Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 november 2012
gepubliceerd op 13 maart 2013

Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van de eindtermen voor het leergebied Nederlands van de basiseducatie

bron
vlaamse overheid
numac
2013035047
pub.
13/03/2013
prom.
30/11/2012
ELI
eli/besluit/2012/11/30/2013035047/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 NOVEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van de eindtermen voor het leergebied Nederlands van de basiseducatie


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, artikel 11, § 5, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 oktober 2012;

Gelet op advies 52.307/1 en 52.308/1van de Raad van State, gegeven op 13 november 2012 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor het leergebied Nederlands van de basiseducatie worden de eindtermen Nederlands van het lager onderwijs en de vakgebonden eindtermen Nederlands en vakgebonden ontwikkelingsdoelen Nederlands van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs vervangen door de eindtermen die zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 2.Overeenkomstig artikel 11, § 5, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs treedt dit besluit in werking op de datum die wordt vastgesteld in het decreet tot bekrachtiging van dit besluit.

Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 november 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2012 tot aanpassing van de eindtermen van het leergebied Nederlands voor de basiseducatie Eindtermen voor het leergebied Nederlands Conform artikel 11, § 5 van het decreet van 15 juni 2007 en gelet op de specificiteit van de basiseducatie worden voor het leergebied Nederlands van de basiseducatie de eindtermen Nederlands van het lager onderwijs en de vakgebonden eindtermen en ontwikkelingsdoelen Nederlands van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs vervangen door volgende eindtermen : TAALVAARDIGHEDEN Nederlands Functioneren

Tekstkenmerken

lezen

schrijven

luisteren

mondelinge interactie/spreken

Onderwerp ? concreet ? vertrouwd

Onderwerp ? concreet ? vertrouwd

Onderwerp ? concreet ? vertrouwd

Onderwerp ? concreet ? vertrouwd

Taalgebruikssituatie ? voorspelbaar ? zeer lage informatiedichtheid : informatie wordt stap voor stap gegeven ? eenvoudige authentieke teksten ? overzichtelijke lay-out ? visuele ondersteuning ? belangrijke informatie vaak gemarkeerd ? ook digitale teksten

Taalgebruikssituatie ? voorspelbaar ? leesbaar handschrift ? volgens de conventies van het teksttype ? ook digitale teksten

Taalgebruikssituatie ? voorspelbaar ? lage informatiedichtheid ? eenvoudige authentieke teksten ? meestal ondersteuning met non-verbale communicatie en/of beeldmateriaal ? ook digitale teksten ? weinig achtergrondruis ? 1 of 2 sprekers

Taalgebruikssituatie ? voorspelbaar ? lage informatiedichtheid ? eenvoudige teksten ? meestal ondersteuning met non-verbale communicatie en/of beeldmateriaal ? weinig achtergrondruis ? 2 gesprekspartners

Structuur/samenhang / lengte ? vooral korte, enkelvoudige zinnen met gemiddeld 10 woorden ? zeer eenvoudig gestructureerde teksten : voornamelijk enkelvoudige, actieve zinnen + hoofdgedachte meestal vooraan ? enkel hoog frequente verwijs- en verbindingswoorden ? teksten van max. 10 zinnen - indien alleen informatie zoeken iets langer

Structuur/samenhang / lengte ? tekstsamenhang nog niet noodzakelijk ? losse woorden en korte, enkelvoudige zinnen

Structuur/samenhang / lengte ? enkel hoog frequente verwijs- en verbindingswoorden ? zeer eenvoudig gestructureerde formele teksten : voornamelijk enkelvoudige, actieve zinnen + hoofdgedachte meestal vooraan ? informele teksten met veel spreektaalkenmerken zoals herhalingen, afgebroken zinnen, pauzes ? formele teksten minder dan 10 minuten, vaak nog met ondersteuning van beelden

Structuur/samenhang / lengte ? enkel hoog frequente verwijs- en verbindingswoorden ? zeer eenvoudig gestructureerde formele teksten : voornamelijk enkelvoudige, actieve zinnen + hoofdgedachte meestal vooraan ? informele teksten met veel spreektaal-kenmerken, zoals herhalingen, afgebroken zinnen, pauzes ? formele teksten, zoals gesprek aan loket zeer kort

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete, voorspelbare woorden ? eenvoudige woorden ? hoogfrequente woorden ? stereotiepe formules en standaard-formuleringen

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete, voorspelbare woorden ? veel voorkomende zinnen, stereotiepe formules en standaard-formuleringen

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete, voorspelbare woorden ? eenvoudige woorden ? hoogfrequente woorden ? vooral informeel taalgebruik; bij formeel taalgebruik : vooral stereotiepe formules en standaard-formuleringen ? Standaardnederlands

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete, voorspelbare woorden ? frequente woorden ? vooral informeel taalgebruik; bij formeel taalgebruik : vooral stereotiepe formules en standaard-formuleringen ? luistertekst : Standaard-nederlands; spreektekst : in een zekere mate Standaard-nederlands

Uitspraak/articulatie/ intonatie ? duidelijk uitgesproken ? zorgvuldige articulatie ? passende intonatie

Uitspraak/articulatie/ intonatie ? uitspraak, articulatie en intonatie van de gesprekspartner : duidelijk ? eigen uitspraak, articulatie en intonatie staan de verstaanbaarheid niet in de weg

Tempo/vlotheid ? rustig tempo ? ondersteunende herhalingen of onderbrekingen in formele teksten

Tempo/vlotheid ? de gesprekspartner hanteert een rustig tempo ? eigen tempo staat de verstaanbaarheid niet in de weg ? ondersteunende herhalingen of onderbrekingen in formele teksten


Lezen tekstfocus

De cursist kan

ET 001

informatieve teksten, zoals correspondentie, een schematisch overzicht, een formulier aan uiterlijke kenmerken herkennen (BESCHRIJVEND)

ET 002

persuasieve teksten, zoals een oproep aan uiterlijke kenmerken herkennen (BESCHRIJVEND)

ET 003

in informatieve teksten, zoals correspondentie, een mededeling, een schematisch overzicht, een formulier specifieke, voorspelbare informatie vinden en begrijpen (BESCHRIJVEND)

ET 004

uit informatieve teksten, zoals standaard-correspondentie, een mededeling, een schematisch overzicht, een formulier relevante gegevens selecteren (BESCHRIJVEND)

ET 005

hulpbronnen, zoals een eenvoudig woordenboek raadplegen (STRUCTUREREND)

ET 006

in prescriptieve teksten, zoals een aankondiging specifieke, voorspelbare informatie vinden en begrijpen (BESCHRIJVEND)

ET 007

uit prescriptieve teksten, zoals een aankondiging relevante gegevens selecteren (BESCHRIJVEND)

ET 008

in persuasieve teksten, zoals een oproep, reclame specifieke, voorspelbare informatie vinden en begrijpen (BESCHRIJVEND)

