Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 03 maart 2011
gepubliceerd op 11 mei 2011

Besluit van de Waalse Regering tot goedkeuring van het technisch reglement voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten in het Waalse Gewest en de toegang daartoe

bron
waalse overheidsdienst
numac
2011027096
pub.
11/05/2011
prom.
03/03/2011
ELI
eli/besluit/2011/03/03/2011027096/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MAART 2011. - Besluit van de Waalse Regering tot goedkeuring van het technisch reglement voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten in het Waalse Gewest en de toegang daartoe


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 13;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 24 mei 2007 betreffende de herziening van het technisch reglement voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten alsook de toegang daartoe;

Gelet op het voorstel tot herziening van het technisch reglement voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten in het Waalse Gewest en de toegang daartoe, CD-10h24-CWaPE-287, van de CWaPE van 24 augustus 2010;

Gelet op het advies 49.134/4 van de Raad van State, gegeven op 17,januari 2011, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Duurzame Ontwikkeling;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het door de CWaPE vastgelegde technisch reglement dat bij dit besluit gaat is goedgekeurd door de Regering.

Art. 2.Het besluit van de Waalse Regering van 24 mei 2007 betreffende de herziening van het technisch reglement voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten alsook de toegang daartoe wordt opgeheven.

Art. 3.De Minister bevoegd voor het Energiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 3 maart 2011.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

Bijlage Technisch reglement voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten in het Waalse Gewest en de toegang daartoe TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit technisch reglement bevat de voorschriften en de regels voor het beheer van en de toegang tot het distributienet, hoog- en laagspanning.

Het bestaat uit een planningscode (Titel II), een aansluitingscode (Titel III), een toegangscode (Titel IV), een meetcode (Titel V) en een samenwerkingscode (Titel VI), zoals hierna bepaald.

Art. 2.De definities in artikel 2 van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt gelden voor dit reglement.

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder :

1. laagspanning :

spanningsniveau van 1 kilovolt (kV) of minder; 2. belasting :

elke installatie die actief en/of reactief elektrisch vermogen verbruikt; 3. beschermingscode :

operationele code met het oog op de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het elektrisch systeem in spoedomstandigheden, zoals bedoeld in het technisch transmissiereglement; 4. beschermingscode :

operationele code voor de heropbouw van het elektrische systeem na een gehele of gedeeltelijke instorting zoals omschreven in het technische transmissiereglement; 5. telling :

opname via een meetinrichting en per tijdsperiode van de hoeveelheid actieve en, eventueel, reactieve energie die in het net geïnjecteerd of van het net afgenomen wordt; 6. toegangscontract/-reglement

contract/regeling tussen de distributienetbeheerder en een persoon, « toegangsgerechtigde » genaamd, gesloten overeenkomstig Titel 4 van dit technisch reglement, houdende o.a. de bijzondere voorwaarden in verband met de toegang tot het distributienet;

7. contract voor de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden :

contract tussen de transmissienetbeheerder en een evenwichtsverantwoordelijke voor één of meerdere injectiepunten dat in het bijzonder de voorwaarden bevat in verband met de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden; 8. leveringscontract :

contract opgesteld tussen een leverancier en een eindafnemer voor de levering van elektriciteit; 9. aansluitingscontract/-reglement :

contract/regeling tussen een netgebruiker en de netbeheerder tot vastleging van de wederzijdse rechten en verplichtingen in verband met een bepaalde aansluiting, m.i.v. de relevante technische bepalingen, behoorlijk bijgevoegd;

10. contract toegangsverantwoordelijke :

contract gesloten tussen de transmissienetbeheerder en een evenwichtsverantwoordelijke dat in het bijzonder de voorwaarden in verband met het evenwicht bevat; 11. samenwerkingsovereenkomst :

overeenkomst gesloten tussen de distributienetbeheerder en elke beheerder van het net waarop zijn net aangesloten is; 12. belastingscurve :

gemeten of berekend reeks gegevens betreffende de afname of de injectie van energie op een toegangspunt per elementaire periode; 13. decreet :

het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt en de opeenvolgende wijzigingen die erin zijn aangebracht; 14. toegangsgerechtigde :

de partij die een toegangscontract gesloten heeft met de distributienetbeheerder; 15. meetgegeven :

gegeven dat door meting of telling aan de hand van een meetinrichting verkregen is; 16. EAN code :

uniek numeriek veld (European Article Number) voor de eenduidige identificatie van een toegangspunt (EAN-GSRN code (Global Service Related Number)) of een marktdeelnemer (EAN-GLN code (Global Location Number)); 17. « CWaTUPE » :

Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, stedenbouw, erfgoed en energie

18.actieve energie :

de integraal van het actieve vermogen gedurende een bepaalde tijdsperiode;

19. reactieve energie :

de integraal van het reactieve vermogen gedurende een bepaalde tijdsperiode; 20. meetinrichting :

elke uitrusting voor het verrichten van de tellingen en/of metingen waarme de netbeheerher zijn opdrachten kan vervullen zoals de tellers, de meetapparaten, de vermogenstransformatoren of de overeenstemmende telecommunicatie-uitrustingen; 21. significante fout :

een fout op een meetwaarde groter dan de totale nauwkeurigheid van de meetinrichting die deze meetwaarde bepaalt en die het industrieel proces verbonden met deze meetwaarde kan beschadigen of de facturatie verbonden met deze meetwaarde kan aantasten; 22. frequentie :

het aantal cycli per seconde van de fundamentele component in de spanning, uitgedrukt in Hertz (Hz); 23. distributienetbeheerder :

elke distributienetbeheerder aangewezen overeenkomstig artikel 10 van het decreet; 24. lokaal transmissienetbeheerder :

de persoon aangewezen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van het decreet; 25. transmissienetbeheerder :

de persoon aangewezen overeenkomstig artikel 10 van de wet; 26. hoogspanning :

spanningsniveau hoger dan 1 kilovolt; 27. injectie :

terbeschikkingstelling van energie voor het distributienet; 28. aansluitingsinstallatie :

elk uitrusting die nodig is om de installatie van een netgebruiker aan het net te verbinden;;

