Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 01 maart 2007
gepubliceerd op 26 april 2007

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de gemarkeerde toeristische wandelroutes, de wandelkaarten en de routebeschrijvingen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007027047
pub.
26/04/2007
prom.
01/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/01/2007027047/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 MAART 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de gemarkeerde toeristische wandelroutes, de wandelkaarten en de routebeschrijvingen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 1 april 2004 betreffende de gemarkeerde toeristische wandelroutes, de wandelkaarten en de routebeschrijvingen, inzonderheid op de artikelen 2, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005 betreffende de subsidies voor de bevordering van het toerisme, 6, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005 betreffende de subsidies voor de bevordering van het toerisme, 7, 9, 10, 12, 13, 27, 30, 39, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005 betreffende de subsidies voor de bevordering van het toerisme en 47;

Gelet op het decreet van 20 juli 2005 betreffende de subsidies voor de bevordering van het toerisme, inzonderheid op artikel 53;

Gelet op het advies van de « Conseil supérieur du Tourisme » (Hoge Raad voor Toerisme), gegeven op 24 april 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 mei 2004;

Gelet op het advies van de « Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne » (Hoge Raad van de Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 5 juli 2006;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 41.170/4, gegeven op 21 november 2006;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen Afdeling I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 127, § 1, ervan. Afdeling II. - Begripsomschrijvingen

Art. 2.Er wordt verstaan onder : 1° de Minister : het lid van de Regering tot wiens bevoegdheden het toerisme behoort;2° het decreet : het decreet van 1 april 2004 betreffende de gemarkeerde toeristische wandelroutes, de wandelkaarten en de routebeschrijvingen;3° voetganger : iedere persoon die zich te voet verplaatst, iedere persoon met een verminderde beweeglijkheid die zich in een rolstoel verplaatst en iedere wielertoerist of mountainbiker van minder dan negen jaar oud;4° wielertoerist : iedere wielrijder die beton-, kassei-, onverharde of asfaltwegen in koolwaterstofverharding gebruikt, die geen bijzondere sportieve vaardigheden vereisen;5° mountainbiker : iedere wielrijder die onregelmatige of geaccidenteerde terreinen gebruikt, die sommige sportieve vaardigheden vereisen;6° normenboek : het geheel van de technische normen inzake markering zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. HOOFDSTUK II. - Machtiging en erkenning

Art. 3.De machtiging om een vaste wandelroute te markeren is onderworpen aan de volgende algemene voorwaarden : a) de markering van een vaste wandelroute bestaat uit volledige richtingaanwijzende markeringstekens, eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens en bakenstokken waarvan de normen in het normenboek zijn vastgesteld;b) de vertrekborden, de richtingaanwijzende markeringstekens en de bakenstokken zijn voorzien met de in het normenboek bedoelde standaardtekens. De machtiging kan bovendien ondergeschikt worden gemaakt aan de plaatsing van toponymische markeringstekens en informatieborden bepaald bij het normenboek, alsook aan de plaatsing van een vertrekbord en een eenvoudig richtingaanwijzend markeringsteken op het vertrekpunt van de toegangswegen tot de gemarkeerde wandelroute.

In afwijking van de leden 1 en 2 kan de Minister andere specifieke genormeerde tekens erkennen dan die welke bepaald zijn in het normenboek, voor vaste wandelroutes met een gewestelijke, nationale of internationale bestemming.

