Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 31 januari 2014
gepubliceerd op 19 maart 2014

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende erkenningen van producenten- en brancheorganisaties

bron
vlaamse overheid
numac
2014035231
pub.
19/03/2014
prom.
31/01/2014
ELI
eli/besluit/2014/01/31/2014035231/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 JANUARI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende erkenningen van producenten- en brancheorganisaties


De Vlaamse Regering, Gelet op Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2013 pub. 12/09/2013 numac 2013204905 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 4, 5°, 29 en 30;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 25 april 2013;

Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij op 15 juli 2013;

Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid op 1 augustus 2013;

Gelet op advies 54.249/3 van de Raad van State, gegeven op 4 november 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit: HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° bevoegde dienst: de met toepassing van artikel 26 door de minister aangewezen dienst;2° minister: de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij;3° Verordening (EU) nr.1308/2013: de Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties in de volgende sectoren: 1° granen;2° rijst;3° gedroogde voedergewassen;4° zaaizaad;5° hop;6° olijfolie en tafelolijven;7° natuurlijke vezels van vlas en hennep;8° bananen;9° wijn;10° levende planten en producten van de bloementeelt;11° ruwe tabak;12° rundvlees;13° varkensvlees;14° schapen- en geitenvlees;15° eieren;16° vlees van pluimvee;17° bijenteelt;18° zijderupsen 19° aardappelen;20° cichorei;21° konijnen. De minister kan, binnen de sectoren, vermeld in het eerste lid, producten of productgroepen, hierna deelsectoren te noemen, aanduiden, die omwille van hun specifieke eigenschappen een duidelijk af te bakenen onderdeel van de sector vormen. HOOFDSTUK 2. - Erkenning van producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties

Art. 3.De producentenorganisatie of unie van erkende producentenorganisaties moet bij de aanvraag tot erkenning aantonen dat de producentenorganisatie of unie van erkende producentenorganisaties een belangrijk deel van zijn leden of omzet heeft in het Vlaamse Gewest en gevestigd is in het Vlaamse, Brussels Hoofdstedelijk of Waalse Gewest.

Art. 4.De minister erkent producentenorganisaties die daarom verzoeken en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 154, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De minister stelt per sector bijkomende erkenningsvoorwaarden vast met betrekking tot het minimum aantal leden of het minimale volume aan vermarktbare productie dat de leden moeten vertegenwoordigen, om versnippering te voorkomen en een efficiënte marktwerking te bevorderen.

Met behoud van toepassing van het tweede lid, kan de minister voor producentenorganisaties die uitsluitend zijn samengesteld uit producenten in een deelsector, vastgesteld overeenkomstig artikel 2, tweede lid, specifieke bijkomende erkenningsvoorwaarden vaststellen met betrekking tot het minimum aantal leden of het minimale volume aan vermarktbare productie binnen die deelsector dat de leden moeten vertegenwoordigen.

Art. 5.Producentenorganisaties kunnen alleen erkend worden en blijven als ze de juridische vorm van een coöperatieve vennootschap hebben, waarvan de statuten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 153 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, en als ze als coöperatieve vennootschap erkend zijn door de Nationale Raad voor de Coöperatie.

Art. 6.De minister kan op verzoek unies van producentenorganisaties erkennen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Unies van producentenorganisaties mogen dezelfde activiteiten uitoefenen als producentenorganisaties.

Art. 7.De aanvraag tot erkenning van een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties wordt ingediend bij de bevoegde dienst.

Art. 8.Een aanvraag tot erkenning van een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties bevat de volgende elementen: 1° de benaming en rechtspersoonlijkheid van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties;2° het statuut van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties dat voldoet aan de voorwaarden van dit besluit en dat minimaal de volgende elementen bevat: a) de duur van het lidmaatschap van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties, die minimaal één jaar bedraagt, en de opzegtermijn van het lidmaatschap;b) de voorwaarden om lid te worden en te blijven van de producentenorganisatie;c) de wijze van bestuur en democratische besluitvorming;d) de redenen voor en het doel van de oprichting van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties;e) het adres van de hoofdzetel van de producentenorganisatie of van de unie van producentenorganisaties;f) de verklaring dat de producentenorganisatie is opgericht door de producenten zelf en spreekt uit naam van zijn leden;g) de voorwaarde dat een bepaald bedrijf dat lid is van de producentenorganisatie met betrekking tot de productie van een bepaald product uit een sector, zoals in artikel 2 van dit besluit bedoelde sectoren of deelsectoren, bij niet meer dan één producentenorganisatie is aangesloten;3° het huishoudelijk reglement;4° een geactualiseerde ledenlijst van de leden van de producentenorganisatie met de geproduceerde hoeveelheden tijdens het afgelopen kalenderjaar. De minister kan de procedure van de erkenningsaanvraag en de elementen en bewijsstukken die de erkenningsaanvraag moet bevatten om de aanvraag aan de erkenningsvoorwaarden te kunnen toetsen, vastleggen.