ET 009

uit persuasieve teksten, zoals een oproep, reclame relevante gegevens selecteren (BESCHRIJVEND)

ET 010 */**

in prescriptieve teksten, zoals een instructie, een mededeling alle gegevens begrijpen (BESCHRIJVEND)

ET 011

in informatieve teksten, zoals een mededeling de hoofdgedachte achterhalen (BESCHRIJVEND)

ET 012

in persuasieve teksten, zoals een reclameboodschap de hoofdgedachte achterhalen (BESCHRIJVEND)

ET 013

in narratieve teksten, zoals een ooggetuigenverslag de hoofdgedachte achterhalen (BESCHRIJVEND)

ET 014

in artistiek-literaire teksten, zoals een kortverhaal de hoofdgedachte achterhalen (BESCHRIJVEND)

ET 015

in informatieve teksten, zoals een notitie de gedachtegang volgen (BESCHRIJVEND)

ET 016

in persuasieve teksten, zoals een oproep de gedachtegang volgen (BESCHRIJVEND)

ET 017

in narratieve teksten, zoals een reisverslag de gedachtegang of de verhaallijn volgen (BESCHRIJVEND)

ET 018

in artistiek-literaire teksten, zoals een kortverhaal de gedachtegang of de verhaallijn volgen (BESCHRIJVEND)

ET 019

zich over informatieve teksten, zoals een krantenknipsel een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 020

zich over persuasieve teksten, zoals een reclameboodschap een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 021

zich over narratieve teksten, zoals een ooggetuigenverslag een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 022

zich over artistiek-literaire teksten, zoals een gedicht een mening vormen (BEOORDELEND)


Lezen zins- en woordfocus

De cursist kan

ET 023

aan visuele leesvoorwaarden voldoen, met name discriminatie en identificatie van letters en woorden, aandacht voor spatiële ordening, inzet van visueel geheugen

ET 024

aan auditieve leesvoorwaarden voldoen, met name discriminatie en identificatie van klanken en woorden, analyse van woorden in klanken en synthese van klanken tot woorden, aandacht voor temporele ordening, inzet van auditief geheugen

ET 025

alle klank-tekenkoppelingen maken, behalve de meertekenklanken

ET 026

alle klank-tekenkoppelingen maken

ET 027

eenlettergrepige woorden van het type mk, km, mkm, mmkm, mkmm, mmkmm, met uitzondering van woorden van vreemde oorsprong en woorden met woordtekens correct lezen

ET 028

eenlettergrepige woorden correct lezen, met uitzondering van woorden van vreemde oorsprong en woorden met woordtekens

ET 029

tweelettergrepige woorden, met name klankzuivere woorden zonder bijkomende spellingmoeilijkheid, correct lezen

ET 030

tweelettergrepige woorden correct lezen, met uitzondering van woorden van vreemde oorsprong en woorden met woordtekens

ET 031

frequente drielettergrepige woorden correct lezen, met uitzondering van woorden van vreemde oorsprong en woorden met woordtekens

ET 032

in een rustig, eerder langzaam tempo lezen

ET 033

vraagzinnen, mededelende zinnen met een passende basisintonatie lezen

ET 034

getallen tot 4 cijfers correct lezen

ET 035

een cijferreeks met een herkenbare structuur, zoals een rekeningnummer, een datum, een telefoonnummer correct lezen


Schrijven tekstfocus

De cursist kan

ET 036

basisprincipes van lay-out toepassen

ET 037

in informatieve teksten, zoals formulieren gegevens invullen (KOPI"REND)

ET 038

in informatieve teksten, zoals formulieren gegevens invullen (BESCHRIJVEND)

ET 039

in informatieve teksten, zoals een tabelgegevens invullen (KOPI"REND)

ET 040

in informatieve teksten, zoals een tabelgegevens invullen (STRUCTUREREND)

ET 041

een informele routinematige correspondentie voeren, zoals een ansichtkaart (KOPI"REND)

ET 042

een informele routinematige correspondentie voeren, zoals een uitnodiging,een verzoek, een bericht, een ansichtkaart (BESCHRIJVEND)

ET 043

voor eigen gebruik informatieve teksten schrijven, zoals een label, een etiket (KOPI"REND)

ET 044

voor eigen gebruik informatieve teksten schrijven, zoals een memo, een lijstje (BESCHRIJVEND)

ET 045*

voor eigen gebruik narratieve teksten schrijven, zoals een relaas, een persoonlijke notitie (BESCHRIJVEND)

ET 046*

voor eigen gebruik artistiek-literaire teksten schrijven, zoals een gedicht, een verhaal (STRUCTUREREND)

ET 047

informatieve teksten schrijven, zoals een memo (KOPI"REND)

ET 048

informatieve teksten schrijven, zoals een bericht (BESCHRIJVEND)

ET 049

prescriptieve teksten schrijven, zoals een dringend verzoek (KOPI"REND)

ET 050

prescriptieve teksten schrijven, zoals een instructie (BESCHRIJVEND)

ET 051

narratieve teksten schrijven, zoals een anekdote, een relaas (BESCHRIJVEND)


Schrijven zins- en woordfocus

De cursist kan

ET 052

aan visuele schrijfvoorwaarden voldoen, met name discriminatie en identificatie van letters en woorden, aandacht voor spatiële ordening, inzet van visueel geheugen

ET 053

aan auditieve schrijfvoorwaarden voldoen, met name discriminatie en identificatie van klanken en woorden, analyse van woorden in klanken en synthese van klanken tot woorden, aandacht voor temporele ordening van klanken in woorden, inzet van auditief geheugen

ET 054

letters en woorden correct vorm geven

ET 055

basispatronen correct vorm geven

ET 056

alle klank-tekenkoppelingen maken, behalve de meertekenklanken

ET 057*

alle klank-tekenkoppelingen maken

ET 058

spellen door een klankzuiver woord in zijn samenstellende klanken te segmenteren en daarna de relevante klank-letterkoppelingen toe te passen, met name woorden van het het type mk, km, mkm, mmkm, mkmm, mmkmm, behalve woorden van vreemde oorsprong, woorden met woordtekens

ET 059

tweeledig samengestelde woorden correct spellen, waarvan de leden klankzuiver zijn, behalve woorden van vreemde oorsprong en woorden met woordtekens

ET 060

woorden correct spellen volgens het fonetisch principe, behalve woorden van vreemde oorsprong en woorden met woordtekens

ET 061

basisinterpunctie toepassen, met name punt, vraagteken, uitroepteken en komma

ET 062

hoofdletters gebruiken in eigennamen, plaatsnamen en aan het begin van de zin

ET 063

getallen tot 4 cijfers correct in cijfers schrijven

ET 064

een herkenbare structuur aanbrengen in een cijferreeks, zoals in een rekeningnummer, in een datum, in een telefoonnummer

