Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 september 2005
gepubliceerd op 16 december 2005

Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de criteria voor de erkenning van de plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschappen van de erkende erediensten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005036382
pub.
16/12/2005
prom.
30/09/2005
ELI
eli/besluit/2005/09/30/2005036382/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de criteria voor de erkenning van de plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschappen van de erkende erediensten


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, inzonderheid op de artikelen 2, tweede lid, 79, tweede lid, 115, tweede lid, 151, tweede lid, 187, tweede lid en 230, tweede lid;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004 tussen de federale overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de erkenning van erediensten, de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten, de kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 april 2005;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 10 mei 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State Nr 38.491/3 gegeven op 14 juni 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : a) het decreet : het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten;b) de erkenning : de beslissing van de Vlaamse Regering waarbij de oprichting van een entiteit van een kerk- of geloofsgemeenschap in rechte wordt aanvaard overeenkomstig het decreet;c) de aanvrager : het door de federale overheid erkende representatief orgaan van de eredienst;d) de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap : de territoriale entiteit van de erkende erediensten, overeenkomstig het decreet aangeduid als : - parochie (rooms-katholieke, anglicaanse en orthodoxe eredienst); - kerkgemeente (protestantse eredienst); - israëlitische gemeente (israëlitische eredienst); - islamitische gemeenschap (islamitische eredienst); e) grensoverschrijdende plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap : - de gemeenschap die in toepassing van het decreet georganiseerd wordt op het niveau van de gemeente maar wiens gebiedsomschrijving niettemin het grondgebied van één gemeente of eventueel van één provincie overschrijdt; - de gemeenschap die in toepassing van het decreet georganiseerd wordt op het niveau van de provincie maar wiens gebiedsomschrijving niettemin het grondgebied van één provincie overschrijdt. HOOFDSTUK II. - Aanvraagprocedure en erkenningsvoorwaarden

Art. 2.§ 1. Om in aanmerking te komen voor erkenning moet de aanvrager een gemotiveerde aanvraag tot erkenning van een plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap, bij een ter post aangetekende brief, indienen bij de Vlaamse Regering. § 2. Het dossier voor de aanvraag moet tenminste de volgende inlichtingen en stukken bevatten : 1° de identificatie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap waarvan de erkenning wordt gevraagd : naam, denominatie, in voorkomend geval de huidige rechtsvorm, adres, naam en adres van de huidige verantwoordelijke van de eredienst;2° de gebiedsomschrijving : de duidelijke aanwijzing van het territoriaal werkingsgebied van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap : naam van de gemeente(n) of van de delen ervan;3° gegevens over het gebouw dat binnen de gebiedsomschrijving bestemd is voor de uitoefening van de eredienst, met vermelding van : a) het volledig adres; b) de aard van het beschikkingsrecht (eigendom, huur, gebruiksrecht, zakelijk recht, enz.), waarvan de bewijsstukken moeten kunnen voorgelegd worden aan de Vlaamse Regering als zij daar om verzoekt; c) de oppervlakte. Dezelfde gegevens worden vermeld als meerdere gebouwen, binnen de gebiedsomschrijving, bestemd zijn voor de eredienst. De aanvrager duidt aan welk gebouw het hoofdgebouw is. 4° gegevens over de andere infrastructuur die gebruikt wordt door de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap met vermelding van : a) het volledig adres; b) de aard van het beschikkingsrecht (eigendom, huur, gebruiksrecht, zakelijk recht, enz.); c) de reden van het gebruik; 5° de inventaris, gedateerd op datum van de aanvraag, van de patrimoniale en financiële toestand bedoeld om te bestemmen voor de materiële organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap (vermogen, inkomsten en uitgaven, met specificatie van leningslasten, enz.); 6° het financieel plan voor de eerstvolgende drie kalenderjaren dat een overzicht bevat van de voorziene ontwikkeling van de financiële toestand met opgave van de verwachte ontvangsten en uitgaven, desgevallend met inbegrip van de bijdrage van de gemeente(n) of de provincie(s) tot de financiering, en de voorziene planning van de investeringsuitgaven met inbegrip van de voorgenomen financieringswijze;7° de melding of voor de gebiedsomschrijving een bezoldigd bedienaar van de eredienst zal worden aangevraagd bij de federale overheid. Indien meerdere bezoldigde plaatsen worden gevraagd, wordt het aantal en de identiteit van de betrokkene(n) ervan vermeld; 8° een toelichtende nota waaruit de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap blijkt, met inbegrip van haar betrokkenheid bij het geheel van de lokale leefgemeenschap binnen de gebiedsomschrijving.De toelichting over de maatschappelijke relevantie bevat minimaal de volgende elementen : a) een benaderende opgave van het aantal gelovigen binnen de gebiedsomschrijving, zo nodig opgesplitst per gemeente;b) de wijze waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt in de lokale gemeenschap van de gemeente waartoe zij behoort, met inbegrip van : - de wijze waarop zij in haar werking en haar contacten met gelovigen en derden, uitgezonderd de door de liturgie voorgeschreven bepalingen, de Nederlandse taal gebruikt; - de organisatie van haar contacten met de bestuurlijke overheid van de gemeente of de gemeenten van haar gebiedsomschrijving.

