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit is van een of meer ondernemingen, die zelf niet aan de definitie van kleine of middelgrote onderneming voldoen, met uitzondering van publieke investeringsmaatschappijen, participatiemaatschappijen of, mits geen controle wordt uitgeoefend, institutionele beleggers. HOOFDSTUK II. - Karakteristieken van het financieringskanaal voor technologietransfer door instellingen van hoger onderwijs Afdeling I. - Definitie en doelstellingen

Art. 2.Dit besluit regelt de financiering van projecten van één of meer dan één Vlaamse instelling van hoger onderwijs voor technologiegedreven kennisoverdracht, via activiteiten van onderzoek en studiewerk met het oog op het verwerven, het bundelen en het vertalen van technologische kennis naar innovatieve toepassingen die bruikbaar zijn voor bedrijven - kleine en middelgrote ondernemingen in het bijzonder- en eventueel van social profit organisaties.

De resultaten hebben een aantoonbare economische en eventueel ook sociale en ecologische meerwaarde en zijn te valoriseren voor een zo ruim mogelijke groep van dergelijke bedrijven en organisaties die in het bijzonder in Vlaanderen gevestigd zijn en in de onderwijsprogramma's van de instellingen van hoger onderwijs in kwestie.

Art. 3.IWT-Vlaanderen steunt projecten voor technologiegedreven kennisoverdracht binnen de perken van de begrotingskredieten. Afdeling II. - Projectvoorstellen en projectaanvragers

Art. 4.Een projectvoorstel gaat altijd uit van minstens één Vlaamse instelling van hoger onderwijs.

Een projectvoorstel kan eveneens worden ingediend door een projectconsortium waarvan minstens één Vlaamse instelling van hoger onderwijs deel uitmaakt, voor zover dit een duidelijke meerwaarde betekent voor het project en voorzover minstens twee derde van het project uitgevoerd wordt door één of meer Vlaamse instellingen van hoger onderwijs.

Als een projectconsortium een projectvoorstel indient, wijst het de Vlaamse instelling van hoger onderwijs aan die als projectcoördinator zal fungeren.

Het project van een projectconsortium is slechts ontvankelijk als de indiening vergezeld is van de vereiste intentieverklaringen van de diverse partijen.

Binnen vier maanden na de beslissing tot toekenning van de steun overeenkomstig artikel 10 zal hun onderlinge samenwerkingsovereenkomst ter goedkeuring voorgelegd worden aan IWT-Vlaanderen.

Art. 5.Elk projectvoorstel legt een uitvoeringstijd van twee jaar vast. Op voorwaarde van een grondige motivering kan deze uitvoeringstijd korter, met één jaar als absoluut minimum.

Het projectvoorstel omvat een voorstel van projectbegroting in de vorm van een kostenramingsstaat. In geval van een projectconsortium omvat het voorstel voor elke aanvrager ook een deelprojectbegroting. De projectkosten die opgenomen moeten worden in de kostenstaat zijn in overeenstemming met de kostenomschrijving, vermeld in de bijlage bij dit besluit.

De voorgestelde projectbezetting heeft betrekking op minstens één voltijds equivalent onderzoeker als inzet per jaar. De projectbegroting bedraagt ten minste euro 100.000 en ten hoogste euro 480.000.

Om specifieke deeltaken uit te voeren kan het projectvoorstel voorzien in diensten van een contractant. De totale kosten van dergelijke taken zijn beperkt tot 10 % van de voorgestelde projectbegroting. HOOFDSTUK III. - Steunpercentage en cumulatie met andere steun Afdeling I. - Steunpercentage

Art. 6.Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 7, bedraagt het steunpercentage minimaal 80 % en maximaal 92,5 % van de kosten omschreven in de bijlage bij dit besluit. Het exacte steunpercentage zal vastgelegd worden bij ministrieel besluit. Afdeling II. - Cumulatie met andere steun

Art. 7.De toekenning van steun kan enkel voor kosten die niet reeds gedekt zijn door enige andere vorm van steun van de Vlaamse overheid of een overheid die ressorteert onder de Vlaamse overheid. Als een projectvoorstel financieel wordt gesteund door een overheid die niet ressorteert onder de Vlaamse overheid, kan de steun worden toegekend, in die mate dat hij niet leidt tot de overschrijding van het steunpercentage dat aan het project is toegekend. HOOFDSTUK IV. - Procedure om projectvoorstellen te behandelen

Art. 8.De projectvoorstellen moeten worden geformuleerd overeenkomstig de modaliteiten inzake de aanvraagprocedure en -voorwaarden die de raad van bestuur van IWT-Vlaanderen vastlegt en bekendmaakt, binnen de krijtlijnen van de verordeningen van dit reglementair besluit. De raad van bestuur voorziet in een of meer uiterste indiendata in de loop van elk kalenderjaar.