ET 065

hulpbronnen gebruiken, zoals een eenvoudige spellinggids


Luisteren tekstfocus

De cursist kan

ET 066

uit informatieve teksten, zoals een mededeling relevante gegevens selecteren (BESCHRIJVEND)

ET 067

uit persuasieve teksten, zoals een oproep, reclame relevante gegevens selecteren (BESCHRIJVEND)

ET 068

uit prescriptieve teksten, zoals een telefoonbeantwoorder relevante gegevens selecteren (BESCHRIJVEND)

ET 069

in informatieve teksten, zoals een mededeling de hoofdgedachte achterhalen (BESCHRIJVEND)

ET 070

in persuasieve teksten, zoals een aankondiging de hoofdgedachte achterhalen (BESCHRIJVEND)

ET 071

in narratieve teksten, zoals een relaas de hoofdgedachte achterhalen (BESCHRIJVEND)

ET 072

in artistiek-literaire teksten, zoals een chanson de hoofdgedachte achterhalen (BESCHRIJVEND)

ET 073

in informatieve teksten, zoals een interview de gedachtegang volgen (BESCHRIJVEND)

ET 074

in persuasieve teksten, zoals een discussie de gedachtegang volgen (BESCHRIJVEND)

ET 075

in narratieve teksten, zoals een ooggetuigenverslag de gedachtegang of de verhaallijn volgen (BESCHRIJVEND)

ET 076

in artistiek-literaire teksten, zoals een kortverhaal de gedachtegang of de verhaallijn volgen (BESCHRIJVEND)

ET 077

zich over informatieve teksten, zoals een mededeling een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 078

zich over persuasieve teksten, zoals een reclameboodschap een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 079

zich over narratieve teksten, zoals een relaas een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 080

zich over artistiek-literaire teksten, zoals een reclamespot een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 081 */**

in prescriptieve teksten, zoals een instructie, een mededeling alle gegevens begrijpen (BESCHRIJVEND)


Luisteren zins- en woordfocus

De cursist kan

ET 082 */**

teksten in Standaardnederlands beluisteren


Mondelinge interactie/spreken tekstfocus

De cursist kan

ET 083

informatieve teksten formuleren, zoals een klacht, een uitnodiging (BESCHRIJVEND)

ET 084

prescriptieve teksten formuleren, zoals een instructie (BESCHRIJVEND)

ET 085

persuasieve teksten formuleren, zoals een waarschuwing, een klacht (BESCHRIJVEND)

ET 086

narratieve teksten formuleren, zoals een anekdote, een relaas (BESCHRIJVEND)

ET 087

in informatieve teksten, zoals een ooggetuigenverslag verslag uitbrengen (BESCHRIJVEND)

ET 088

in informatieve teksten, zoals een ooggetuigenverslag verslag uitbrengen (STRUCTUREREND)

ET 089

in narratieve teksten, zoals een ooggetuigenverslag verslag uitbrengen (BESCHRIJVEND)

ET 090

in narratieve teksten, zoals een ooggetuigenverslag verslag uitbrengen (STRUCTUREREND)

ET 091

in informatieve teksten, zoals een telefoongesprek vragen beantwoorden en vragen stellen (KOPI"REND)

ET 092

in informatieve teksten, zoals een telefoongesprek vragen begrijpen, beantwoorden en vragen stellen (BESCHRIJVEND)

ET 093

in persuasieve teksten, zoals een discussie een mening begrijpen, er op reageren en een spontane mening geven (BESCHRIJVEND)

ET 094

in persuasieve teksten, zoals een discussie een mening begrijpen, er op reageren en een mening geven (BEOORDELEND)

ET 095 */**

gevoelens en persoonlijke ervaringen uitdrukken en beantwoorden (BEOORDELEND)

ET 096 */**

een gesprek beginnen, voeren en afsluiten

ET 097

in een gesprek gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies


Mondelinge interactie/spreken zins- en woordfocus

De cursist kan

ET 098

de uitspraak van Standaardnederlands in die mate benaderen dat ze de algemene verstaanbaarheid niet in de weg staat

ET 099 */**

gepaste variatie brengen in de intonatie

ET 100 */**

duidelijk articuleren


AFBAKENING Eindtermen Functioneren

Kennis & Vaardigheden ? materialen, beknopte, eenduidige informatie, eenvoudige, concrete basisbegrippen en -regels uit het domein van de technische talige geletterdheid en de talige geletterdheid herkennen; ? aangeleerde technische schrijf- en leeshandelingen nabootsen; ? repetitieve en herkenbare handelingen uitvoeren in routinetaken; ? in beperkte mate een geselecteerd aantal standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; ? eenduidige en in zeer eenvoudige vorm aangeboden informatie analyseren door elementen te onderscheiden en er zich een mening over vormen.

Context, Autonomie & Verantwoordelijkheid ? handelen in een courante, vertrouwde, eenvoudige, maatschappelijk relevante en goed gestructureerde context; ? met begeleiding functioneren; ? blijk geven van persoonlijke doeltreffendheid.

Nederlands Participeren

Tekstkenmerken

lezen

schrijven

luistere

mondelinge interactie/spreken

Onderwerp ? concreet en soms abstract ? vertrouwd en minder vertrouwd

Onderwerp ? concreet ? vertrouwd en minder vertrouwd

Onderwerp ? concreet en soms abstract ? vertrouwd en minder vertrouwd

Onderwerp ? concreet en soms abstract ? vertrouwd

Taalgebruikssituatie ? vrij voorspelbaar ? meestal lage, soms hogere informatiedichtheid ? authentieke teksten ? overzichtelijke lay-out ? ook digitale teksten ? ook ondertiteling

Taalgebruikssituatie ? vrij voorspelbaar ? volgens de conventies van het teksttype ? ook digitale teksten

Taalgebruikssituatie ? vrij voorspelbaar ? meestal lage, soms hogere informatiedichtheid ? authentieke teksten ? met en zonder non-verbale communicatie en/of beeldmateriaal ? ook digitale teksten ? achtergrondruis brengt de verstaanbaarheid niet in het gedrang

Taalgebruikssituatie ? vrij voorspelbaar ? meestal lage, soms hogere informatiedichtheid ? met en zonder non-verbale communicatie en/of beeldmateriaal ? ook digitale teksten ? achtergrondruis brengt de verstaanbaarheid niet in het gedrang

Structuur/samenhang / lengte ? in toenemende mate heldere samengestelde zinnen met duidelijke verwijs- en verbindingswoorden ? helder gestructureerde teksten met transparante opbouw ? weinig passiefzinnen ? teksten 1 à 2 p. - indien alleen informatie zoeken ook langer

Structuur/samenhang / lengte ? teksten in voldoende mate gestructureerd ? zinnen in toenemende mate samengesteld, met frequente verwijs- en verbindingswoorden