Bij het indienen van het jaarlijkse budget bij, naar gelang van het geval de gemeente- of provincieoverheid, moet telkens een verslag gevoegd worden over de concrete toepassing van de betrokkenheid van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap bij het geheel van de lokale gemeenschap met opgave van de elementen bedoeld in het vorige lid. De provincieoverheid voor de orthodoxe en islamitische eredienst, en de gemeenteoverheid voor de rooms-katholieke, de protestantse, de anglicaanse en de Israëlitische eredienst, stuurt een afschrift van het voormelde verslag naar de gouverneur, eventueel samen met haar bemerkingen over de toepassing van deze bepalingen. Als de provincieoverheid, gemeenteoverheid of de gouverneur bemerkingen formuleert over de toepassing van deze bepalingen, rapporteert de gouverneur erover aan de Vlaamse Regering binnen een termijn van 30 dagen, samen met zijn advies ter zake. 9° een schriftelijke verklaring waarbij de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich verbindt tot een correcte toepassing van de wetgeving inzake het gebruik van de talen in bestuurszaken door de bij toepassing van artikel 6 erkende entiteiten en alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die opgericht worden op grond van het decreet;10° een schriftelijke verklaring waarbij de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich ertoe verbindt dat haar huidige en toekomstige geestelijke bedienaars voldoen aan de inburgeringsplicht die desgevallend op hen van toepassing is ingevolge het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid. Met geestelijke bedienaars van de eredienst wordt verstaan : - de door de bisschop aangestelde verantwoordelijke van de parochie voor de rooms-katholieke eredienst en zijn vervanger; - de predikant voor de protestantse eredienst en zijn vervanger; - de bedienaar van de eredienst voor de anglicaanse eredienst en zijn vervanger; - de rabbijn voor de israëlitische eredienst en zijn vervanger; - de kerkbedienaar en zijn vervanger voor de orthodoxe eredienst; - de eerste imam en zijn vervanger voor de islamitische eredienst. 11° een schriftelijke verklaring waarbij de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich ertoe verbindt om individuen die handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, te weren uit de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap;12° een schriftelijke verklaring waarbij de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich ertoe verbindt om, behoudens incidentele overmacht : - in geen geval, op welkdanige wijze dan ook, haar medewerking te verlenen aan activiteiten, als zij in strijd zijn met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, - individuen of verenigingen te weren uit gebruikte lokalen en plaatsen die de door artikel 6 erkende entiteiten en alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die opgericht worden op grond van het decreet gebruiken, wanneer die personen oproepen of handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;13° naam en adres van de contactpersoon van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap. HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure

Art. 3.§ 1. Wanneer de aanvraag tot erkenning de inlichtingen en stukken bevat, vermeld in artikel 2, § 2, zendt de Vlaamse Regering, bij een ter post aangetekende brief, een ontvangstbewijs aan de aanvrager en schrijft, op dezelfde dag, de aanvraag in het aanvraagregister in. Het ontvangstbewijs vermeldt deze registratie. § 2. Is het aanvraagdossier niet volledig, dan deelt de Vlaamse Regering dit aan de aanvrager mee en verzoekt hem het dossier te vervolledigen. Zij neemt de aanvraag in behandeling na ontvangst van al de ontbrekende dossierstukken. § 3. De Vlaamse Regering stuurt een afschrift van de geregistreerde aanvraag aan de Minister van Justitie.