Art. 4.Om erkend te worden dient een wandelkaart aan de volgende normen te voldoen : 1° ze bevat ten minste de volgende gegevens : a) het gewestelijk erkenningsteken, zoals bepaald bij het normenboek, alsook het erkenningsnummer op de kaft van de kaart;b) de adviezen voor het respect voor en de bescherming van de natuur en een duidelijke aanwijzing van ongemarkeerde wegen en paden die voor het verkeer openstaan en die ook toegangelijk zijn voor het wandelen met inachtneming van het Boswetboek; het tracé en de titel van de betrokken vaste wandelroutes, hun machtigingsnummer en de het type gebruikers voor wie ze aanbevolen zijn; c) de naam en de adresgegevens van de houder van de machtiging voor elke betrokken vaste wandelroute alsook die van de verantwoordelijke uitgever;d) een samenvattende omschrijving van de wandelroute met de lengte en/of de duur van het parcours, de soorten wegverharding die men tegenkomt, de toegankelijkheid voor de gezinnen met kinderen en voor de personen met een verminderde beweeglijkheid;2° de achtergrond van de kaart moet topografisch zijn, met inbegrip van de ongemarkeerde wegen en paden;wat de wandelroutes betreft die uitsluitend in stadsgebied liggen, bestaat de achtergrond van de kaart uit het stadsplan met vermelding van de naam van alle straten van de plaats voorzover de gebruikte schaal het toelaat; 3° de achtergrond van de kaart moet minstens de volgende kenmerken vermelden : a) de altimetrische gegevens;b) het geheel van de wegen;c) het geheel van de paden en wegen zoals die bestaan op het terrein;d) de bos-, stads-, bebouwde gebieden;e) de waterlopen (stromen, rivieren, beken, beekjes);f) de spoorwegen;g) de bewoonde en onbewoonde gebouwen;h) de naam van de gehuchten, dorpen, steden, streken en provincies;i) de naam van de wegen; j) iedere opmerkelijke bezienswaardigheid die voor de gebruiker als oriëntatiepunt kan dienen (kerktoren, calvarieberg, historisch monument, standbeeld, kasteel,...); k) de elementen met toeristische waarde;l) de voornaamste aanwijzingen die het vertrekpunt van de wandelingen bereikbaar maken (namelijk de parkeerplaatsen, de stations, de bushalten en de buslijnen);m) de schaal van de kaart en een windroos;4° behalve wat betreft de plaatsnamen zullen de aanwijzingen, legenda's, opmerkingen en verklaringen minstens in twee talen worden vertaald (Frans-Nederlands of Frans-Duits).

Art. 5.Om erkend te worden dient de routebeschrijving aan de volgende algemene voorwaarden te voldoen : 1° zij bevat het gewestelijk erkenningsteken en het erkenningsnummer op de kaft;2° zij identificeert de betrokken gebruikerstypes op de kaft;3° zij bevat een technische omschrijving van de vaste wandelroutes : vertrekplaats, lengte, gemiddelde duur van de wandeling, globale moeilijkheid van het traject, cumulatie van niveauverschillen, eventueel minimale en maximale hoogte;4° zij omschrijft en maakt een verrijkende ontdekking van de doorgereisde plaatsen mogelijk;5° zij kan een schematisch tracé van de vaste wandelroutes inhouden. HOOFDSTUK III. - Procedure tot machtiging of erkenning

Art. 6.De aanvraag tot het krijgen van een machtiging voor een vaste wandelroute wordt ingediend door middel van het formulier verstrekt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme en dient volgende stukken en gegevens te bevatten : 1° indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam en woonplaats;als het gaat om een rechtspersoon, de benaming of de firmanaam, haar rechtsvorm, het adres van haar maatschappelijke zetel alsook de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag; 2° een voorontwerp van grondgebruiksplan waarin volgende gegevens worden ingeschreven : a) een kaart op schaal 1/10 000e, of 1/200000e of 1/25 000e of 1/50 000e (voor de lange-afstandswandelroutes) die voor elke wandelroute het geplande tracé en de plaatsing van alle markeringstekens van verschillende types vermeldt;b) het aantal van elk type markeringsteken;c) het identificatienummer van de wandelroute of zijn benaming;d) het materiaal van de markeringstekens, alsook de vestigingstechnieken die zullen worden uitgevoerd;e) voor elke wandelroute, het gewenste genormeerde teken;f) een grafisch model van een informatiebord;3° een kostenraming voor de uitvoering van de vaste wandelroute;4° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme verstrekte type-formulier, de doorgangsvergunningen waardoor de betrokken eigenaars de doorgang van de gebruikers op hun grond toelaten, behalve als er een openbare erfdienstbaarheid van overgang op weegt;5° een document dat de toeristische opportuniteit van de aanleg van de wandelroute(s) en het verwachte publiek ten opzichte van de toegelaten wandelroutes in het geografisch gebied motiveert;6° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme afgegeven type-formulier, de verbintenis van de aanvrager van de machtiging tot het onderhoud van de markeringstekens gedurende acht jaar;de aanvrager van de machtiging is er ook toe verplicht de geplande middelen en de eventuele samenwerkingsverbanden te beschrijven die noodzakelijk zijn voor het onderhoud van de bebakening en van de paden.