Structuur/samenhang / lengte ? in toenemende mate heldere samengestelde zinnen met duidelijke verwijs- en verbindingswoorden ? helder gestructureerde formele teksten met transparante opbouw ? informele teksten met veel spreektaalkenmerken zoals herhalingen, afgebroken zinnen, pauzes ? weinig passiefzinnen ? formele teksten 10 à 15 minuten, vaak nog met ondersteuning van beelden

Structuur/samenhang / lengte ? in toenemende mate samengestelde zinnen met duidelijke verwijs- en verbindingswoorden ? eenvoudig gestructureerde formele teksten met transparante opbouw ? informele teksten met veel spreektaalkenmerken, zoals herhalingen, afgebroken zinnen, pauzes ? weinig passiefzinnen ? formele teksten, zoals klacht kort

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete woorden en in toenemende mate abstracte begrippen ? ook minder frequente woorden ? ook idiomatische uitdrukkingen ? meest voorkomend formeel taalgebruik ? ook informeel taalgebruik

Woordenschat / taalvariëteit ? frequente woorden ? variatie in woordgebruik ? meest voorkomend formeel taalgebruik

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete woorden en in toenemende mate abstracte begrippen ? ook minder frequente woorden ? ook idiomatische uitdrukkingen ? in toenemende mate formeel taalgebruik ? Standaardnederlands

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete woorden en soms abstracte begrippen ? ook minder frequente woorden en uitdrukkingen ? in toenemende mate formeel taalgebruik ? luistertekst : Standaardnederlands; spreektekst : in ruime mate Standaardnederlands

Uitspraak/articulatie/ intonatie ? verstaanbaar uitgesproken ? articulatie staat de verstaanbaarheid niet in de weg ? normale intonatie

Uitspraak/articulatie/ intonatie ? uitspraak en intonatie van de gesprekspartner staan de verstaanbaarheid niet in de weg ? eigen uitspraak, articulatie en intonatie : duidelijk

Tempo/vlotheid ? normaal tempo

Tempo/vlotheid ? normaal tempo ? herhalingen of korte onderbrekingen staan de vlotheid niet in de weg


Lezen tekstfocus

De cursist kan

ET 101

uit informatieve teksten, zoals correspondentie, een mededeling, een schematisch overzicht, een formulier alle relevante gegevens selecteren (STRUCTUREREND)

ET 102

uit informatieve teksten, zoals een artikel alle relevante gegevens selecteren (STRUCTUREREND)

ET 103

uit informatieve teksten, zoals een artikel alle relevante gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 104 **

hulpbronnen, zoals een woordenboek raadplegen (STRUCTUREREND)

ET 105

uit prescriptieve teksten, zoals een gebruiksaanwijzing, een handleiding alle relevante gegevens selecteren (STRUCTUREREND)

ET 106

uit prescriptieve teksten, zoals een gebruiksaanwijzing, een handleiding alle relevante gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 107

uit persuasieve teksten zoals een oproep, reclame alle relevante gegevens selecteren (STRUCTUREREND)

ET 108

uit persuasieve teksten, zoals een oproep, reclame alle relevante gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 109 **

in informatieve teksten, zoals een folder de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 110 **

in persuasieve teksten, zoals een oproep de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 111

in narratieve teksten, zoals een relaas de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 112

in artistiek-literaire teksten, zoals een chanson de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 113 **

in informatieve teksten, zoals een artikel de gedachtegang volgen (STRUCTUREREND)

ET 114 **

in persuasieve teksten, zoals een advertentie de gedachtegang volgen (STRUCTUREREND)

ET 115

in narratieve teksten, zoals een verslag de gedachtegang of de verhaallijn volgen (STRUCTUREREND)

ET 116

in artistiek-literaire teksten, zoals een verhaal, een een roman de gedachtegang of de verhaallijn volgen (STRUCTUREREND)

ET 117 **

zich over informatieve teksten, zo als een artikel een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 118 **

zich over persuasieve teksten, zoals een advertentie, een debat een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 119

zich over narratieve teksten, zoals een verslag een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 120

zich over artistiek-literaire teksten, zoals een chanson, een verhaal, een roman een mening vormen (BEOORDELEND)


Lezen zins- en woordfocus

De cursist kan

ET 121

meerlettergrepige woorden correct lezen, met uitzondering van woorden van vreemde oorsprong en woorden met woordtekens

ET 122

woorden en zinnen correct lezen, fouten kunnen voorkomen

ET 123

in een vlot tempo lezen

ET 124 **

zinnen met een passende intonatie lezen

ET 125

getallen tot 1 miljoen correct lezen, bij geldbedragen tot 2 cijfers na de komma


Schrijven tekstfocus

De cursist kan

ET 126 **

principes van lay-out toepassen

ET 127

in informatieve teksten, zoals formulieren, een tabel, een schema gegevens invullen (BESCHRIJVEND)

ET 128 **

in informatieve teksten zoals formulieren, een tabel, een schema gegevens invullen (STRUCTUREREND)

ET 129

een correspondentie voeren, zoals een klacht, een uitnodiging, een wens, een bericht (BESCHRIJVEND)

ET 130 **

een correspondentie voeren, zoals een klacht, een uitnodiging, een wens, een bericht (STRUCTUREREND)

ET 131

voor eigen gebruik informatieve teksten schrijven, zoals een notitie (BESCHRIJVEND)

ET 132 **

voor eigen gebruik informatieve teksten schrijven, zoals een notitie (STRUCTUREREND)

ET 133

voor eigen gebruik narratieve teksten schrijven, zoals een relaas, een persoonlijke notitie (STRUCTUREREND)

ET 134 **

informatieve teksten, zoals rapporten en verslagen volgens of in een standaard uitschrijven (BESCHRIJVEND)

ET 135 **

informatieve teksten schrijven, zoals een boodschap, een mededeling, een beschrijving, een verslag (STRUCTUREREND)

ET 136 **

prescriptieve teksten schrijven, zoals een instructie (STRUCTUREREND)

ET 137

narratieve teksten schrijven, zoals een anekdote, een relaas, een verslag (STRUCTUREREND)


Schrijven zins- en woordfocus

De cursist kan

ET 138

woorden correct spellen volgens het fonetisch principe

ET 139 **

interpunctie toepassen, fouten kunnen voorkomen

ET 140 **

hoofdletters gebruiken

ET 141

woorden correct spellen volgens het morfologisch principe, behalve werkwoordregels en tussenletters - fouten kunnen voorkomen

ET 142 **

woorden correct spellen volgens het morfologisch principe, fouten kunnen voorkomen

ET 143 **

frequent voorkomende woorden met ei/ij en au/ou correct spellen, fouten kunnen voorkomen

ET 144 **

frequent voorkomende vreemde woorden en woorden met woordtekens correct spellen, fouten kunnen voorkomen

ET 145 **

open en gesloten lettergrepen correct spellen, fouten kunnen voorkomen

ET 146

getallen tot 1 miljoen correct in cijfers schrijven, bij geldbedragen tot 2 cijfers na de komma