Art. 4.De Vlaamse Regering beoordeelt de aanvraag op basis van de volgende criteria : 1° de volledigheid van het aanvraagdossier overeenkomstig artikel 2, § 2, 1° tot 13°;2° de financiële leefbaarheid van de plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschap op basis van het onderzoek van het financieel plan, bedoeld in artikel 2, § 2, 6°, rekening houdend met : - de in hetzelfde artikel, sub 5°, bedoelde inventaris; - in voorkomend geval, de redelijkheid en de financiële haalbaarheid van de bijdrage van de gemeente(n) of de provincie(s) tot de financiering; 3° de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap, overeenkomstig artikel 2, § 2, 8°, wordt minimaal aangetoond aan de hand van : - een benaderende opgave van het aantal gelovigen binnen de gebiedsomschrijving, zo nodig opgesplitst per gemeente; - de wijze waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt in de lokale gemeenschap van de gemeente waartoe zij behoort, met inbegrip van : - de wijze waarop zij in haar werking en haar contacten met gelovigen en derden, uitgezonderd de door de liturgie voorgeschreven bepalingen, de Nederlandse taal gebruikt; - de organisatie van haar contacten met de bestuurlijke overheid van de gemeente of de gemeenten van haar gebiedsomschrijving; 4° de correcte toepassing van de wetgeving inzake het gebruik van de talen in bestuurszaken, overeenkomstig artikel 2, § 2, 9°;5° de verbintenis inzake het voldoen aan de bij decreet vastgestelde inburgeringsplicht door de huidige en toekomstige geestelijke bedienaars, overeenkomstig artikel 2, § 2, 10°;6° de verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap om individuen die handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, te weren uit de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap, overeenkomstig artikel 2, § 2, 11°;7° de verbintenis, overeenkomstig artikel 2, § 2, 12°, van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap om, behoudens incidentele overmacht : - in geen geval, op welkdanige wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten, als zij in strijd zijn met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; - individuen of verenigingen te weren uit gebruikte lokalen en plaatsen, wanneer die personen oproepen of handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Art. 5.Voor de Vlaamse Regering haar beslissing neemt over de erkenning van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap, wint zij het advies in van de gemeenteraden van de gebiedsomschrijving, bedoeld in artikel 2, § 2, 2°. Zij vraagt tevens het advies van de gemeente- of provinciera(a)d(en) die, met toepassing van het decreet, in voorkomend geval moeten bijdragen in het budget.

Als de gemeenteraad of provincieraad zijn advies niet naar de Vlaamse Regering heeft gestuurd binnen een termijn van vier maanden nadat de Vlaamse Regering hem de vraag om advies heeft toegezonden, wordt de gemeenteraad of de provincieraad geacht een gunstig advies over de erkenningsaanvraag te hebben uitgebracht.

Art. 6.De Vlaamse Regering neemt een beslissing bij gemotiveerd besluit. Dit erkenningsbesluit bevat desgevallend de verdeelsleutel van de kosten tussen de openbare besturen die betrokken zijn bij grensoverschrijdende plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen, na het inwinnen van hun advies terzake.

De Vlaamse Regering geeft, bij een ter post aangetekende brief, kennis van dit besluit aan de aanvrager. Zij stuurt ook een afschrift ervan aan de minister van Justitie en, naar gelang van het geval, aan de betrokken gemeente(n) of provincie(s). HOOFDSTUK IV. - Opheffing van de erkenning

Art. 7.§ 1. De Vlaamse Regering kan, bij gemotiveerd besluit, de erkenning opheffen van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap die niet meer voldoet aan één of meerdere erkenningscriteria, bepaald in artikel 4 van dit besluit.

Voor zij daartoe kan overgaan verzoekt de Vlaamse Regering de aanvrager haar een dossier te bezorgen met de door de Vlaamse Regering aangeduide inlichtingen en de stukken, bedoeld in artikel 2, § 2. Het dossier bevat daarnaast ook de verantwoordingsstukken en elementen betreffende de criteria bepaald in artikel 4, die de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap aan de aanvrager verstrekt om het dossier te ondersteunen.

De aanvrager beschikt over een termijn van 100 dagen om het dossier naar de Vlaamse Regering te sturen, te rekenen vanaf de datum waarop het verzoek van de Vlaamse Regering aan de aanvrager is verzonden.

Na ontvangst van het dossier of na het verstrijken van de in het vorige lid bepaalde termijn van 100 dagen, wint de Vlaamse Regering het advies in van de betrokken gemeentera(a)d(en) of provinciera(a)d(en), overeenkomstig de procedure, bepaald in artikel 5. § 2. De Vlaamse Regering geeft, bij een ter post aangetekende brief, kennis van haar gemotiveerd besluit aan de aanvrager. Zij stuurt ook een afschrift ervan aan de minister van Justitie en, naar gelang van het geval, aan de betrokken gemeente(n) of provincie(s). HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand, volgend op de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

De aanvragen, ingediend voor het in werking treden van dit besluit en waarvoor nog geen erkenning is verleend, worden geacht te zijn ingediend op grond van dit besluit. In geval van onvolledigheid wordt het aanvraagdossier voor aanvulling aan de aanvrager teruggezonden.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 september 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN

^