Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 31 augustus 2001
gepubliceerd op 24 oktober 2001

Besluit van de Vlaamse regering houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036202
pub.
24/10/2001
prom.
31/08/2001
ELI
eli/besluit/2001/08/31/2001036202/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 AUGUSTUS 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij het decreet van 28 april 1993;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 4 december 1991, 20 juli 1994, 10 mei 1995 en 30 mei 1996;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basis- en secundair onderwijs, in het deeltijds onderwijs en in het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993;

Gelet op het overleg dat, krachtens artikel 5 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, met de afgevaardigden van de inrichtende machten heeft plaatsgehad op 30 januari 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 februari 2001;

Gelet op het protocol nr. 393 van 20 april 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 166 van 20 april 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité gesubsidieerd vrij onderwijs;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 11 mei 2001, betreffende de aanvraag tot advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies 31.720/1 van de Raad van State, gegeven op 21 juni 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I - Organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs

Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs en op het deeltijds beroepssecundair onderwijs, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. § 2. In dit besluit wordt onder « betrokken personen » verstaan, de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerplichtige onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf.

Art. 2.Het schooljaar begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar.

Art. 3.§ 1. In het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs worden de lessen gespreid over 9 halve lesdagen van maandag tot en met vrijdag. De lessen vangen op zijn vroegst om 8 uur aan en eindigen op zijn vroegst om 15 uur en uiterlijk om 17 uur. Er is een middagpauze van ten minste 50 minuten. Deze bepaling geldt niet voor stages. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 14 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, worden in het deeltijds beroepssecundair onderwijs de lessen gespreid over maximum 4 halve lesdagen van maandag tot en met vrijdag. De lessen vangen op zijn vroegst om 8 uur aan en eindigen op zijn vroegst om 15 uur en uiterlijk om 17 uur. Er is een middagpauze van ten minste 50 minuten.

Art. 4.Stages in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs kunnen op elk tijdstip van het schooljaar onder de volgende voorwaarden worden georganiseerd : 1° de stage is in overeenstemming met de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971 en haar uitvoeringsbesluiten;2° de stage verloopt volgens de in de stageverlenende onderneming of instelling geldende arbeids- of dienstregeling;3° stages tussen 20 uur en 6 uur zijn verboden.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, kan voor bepaalde studierichtingen de periode waarin stages zijn verboden, inkorten, voor zover dit niet strijdig is met de bepalingen bedoeld in 1°; 4° stages op zondag zijn verboden.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, kan voor bepaalde studierichtingen dit verbod opheffen, voor zover dit niet strijdig is met de bepalingen bedoeld in 1°; 5° het maximum aantal effectieve lesuren inclusief stage-uren, uitgedrukt in klokuren, per leerling bedraagt : a) per etmaal : 8;b) per week : 38;c) per schooljaar : 1 200;6° aan elke leerling worden tijdens de maanden juli en augustus ten minste 4 aaneensluitende weken vakantie toegekend.

Art. 5.§ 1. In het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs mogen per schooljaar maximum 30 lesdagen aan evaluatie worden besteed. Deze dagen kunnen verschillen per leerlingengroep.

Onder « evaluatie » wordt verstaan : 1° de organisatie van vooraf aangekondigde examens of proeven over grotere leerstofgehelen met uitzondering van de geïntegreerde proef;2° het besluitvormingsproces, waaronder de deliberatie, van de klassenraad;3° de evaluatiegesprekken met de leerlingen en, eventueel, de betrokken personen;4° de evaluatie van het didactisch beleid. De lesdagen die vallen tussen het laatste examen of de laatste proef en het begin van de kerst-, de paas- respectievelijk de zomervakantie, zijn steeds in hogervermeld maximum begrepen tenzij er, voor wat betreft de kerst- en de paasvakantie, tijdens bedoelde dagen pedagogische activiteiten worden georganiseerd.

Voor scholen die uitsluitend een systeem van permanente evaluatie hanteren en de onder 1° bedoelde examens of proeven niet organiseren en voor het buitengewoon secundair onderwijs van de opleidingsvormen 1, 2 en 3, wordt het maximum op 9 lesdagen vastgesteld. Deze dagen kunnen verschillen per leerlingengroep. § 2. De inrichtende macht kan beslissen dat op de in § 1 bedoelde dagen de leerling, op voorwaarde van akkoord van de voor kwestieuze leerling betrokken personen, enkel tijdens zijn examens of proeven en bij zijn evaluatiegesprekken verplicht op school aanwezig moet zijn.