ET 147 **

hulpbronnen gebruiken, zoals een spellinggids


Luisteren tekstfocus

De cursist kan

ET 148

uit informatieve teksten, zoals een mededeling, een interview alle relevante gegevens selecteren (STRUCTUREREND)

ET 149

uit informatieve teksten, zoals een voordracht, een reportage alle relevante gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 150

uit persuasieve teksten, zoals een oproep, reclame alle relevante gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 151

uit prescriptieve teksten, zoals een handleiding, een instructievideo, een telefoonbeantwoorder alle relevante gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 152

in informatieve teksten, zoals een mededeling de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 153 **

in persuasieve teksten, zoals een discussie de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 154

in narratieve teksten, zoals een reportage de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 155

in artistiek-literaire teksten, zoals een feuilleton, een toneelvoorstelling de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 156 **

in informatieve teksten, zoals een documentaire de gedachtegang volgen (STRUCTUREREND)

ET 157 **

in persuasieve teksten, zoals een discussie de gedachtegang volgen (STRUCTUREREND)

ET 158

in narratieve teksten, zoals een reportage de gedachtegang of de verhaallijn volgen (STRUCTUREREND)

ET 159

in artistiek-literaire teksten, zoals een feuilleton, een film de gedachtegang of de verhaallijn volgen (STRUCTUREREND)

ET 160

zich over informatieve teksten, zoals een interview een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 161 **

zich over persuasieve teksten, zoals een discussie een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 162

zich over narratieve teksten, zoals een reportage een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 163

zich over artistiek-literaire teksten, zoals een film een mening vormen (BEOORDELEND)


Mondelinge interactie/spreken tekstfocus

De cursist kan

ET 164 **

informatieve teksten formuleren, zoals een klacht, een uitnodiging (STRUCTUREREND)

ET 165

via een telefoonbeantwoorder informatieve teksten formuleren, zoals een vraag en een klacht (STRUCTUREREND)

ET 166

een presentatie houden (STRUCTUREREND)

ET 167 **

prescriptieve teksten formuleren, zoals een instructie, een routebeschrijving (STRUCTUREREND)

ET 168

persuasieve teksten formuleren, zoals een waarschuwing, een klacht (STRUCTUREREND)

ET 169

narratieve teksten formuleren, zoals een relaas, een verhaal, een reportage (STRUCTUREREND)

ET 170

in informatieve teksten, zoals het verslag van een vergadering verslag uitbrengen (STRUCTUREREND)

ET 171

in narratieve teksten, zoals het verslag van een bijeenkomst verslag uitbrengen (STRUCTUREREND)

ET 172

in informatieve teksten, zoals een telefoongesprek, een vergadering vragen begrijpen, beantwoorden en vragen stellen (STRUCTUREREND)

ET 173

in informatieve teksten, zoals een telefoongesprek, een vergadering vragen begrijpen, beantwoorden en vragen stellen (BEOORDELEND)

ET 174 **

een sollicitatiegesprek voeren (STRUCTUREREND)

ET 175 **

in persuasieve teksten, zoals een debat een mening begrijpen, er op reageren en een mening geven (BEOORDELEND)

ET 176 **

een gesprek voeren volgens elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies


Mondelinge interactie/spreken zins- en woordfocus

De cursist kan

ET 177 **

de uitspraak van Standaardnederlands in ruime mate benaderen


AFBAKENING Eindtermen Participeren

Kennis & Vaardigheden ? informatie, concrete en basisbegrippen en standaardprocedures uit het domein van de talige geletterdheid begrijpen; ? courante en standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; ? informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; ? zich over helder gestructureerde en in duidelijke vorm aangeboden informatie een mening vormen.

Context, Autonomie & Verantwoordelijkheid ? handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; ? met ondersteuning; ? beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk.

Nederlands Doorstroom

Tekstkenmerken

lezen

schrijven

luisteren

mondelinge interactie/spreken

Onderwerp ? concreet en abstract ? in toenemende mate minder vertrouwd

Onderwerp ? concreet en in beperkte mate abstract ? vertrouwd en minder vertrouwd

Onderwerp ? concreet en abstract ? in toenemende mate minder vertrouwd

Onderwerp ? concreet en abstract ? soms minder vertrouwd

Taalgebruikssituatie ? vrij voorspelbaar ? meestal lage, soms hogere informatiedichtheid ? authentieke teksten ? overzichtelijke lay-out ? ook digitale teksten ? ook ondertiteling

Taalgebruikssituatie ? vrij voorspelbaar ? volgens de conventies van het teksttype ? ook digitale teksten

Taalgebruikssituatie ? vrij voorspelbaar ? meestal lage, soms hogere informatiedichtheid ? authentieke teksten ? met en zonder non-verbale communicatie en/of beeldmateriaal ? ook digitale teksten ? achtergrondruis brengt de verstaanbaarheid niet in het gedrang

Taalgebruikssituatie ? vrij voorspelbaar ? meestal lage, soms hogere informatiedichtheid ? met en zonder non-verbale communicatie en/of beeldmateriaal ? ook digitale teksten ? achtergrondruis brengt de verstaanbaarheid niet in het gedrang

Structuur/samenhang / lengte ? in toenemende mate heldere samengestelde zinnen met duidelijke verwijs- en verbindingswoorden ? helder gestructureerde teksten met transparante opbouw ? teksten 2 à 3 p. - indien alleen informatie zoeken ook langer

Structuur/samenhang / lengte ? teksten in voldoende mate gestructureerd ? zinnen in toenemende mate samengesteld, met frequente verwijs- en verbindingswoorden

Structuur/samenhang / lengte ? in toenemende mate heldere samengestelde zinnen met duidelijke verwijs- en verbindingswoorden ? helder gestructureerde formele teksten met transparante opbouw ? informele teksten met veel spreektaalkenmerken zoals herhalingen, afgebroken zinnen, pauzes ? formele teksten 10 à 15 minuten

Structuur/samenhang / lengte ? in toenemende mate samengestelde zinnen met duidelijke verwijs- en verbindingswoorden ? eenvoudig gestructureerde formele teksten met transparante opbouw ? informele teksten met veel spreektaalkenmerken, zoals herhalingen, afgebroken zinnen, pauzes ? formele teksten, zoals presentatie, spreekbeurt 5 à 10 minuten

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete woorden en in toenemende mate abstracte begrippen ? ook minder frequente woorden ? ook idiomatische uitdrukkingen ? meest voorkomend formeel taalgebruik ? ook informeel taalgebruik

Woordenschat / taalvariëteit ? frequente woorden ? variatie in woordgebruik ? meest voorkomend formeel taalgebruik ? een zekere mate van nuancering en precisering

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete woorden en in toenemende mate abstracte begrippen ? ook minder frequente woorden ? ook idiomatische uitdrukkingen ? vooral formeel taalgebruik ? Standaardnederlands