Art. 7.De aanvraag tot erkenning van de wandelkaarten en routebeschrijvingen moet de volgende stukken en vermeldingen bevatten : 1° een afschrift van de machtiging tot het markeren van de betrokken vaste wandelroutes;2° het ontwerp van de kaart of van de beschrijving van de wandelroute die het voorwerp van de aanvraag is met de schets van de in respectievelijk de artikelen 9 en 11 van het decreet en in de artikelen 4 en 5 van dit decreet bedoelde gegevens. HOOFDSTUK IV. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies

Art. 8.De subsidieaanvraag om een vaste wandelroute aan te leggen, bevat de volgende stukken en vermeldingen : 1° indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam en woonplaats;als het gaat om een rechtspersoon, de benaming of de firmanaam, haar rechtsvorm, het adres van haar maatschappelijke zetel, de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag en de rechtvaardiging van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van laatstgenoemde; 2° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme verstrekte formulier, de verbintenis om de uitbetaalde bedragen volledig terug te betalen indien, behoudens voorafgaandelijke toelating door de regering, binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van 1 januari volgend op de datum van de vereffening, het geheel of een deel van de subsidie niet toegerekend wordt op datgene waarvoor ze voorzien was, indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 27 van het decreet of nog indien de machtiging ingetrokken wordt;3° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme afgegeven formulier, de verbintenis van de aanvrager om de met één derde verminderde subsidie terug te betalen voor elke periode van twaalf maanden die verstreken is na de termijn van vijf jaar indien de gebeurtenis die aanleiding geeft tot terugbetaling plaatsvindt na het verstrijken van die termijn van vijf jaar. De aanvraag tot erkenning van de wandelkaarten en routebeschrijvingen moet de volgende stukken en vermeldingen bevatten : 1° het ontwerp van de kaart of van de beschrijving van de wandelroutes;2° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme afgegeven formulier, de verbintenis dat de wandelkaarten of de routebeschrijvingen tegen een prijs van ten hoogste acht euro worden verkocht;3° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme afgegeven formulier dient de aanvrager de wandelkaarten en routebeschrijvingen in een verspreidingsnetwerk dat ruimer is dan dat van de plaatselijke toeristische instanties te verkopen;4° op het door het Commissariaat-generaal voor Toerisme verstrekte formulier dient de aanvrager, de uitbetaalde bedragen volledig terug te betalen indien behoudens voorafgaandelijke toelating door de regering, binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van 1 januari volgend op de datum van de vereffening, het geheel of een deel van de subsidie niet toegerekend wordt op datgene waarvoor ze voorzien was, indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 27 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de gemarkeerde toeristische wandelroutes, of nog indien de erkenning ingetrokken wordt;5° desgevallend de volledige inlichtingen over de andere de minidivisiesteun verkregen van andere overheden of openbare instellingen tijdens de drie jaar die aan de aanvraag zijn voorafgegaan. HOOFDSTUK V. - Delegaties

Art. 9.De Minister wordt ertoe gemachtigd de lijst met de uitrustingen voor de opvang van en de informatieverlening aan de toerist op te stellen die minstens in de wandelkaart moeten worden opgenomen zoals bedoeld in artikel 9, 8° van het decreet, alsook de manier om die op de kaart te vermelden.

Art. 10.De Minister is ermee belast zich uit te spreken over de beroepen bedoeld in hoofdstuk V van titel II van het decreet.

Art. 11.De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+, 2 en 3 aan die belast zijn met : 1° de verificaties ter plaatse bepaald in artikel 31 van het decreet;2° de controle van de naleving van de termijnen bepaald in artikel 32 van het decreet en de verlenging ervan overeenkomstig de bepaling van dat artikel;3° de controle bepaald in artikel 34 van het decreet.

Art. 12.De Minister wijst in het Commissariaat-generaal voor Toerisme en in de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1, 2+ en 2 aan bedoeld in artikel 39 van het decreet. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 13.Het decreet van 1 april 2004 betreffende de gemarkeerde toeristische wandelroutes, de wandelkaarten en de routebeschrijvingen, de artikelen 41 tot en met 49 van het decreet van 20 juli 2005 betreffende de subsidies voor de bevordering van het toerisme alsook dit besluit treden in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 14.De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 1 maart 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage Normenboek HOOFDSTUK I. - De markeringstekens Afdeling 1. - Genormeerde symbolen en tekens

Artikel 1.Elke groep gebruikers komt overeen met een geometrische vorm of een genormeerd teken, waarvan de modellen hieronder worden vermeld.