29. installatie van de distributienetgebruiker :

elke uitrusting van de distributienetgebruiker die door middel van een aansluiting op het distributienet is aangesloten en die niet tot die aansluiting behoort; 30. installatie die functioneel deel uitmaakt van het distributienet :

een installatie waarop een distributienetgebruiker het eigendoms- of gebruiksrecht bezit, maar die dezelfde functie heeft als een installatie van het distributienet;dit begrip wordt nader omschreven in het aansluitingscontract of een overeenkomst die deel daarvan uitmaakt;

31. railstel :

het driefasig geheel van drie metalen rails of geleiders die voor elke fase afzonderlijk een gemeenschappelijk spanningspunt vormen en waarop de verschillende installaties (instrumenten, lijnen, kabels) aangesloten zijn teneinde onderling verbonden te worden; 32. D-dag :

een kalenderdag; 33. D-1-dag :

de kalenderdag vóór de D-dag; 34. werkdag :

elke dag van de week, zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen uitgezonderd; 35. wet :

de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de opeenvolgende wijzigingen die erin zijn aangebracht; 36. meting :

de opname op een bepaald tijdstip van een fysieke grootheid door een meetinrichting; 37. actieve verliezen :

het verbruik van actief vermogen door het distributienet, veroorzaakt door het gebruik daarvan; 38. afschakelplan :

plan dat het voorwerp uitmaakt van een federaal ministerieel besluit en waarin de onderbrekingen, de verminderingen en de prioriteiten aangegeven worden die de transmissienetbeheerder dient op te leggen wanneer het net in gevaar is; 39. toegangspunt :

een afname- en/of injectiepunt; 40. injectiepunt :

de fysieke plaats en het spanningsniveau van het punt waar vermogen vanuit het net wordt afgenomen; 41. koppelpunt :

het tussen netbeheerders onderling overeengekomen fysische punt waar de koppeling tussen de respectievelijke netten is gerealiseerd; 42. meetpunt :

de fysieke plaats waar meetuitrustingen aan de aansluitingsinstallatie of aan de installatie van een netgebruiker worden gekoppeld; 43. afnamepunt :

de fysieke plaats waar een belasting wordt afgesloten om vermogen vanuit het net af te nemen; 44. aansluitingspunt :

de fysieke plaats en het spanningsniveau van het punt waar de aansluiting is verbonden met het distributienet en waar inschakeling en uitschakeling mogelijk zijn; 45. afname :

het afnemen van vermogen vanaf het distributienet; 46. synthetisch belastingsprofiel :

unitaire belastingscurve statistisch vastgelegd voor een categorie eindafnemers en doorgaans met de afkorting SLP aangewezen; 47. toegangsprogramma :

het redelijke vooruitzicht van injecties en afnamen van actief kwartiervermogen voor een bepaald toegangspunt en dag; 48. actief vermogen :

het gedeelte van het elektrisch vermogen dat kan worden omgezet naar andere vormen van vermogen zoals mechanisch of thermisch. Voor een driefasig systeem is diens waarde gelijk aan V3.U.I.cos phi waarbij U en I de effectieve waarden van de fundamentele componenten van de samengestelde spanning (tussen fasen) en van de stroom zijn en waarbij phi het faseverschil tussen de fundamentele componenten van die spanning en van die stroom zijn; het actieve vermogen wordt in Watt en veelvouden ervan uitgedrukt. In het geval waarin de eenvoudige spanning (tussen fase en neutraal) gebruikt wordt, wordt de formule 3.U.I.cos phi.

Voor een eenfasig systeem is diens waarde gelijk aan U.I.cos phi waarbij U en I de effectieve waarden van de fundamentele componenten van de samengestelde spanning en van de stroom zijn en waarbij phi het faseverschil (tijdsverschil) tussen de fundamentele componenten van die spanning en van die stroom vertegenwoordigen;

49. schijnbaar vermogen :

voor een driefasig systeem, de hoeveelheid gelijk aan V3.U.I., waarbij U en I de effectieve waarden van de fundamentele componenten van de samengestelde spanning en van de stroom zijn. In het geval waarin de eenvoudige spanning gebruikt wordt, wordt de formule 3.U.I.; het schijnbaar vermogen wordt in VA en veelvouden ervan uitgedrukt.

Voor een eenfasig systeem is diens waarde gelijk aan U.I. waarbij U en I de effectieve waarden van de fundamentele componenten van de samengestelde spanning en van de stroom zijn;

50. aansluitingsvermogen :

het maximaal vermogen, bepaald in het aansluitingscontract en uitgedrukt in voltampère (VA) of veelvouden ervan, waarover de distributienetgebruiker kan beschikken door zijn aansluiting; 51. kwartiervermogen :

het gemiddeld afgenomen of geïnjecteerd vermogen over een periode van een kwartier, uitgedrukt in Watts (W) in geval van actief vermogen, in vars (Var) in geval van reactief vermogen, en in voltampère (VA) in geval van schijnbaar vermogen, of in veelvouden ervan; 52. reactief vermogen :

voor een driefasig systeem, de hoeveelheid gelijk aan V3.U.I.sin phi, waarbij U en I de effectieve waarden zijn van de fundamentale componenten van de samengestelde spanning en van de stroom en waarbij phi het faseverschil tussen de fundamentele componenten van die spanning en die stroom vertegenwoordigen; het reactief vermogen wordt uitgedrukt in Var of in één van de veelvouden ervan. In het geval waarin eenvoudige spanning gebruikt wordt, wordt de formule 3.U.I.sin phi;

Voor een eenfasig systeem is diens waarde gelijk aan U.I. sin phi waarbij U en I de effectieve waarden van de fundamentele componenten van de samengestelde spanning en van de stroom zijn en waarbij phi het faseverschil tussen de fundamentele componenten van die spanning en die stroom vertegenwoordigen;

53. ondergeschreven vermogen :

het maximale actieve injectie- of afnamekwartiervermogen, bepaald in een toegangscontract en met betrekking tot een toegangspunt en een gegeven periode; 54. kwaliteit van de elektriciteit :

het geheel van de karakteristieken van elektriciteit die een invloed kunnen hebben op het distributienet, de aansluitingen en de installaties van een distributienetgebruiker, en met inbegrip van meer bepaald de continuïteit van de spanning en de elektrische kenmerken van die spanning, namelijk frequentie, amplitude, golfvorm en symmetrie; 55. toegangsregister :

het door de distributienetbeheerder bijgehouden register, waar, o.a., de evenwichtsverantwoordelijke en de leverancier per toegangspunt staan vermeld;