Woordenschat / taalvariëteit ? concrete woorden en soms abstracte begrippen ? ook minder frequente woorden en uitdrukkingen ? vooral formeel taalgebruik ? Standaardnederlands

Uitspraak/articulatie/ intonatie ? verstaanbaar uitgesproken ? articulatie staat de verstaanbaarheid niet in de weg ? normale intonatie

Uitspraak/articulatie/ intonatie ? uitspraak en intonatie van de gesprekspartner staan de verstaanbaarheid niet in de weg ? eigen uitspraak, articulatie en intonatie : duidelijk

Tempo/vlotheid ? normaal tempo

Tempo/vlotheid ? normaal tempo ? herhalingen of korte onderbrekingen staan de vlotheid niet in de weg


Lezen tekstfocus

De cursist kan

ET 178

uit informatieve teksten, zoals correspondentie, een mededeling, een schematisch overzicht, een formulier gegevens selecteren (STRUCTUREREND)

ET 179

uit informatieve teksten, zoals een artikel gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 180

uit prescriptieve teksten, zoals een gebruiksaanwijzing, een handleiding gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 181

uit persuasieve teksten, zoals een oproep, reclame gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 182

informatieve teksten, zoals een cursus, een studietekst studerend lezen (STRUCTUREREND)


Schrijven tekstfocus

De cursist kan

ET 183

voor eigen gebruik studieteksten schrijven, zoals een schema, een samenvatting (STRUCTUREREND)

ET 184

een presentatie maken (STRUCTUREREND)

ET 185

bij studieteksten vragen formuleren (STRUCTUREREND)

ET 186

bij studieteksten op vragen antwoorden (STRUCTUREREND)


Luisteren tekstfocus

De cursist kan

ET 187

uit informatieve teksten, zoals een mededeling, een uiteenzetting gegevens selecteren (STRUCTUREREND)

ET 188

uit informatieve teksten, zoals een voordracht, een reportage, een uiteenzetting gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 189

uit persuasieve teksten, zoals een oproep, reclame gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 190

uit prescriptieve teksten, zoals een handleiding, een instructievideo, een telefoonbeantwoorder gegevens selecteren (BEOORDELEND)

ET 191

in informatieve teksten, zoals een interview de hoofdgedachte achterhalen (STRUCTUREREND)

ET 192

zich over informatieve teksten, zoals een documentaire een mening vormen (BEOORDELEND)

ET 193

studieteksten in functie van mondelinge of schriftelijke verwerking beluisteren (STRUCTUREREND)


Mondelinge interactie/spreken tekstfocus

De cursist kan

ET 194

een presentatie houden (BEOORDELEND)

ET 195

persuasieve teksten formuleren, zoals een betoog (BEOORDELEND)

ET 196

in informatieve teksten, zoals het verslag van een vorming of een presentatie verslag uitbrengen (STRUCTUREREND)

ET 197

in een leergesprek, een leerstofonderdeel vragen beantwoorden en vragen stellen (STRUCTUREREND)

ET 198

in een leergesprek, een leerstofonderdeel vragen beantwoorden en vragen stellen (BEOORDELEND)


AFBAKENING Eindtermen Doorstroom

Kennis & Vaardigheden ? informatie, concrete en basisbegrippen en standaardprocedures uit het domein van de talige geletterdheid begrijpen; ? hoofd- en bijzaken in studieteksten onderscheiden; ? courante en standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; ? informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; ? zich over helder gestructureerde en in duidelijke vorm aangeboden informatie een mening vormen.

Context, Autonomie & Verantwoordelijkheid ? handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; ? met ondersteuning; ? beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk.

STRATEGIEEN EN ATTITUDES Strategieën en attitudes bij het uitvoeren van de leestaak (***)

Strategieën

Bij het uitvoeren van de leestaak kan de cursist

ET 199

? zich oriënteren op aspecten van de leestaak : doel, teksttype en eigen kennis ? zijn manier van lezen afstemmen op het leesdoel ? tijdens het lezen zijn aandacht behouden voor het bereiken van het doel, waaronder : ? hypothesen vormen/bijstellen over de inhoud en de bedoeling van de tekst ? zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt ? onduidelijke passages herlezen ? gebruik maken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst ? digitale en niet-digitale hulpbronnen raadplegen ? de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden ? de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen afleiden uit de context ? relevante informatie aanduiden ? het resultaat beoordelen in het licht van het leesdoel ? het resultaat bijstellen


Attitudes

Bij het uitvoeren van de leestaak is de cursist bereid om

ET 200

* zich te concentreren op de taak

ET 201

* niet af te haken als hij in de tekst niet alles begrijpt

ET 202

* te reflecteren op het eigen leesgedrag

ET 203

* het geleerde te gebruiken

ET 204

* rekening te houden met de mening en de socioculturele wereld van de schrijver

ET 205

* onbevooroordeeld te lezen

ET 206

* te durven lezen

ET 207

* op eigen initiatief te lezen in het Nederlands


Strategieën en attitudes bij het uitvoeren van de schrijftaak (***)

Strategieën

Bij het uitvoeren van de schrijftaak kan de cursist

ET 208

? zich oriënteren op aspecten van de schrijftaak : doel, teksttype, eigen kennis en lezer ? zijn manier van schrijven afstemmen op het schrijfdoel en de lezer ? tijdens het schrijven zijn aandacht behouden voor het bereiken van het doel, waaronder : ? zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken ? een schrijfplan opstellen ? van een model gebruik maken ? digitale en niet-digitale hulpbronnen raadplegen ? een passende lay-out gebruiken ? de eigen tekst nakijken ? bij een gemeenschappelijke schrijftaak talige afspraken maken, elkaars inbreng in de tekst benutten, evalueren, corrigeren en redigeren ? met de belangrijkste conventies van geschreven taal rekening houden ? het resultaat beoordelen in het licht van het schrijfdoel ? het resultaat bijstellen


Attitudes

Bij het uitvoeren van de schrijftaak is de cursist bereid om

ET 209

* zich te concentreren op de taak

ET 210

* niet af te haken als hij niet alles kan formuleren

ET 211

* te reflecteren op het eigen schrijfgedrag

ET 212

* het geleerde te gebruiken

ET 213

* rekening te houden met de mening en de socioculturele wereld van de lezer

ET 214

* te durven lezen

ET 215

* correctheid in formulering en vormgeving na te streven


Strategieën en attitudes bij het uitvoeren van de luistertaak (***)

Strategieën

Bij het uitvoeren van de luistertaak kan de cursist

ET 216

? zich oriënteren op aspecten van de luistertaak : doel, teksttype en eigen kennis ? zijn manier van luisteren afstemmen op het luisterdoel ? tijdens het luisteren zijn aandacht behouden voor het bereiken van het doel, waaronder : ? hypothesen vormen/bijstellen over de inhoud en de bedoeling van de tekst ? zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt ? zeggen dat hij iets niet begrijpt en vragen wat iets betekent ? gebruik maken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst ? vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen ? de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden ? de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen afleiden uit de context ? relevante informatie in kernwoorden noteren ? het resultaat beoordelen in het licht van het luisterdoel ? het resultaat bijstellen