Opdat de gebruiker de vormen die hem betreft gemakkelijker herkent, kunnen een identificatienummer van de wandelroute, een logo en een symbool van, naargelang het geval, een voetganger, een wielrijder, een mountainbike, een paard, een span of een skiër worden aangebracht op de vertrekborden, op de volledige richtingaanwijzende markeringstekens en op de eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens.

In geval van een wandelroute bestemd voor verschillende groepen gebruikers kan een combinatie van de geschikte symbolen worden aangebracht op de vertrekborden en op de volledige richtingaanwijzende markeringstekens.

Art. 2.Hetzelfde genormeerde teken wordt van het begin tot het einde van de wandelroute gebruikt.

Wanneer verschillende wandelroutes op gewone stukken weg bij elkaar komen, behoudt elke wandelroute zijn teken. Alle tekens, met hun identificatienummer van de wandelroute, staan duidelijk op alle bakenstokken, eenvoudige en volledige richtingaanwijzende markeringstekens.

Art. 3.Een net, samengesteld uit wandelroutes die door eenzelfde ontwerper worden gemaakt, zorgt voor de samenhang in het algemeen en in het bijzonder in het gebruik van de type en de afmetingen van de eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens alsook van de bakenstokken.

Art. 4.Een nummer en/of, wat de thematische wandelroutes betreft, een logo kan worden toegevoegd aan deze tekens om de wandelroutes beter te onderscheiden of om die te illustreren.

Art. 5.Een wandelroute, waar de gebruiker de hoofdroute (afslag) kan verlaten om een uitzicht, een café-restaurant, een rustplaats, een speelterrein, een hotel, een gastenkamer,... te bereiken, wordt gemarkeerd met behulp van het hierna vermelde bijkomende genormeerde teken (teken NC 3), gepaard met een logo dat het doel van de afslag voorstelt.

Art. 6.Een verbindingsroute tussen twee wandelroutes of een kortere weg op het traject van een wandelroute wordt gemarkeerd met behulp van het hierna vermelde bijkomende genormeerde teken (teken NC 2).

Art. 7.Een verbindingsroute naar een plaats, op het traject van de aanvankelijke route, wordt gemarkeerd met behulp van het hierna vermelde bijkomende genormeerde teken (teken NC 2) gepaard met de naam van de plaats en de afstand tussen beiden. Die verbindingsroute kan worden aangevuld met ten hoogste vijf eenvoudige richtingaanwijzende verbindingsmarkeringstekens (model B3c).

Art. 8.Wanneer een vaste wandelroute tijdelijk afgesloten is, wordt het hierna vermelde teken van tijdelijke sluiting (teken NC 4) op de markeringstekens aangebracht.

Vanaf de afgesloten plek wordt een bebakening met hetzelfde teken als dat van de aanvankelijke route op de omleggingsweg aangebracht, tot de aanvankelijke wandelroute opnieuw opengesteld wordt.

Art. 9.De pijl van de tekens voor de wielrijders, mountainbikers en skiërs wijst de te volgen richting aan : naar rechts om naar rechts af te slaan, naar boven om rechtdoor te rijden, naar links om naar links af te slaan. Hetzelfde geldt voor het teken ruiters en spannen' dat in de vorm van « hoefijzer » is.

Art. 10.Wat de wielrijders betreft, dienen 2 types wandelroutes onderscheiden te worden : de lusvormige wandelroutes; de wandelroutes die stukken weg in een netwerk verbinden (systeem van verkeersknooppunten beter gekend als « knooppunten »); die netwerken van wandelroutes, die in beide richtingen van de weg bruikbaar zijn, en die zich over honderden kilometers kunnen uitbreiden, vereisen het gebruik van specifieke markeringstekens, als beschreven in afdeling 11 van dit hoofdstuk.

Art. 11.Het genormeerde teken voldoet aan de minimale en maximale afmetingen vermeld op de verschillende modellen.

Het genormeerde teken moet op een contrasterende achtergrond worden aangebracht, bij voorkeur wit.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 2. - Toponymische markeringstekens - (B 1)

Art. 12.Het toponymische markeringsteken wordt op zijn eigen paal aangebracht en vermeldt de naam van het toeristisch waardevolle gebied waarop het zich bevindt. Het betreft een gehucht, een uitzicht, een opmerkelijk patrimonium, een rustplaats,...