56. telregister :

register waarin elke distributienetbeheerder de meetinstrumenten en de technische specificteiten daarvan opneemt

57.register van de toegangsverantwoordelijken :

register bijgehouden door de transmissienetbeheerder overeenkomstig het technisch transmissiereglement;

58. technisch transmissiereglement :

het koninklijk besluit van 19 december 2002 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe; 59. technisch reglement lokale transmissie :

het technisch reglement voor het beheer van het lokaal transmissienet in het Waalse Gewest en de toegang daartoe; 60. transmissienet :

het geheel van de installaties bestemd voor de transmissie van elektriciteit met een spanning hoger dan 70 kilovolt, gevestigd op het Belgische grondgebied en zoals bepaald bij artikel 2, 7°, van de wet; 61. evenwichtsverantwoordelijke :

een natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het evenwicht, op kwartierbasis, van een geheel van injecties of afnamen binnen de Belgische regelzone, en die hiertoe geregistreerd is in het register van de toegangsverantwoordelijken; 62. AREI :

Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties; 63. ARAB :

Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming; 64. ondersteunende diensten :

voor de distributienetten, het geheel van volgende diensten :

a) het regelen van de spanning en van het reactief vermogen; b) de compensatie van verliezen op het net; 65. SYNERGRID :

de Federatie van de Elektriciteits- en Gasnetbeheerders in België

66.elektrisch systeem :

het geheel van de uitrustingen dat alle gekoppelde netten, alle aansluitingsinstallaties en alle installaties van de netgebruikers aangesloten op deze netten omvat;

67. gedecentraliseerde productie-eenheid :

productie-eenheid waarvan de inschakeling niet op gecentraliseerde wijze gecoördineerd is in de zin van artikel 144; 68. distributienetgebruiker :

elke natuurlijke of rechtspersoon die op het distributienet aangesloten is en die de mogelijkheid heeft om elektrisch vermogen van dat net af te nemen of op dat net te injecteren


Art.3. § 1. De in dagen uitgedrukte termijnen vermeld in dit reglement lopen van middernacht tot middernacht. Zij vangen aan op de werkdag volgend op de dag van de ontvangst van de formele kennisgeving. Bij gebrek aan een formele kennisgeving vangen de termijnen aan op de werkdag volgend op de dag van de kennisname van de gebeurtenis die daartoe aanleiding geeft. Tenzij anders vermeld, worden de termijnen uitgedrukt in werkdagen. § 2. Een nieuw technisch voorschrift (bijgevoegde norm of specificatie) opgelegd bij dit technisch reglement, alsook elke wijziging ervan (met name de technische voorschriften van Synergrid opgenomen in dit technisch reglement voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten en goedgekeurd door de CWaPE), zal van dwingende toepassing zijn voor de uitvoering of de wijziging van een installatie indien het materiaal dat daarvoor nodig is meer dan veertig werkdagen na de datum van de inwerkingtreding ervan besteld wordt. Afdeling 2. - Taken en verplichtingen van de distributienetbeheerder

Art. 4.§ 1. In het gebied waarvoor hij aangewezen is, voert de netbeheerder de taken en verplichtingen uit die hem worden opgedragen krachtens het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten teneinde te zorgen voor de distributie van elektriciteit tussen de verschillende gebruikers van het distributienet en het behoud van de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het net te bewaken, te handhaven dan wel te herstellen. § 2. De distributienetbeheerder bepaalt vooraf de gepaste middelen die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van zijn opdrachten en stelt al hetgeen redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt in het werk om die te krijgen.

Die noodzakelijke en aangepaste middelen zullen voor het eerste bepaald worden op het ogenblik waarop het aanpassingsplan bedoeld in artikel 15 van het decreet voor het eerst wordt vastgesteld. Zij worden dan opnieuw onderzocht en eventueel bijgesteld bij elke opeenvolgende herziening van het aanpassingsplan.

Bij de uitvoering van zijn opdrachten gebruikt de distributienetbeheerder alle gepaste middelen die de netgebruikers van hem mogen verwachten en die, rekening houdend met de bijzondere situatie, redelijkerwijs verkregen kunnen worden. § 3. De distributienetbeheerder zorgt ervoor dat de op elk aansluitingspunt geleverde spanning voldoet aan de voorschriften van de norm NBN EN 50160 « Kenmerken van de spanning geleverd door de openbare distributienetten ». § 4. Bij niet-geplande onderbreking van het distributienet of van de aansluiting, moet de distributienetbeheerder ter plaatse zijn binnen twee uur volgend op de oproep van de distributienetgebruiker, met de gepaste middelen om de werken te starten met het oog op de verwijdering van het gebrek.

Behoudens spoedgeval, technische onmogelijkheid of weersomstandigheden (storm, hevig onweer, belangrijke sneeuwval,...) die als buitengewoon erkend worden door een daartoe behoorlijk gemachtigde openbare instelling, zal de distributienetbeheerder, indien hij vaststelt dat het herstel meer dan vier uur in beslag zal nemen, de nodige maatregelen nemen om de bevoorrading van het net te herstellen door elk voorlopig productiemiddel dat hij nodig acht, bij voorkeur wat betreft de transformatiecabine hoogspanning-laagspanning. Hetzelfde geldt voor elke geplande onderbreking van het distributienet met een gecumuleerde duur van meer dan vier uur in één week; in dit laatste geval zal de distributienetbeheerder de modaliteiten voor de recuperatie van de grootheid van de geleverde energie.

De afnemers die over hun eigen cabine beschikken en die in aanmerking wensen te komen voor deze bepaling zorgen ervoor dat de aansluiting van een stroomgenerator in alle veiligheid uitgevoerd kan worden.