Indien de voor kwestieuze leerling betrokken personen niet akkoord gaan, dan moet de school in opvang voorzien voorzover het lesdagen betreft die worden besteed aan examens, proeven of evaluatiegesprekken.

Art. 6.De volgende dagen waarop de lessen kunnen worden geschorst, worden vastgelegd : 1° 1 halve dag per schooljaar om, bij het begin ervan, administratieve en onthaalformaliteiten voor te bereiden.Deze halve dag kan verschillen per leerlingengroep; 2° 1 dag per schooljaar voor het houden van een pedagogische studiedag voor leraars.Deze dag kan verschillen per leerlingengroep; 3° 1 halve dag onmiddellijk na parlementaire, provinciale of gemeentelijke verkiezingen in die scholen waar stem- en/of stemopnemingsbureaus waren gevestigd.

Art. 7.De volgende vakantieperiodes worden vastgelegd : 1° de herfstvakantie, die begint op de maandag van de week waarin 1 november valt en 1 week duurt.Indien 1 november op een zondag valt, dan begint de herfstvakantie op 2 november; 2° de kerstvakantie, die begint op de maandag van de week waarin 25 december valt en 2 weken duurt.Indien 25 december op een zaterdag of zondag valt, dan begint de kerstvakantie de maandag na 25 december; 3° de krokusvakantie, die begint op de 7de maandag vóór Pasen en 1 week duurt;4° de paasvakantie, die begint op de eerste maandag van april en 2 weken duurt.Indien Pasen in de maand maart valt, dan begint de paasvakantie op de maandag na Pasen. Indien Pasen na 15 april valt, dan begint de paasvakantie op de tweede maandag vóór Pasen; 5° de zomervakantie, die begint op 1 juli en eindigt op 31 augustus;6° 11 november, paasmaandag, hemelvaartsdag en de dag nadien, 1 mei, pinkstermaandag;7° voor het voltijds gewoon secundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs : 1 volledige of 2 halve facultatieve vakantiedag(en), eventueel verschillend per vestigingsplaats.Voor het buitengewoon secundair onderwijs : 2 volledige of 4 halve facultatieve vakantiedagen, eventueel verschillend per vestigingsplaats.

Art. 8.De inrichtende macht kan op grond van exceptionele organisatorische, onderwijskundige of levensbeschouwelijke argumenten beslissen om voor alle leerlingen of voor een leerlingengroep af te wijken van de bepalingen van artikel 3 en van artikel 7 voor de vakantieperiodes, vermeld onder 1° tot en met 5°.

Een afwijking moet steeds impliceren dat : 1° het normaal aantal lessen op schooljaarbasis en de afwerking van de goedgekeurde leerplannen is gewaarborgd;2° aan elke leerling tijdens de maanden juli en augustus ten minste 4 aaneensluitende weken vakantie worden toegekend.

Art. 9.§ 1. De vastlegging door de inrichtende macht van de organisatie van het schooljaar per school op basis van de bepalingen van artikel 3 tot en met 8, vindt uiterlijk op 30 juni van het voorafgaande schooljaar plaats : 1° na onderhandeling in het bevoegde orgaan;2° na advies van de schoolraad voor wat betreft het gemeenschapsonderwijs en van de participatieraad voor wat betreft het gesubsidieerd onderwijs. § 2. De toepassing van § 1 op de stages, heeft slechts betrekking op de grote krachtlijnen ervan en niet op de individuele stageovereenkomsten.

Art. 10.Indien, onder verantwoordelijkheid van de bevoegde inspectie van de Vlaamse Gemeenschap, wordt vastgesteld dat door toepassing van de bepalingen van artikel 4, 5 of 8 ernstig nadeel wordt berokkend aan de onderwijsdoelstellingen in het algemeen en/of aan het individueel leerlingenbelang in het bijzonder, dan moet de betrokken inrichtende macht onmiddellijk de organisatie van het schooljaar of de stageregeling aanpassen in overleg met de inspectie.