Het directiecomité beoordeelt de ontvankelijkheid van een projectvoorstel op basis van de formele indieningsvoorwaarden en -instructies, bedoeld in vorige paragraaf.

Een projectvoorstel dat niet ontvankelijk wordt verklaard, wordt uitgesloten van verdere behandeling.

Uiterlijk tien werkdagen na de uiterste indiendatum deelt IWT-Vlaanderen aan de projectaanvrager de beslissing over de ontvankelijkheid van het projectvoorstel mee.

Art. 9.De raad van bestuur zal voor de beoordeling van projecten externe deskundigen aanwijzen die zullen adviseren over de aspecten, bepaald in artikel 14, 15 en 16. De raad van bestuur kan zijn bevoegdheid hiervoor delegeren aan het directiecomité.

Art. 10.De raad van bestuur beslist op basis van het dossier, waaronder het advies van de externe deskundigen, en bepaalt de omvang en de aard van de steun, alsmede de bijzondere voorwaarden en bepalingen ervan.

Art. 11.Uiterlijk negentig werkdagen na de uiterste indiendatum deelt IWT-Vlaanderen aan de projectaanvrager de beslissing van de raad van bestuur mee.

Art. 12.De steun wordt toegekend onder de voorwaarden en volgens nadere modaliteiten die de raad van bestuur voor het project vaststelt in een overeenkomst tussen het IWT-Vlaanderen en de projectaanvrager(s), met algemene bepalingen voorzien in een type overeenkomst, vastgesteld door de raad van bestuur, binnen de krijtlijnen van de verordeningen van dit reglementair besluit.

Elk project zal worden begeleid door een gebruikerscommissie, namelijk een groep van externe vertegenwoordigers die fungeert als eerste ontvanger van de resultaten. De voorwaarden van samenstelling en de werking van deze gebruikerscommissie worden vastgelegd in de type-overeenkomst. HOOFDSTUK V. - Beslissingsbepalingen en -criteria

Art. 13.De raad van bestuur kan beslissen de steun niet toe te kennen of kan extra voorwaarden stellen op basis van de volgende elementen : 1° als een projectaanvrager niet of slechts gedeeltelijk andere overheidsverplichtingen of -vergunningen is nagekomen;2° als een projectaanvrager bij vroegere projectvoorstellen tekortgeschoten is in zijn normale contractuele verplichtingen inzake onder meer informatieverstrekking, inhoudelijke of financiële verplichtingen of verslaggeving.

Art. 14.De raad van bestuur zal bij zijn besluitvorming inzake steuntoekenning de volgende beoordelingsdimensies in zijn overweging meenemen : 1° de technisch-wetenschappelijke kwaliteit van het projectvoorstel, bedoeld in artikel 15; 2° het economische, maatschappelijke of ecologische valorisatiepotentieel van het projectvoorstel : de gebruiksmogelijkheden van de resultaten voor de beoogde doelgroep van bedrijven, in het bijzonder de K.M.O.'s of de social profit organisaties, bedoeld in artikel 16; 3° het belang van het project voor de onderwijsopdracht van de instellingen van hoger onderwijs in kwestie. De raad van bestuur zal bij de nadere invulling van zijn opdracht tevens rekening houden met de specifieke beleidslijnen van de Vlaamse regering of met de afspraken in de beheersovereenkomst met het IWT-Vlaanderen.

Art. 15.Voor de beoordeling van de technisch-wetenschappelijke kwaliteit worden de volgende sub-criteria gebruikt : 1° de competenties en expertise van de uitvoerders met het oog op het welslagen van het project en de kwaliteit van de samenwerking tussen de betrokken uitvoerders, indien van toepassing; 2° de originaliteit en creativiteit van het project, met inbegrip van de complementariteit en meerwaarde t.o.v. andere initiatieven; 3° de omvang en haalbaarheid van de beoogde kennisoverdracht;4° de kwaliteit en de relevantie van het werkplan en van de haalbaarheid ervan binnen het vastgestelde tijdsbestek en budget;5° de resultaten van een voorafgaandelijk gesteund en verwant project, indien van toepassing. Aan elk projectvoorstel wordt een globale score voor technische-wetenschappelijke kwaliteit toegekend.