Voor de afnemers die over een aansluitingsvermogen > 630 kVA beschikken, worden de praktische modaliteiten voor de toepassing van deze paragraaf naar gelang van de technische mogelijkheden nader bepaald in het aansluitingscontract omschreven in artikel 88. § 5. De distributienetbeheerder moet beschikken over de bijgewerkte plannen van zijn net, alsook over de inventaris van de bestanddelen ervan. Indien die documenten niet bestaan voor de vroegere laagspanningsluchtleidingen, moeten ze niet a posteriori opgemaakt worden, behalve uitdrukkelijk verzoek van een overheid De distributienetbeheerder maakt een inventaris van zijn documentatie in het verslag bedoeld in artikel 5. § 6. De distributienetbeheerder hanteert de informaticamiddelen die benatwoorden aan de evolutie van de techniek en die nodig zijn voor de vlotte werking van zijn net en de kwaliteit van de rapportage, met name voor de volgende elementen : kwaliteit van de spanning, lijst en overbrenging van de telgegevens, uitwisseling van gegevens en instructies met de verschillende betrokken actoren.

Art. 5.§ 1. De distributienetbeheerder bezorgt de CWaPE jaarlijks, samen met zijn aanpassingsplan, het verslag bedoeld in artikel 24 van het besluit van de Waalse Regering van 21 maart 2002 betreffende de netbeheerders, waarin hij de kwaliteit van zijn dienstverlening gedurende het afgelopen kalenderjaar omschrijft. § 2. Dat verslag beschrijft : 1° de frequentie en de gemiddelde duur van de onderbrekingen van de toegang tot zijn distributienet, evenals de totale jaarlijkse onderbrekingsduur, gedurende het genoemde kalenderjaar.Die gegevens worden afzonderlijk verstrekt per spanningsniveau. Dit kan gebeuren op basis van de methodiek beschreven in het technisch voorschrift SYNERGRID C10/14 « Kwaliteitsindicatoren; Beschikbaarheid van de toegang tot het distributienet » of van alle andere gelijkwaardige voorschriften; 2° de naleving van de kwaliteitscriteria in verband met de golfvorm van de spanning zoals omschreven in de hoofdstukken 2 en 3 van de NBN EN 50160-norm;3° de kwaliteit van de aan alle betrokken partijen verstrekte diensten en, in voorkomend geval, de tekortkomingen inzake de verplichtingen voortvloeiend uit dit reglement en de redenen daarvoor.4° de staat van de documentatie bedoeld in artikel 4, § 5. Dat verslag bevat als bijlage de lijst van de geprogrammeerde en niet geprogrammeerde onderbrekingen van bedoeld jaar. § 3. De CWaPE kan een model van verslag opmaken. HOOFDSTUK II. - Informatie-uitwisseling en confidentialiteit Afdeling 1. - Informatie-uitwisseling

Art. 6.§ 1. Elke kennisgeving of mededeling gedaan ter uitvoering van dit besluit dient schriftelijk te gebeuren overeenkomstig de vormen en voorwaarden bedoeld in artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek, met een duidelijke identificatie van de afzender en de geadresseerde. De distributienetbeheerder kan, nadat de CWaPE hierover vooraf wordt geïnformeerd, de vorm van de documenten bepalen waarin die gegevens moeten worden uitgewisseld. § 2. De distributienetbeheerder neemt de nodige organisationele maatregelen om te zorgen voor een efficiënte behandeling en een voldoende traceerbaarheid van elke relevante schriftelijke aanvraag van een distributienetgebruiker of leverancier. Onder efficiënte behandeling wordt onder meer verstaan de verplichting om een schriftelijk antwoord te geven met vermelding van de dossierbeheerder en de mogelijke beroepsmogelijkheden, onverminderd, in voorkomend geval, de wettelijke bepalingen inzake openbaarheid van bestuurshandelingen. § 3. In geval van hoogdringendheid mogen gegevens mondeling worden uitgewisseld. In elk geval dienen dergelijke gegevens zo spoedig mogelijk overeenkomstig § 1 van dit artikel te worden bevestigd. § 4. De distributienetbeheerder bezorgt de netgebruikers het telefoonnummer waarop zij hem kunnen bereiken. Hij zet de nodige middelen in om binnen een redelijke termijn een antwoord te geven en ook om een efficiënte behandeling van de ontvangen gegevens en aanvragen te garanderen.

Art. 7.§ 1. In afwijking van artikel 6 worden de commerciële en technische gegevens die tussen de verschillende betrokken partijen uitgewisseld worden elektronisch vertrekt (waardoor de validering van een zending door uitgave van een ontvangbewijs mogelijk wordt) volgens een communicatieprotocol aangegeven in een « Message Implementation Guide (MIG) ». Deze MIG wordt na onderlinge overeenstemming overeengekomen tussen de netbeheerders, de leveranciers en de CWaPE. Hij wordt vervolgens uitdrukkelijk goedgekeurd door de CWaPE. Bij gebrek aan overeenstemming kan de CWaPE een MIG opleggen. § 2. Het (de) in § 1 bedoelde protocol(len) is (zijn) niet verplicht van toepassing voor de informatie-uitwisselingen tussen : - de distributienetbeheerder en een distributienetgebruiker, indien deze laatste een ander protocol kiest, overeengekomen met de distributienetbeheerder in zijn toegangscontract, of in een aanhangsel daarvan; - de beheerder van het lokale transmissienet en een distributienetbeheerder als er uitdrukkelijk onderlinge overeenstemming is bereikt over een ander protocol, in een samenwerkingsovereenkomst of een addendum daarbij, met mededeling aan de CWaPE. § 3. Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen mag de distributienetbeheerder, nadat hij de CWaPE daarover heeft geïnformeerd, technische en administratieve maatregelen uitwerken met betrekking tot de uit te wisselen gegevens, teneinde de confidentialiteit zoals bepaald in afdeling 2 van dit hoofdstuk te waarborgen. § 4. Als een MIG na onderlinge overeenstemming overeengekomen is, dient elke partner deze MIG correct uit te voeren op de afgesproken datum. Hij staat in voor de gevolgen van elk ontbrekende of foutieve « message » en zorgt desgevallend ervoor om zo snel mogelijk correctieve maatregelen te nemen zonder enige partij te benadelen. § 5. De inachtneming van de wettelijke en reglementaire termijnen en de juistheid van de « messages » inzake de uitkering worden door elke netbeheerder per leverancier en evenwichtsverantwoordelijke gecontroleerd. De resultaten per leverancier, per evenwichtsverantwoordelijke en voor de gehele markt worden door de netbeheerder op maandelijkse basis aan elke betrokken leverancier en aan elke evenwichtsverantwoordelijke meegedeeld. De wijze waarop de monitoring en de mededeling gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen de netbeheerders en de leveranciers en kan bij gebrek aan een akkoord door de CWaPE worden opgelegd. Een nauwkeurige synthese van die monitoring wordt ter attentie van de CWaPE opgemaakt in het verslag omschreven in artikel 5, § 2, 3°. § 6. De distributienetbeheerders en de leveranciers kunnen in onderling overleg beslissen om de kwaliteit van andere soorten « messages » die zij uitwisselen, te monitoren Zij brengen de CWaPE daarvan op de hoogte.