Attitudes

Bij het uitvoeren van de luistertaak is de cursist bereid om

ET 217

* zich te concentreren op de taak

ET 218

* niet af te haken als hij in de tekst niet alles begrijpt

ET 219

* te reflecteren op het eigen luistergedrag

ET 220

* het geleerde te gebruiken

ET 221

* rekening te houden met de mening en de socioculturele wereld van de gesprekspartner/spreker

ET 222

* onbevooroordeeld te luisteren

ET 223

* de gesprekspartner/spreker te laten uitspreken


Strategieën en attitudes bij het uitvoeren van de spreektaak of de taak mondelinge interactie (***)

Strategieën

Bij het uitvoeren van de spreektaak of de taak mondelinge interactie kan de cursist

ET 224

? zich oriënteren op aspecten van de mondelinge interactietaak of de spreektaak : doel, teksttype, eigen kennis en gesprekspartner of luisteraar ? zijn manier van communiceren afstemmen op het doel en de gesprekspartner of luisteraar ? tijdens de interactie- of de spreektaak zijn aandacht behouden voor het bereiken van het doel, waaronder : ? hypothesen vormen/bijstellen over de inhoud en de bedoeling van de tekst ? zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of goed kan uitdrukken ? gebruik maken van non-verbaal gedrag ? ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap overbrengen ? vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen ? zelf iets in eenvoudige taal herformuleren om wederzijds begrip na te gaan ? eenvoudige technieken toepassen om een gesprek te beginnen, gaande te houden en af te sluiten ? een spreekplan opstellen ? gebruik maken van ondersteunend visueel en auditief materiaal ? digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden raadplegen ? bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken maken, elkaars inbreng in de tekst benutten, evalueren, corrigeren en redigeren ? het resultaat beoordelen in het licht van het eigen doel en het doel van de gesprekspartner of luisteraar ? het resultaat bijstellen


Attitudes

Bij het uitvoeren van de spreektaak of de taak mondelinge interactieis de cursist bereid om

ET 225

* zich te concentreren op de taak

ET 226

* niet af te haken als hij niet alles begrijpt of kan formuleren

ET 227

* te reflecteren op het eigen interactie-, luister- en spreekgedrag

ET 228

* het geleerde te gebruiken

ET 229

* rekening te houden met de mening en de socioculturele wereld van de gesprekspartner

ET 230

* onbevooroordeeld te luisteren

ET 231

* de gesprekspartner te laten uitspreken

ET 232

* te durven communiceren

ET 233

* duidelijkheid in de formulering en gebruik van Standaardnederlands na te streven


TAALBESCHOUWING Nederlands Functioneren

Taalbeschouwing

De cursist kan

ET 234

met het oog op doeltreffende communicatie reflecteren op een aantal aspecten van taalgebruik met betrekking tot : ? taalgedrag ? taalvariëteiten en op een aantal aspecten van het taalsysteem met betrekking tot : ? klanken, woorden, zinnen, teksten ? spellingvormen ? betekenissen Hij kan daarbij de bijbehorende taalbeschouwelijke begrippen en termen uit het onderliggende document « Taalbeschouwelijke begrippen en termen » gebruiken. Daarbij geldt de volgende beperking : - zonder graadteken : begrip en term - met graadteken ° : enkel het begrip


Taalbeschouwelijke begrippen en termen

Hoofdcategorie

Begrippen en termen functioneren

klank

klank, klinker, medeklinker, rijm, uitspraak

alfabet

alfabet, letter, klinker, medeklinker, ° eindletter, hoofdletter, kleine letter

diakritische tekens

-

uitspraaktekens

accent

leestekens

leesteken, punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt, ° spatie

afkortingen

afkorting

woord

woord

woordvorming

° samenstelling, ° afleiding

affix

-

woordsoort

-

zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord, ° eigennaam, ° verkleinwoord

getal

enkelvoud, meervoud

genus

-

lidwoord

-

bijvoeglijk naamwoord

-

werkwoord

-

werkwoordvormen

-

vervoegde vormen

enkelvoud, meervoud

niet-vervoegde vormen

-

tempus

-

werkwoordsoorten

-

voornaamwoord

-

voorzetsel

-

telwoord

-

zin

zin

zinsdeel

° zinsdeel, onderwerp, persoonsvorm

woordgroep

° woordgroep

betekenisrelaties

° synoniem

metaforisch taalgebruik

° spreekwoord, uitdrukking

tekst

tekst

tekstsoort

° fictie, ° non-fictie

tekstopbouw

inleiding, midden, slot, hoofdstuk, alinea, regel, kopje, titel, bladzijde

structuuraanduiders

-

(materiële) vormgeving

lay-out, cursief, vetjes

status van uitspraken

feit, mening

factoren in de communicatiesituatie

° zender, spreker, schrijver, ° ontvanger, luisteraar, lezer, boodschap, bedoeling, ° situatie

taal

Nederlands, Frans, Duits, Engels

taalvariëteiten

standaardtaal, dialect, moedertaal, vreemde taal


AFBAKENING Eindtermen Functioneren

Kennis & Vaardigheden ? materialen, beknopte, eenduidige informatie, eenvoudige, concrete basisbegrippen en -regels uit het domein van de technische talige geletterdheid en de talige geletterdheid herkennen; ? aangeleerde technische schrijf- en leeshandelingen nabootsen; ? repetitieve en herkenbare handelingen uitvoeren in routinetaken; ? in beperkte mate een geselecteerd aantal standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; ? eenduidige en in zeer eenvoudige vorm aangeboden informatie analyseren door elementen te onderscheiden en er zich een mening over vormen.

Context, Autonomie & Verantwoordelijkheid ? handelen in een courante, vertrouwde, eenvoudige, maatschappelijk relevante en goed gestructureerde context; ? met begeleiding functioneren; ? blijk geven van persoonlijke doeltreffendheid.