Het markeringsteken kan ook de hoogte vermelden.

Zijn ligging moet worden vermeld op de wandelkaarten.

Art. 13.De vorm van het toponymische markeringsteken is een zeshoek op spits, omzoomd met een dubbele bruine rand. Zijn afmetingen stemmen overeen met die vermeld op het model in mm : van buitenkant tot buitenkant : 330; diepte van de bruine buitenrand 10; diepte van de witte tussenruimte tussen de twee bruine randen : 5; diepte van de bruine binnenrand 5.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 3. - Volledige richtingaanwijzende markeringstekens - (B 2)

Art. 14.De volledige richtingaanwijzende markeringstekens dienen de gebruikers inlichtingen te verschaffen over het vervolg van de wandelroute, de richting en de nog af te leggen afstand.

Art. 15.Het markeringsteken wordt in zicht van de gebruikers aangebracht, op strategische plaatsen van de wandelroute, onder meer op de hoofdtoegangspunten ervan, op de kruispunten met een weg, op de door toponymische markeringstekens vermelde toeristisch waardevolle plaatsen en op de voornaamste rustpunten.

Het kan op zijn eigen paal worden aangebracht of op een bestaande drager (steun?) bevestigd worden. Het mag nooit met verf worden aangebracht.

Art. 16.De volledige richtingaanwijzende markeringstekens bevatten de volgende gegevens : 1° de naam van de wandelroute en, als er gebruik ervan wordt gemaakt, haar identificatienummer alsook haar logo (en facultatief, het symbool van het type gebruikers);2° minimum twee tekstlijnen met vermelding van de voornaamste rustpunten langs de wandelroute en het uiteindelijke doel;3° de afstand in km en/of de gemiddelde duur van de wandeling tegenover elk rustpunt;4° het te volgen genormeerd teken;5° de richtingspijl;6° een pictogram van een telefoon met vermelding van een telefoonnummer waar de wandelaar naar kan telefoneren in geval van noodzakelijkheid.

Art. 17.De volledige richtingaanwijzende markeringstekens voldoen aan de volgende afmetingen : breedte 330 mm - hoogte van 150 tot 350 mm. Afdeling 4. - Eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens - (B 3)

Art. 18.De eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens wijzen de te volgen richting aan en moeten altijd worden aangebracht op het vertrekpunt van elke wandelroute alsook op elke richtingswijziging en, als het mogelijk is, op elk kruispunt.

Ze kunnen worden aangebracht op bestaande dragers, met voorbehoud van de bij artikel 6, 4° van het besluit vereiste markeringstoestemming.

Ze kunnen ook worden aangebracht op eigen palen, wat namelijk het geval zal zijn als de bestaande drager geen goede oriëntatie van het markeringsteken toelaat.

De eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens bevatten het genormeerde teken en het nummer van de wandelroute en een richtingspijl die verplicht is voor de voetgangers en facultatief voor de andere gebruikers. Facultatief kunnen ze ook het logo van de wandelroute en het bevoegde type gebruiker bevatten.

De eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens kunnen maar één teken en identificatienummer van de wandelroute bevatten.

Art. 19.Er bestaan drie soorten eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens : B 3 a : voor alle types gebruikers Vierkanten markeringsteken van 90 tot 180 mm zijde : de richtingspijl staat op het markeringsteken voor de voetgangers (teken N 1) en bij gebruik van het teken « meerdere niet-gemotoriseerde gebruikers » (teken N 6); zij is facultatief in combinatie met de andere genormeerde tekens (tekens N 2, N 2bis, N 3, N 4, N 4bis en N 5), zij zijn al richtingaanwijzend van aard; zij wordt opgesteld volgens het onderstaande model : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 5. - Bakenstokken (B 4)

Art. 20.De bakenstokken vormen slechts herhalingen die de gebruiker erop wijzen dat hij de juiste wandelroute volgt.

De bakenstokken bevatten het genormeerde teken en, facultatief, het identificatienummer van de wandelroute.

Ze worden aangebracht op bestaande dragers of worden met verf aangebracht : 1° in de rechte lijnen op regelmatige afstand;2° als herinnering en als bevestiging bij een kruispunt waarin de wandelroute niet van richting verandert;3° als bevestiging na elke richtingverandering. Ze moeten zo zichtbaar en herkenbaar mogelijk zijn.