Art. 8.§ 1. Tabel 1 in bijlage I bevat de lijst van gegevens die de distributienetbeheerder kan opvragen bij de distributienetgebruikers die over een aansluiting op hoogspanning beschikken. Deze lijst is niet beperkend. De distributienetbeheerder kan op elk moment aanvullende gegevens vragen die hij nodig acht met het oog op de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het distributienet. § 2. De distributienetgebruiker brengt de distributienetbeheerder onverwijld op de hoogte van elke wijziging van zijn installaties in zoverre zij een aanpassing van de eerder meegedeelde gegevens vereist.

Art. 9.Bij gebrek aan uitdrukkelijke bepalingen daaromtrent in dit reglement zetten de distributienetbeheerders, de distributienetgebruikers, de leveranciers en de evenwichtsverantwoordelijken zich in om zo spoedig mogelijk de noodzakelijke informatie overeenkomstig dit reglement mee te delen.

Art. 10.Wanneer een partij, overeenkomstig dit reglement of de krachtens dit reglement gesloten contracten, een andere partij informatie moet verstrekken, neemt zij de noodzakelijke maatregelen om de geadresseerde ervan te verzekeren dat de inhoud van die gegevens behoorlijk is geverifieerd. Afdeling 2. - Vertrouwelijkheid

Art. 11.§ 1. Diegene die informatie meedeelt, bepaalt wat commercieel gevoelige en/of vertrouwelijke informatie is. De mededeling aan derden van commercieel gevoelige en/of vertrouwelijke informatie door de bestemmeling van deze informatie is niet toegelaten, behalve wanneer aan minstens één van de volgende voorwaarden voldaan is : 1. de mededeling is vereist in het kader van een gerechtsprocedure of opgelegd door de overheid of aangevraagd door de CWaPE in het kader van haar opdrachten;2. de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt leggen de bekendmaking of mededeling van de desbetreffende gegevens op;3. er is een voorafgaand schriftelijk akkoord van diegene van wie de vertrouwelijke en/of commercieel gevoelige informatie uitgaat;4. het beheer van het distributienet of het overleg met andere netbeheerders vereist de mededeling van die informatie door de distributienetbeheerder;5. de informatie is doorgaans toegankelijk of publiek beschikbaar. Wanneer de mededeling aan derden gebeurt op grond van de voorwaarden bedoeld in bovenvermelde punten 2, 3 en 4, dient de bestemmeling van de informatie zich ertoe te verbinden aan deze informatie dezelfde graad van vertrouwelijkheid te geven als deze gegeven bij de aanvankelijke mededeling, onverminderd de wettelijke of reglementaire bepalingen die toepasselijk zijn. § 2. Met name de volgende gegevens worden als vertrouwelijk beschouwd : - de gegevens per leveringspunt (toegangsregister en telgegevens); - de geïndividualiseerde gegevens van het aansluitingscontract; - de aanvragen tot aansluiting of tot wijziging van de aansluiting; - de gegevens meegedeeld bij een verzoek om aansluiting (voorafgaand advies, oriënteringsonderzoek en/of onderzoek naar details, contractvoorstel...); - de veiligheidsvoorschriften en de toegangsprocedures bij een gebruiker; - de planninggegevens bedoeld in de artikelen 29 tot 33; - het schema van de installatie van de netgebruiker; - alles wat de aanvragen tot aansluiting van productie-installaties betreft. Afdeling 3. - Openbaarheid van informatie

Art. 12.Elke distributienetbeheerder stelt de volgende informatie ter beschikking van het publiek en in elk geval op een server toegankelijk via Internet : 1. de algemene voorwaarden van de contracten af te sluiten krachtens dit reglement;2. de procedures die van toepassing zijn en waarnaar in dit reglement wordt verwezen;3. de formulieren vereist voor de gegevensuitwisseling overeenkomstig dit reglement;4. de tarieven voor toegang tot het distributienet;5. de tariefcodes, de taksen en de vervoerskosten. Afdeling 4. - Houden van de registers en bekendmaking

Art. 13.§ 1. De distributienetbeheerder bepaalt de informatiedrager die hij gebruikt voor het houden van de registers bepaald bij dit reglement en licht de CWaPE daarover in. § 2. Als de registers op een elektronische informatiedrager bijgehouden worden, treft de distributienetbeheerder alle nodige maatregelen om minstens één niet gewijzigde kopie op een identieke informatiedrager veilig te bewaren. § 3. De distributienetbeheerder verzorgt de bekendmaking van de registers bepaald bij dit reglement volgens de gebruikelijke modaliteiten en de ter zake geldende wetgeving. HOOFDSTUK III. - Contracten, overeenkomsten, procedures en formulieren