De toepassing van de bepalingen van artikel 4, 5 of 8 kan slechts aanleiding geven tot een overtreding zoals bedoeld in artikel 11, indien de inrichtende macht de bedoelde aanpassing weigert.

Art. 11.§ 1. Overtredingen op de bepalingen van dit besluit worden onder de verantwoordelijkheid van de inspectie vastgesteld. De vaststelling wordt per aangetekende brief meegedeeld aan de betrokken inrichtende macht. § 2. Binnen een termijn van 1 maand na de betekening van de aangetekende brief kan de inrichtende macht bij de inspectie een verweerschrift indienen. De betekening wordt geacht te gebeuren op de derde werkdag na het versturen van de aangetekende brief. § 3. Op basis van het verslag van de inspectie en het eventueel verweerschrift van de inrichtende macht oordeelt de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of de overtreding wordt gesanctioneerd. § 4. Voor een gemeenschapsschool is de sanctie een inhouding op de werkingsmiddelen van de scholengroep waartoe de kwestieuze school behoort.

De inhouding bedraagt maximum 1/5 bij een eerste overtreding, respectievelijk maximum 1/3 vanaf een tweede overtreding, van de werkingsmiddelen waarop deze school recht had tijdens het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de overtreding, bedoeld in § 1, is vastgesteld.

Voor een gesubsidieerde school is de sanctie een terugvordering van de werkingstoelagen.

De terugvordering bedraagt maximum 1/5 bij een eerste overtreding, respectievelijk maximum 1/3 vanaf een tweede overtreding, van de werkingstoelagen waarop deze school recht had tijdens het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de overtreding, bedoeld in § 1, is vastgesteld. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basis- en secundair onderwijs, in het deeltijds onderwijs en in het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap

Art. 12.§ 1. In het opschrift van het besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basis- en secundair onderwijs, in het deeltijds onderwijs en in het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, worden de woorden « basis- en secundair onderwijs » vervangen door het woord « basisonderwijs ». § 2. Het opschrift van HOOFDSTUK I van hetzelfde besluit wordt vervangen door het opschrift « Basisonderwijs ».

Art. 13.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 1.Dit hoofdstuk is van toepassing op de instellingen voor gewoon en buitengewoon basisonderwijs, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. ».

Art. 14.In artikel 3 van hetzelfde besluit : 1° wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De lessen worden in aantal gelijkmatig gespreid over vijf dagen, van maandag tot en met vrijdag. De lessen vangen ten vroegste aan om 8 uur en eindigen ten vroegste om 15 uur en ten laatste om 17 uur. De woensdagnamiddag is vrij. Er is een middagpauze van tenminste één uur. »; 2° worden § 2 en 4 opgeheven.

Art. 15.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 6.De instellingen voor basisonderwijs kunnen bijkomend over twee facultatieve vakantiedagen beschikken. Deze dagen kunnen opgesplitst worden in halve dagen en verschillen per vestigingsplaats van de instelling. ».

Art. 16.In artikel 8 van hetzelfde besluit : 1° worden in § 1 de woorden « scholen, scholengroepen of centra » vervangen door de woorden « scholen of scholengroepen »;2° worden in § 2 de woorden « scholen, scholengroepen of centra voor beroepssecundair onderwijs » vervangen door de woorden « scholen of scholengroepen »;3° wordt § 3 opgeheven;4° worden in § 4 de woorden « de in § 3 bedoelde afwijkingen dienen eveneens bij de desbetreffende bevoegde administratie aangevraagd doch uiterlijk één maand vóór de aanvang van de betrokken stageperiode » geschrapt.

Art. 17.In artikel 9 van hetzelfde besluit : 1° wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Ten laatste op 15 juni vóór de aanvang van het volgend schooljaar leggen de instellingen de facultatieve vakantiedagen en de dagen dat de lessen, in toepassing van artikel 3, § 3, geschorst worden, vast. »; 2° worden in het tweede lid de woorden « en de centra » geschrapt.

Art. 18.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden « en centra » telkens geschrapt. HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs

Art. 19.Artikel 70sexies van het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 mei 1996, wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2001.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 31 augustus 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN

^