Art. 21.De afmetingen van de bakenstokken kunnen veranderen in functie van het genormeerde teken dat aan het type gebruiker wordt aangepast maar liggen tussen : lengte : 80 tot 180 mm - breedte : 55 tot 180 mm Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 6. - Markeringstekens die de verbinding met met een andere

wandelroute aanwijzen (B 5)

Art. 22.De markeringstekens die de verbinding met een andere wandelroute aanwijzen, geven de gebruiker inlichtingen over de mogelijkheid om op een andere wandeleroute gelegen op minder dan 1 km te komen, door de oorspronkelijk gevolgde wandelroute te verlaten.

Art. 23.Ze bevatten de volgende gegevens : 1° het teken « verbinding »;2° het genormeerde teken en, eventueel, het identificatienummer van de wandelroute waarnaar (waarheen?) een verbinding mogelijk is;3° een richtingspijl;4° de afstand uitgedrukt in km tussen de twee gemarkeerde wandelroutes.

Art. 24.Dit markeringsteken kan op zijn eigen paal worden aangebracht of op een bestaande drager bevestigd worden. Het mag nooit met verf worden aangebracht.

Het markeringsteken voor de verbinding met een andere wandelroute wordt volgens het volgende model opgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 7. - Markeringstekens voor de verbinding met een plaats (B 6)

Art. 25.Op het traject van een gemarkeerde toeristische wandelroute mag de ontwerper een markeringsteken aanbrengen dat de gebruiker inlichtingen geeft over de nabijheid van een bewoond gebied gelegen op maximum 3 kilometer, alsook de algemeen te volgen richting om dit te bereiken.

Art. 26.De markeringstekens voor de verbinding met een plaats bevatten de volgende gegevens : de naam van de plaats; de afstand uitgedrukt in kilometers om die plaats te bereiken.

Art. 27.Dit markeringsteken kan op zijn eigen paal worden aangebracht of op een bestaande drager bevestigd worden. Het mag nooit met verf worden aangebracht. Het markeringsteken voor de verbinding met een plaats wordt volgens het volgende model opgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 8. - Markeringstekens voor een afslag - (B 7)

Art. 28.De afslag is een weg die tijdelijk van de aanvankelijke gemarkeerde wandelroute afwijkt om de gebruiker naar een bepaald punt te laten gaan vóór zijn terugkeer naar de aanvankelijke gemarkeerde wandelroute via hetzelfde traject (doodlopende weg). Dit punt bevindt zich op maximum 1 kilometer. Deze « omleg » kan dienen om zich naar een bijzonder uitzicht, een rustplaats, een barbecueplaats, een speelruimte,... te begeven.

Art. 29.Het markeringsteken voor een afslag bevat de volgende gegevens : het genormeerde teken van de wandelroute en, eventueel, zijn identificatienummer, logo of symbool; 2° een richtingspijl;3° het teken afslag;4° het symbool van het doel van de afslag;5° de afstand tot dat doel uitgedrukt in km.

Art. 30.Dit markeringsteken kan op zijn eigen paal worden aangebracht of op een bestaande drager bevestigd worden. Het mag nooit met verf worden aangebracht. Het markeringsteken dat een afslag vermeldt wordt volgens het volgende model opgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 9. - Vertrekborden (B 8)

Art. 31.Het vertrekbord moet bevatten : 1° het gewestelijk erkenningsteken (SR 1) en het erkenningsnummer van de vaste wandelroute(s);2° de identificatie van de vaste wandelroutes : mogelijke naam, genormeerd teken dat gevolgd moet worden en, als er gebruik van wordt gemaakt, et nummer van de wandelroute en haar logo, bestemming als de wandelroutes geen lusvormige tochten zijn, lengte of gemiddelde duur van de wandeling, het betrokken gebruikerstype;3° een pictogram van een telefoon met vermelding van een telefoonnummer waar de wandelaar naar kan telefoneren in geval van noodzakelijkheid;4° een inforuimte voor de tijdelijk gesloten wandelroutes;5° als de wandelroute(s) over het bos gaat : - de gedragscode voor wandelingen in het bos en de natuur in het algemeen; - de verkeersregels in de bossen; 6° als er gebruikt van bijkomende genormeerde tekens op de wandelroute(s) wordt gemaakt, hun verklaring. Het vertrekbord kan facultatief bevatten : - de plaats van de dichtstbij gelegen toeristische instelling, adresgegevens en openingsuren; - de naam van de beheerder van elke wandelroute en zijn telefoonnummer; - een omschrijving van de wandelingen en hun moeilijkheidsgraad; - een kaart met het volledige traject van de wandelroutes; - andere informatie-elementen die onder meer een didactisch, historisch, patrimoniaal, ... karakter hebben. Afdeling 10. - Informatieborden (B 9)