Art. 14.§ 1. De algemene voorwaarden van de contracten met inbegrip van de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in titel VI die krachtens dit reglement gesloten worden, evenals elke wijziging die erin wordt aangebracht, worden onverwijld en in elk geval twee maanden vóór inwerkingtreding aan de CWaPE overgemaakt. § 2. De in dit reglement vermelde procedures en formulieren, alsook alle wijzigingen hieraan aangebracht, volgen de in § 1 bedoelde procedure. § 3. De reglementen en de type-contracten inzake aansluiting en toegang, alsook de wijzigingen ervan, worden door de CWaPE goedgekeurd voordat ze in werking treding. De distributienetbeheerders maken die documenten pas na goedkeuring van de eindversie ervan door de CWaPE, o.a. op hun internetsites bekend. Bij gebrek aan beslissing binnen twee maanden wordt de goedkeuring geacht stilzijgend verworven te zijn. HOOFDSTUK IV. - Toegang van personen tot de installaties Afdeling 1. - Algemene voorschriften betreffende de veiligheid van

personen en goederen

Art. 15.De toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de veiligheid van personen en goederen, zoals het ARAB en het AREI, alsook de norm NBN EN 50110-1 « Exploitatie van elektrische installaties » en de norm NBN EN 50110-2 « Exploitatie van elektrische installaties (nationale bijlagen) », zijn van toepassing op iedere persoon die op het distributienet tussenkomt, met inbegrip van de distributienetbeheerder, de distributienetgebruikers, de leveranciers, de evenwichtsverantwoordelijken, de overige netbeheerders en hun respectievelijk personeel, evenals derden die op verzoek van één van voormelde partijen tussenkomen op het distributienet. Afdeling 2. - Toegang tot de installaties van de

distributienetbeheerder

Art. 16.§ 1. De toegang tot elk roerend of onroerend goed waarvan de distributienetbeheerder het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, gebeurt te allen tijde overeenkomstig de toegangsprocedures en veiligheidsvoorschriften van de distributienetbeheerder en met zijn voorafgaandelijk uitdrukkelijk akkoord. § 2. De distributienetbeheerder heeft het recht op toegang zonder dwang of overdreven risico's tot alle installaties waarvan hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft en die zich in de inrichting van de distributienetgebruiker bevinden. De distributienetgebruiker zorgt ervoor dat de distributienetbeheerder permanent toegang krijgt of treft de nodige maatregelen om hem die onmiddellijk en elk ogenblik te verschaffen. § 3. Indien de toegang tot een roerend of onroerend goed van de distributienetgebruiker onderworpen is aan specifieke toegangsprocedures en veiligheidsvoorschriften van de distributienetgebruiker, dient hij deze vooraf schriftelijk mee te delen aan de distributienetbeheerder. Zoniet volgt de distributienetbeheerder zijn eigen veiligheidsvoorschriften. Afdeling 3. - Toegang tot de installaties van de

distributienetgebruiker die functioneel deel uitmaken van het distributienet of die een niet verwaarloosbare invloed hebben op het functioneren hiervan

Art. 17.§ 1. Wanneer de distributienetbeheerder acht dat sommige installaties van de distributienetgebruiker functioneel deel uitmaken van het distributienet of een niet verwaarloosbare invloed hebben op het functioneren daarvan, op de aansluiting(en) of op de installatie(s) van een andere distributienetgebruiker, deelt hij het mee en verantwoordt hij het aan de distributienetgebruiker en aan de CWaPE. Hij stelt hem dan een overeenkomst (eventueel een regulariseringsovereenkomst) voor waarin de lijst van betrokken installaties, alsook de verantwoordelijkheden inzake bediening, beheer en onderhoud van die installaties opgenomen zijn.

Die overeenkomst waarborgt de inachtneming van alle vorige verbintenissen aan de distributienetgebruiker, met inbegrip van de capaciteit van de bestaande aansluiting, behalve andersluidend geschreven akkoord van de distributienetgebruiker en met een gepaste vergoeding van die laatste. Die overeenkomst bepaalt ook de financiële modaliteiten voor de tenlasteneming door de distributienetbeheerder van alle kosten voortvloeiend uit die wijziging van het statuut van de aansluitingsvoorzieningen, met inbegrip van de vergoeding van de eigenaar van de installaties. Die overeenkomst vormt een addendum bij het aansluitingscontract. In geval van probleem bij de bespreking van die overeenkomst, kan de bemiddeling van de CWaPE gevraagd worden.

Voor de nieuwe aansluitingen wordt die overeenkomst bij het aansluitingscontract gevoegd. § 2. De distributienetbeheerder heeft het recht op toegang tot de aansluiting en de installaties bedoeld in § 1 teneinde er inspecties, tests en/of proeven uit te voeren. Bovendien, indien die installaties functioneel deel uitmaken van het distributienet, moet de distributienetbeheerder er toegang toe hebben om de tussenkomsten vermeld in de overeenkomst bedoeld in § 1 uit te voeren. Daartoe zorgt de distributienetgebruiker ervoor dat de distributienetbeheerder permanent toegang krijgt of treft hij de nodige maatregelen om hem onmiddellijk en elk ogenblik toegang te verschaffen. Als hij tests en/of proeven moet uitvoeren, neemt de distributienetbeheerder de nodige maatregelen om de activiteiten van de distributienetgebruiker zo weinig mogelijk te storen, behalve in geval van hoogdringendheid of overmacht. § 3. Voorafgaand aan elke uitvoering van de inspecties, tests en/of proeven bedoeld in § 2, dient de distributienetgebruiker de distributienetbeheerder schriftelijk op de hoogte te stellen van de toepasselijke veiligheidsvoorschriften. Zoniet volgt de distributienetbeheerder zijn eigen veiligheidsvoorschriften. Afdeling 4. - Werken op het distributienet of op de installaties van

de distributienetgebruiker

Art. 18.§ 1. De distributienetbeheerder heeft het recht om de distributienetgebruiker in gebreke te stellen wanneer de veiligheid of de betrouwbaarheid van het distributienet een aanpassing vereisen van de installaties waarvan de distributienetgebruiker het eigendoms- of gebruiksrecht heeft.

De geschreven ingebrekestelling omschrijft de noodzakelijke aanpassingen, de desbetreffende motivatie en uitvoeringstermijn. In geval van niet-uitvoering van deze werken door de distributienetgebruiker binnen de termijn vastgelegd in de ingebrekestelling, heeft de distributienetbeheerder het recht, na een laatste ingebrekestelling met kopie aan de CWaPE, de voorziening te onderbreken aan het einde van de termijn vastgelegd in die laatste ingebrekestelling. De in dit artikel bedoelde werken zijn op kosten van de distributienetbeheerder, behalve als hij bewijst dat ze het gevolg zijn van gebreken of van een technische interventie van de gebruiker. In voorkomend geval zijn de bepalingen van artikel 17, §§ 2 en 3, toepasselijk. § 2. Pragraaf 1 van dit artikel is ook van toepassing wanneer de efficiëntie van het distributienet een aanpassing vereist van de installaties waarvan de distributienetgebruiker het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, mits voorafgaand overleg met de distributienetgebruiker inzake de noodzakelijke werken en de desbetreffende uitvoeringstermijn.