Art. 9.De producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties bieden bij de aanvraag tot erkenning aan de bevoegde diensten voldoende garanties ten aanzien van de verwezenlijking, de duur en de doelmatigheid van hun optreden. Ze tonen aan dat hun werking bijdraagt tot een meer efficiënte werking en concentratie van het aanbod.

Art. 10.De minister neemt, overeenkomstig artikel 154, vierde lid, a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van de aanvraag een beslissing over de erkenning.

Art. 11.Wijzigingen van de statuten, het huishoudelijk reglement of het ledenbestand van producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties worden in voorkomend geval jaarlijks meegedeeld aan de bevoegde dienst vóór 31 januari. Daarbij wordt het ledenbestand van 1 januari van hetzelfde kalenderjaar meegedeeld met de productiehoeveelheden van de nieuwe leden tijdens het afgelopen kalenderjaar. HOOFDSTUK 3. - Erkenning van brancheorganisaties Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 12.Alleen brancheorganisaties waarvan de hoofdzetel gevestigd is in het Vlaamse, Brussels Hoofdstedelijk of Waalse Gewest en die actief zijn in Vlaamse Gewest, kunnen op hun verzoek erkend worden door de minister.

Art. 13.Met behoud van de toepassing van specifieke voorwaarden als vermeld in afdeling 2, erkent de minister brancheorganisaties die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 158 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Art. 14.De minister kan de procedure van de erkenningsaanvraag en de elementen en bewijsstukken die de erkenningsaanvraag moet bevatten om de aanvraag aan de erkenningsvoorwaarden te kunnen toetsen, vastleggen.

Art. 15.De brancheorganisatie die een erkenningsaanvraag indient, legt een verantwoordingsdossier voor aan de bevoegde diensten dat bestaat uit: 1° een duidelijke identificatie van de partners, die bestaat uit de naam, het adres en een omschrijving van de activiteit van die partners;2° het toepassingsgebied van de samenwerking;3° een omschrijving van de doelstellingen van de samenwerking.

Art. 16.De erkenningsaanvraag en alle bewijsstukken worden ingediend bij de bevoegde dienst.

Art. 17.De minister neemt, overeenkomstig artikel 158, vijfde lid, a), van verordening (EU) nr. 1308/2013, binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van de aanvraag een beslissing over de erkenning. Afdeling 2. - Specifieke sector gebonden voorwaarden voor de

tabakssector en sector olijfolie en tafelolijven

Art. 18.Met behoud van toepassing van de algemene voorwaarden, vermeld in artikel 13, moeten brancheorganisaties in de sector olijfolie en tafelolijven en de sector tabak voldoen aan de aanvullende voorschriften, vermeld in artikel 162 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. HOOFDSTUK 4. - Uitbreiding van regels en verplichte betalingen van niet-leden Afdeling 1. - Uitbreiding van voorschriften

Art. 19.Als een erkende producentenorganisatie, een erkende unie van producentenorganisaties of een erkende brancheorganisatie verzoekt om uitbreiding van regels, kan de Vlaamse Regering bepaalde overeenkomsten of besluiten van die organisatie of unie voor een beperkte periode bindend verklaren voor andere marktdeelnemers of groeperingen van marktdeelnemers die in het Vlaamse Gewest werken in de betrokken sector of deelsector en die niet bij de organisatie of unie zijn aangesloten.

De Vlaamde Regering kan de regels alleen bindend verklaren als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 164 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De Vlaamse Regering kan op eigen initiatief of op verzoek van belanghebbenden een besluit als vermeld in het eerste lid, sneller opheffen dan in dat besluit vermeld is, als de erkende producentenorganisatie, de erkende unie van producentenorganisaties of de erkende brancheorganisatie die de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft gesloten, niet langer representatief is of de erkenning heeft verloren.

Art. 20.De verzoekende organisatie dient een aanvraag in bij de minister met minimaal volgende elementen: 1° identificatie van de organisatie;2° bewijs van werkzaamheid in het Vlaamse Gewest;3° bewijs van representativiteit;4° voorschriften die ze algemeen bindend wil verklaren en de motivering daarvoor;5° de gewenste periode van toepassing en de motivering daarvoor. De minister legt de aanvraag voor aan de leden van de Vlaamse Regering met het oog op de uitbreiding van de voorschriften en het algemeen bindend verklaren.