Art. 16.Voor de beoordeling van het valorisatiepotentieel van een projectvoorstel worden de volgende subcriteria gebruikt : 1° de omvang van het beoogde bedrijfsbereik dat vatbaar is voor de valorisatie van de resultaten van het project, inzonderheid van de K.M.O.'s en social profit organisaties; 2° het economische belang van de potentieel geïnitieerde innovaties bij de valorisatie van de resultaten van het project;3° de complementariteit met andere lopende onderzoeksactiviteiten;4° de kwaliteit en de omvang van de beoogde activiteiten inzake kennisdiffusie;5° de bijdrage tot de duurzame ontwikkeling;6° de resultaten van voorafgaandelijk gesteunde en verwante projecten, indien van toepassing. Aan elk projectvoorstel wordt een globale score toegekend voor het valorisatiepotentieel.

Art. 17.De raad van bestuur kan zijn beslissing over de steun daarenboven nemen op basis van de volgende overwegingen : 1° de complementariteit van de projecten onderling;2° de spreiding van de projecten over sector- of technologiedomeinen. De raad van bestuur kan zijn steunverlening beperken tot een gedeelte van het ingediende projectvoorstel.

Art. 18.De raad van bestuur moet zijn steunbeslissingen beperken tot de jaarlijks bepaalde begrotingsvoorzieningen. HOOFDSTUK VI. - Verzoek tot herziening

Art. 19.Na de beslissing van de raad van bestuur wordt aan de aanvrager een afschrift betekend van de gemotiveerde beslissing van de raad van bestuur.

Als de beslissing negatief is, wordt uitdrukkelijk verwezen naar het recht van de aanvrager om, overeenkomstig artikel 20, een herziening van de beslissing te vragen.

Art. 20.De aanvrager kan de herziening vragen van de beslissing van de raad van bestuur tot weigering van steun, zonder evenwel de opportuniteit van de beslissing in vraag te kunnen stellen;

De herziening wordt, op straffe van verval gevraagd met een aangetekende brief, binnen een termijn van twintig werkdagen na afgifte op de post van de betekening van de beslissing.

Het verzoekschrift tot herziening bevat, op straffe van onontvankelijkheid, een opgave van de objectief apprecieerbare elementen van het dossier dat aan de raad van bestuur ter beslissing werd voorgelegd, waarvan de aanvrager beweert dat de incorrecte appreciatie kennelijk bepalend is geweest voor het nemen van de bestreden beslissing, alsmede de argumenten ter weerlegging van de bedoelde appreciatie.

De aanvrager beschikt daartoe over het recht op inzage van het dossier, zoals dat ter beslissing is voorgelegd aan de raad van bestuur.

De raad van bestuur beslist binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoekschrift tot herziening en bepaalt tevens hoe deze beslissing verder kan uitgevoerd worden. HOOFDSTUK VII. - Eigendomsrechten en valorisatie

Art. 21.De projectaanvrager of het projectconsortium is de eigenaar van de projectresultaten en dit onafgezien van een eventuele te voorziene billijke vergoeding bij de valorisatie van de projectresultaten. De aanvragende organisaties nemen zelf de geschikte maatregelen om hiertoe hun rechten en plichten intern te regelen, overeenkomstig de wetgeving terzake.

Art. 22.Elke projectaanvrager heeft de plicht om de projectresultaten tegen reproductiekosten en niet-exclusief ter beschikking te stellen aan elke geïnteresseerde.

De projectpartners kunnen binnen de projectkosten geen vergoeding krijgen voor de eventuele intellectuele eigendomsrechten die zij inbrengen in het project. Zij behouden wel de rechten op de beschermde intellectuele eigendom die zij hebben ingebracht in het project.