Art. 19.De werken, met inbegrip van de inspecties, tests en/of proeven, moeten worden uitgevoerd conform de bepalingen van dit reglement en de contracten afgesloten krachtens dit reglement. HOOFDSTUK V. - Noodsituatie en overmacht Afdeling 1. - Definitie van een noodsituatie

Art. 20.In dit reglement wordt noodsituatie beschouwd als zijnde : 1. de situatie die volgt op overmacht en waarin maatregelen dienen te worden genomen die uitzonderlijk en tijdelijk zijn om aan de gevolgen van de overmacht het hoofd te kunnen bieden teneinde de veilige en betrouwbare werking van het distributienet te kunnen vrijwaren of herstellen;2. een situatie die volgt op een gebeurtenis die, alhoewel zij volgens de huidige stand van rechtspraak en rechtsleer niet als overmacht kan worden aangeduid, naar het inzicht van de distributienetbeheerder of de distributienetgebruiker, een dringend en gericht optreden van de distributienetbeheerder vereist teneinde de veilige en betrouwbare werking van het distributienet te kunnen vrijwaren of herstellen, of verdere schade te voorkomen.De distributienetbeheerder verantwoordt dat optreden achterop bij de gebruikers en de CWaPE. Afdeling 2. - Overmacht

Art. 21.Krachtens dit reglement worden de volgende situaties, voor zover ze onvoorzienbaar en onweerstaanbaar zijn, als overmacht beschouwd voor de distributienetbeheerder : 1° natuurrampen veroorzaakt door aardbevingen, overstromingen, stormen, windhozen of andere uitzonderlijke klimaatomstandigheden die als buitengewoon erkend worden door een daartoe behoorlijk gemachtigde openbare instelling;2° een kern- of chemische ontploffing en de gevolgen ervan;3° de plotse onbeschiktbaarheid van de installaties om andere redenen dan de ouderdom, het gebrekkige onderhoud of de kwalificatie van de operatoren;met inbegrip van een instorting van het informaticasysteem, al dan niet veroorzaakt door een virus, terwijl alle preventiemaatregelen waren getroffen, rekening houdend met de techniek; 4° de tijdelijke of voortdurende technische onmogelijkheid om via het distributienet elektriciteit te leveren omwille van een plots gebrek aan elektriciteitinjectie uit het (lokaal) transmissienet en niet compenseerbaar met andere middelen;5° de onmogelijkheid om op het distributienet of op de installaties die er functioneel deel van uitmaken, actief te zijn wegens een collectief conflict en die aanleiding geeft tot een eenzijdige maatregel van de werknemers (of van een groep werknemers) of elk ander sociaal conflict;6° brand, ontploffing, sabotage, terreurdaad, akte van vandalisme, schade veroorzaakt door misdaden, dwang van criminele aard en bedreigingen van dezelfde aard;7° de al dan niet verklaarde oorlog, de oorlogsdreiging, de invasie, het gewapend conflict, het embargo, de omwenteling, de opstand;8° een maatregel van hogerhand, waaronder onder meer de situaties waarin de overheid de noodsituatie inroept en uitzonderlijke en tijdige maatregelen oplegt teneinde de veilige en betrouwbare werking van het geheel van de netten te vrijwaren of herstellen. Afdeling 3. - Ingreep van de distributienetbeheerder

Art. 22.§ 1. De distributienetbeheerder is bevoegd alle handelingen te stellen die hij nodig acht met het oog op de veiligheid en de betrouwbaarheid van het distributienet wanneer hij het hoofd moet bieden aan een noodsituatie of wanneer een dergelijke noodsituatie wordt ingeroepen door een andere netbeheerder, een distributienetgebruiker, een leverancier of enige andere betrokken persoon. § 2. De distributienetbeheerder neemt alle preventieve handelingen teneinde de schadelijke gevolgen van de aangekondigde of redelijkerwijs voorzienbare uitzonderlijke gebeurtenissen te beperken.

De handelingen die de distributienetbeheerder stelt in het kader van dit artikel verbinden alle betrokken personen. § 3. Als een noodsituatie gelijktijdig betrekking heeft op het transmissienet en/of lokaal transmissienet en op één of meer distributienetten, hebben de bepalingen van het technisch transmissiereglement voorrang op dit reglement, in geval van afwijking. Afdeling 4. - Opschorting van de verplichtingen

Art. 23.§ 1. In geval van noodsituatie wordt de uitvoering van de taken en verplichtingen geheel of gedeeltelijk opgeschort, maar enkel voor de duur van de gebeurtenis die de noodsituatie als gevolg heeft. § 2. De verplichtingen van geldelijke aard, ontstaan voor de noodsituatie, dienen uitgevoerd te worden.

Art. 24.§ 1. De partij die zich op de noodsituatie beroept, doet alle redelijke inspanningen om : 1. de gevolgen van de niet-uitvoering van haar verplichtingen te beperken;2. haar opgeschorte verplichtingen zo snel mogelijk opnieuw te vervullen. § 2. De partij die haar verplichtingen opschort, brengt alle betrokken partijen zo snel mogelijk met elk beschikbaar middel op de hoogte van de redenen waarom zij haar verplichtingen geheel of gedeeltelijk opschort en welke de voorzienbare termijn van de noodsituatie zal zijn. HOOFDSTUK VI. - Ingraving van elektrische lijnen