Nederlands Participeren

Taalbeschouwing

De cursist kan

ET 235

met het oog op doeltreffende communicatie reflecteren op een aantal aspecten van taalgebruik met betrekking tot : ? taalgedrag ? taalvariëteiten en op een aantal aspecten van het taalsysteem met betrekking tot : ? klanken, woorden, zinnen, teksten ? spellingvormen ? betekenissen Hij kan daarbij de bijbehorende taalbeschouwelijke begrippen en termen uit het onderliggende document « Taalbeschouwelijke begrippen en termen » gebruiken. Daarbij geldt de volgende beperking : - zonder graadteken : begrip en term - met graadteken ° : enkel het begrip


Taalbeschouwelijke begrippen en termen

1 fonologisch domein - klanken

Klank

klank, klinker, medeklinker, rijm, uitspraak,

2 orthografisch domein - spellingvormen

Alfabet

alfabet, letter, klinker, medeklinker, ° eindletter, hoofdletter, kleine letter

diakritische tekens

koppelteken, ° apostrof, ° trema

uitspraaktekens

accent

leestekens

leesteken, punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt, ° spatie, ° aanhalingsteken

afkortingen

afkorting

3 morfologisch domein - woorden

Woord

woord

woordvorming

° samenstelling, ° afleiding

Affix

° voorvoegsel, ° achtervoegsel

zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord, eigennaam, verkleinwoord

Getal

enkelvoud, meervoud

Genus

mannelijk, vrouwelijk, onzijdig

lidwoord

lidwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

werkwoord

werkwoord

werkwoordvormen

stam, uitgang

vervoegde vormen

persoonsvorm, persoon, eerste persoon (ik-wij), tweede persoon (jij-jullie), derde persoon (hij, zij, het - zij), enkelvoud, meervoud

niet-vervoegde vormen

infinitief

Tempus

tijd, tegenwoordige tijd, verleden tijd

4 syntactisch domein - zinnen

Zin

zin

zinsdeel

° zinsdeel, onderwerp, persoonsvorm

woordgroep

° woordgroep

5 semantisch domein - betekenissen

betekenisrelaties

synoniem

metaforisch taalgebruik

spreekwoord, uitdrukking

6 tekstueel domein - teksten

tekst

tekst

tekstsoort

° fictie, ° non-fictie

tekstopbouw

inleiding, midden, slot, hoofdstuk, alinea, regel, kopje, titel, bladzijde

(materiële) vormgeving

lay-out, cursief, vetjes

status van uitspraken

feit, mening

7 pragmatisch domein - taalgebruik

factoren in de communicatiesituatie

° zender, spreker, schrijver, ° ontvanger, luisteraar, lezer, boodschap, bedoeling, situatie, effect, kanaal

8 sociolinguïstisch domein - taalgebruik

Taal

Nederlands, Frans, Duits, Engels

taalvariëteiten

Standaardnederlands, standaardtaal, dialect, moedertaal, vreemde taal


AFBAKENING Eindtermen Participeren

Kennis & Vaardigheden ? informatie, concrete en basisbegrippen en standaardprocedures uit het domein van de talige geletterdheid begrijpen; ? courante en standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; ? informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; ? zich over helder gestructureerde en in duidelijke vorm aangeboden informatie een mening vormen.

Context, Autonomie & Verantwoordelijkheid ? handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; ? met ondersteuning; ? beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk.

Nederlands Doorstroom

Taalbeschouwing

De cursist kan

ET 236

met het oog op doeltreffende communicatie reflecteren op een aantal aspecten van taalgebruik met betrekking tot : ? taalgedrag ? taalvariëteiten en op een aantal aspecten van het taalsysteem met betrekking tot : ? klanken, woorden, zinnen, teksten ? spellingvormen ? betekenissen Hij kan daarbij de bijbehorende taalbeschouwelijke begrippen en termen uit het onderliggende document « Taalbeschouwelijke begrippen en termen » gebruiken. Daarbij geldt de volgende beperking : - zonder graadteken : begrip en term - met graadteken ° : enkel het begrip


Taalbeschouwelijke begrippen en termen

Hoofdcategorie

Begrippen en termen doorstroom

klank

klank, klinker, medeklinker, rijm, uitspraak, ° intonatie

alfabet

alfabet, letter, klinker, medeklinker, eindletter, hoofdletter, kleine letter

diakritische tekens

koppelteken, apostrof, trema

uitspraaktekens

accent

leestekens

leesteken, punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt, spatie, aanhalingsteken

afkortingen

afkorting

woord

woord, ° grondwoord

woordvorming

samenstelling, afleiding

affix

voorvoegsel, achtervoegsel

woordsoort


zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord, eigennaam, verkleinwoord

getal

° getal, enkelvoud, meervoud

genus

mannelijk, vrouwelijk, onzijdig

lidwoord

lidwoord, ° bepaald lidwoord, ° onbepaald lidwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

werkwoord

werkwoord

werkwoordvormen

stam, uitgang

vervoegde vormen

persoonsvorm, persoon, eerste persoon (ik-wij), tweede persoon (jij-jullie), derde persoon (hij, zij, het - zij), enkelvoud, meervoud

niet-vervoegde vormen

infinitief, ° voltooid deelwoord

tempus

tijd, tegenwoordige tijd, verleden tijd, ° toekomende tijd, ° onvoltooide tijd, ° voltooide tijd

werkwoordsoorten

hulpwerkwoord

voornaamwoord

voornaamwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord

voorzetsel

voorzetsel

telwoord

telwoord

zin

zin

zinsdeel

zinsdeel, onderwerp, persoonsvorm, ° lijdend voorwerp en ° meewerkend voorwerp (allebei enkel aan de hand van prototypische zinnen omwille van Frans)

woordgroep

woordgroep

betekenisrelaties

synoniem, ° homoniem, ° letterlijk, ° figuurlijk

metaforisch taalgebruik

spreekwoord, uitdrukking

tekst

tekst

tekstsoort

fictie, non-fictie, ° context

tekstopbouw

inleiding, midden, slot, hoofdstuk, alinea, regel, kopje, titel, bladzijde

structuuraanduiders

signaalwoord

(materiële) vormgeving

lay-out, cursief, vetjes, ° inhoudsopgave

status van uitspraken

feit, mening

factoren in de communicatiesituatie

zender, spreker, schrijver, ontvanger, luisteraar, lezer, boodschap, bedoeling, situatie, effect, kanaal

taal

Nederlands, Frans, Duits, Engels

taalvariëteiten

Standaardnederlands, standaardtaal, dialect, moedertaal, vreemde taal


AFBAKENING Eindtermen Doorstroom

Kennis & Vaardigheden ? informatie, concrete en basisbegrippen en standaardprocedures uit het domein van de talige geletterdheid begrijpen; ? hoofd- en bijzaken in studieteksten onderscheiden; ? courante en standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; ? informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; ? zich over helder gestructureerde en in duidelijke vorm aangeboden informatie een mening vormen.

Context, Autonomie & Verantwoordelijkheid ? handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; ? met ondersteuning; ? beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk.


* Deze eindterm geldt ook op het niveau participatie met de afbakening van dat niveau ** Deze eindterm geldt ook op het niveau doorstroom met de afbakening van dat niveau *** Deze eindtermen gelden voor de drie niveaus, functioneren, participeren en doorstroom met de afbakening van die respectievelijke niveaus. Ze worden altijd gecombineerd met de andere eindtermen van een bepaald niveau Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2012 tot aanpassing van de eindtermen voor het leergebied Nederlands van de basiseducatie.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET

^