De overeenkomst bedoeld in artikel 12 en de modaliteiten bedoeld in artikel 8 bepalen de nadere verplichtingen inzake valorisatie, zowel voor de socio-economische als voor de onderwijskundige aspecten. HOOFDSTUK VIII. - Toezicht

Art. 23.Het IWT-Vlaanderen is belast met het toezicht op de aanwending door de projectaanvragers van de steun die krachtens dit besluit wordt toegekend.

Art. 24.De projectaanvragers leveren op geregelde tijdstippen schriftelijk verslag aan het IWT-Vlaanderen over de vordering van het project en de aanwending van de steun. Ze brengen na afloop van het project een eindverslag uit over het verloop en de resultaten van het project.

Art. 25.De projectaanvrager die de voorwaarden en de bepalingen waaronder de steun werd toegekend niet naleeft, wordt bij de beslissing van de raad van bestuur in gebreke gesteld. Vanaf de ingebrekestelling wordt elke verdere steun aan het project geschorst.

De ingebrekestelling kan aanleiding geven tot een herziening van de steun door de raad van bestuur. De vordering van terugbetaling van de oneigenlijk aangewende of herziene steun wordt ingeleid door de raad van bestuur. Als het project in consortiumverband wordt uitgevoerd, is de terugvordering beperkt tot de steun die de individuele projectaanvrager heeft ontvangen. De raad van bestuur kan de bevoegdheid tot vordering van terugbetaling aan het directiecomité delegeren.

Art. 26.De projectaanvrager kan in beroep gaan tegen de beslissing van de raad van bestuur over de herziening van de steun overeenkomstig artikel 20. Er is beroep mogelijk tot opschorting van steun. Het beroep moet aangetekend bezorgd worden binnen een termijn van twintig werkdagen na de betekening van de beslissing. Het beroep moet door het IWT-Vlaanderen behandeld worden binnen een termijn van twintig werkdagen, waarna de raad van bestuur een nieuwe beslissing kan bepalen. HOOFDSTUK IX. - Geheimhouding

Art. 27.De personeelsleden van IWT-Vlaanderen, de leden van de raad van bestuur, de leden van de expertencolleges, alsmede alle andere personen die ambtshalve kennis krijgen van een dossier zoals bedoeld in dit besluit, zullen de gegevens in kwestie als strikt vertrouwelijk behandelen, ze niet meedelen aan derden, noch in hun eigen voordeel aanwenden. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 28.Dit besluit treedt in werking op 30 april 2004.

Art. 29.De Vlaamse minister, bevoegd voor Wetenschappen en Technologische Innovatie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 april 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN

Bijlage Als projectkosten kunnen in aanmerking worden genomen de kosten die, na de startdatum, opgenomen in de overeenkomst die bedoeld wordt in artikel 12 door de projectuitvoerders worden gemaakt en betaald zijn.

Deze kosten moeten noodzakelijk zijn en rechtstreeks aan het project toegerekend kunnen worden.

De projectkosten omvatten de volgende kosten : 1° personeelskosten (onderzoekers en technici a rato van hun activiteiten binnen het project);2° overige werkingskosten die de volgende kosten omvatten : a) kosten van apparatuur, uitrusting, land en gebouwen die uitsluitend en permanent (behalve als ze op commerciële basis worden afgestaan) voor onderzoek worden gebruikt;b) kosten, verschuldigd aan derden voor advies en soortgelijke diensten die uitsluitend voor onderzoek worden gebruikt, met inbegrip van uitbesteed onderzoek, aangekochte technische kennis, octrooien, enzovoort;c) extra algemene kosten die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien, maar die niet direct toewijsbaar zijn;d) andere exploitatiekosten (zoals die van materiaal, leveranties en dergelijke) die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien. De raad van bestuur van het IWT-Vlaanderen kan de overige werkingskosten uitdrukken in standaardkosten, namelijk een vast bedrag per voltijds equivalent onderzoeker in een onderzoeksproject.

Het is toegestaan extra algemene kosten en andere exploitatiekosten forfaitair te berekenen met een maximum van 20% van de directe kosten.

De raad van bestuur kan binnen deze algemene bepalingen de aanvaarde kosten vastleggen en beperken. Hierbij zullen de nodige garanties worden ingebouwd dat de gemaakte kosten reëel zijn en betrekking hebben op onderzoek.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2004 houdende de oprichting van een programma voor de bevordering van technologietransfer door instellingen van hoger onderwijs.

Brussel, 30 april 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN

^