Art. 32.Informatieborden met een didactisch of waarschuwend doel kunnen langs het traject van de wandelroute worden aangebracht. In dit geval wordt het volgens het volgende model opgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het informatiebord met een waarschuwend doel wordt aangebracht op de wandelroute, op een afstand van 50 meters voor de hindernis of het gevaar; een bijkomend bord kan vlak voor het gevaar of de moeiljikheid worden aangebracht.

Die informatieborden met een waarschuwend doel worden boven een richtingaanwijzend markeringsteken of boven een bakenstok aangebracht om de gebruiker te erop te wijzen op welke wandelroute de waarschuwing betrekking heeft.

Het informatiebord is in harmonie met de omgeving waarin het wordt aangebracht. De naam van de beheerder staat onder aan het bord. Afdeling 11. - Markeringstekens voor de knooppunten-wandelroutes ten

dienste van de wielrijders.

Art. 33.De grafische bijzonderheden van de markeringstekens voor de knooppunten-wandelroutes worden hieronder beschreven.

Genormeerd teken - (N 2bis ) Het teken bestaat uit een cirkel met een pijl overeenkomstig het onderstaande model.

De punt van de pijl wijst de te volgen richting aan.

Het nummer van het knooppunt-kruispunt waar men zich naar begeeft wordt vermeld in de cirkel in lettertekens waarvan de hoogte is gelijk aan 60 % van de diameter van die cirkel.

De gebruikte kleuren verschillen in functie van de provincie waarin het vermelde knooppunt-kruispunt ligt, namelijk voor de provincie van : - Waals-Brabant karmijnrode achtergrond/wit nummer; - Henegouwen groene achtergrond/wit nummer; - Luik oranje achtergrond/wit of zwart nummer; - Luxemburg donkerrode achtergrond/wit nummer; - Namen blauwe achtergrond/wit nummer.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld a = van 80 tot 120 mm b = van 40 tot 60 mm (te weten de helft van de diameter van de cirkel) Volledig richtingaanwijzend markeringsteken - (B 10) (knooppunt-bord) Het volledige richtingaanwijzende markeringsteken wordt aangebracht op alle kruispunten van waaruit verbindingen naar een ander knooppunt mogelijk zijn. - Dit markeringsteken, met witte achtergrond, bevat minstens de volgende gegevens : een symbool van een fiets; - eventueel, de naam van het toeristisch fietsnet en/of zijn logo; - het nummer van het knooppunt waarop het wordt aangebracht, met dezelfde grootte als het genormeerd teken N2 bis; - de genormeerde tekens N2 bis (nummers en richting) van de volgende bereikbare knooppunten vanaf het kruispunt; overeenkomstig het onderstaande model Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De maximale afmetingen van het volledige richtingaanwijzende markeringsteken zijn de volgende : breedte 400 mm - hoogte 600 mm.

Wordt het markeringsteken onmiddellijk aangebracht onder of boven een ander teken bestemd voor niet-gemotoriseerde gebruikers (F99, F34b2, enz.), dan zal het even breed zijn als dat teken, op voorwaarde dat het niet meer dan 400 mm breed is.

Het volledige richtingaanwijzende markeringsteken wordt aangebracht op een metalen drager, voorzien van een metalen ring. « Kaartbord » - (B 11) Het betreft bordjes met een uittreksel uit een kaart om zich gemakkelijker te oriënteren ten opzichte van de dichtbijgelegen knooppunten.

Deze bordjes worden gezamenlijk of vlakbij de volledige richtingaanwijzende markeringstekens aangebracht.

Eenvoudig richtingaanwijzend markeringsteken - (B 12) Het eenvoudige richtingaanwijzende markeringsteken wordt geplaats, ofwel bij een verandering van richting op de rechterkant van het net, ofwel als markeringsteken van bevestiging, na een verandering van richting of langs zeer lange stukken weg zonder verandering van richting.