Art. 21.De Vlaamse Regering neemt binnen vier maanden na de ontvangst van een aanvraag als vermeld in artikel 20, een beslissing over de toelating van de algemeen bindend verklaarde regels en specificeert minstens de volgende elementen: 1° sector of in voorkomend geval deelsector, en toepassingsgebied;2° periode van toepassing;3° lijst van overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bindend verklaard moeten worden. De overeenkomsten of besluiten die algemeen bindend worden verklaard, worden als bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering dat de overeenkomsten of besluiten algemeen bindend verklaart, gevoegd. Afdeling 2. - Financiële bijdragen van niet-leden

Art. 22.Als de voorschriften van een erkende producentenorganisatie, een erkende unie van producentenorganisaties of een erkende brancheorganisatie worden uitgebreid naar niet-leden, met toepassing van afdeling 1, en de activiteiten waarop die voorschriften van toepassing zijn, van algemeen economisch belang zijn voor de personen van wie de activiteiten verband houden met de producten in kwestie, kan de Vlaamse Regering, op vraag van de betrokken organisatie die de uitbreiding van de regels voor niet-leden vraagt en na consultatie van alle belanghebbenden, besluiten dat ook niet bij de organisatie of de unie aangesloten personen of groepen die voordeel hebben bij de activiteiten, de volle financiële bijdrage die de leden betalen of een gedeelte daarvan aan de organisatie of de unie moeten betalen, voor zover die financiële bijdragen bestemd zijn voor de kosten die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien.

Art. 23.De organisatie in kwestie legt aan de minister een aanvraag voor met minimaal de volgende elementen: 1° identificatie van de organisatie;2° bewijs van algemeen economisch belang en voordeel van de met toepassing van afdeling 1 algemeen bindend verklaarde regels voor niet-leden van de organisatie;3° bedrag dat gevraagd zal worden aan niet-leden en een verantwoording voor dat bedrag aan de hand van bewijzen die de kostprijs staven van de activiteiten die aanleiding geven tot het voordeel van de algemeen bindend verklaarde regels voor niet-leden;4° de gewenste periode van toepassing en de motivering. De minister legt het dossier voor aan de leden van de Vlaamse Regering.

Art. 24.De Vlaamse Regering neemt binnen zes maanden na de ontvangst van een aanvraag als vermeld in artikel 23, een beslissing over het toelaten van het eisen van financiële bijdragen van niet-leden en specificeert in een besluit van de Vlaamse Regering volgende elementen. 1° sector of deelsector en toepassingsgebied;2° periode van toepassing;3° hoogte van de financiële bijdrage en wijze van inning. De Vlaamse Regering kan een besluit als vermeld in artikel 24, gelijktijdig nemen met een besluit als vermeld in artikel 21, dat de voorschriften algemeen bindend verklaart en waarop de verplichte financiële bijdrage van niet-leden betrekking heeft.

Met behoud van de toepassing van artikel 19, derde lid, kan een besluit als vermeld in dit artikel worden opgeheven als de organisatie in kwestie niet langer representatief is of als de verantwoording voor het verruimen van de bijdrageplicht niet langer van toepassing is.

Art. 25.Op verzoek van de bevoegde diensten legt de organisatie die op grond van een besluit als vermeld in artikel 24, bijdragen ontvangt van niet-leden, de boekhouding ter controle voor. De bevoegde diensten kunnen bijkomende stukken opvragen om te controleren of de voorwaarden, vermeld in artikel 23, nageleefd worden.

De minister kan de procedurele aspecten van de controle bepalen. HOOFDSTUK 5. - Bevoegde diensten

Art. 26.De minister wijst de bevoegde diensten aan die belast zijn met een of meer van de volgende opdrachten: 1° het in ontvangst nemen en het onderzoek van de aanvragen tot erkenning, tot uitbreiding van de regels en van de aanvragen van de verplichte betalingen door niet-leden, en van de nodige bewijsstukken;2° de coördinatie van de controles;3° het in ontvangst nemen van wijzigingen in de samenstelling van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties;4° het verrichten van controles op de erkenningscriteria en de ledenlijst van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties;5° de mededelingen aan en de contacten met de Commissie van de Europese Gemeenschappen. HOOFDSTUK 6. - Algemene intrekkings- en schorsingsbepalingen

Art. 27.De minister kan een erkenning, verleend op grond van dit besluit, schorsen als de voorwaarden voor erkenning, vermeld in Verordening (EG) nr. 1308/2013 of in dit besluit, tijdelijk niet meer vervuld zijn. De erkenning wordt geschorst voor de duur van de onregelmatigheid. De schorsing bedraagt maximaal een aaneengesloten periode van twaalf maanden. Als na die periode de voorwaarden voor erkenning niet opnieuw vervuld zijn, gaat de minister over tot opheffing van de erkenning, met toepassing van artikel 28, 1°, van dit besluit.

Art. 28.De minister kan een erkenning, een uitbreiding van regels of een eis tot financiële bijdrage van niet-leden als vermeld in dit besluit geheel of gedeeltelijk opheffen als: 1° de voorwaarden voor de erkenning, de uitbreiding van regels of de eis tot financiële bijdrage van niet-leden, vermeld in Verordening (EG) nr.1308/2013 of in dit besluit, niet meer vervuld zijn; 2° de controles, vermeld in verordening (EG) 1308/2013 of in dit besluit, worden belemmerd of verhinderd. HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling

Art. 29.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 31 januari 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

^