Dit markeringsteken, met witte achtergrond, met een breedte van 250 mm en een hoogte van 350 mm bevat : - een symbool van een fiets - eventueel, de naam en/of het logo van het toeristisch fietsnet; - het genormeerd teken N2 bis dat het nummer van het volgende knooppunt-kruispunt vermeldt. - overeenkomstig het onderstaande model : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vertrekbord - (B13) Het vertrekbord wordt aangebracht op de strategische plaatsen van het net die kunnen beschouwd worden als hoofdvertrekpunten. Het vertrekbord heeft geen vaste afmeting, is in harmonie met de omgeving waarin hij wordt aangebracht en bevat minstens de volgende gegevens : - eventueel, de naam van een toeristisch fietsnet en zijn logo; - een topografische of geografische of wegenkaart die alle knooppunten vermeldt; - de gebruiksaanwijzing; - de legende van de bewegwijzering; - de naam van de ontwerper van het net; - een pictogram van een telefoon met vermelding van een telefoonnummer waar de wielrijder naar kan telefoneren in geval van noodzaak; - het gewestelijke letterwoord en het erkenningsnummer (SR 1).

Markeringsteken bij het naderen van een knooppunt - (B14) Om de wielrijder te waarschuwen dat hij bij een knooppunt uitgerust met een richtingaanwijzend markeringsteken nadert, kan een markeringsteken worden aangebracht die de nadering aangeeft, op een afstand van 100 tot 50 m voor het knooppunt.

Dit markeringsteken, met witte achtergrond, met een breedte van 250 mm en een hoogte van 350 mm bevat : - een symbool van een fiets; - het nummer van het komende knooppunt; - de afstand waarop hij zich bevindt; overeenkomstig het onderstaande model : Afdeling 12. - Gewestelijk erkenningsteken - (SR 1)

Art. 34.Dit teken, dat vermeldt dat de wandelroute of het routenetwerk door het Waalse Gewest wordt erkend, moet op alle vertrekborden worden aangebracht alsook op de kaften van de kaarten en van de routebeschrijvingen.

Het model van het gewestelijk erkenningsteken is het volgende : Met vermelding in de witte rand van : Commissariat général au Tourisme (Commissariaat-generaal voor Toerisme) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 13. - Kaft van een wandelkaart

Art. 35.Het model van een kaft van een wandelkaart bedoeld in artikel 9 van het decreet is het volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 14. - Afmetingen en verwijzingen van de kleuren

Art. 36.De afmetingen van elk type markeringsteken, van de genormeerde tekens, van de symbolen alsook van de typografie en van de puntgrootten zijn identiek langs dezelfde wandelroute, behalve wat de vertrekborden betreft.

De in dit normenboek bedoelde kleuren stemmen overeen met de volgende verwijzingen, of lijken tenminste zoveel mogelijk op volgende referenties : - ROOD : Pantone 1795 C; - GEEL : Pantone Yellow C (quadri geel 100 %); - GROEN : Pantone 355 C; - BLAUW : Pantone 3015 C; - ORANJE : Pantone 137 C; - BRUIN : Pantone 4635 C; - ZWART : quadri zwart 100 %; - BORDEAUX : Pantone 202 C; - WIJNROOD : Pantone 5135. HOOFDSTUK II. - De technieken voor het aanbrengen van de markeringstekens

Art. 37.De Regering erkent twee soorten dragers voor markeringstekens : 1° de bestaande dragers waarop de markeringstekens worden geverfd, geplakt, gespijkerd of omringd volgens de normen bepaald in artikel 38;2° de specifieke dragers waarop de markeringstekens worden bevestigd.

Art. 38.§ 1. De bakenstokken en de eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens kunnen enkel door middel van aluminium spijkers bevestigd worden op bomen of op alle inerte houten dragers.

Het is verboden schroeven of ringschroeven rechtstreeks op de plantendrager te gebruiken.

Schroeven met cadmium of aluminium kunnen ook worden gebruikt om de bakenstokken en de eenvoudige richtingaanwijzende markeringstekens op een inerte drager te bevestigen. § 2. Een klamp, behandeld in een bewaringsproduct en doorboord zoals op het onderstaande model, wordt aangebracht tussen het markeringsteken en de boom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. Het omleggen is verboden om markeringstekens op plantendragers te bevestigen.

Van Regeringswege, de routebeschrijvingen.

De Minister-President, De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waasle Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van het decreet betreffende de gemarkeerde toeristische wandelroutes, de wandelkaarten en de routebeschrijvingen.

Namen, 1 maart 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^