Art. 25.§ 1. Wanneeer, omwille van de verbetering, de vernieuwing of de uitbreiding van het distributienet, nieuwe verbindingen moeten worden aangelegd of bestaande verbindingen sterk moeten worden gewijzigd of worden vernieuwd, zal de aanleg van de nieuwe verbindingen gebeuren d.m.v. ondergrondse kabels en zullen de te vernieuwen of sterk te wijzigen lijnen worden ingegraven. § 2. Die ingravingsprojecten worden meegedeeld aan de CWaPE, hetzij ter gelegenheid van het opmaken van het aanpassingsplan voor het distributienet hetzij bij elke specifieke wijzigingsaanvraag betreffende het distributienet. § 3. Indien de distributienetbeheerder acht dat hij die voorrang voor de ingraving niet kan naleven, stelt hij voor dat geval een verantwoording vast die hij per zending onder een vorm goedgekeurd door de CWaPE aan haar overmaakt voorafgaand aan elke verwezenlijking en zal hij de werken pas kunnen uitvoeren vóór ontvangst van de beslissing van de CWaPE bepaald bij § 5 hiernavolgend. Die verantwoording dient minstens betrekking te hebben op : 1° de technische aspecten zoals, onder meer, de wijzigingen van de energieoverdrachten in het net, de wijziging van het kortsluitvermogen en zijn impact op de aangrenzende uitrustingen, de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid van de verbinding, de gemiddelde herstellingstijd, de respectievelijke stromen en de variatie van de vermogensfactor, de overspanningsrisico's en de netverliezen, de gevoeligheid voor zwerfstromen en de eventuele risico's verbonden met de nabijheid van andere externe uitrustingen;2° de economische aspecten zoals onder meer de vergelijkende kosten voor de installatie, de controle, het onderhoud, de versterking van de luchtlijnen en de ondergrondse kabels en de kosten van de verliezen op het net, de eventuele impact op de structuur van het net of op de naburige elektrische uitrustingen, de mogelijkheden en duur van de afschrijving van die kosten rekening houdend onder meer met de geschatte levensduur;3° de wettelijke en reglementaire aspecten zoals, onder meer, het gebruik van de ondergrond van het wegennet en de opening daarvan bij de aanleg of eventuele tussenkomsten, de voorzienbare wijzigingen van dat wegennet alsook van zijn bestemming;4° de milieu- en patrimoniale aspecten, zoals het impact op het landschap, de beschermde goederen, de archeologische ondergrond, en op de grondstructuur, de nabijheid van woningen en het belang van de opgewekte elektromagnetische velden, de invloed op de fauna en de flora;5° de alternatieve verwezenlijkingen voorgesteld door de distributienetbeheerder die beter afgestemd zijn op de nagestreefde doelstelling binnen het kader van de voorrang aan de ingraving van lijnen. § 4. De CWaPE bepaalt de modaliteiten voor de indiening van de dossiers en de inhoud ervan. Ze kan verzoeken om aanvullende inlichtingen binnen vijftien dagen na ontvangst van de verantwoordingsdossiers. § 5. Binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het volledige dossier, neemt de CWaPE een beslissing die ze aan de distributienetbeheerder en, in voorkomend geval, aan de minister meedeelt. Deze beslissing van de CWaPE heeft alleen betrekking op de toepassing van het decreet. Een positieve beslissing stelt de distributienetbeheerder niet vrij van het verkrijgen van de normaal vereiste vergunningen voor de betrokken werken. HOOFDSTUK VII. - Minimale technische vereisten voor de inrichting van netinfrastructuren

Art. 26.§ 1. De infrastructuren van het distributienet stemmen overeen met de vigerende wetten, reglementen en normen en in het bijzonder met het AREI. § 2. Ze zijn ontworpen om de elektrische energie zonder gevaar over te brengen naar de verschillende afnamepunten en om te zorgen voor de verdeling van de energie die naar de injectiepunten overgebracht wordt. Het distributienet wordt door de distributienetbeheerder aangepast aan de normaal voorzienbare stromen. Hij zorgt ervoor dat in alle omstandigheden, de veiligheidsafstanden tussen zijn installaties en personen of goederen van derden in acht worden genomen. § 3. De distributienetbeheerder heeft het recht om de boomtakken te verwijderen die kortsluitingen kunnen aanrichten of de elektrische lijnen die over een privé-eigendom hangen, kunnen beschadigen. Behalve in geval van dringende noodzakelijkheid, verwittigt hij eerst de eigenaar per aangetekend schrijven. In dit schijven vermeldt hij dat de eigenaar zelf kan snoeien binnen een termijn van een maand. Indien de eigenaar weigert, zal de distributienetbeheerder zelf als goede huisvader de takken snoeien; de eigenaar moet hem toegang tot zijn eigendom verlenen.

Als de takken buiten het privé-eigendom uitsteken en de elektrische lijn langs een openbare weg loopt en zich boven het publiek domein bevindt, valt het snoeien ten laste van de eigenaar van de bomen. § 4. De distributienetbeheerder heeft ook het recht om voorgoed dragers en verankeringen voor de bovengrondse elektrische lijnen BT te plaatsen op de buitenmuren en gevels die op de openbare weg uitkomen.

Hij voert dat als goede huisvader uit, met inachtneming van de esthetiek van de huizen en herstelt eventuele schade. Hij kan ook bovengrondse elektrische lijnen zonder verbinding, noch aanraking laten installeren boven private eigendommen, zonder daarbij het optrekken van gebouwen te verhinderen. § 5. De beschermingen van de uitrustingen van het distributienet zijn ontworpen en geregeld om de gebreken en/of overlasten efficiënt te verwijderen. Er wordt in selectieve beschermingen van een hoger niveau voorzien om de niet-werking van de normale beschermingen te verhelpen.

TITEL II. - Planningscode HOOFDSTUK I. - Gegevens met het oog op de vaststelling van een aanpassingsplan

Art. 27.In het kader van de operationele regels voor het technisch beheer van de elektriciteitsstromen, leggen de distributienetbeheerder en de CWaPE op grond van de in deze titel bedoelde informatie praktische overlegmodaliteiten vast met het oog op het opmaken van een aanpassingsplan m.b.t. zijn net.

Art. 28.§ 1. Het opmaken van een aanpassingsplan m.b.t. het distributienet om het beheer van de elektriciteitsstromen die in dit laatste aanwezig zijn, te verbeteren en om de problemen te verhelpen die een gevaar zijn voor de veiligheid en de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening, bevat de volgende fasen : - een gedetailleerde raming van de behoeften van het distributienet, enerzijds inzake de capaciteit van energietransmissie (afname en injectie) en, anderzijds inzake de veiligheid, de betrouwbaarheid en de continuïteit van de dienst, rekening houdend met de gewestelijke doelstellingen inzake hernieuwbare energieën; - de analyse van de middelen noodzakelijke om op die behoeften in te spelen; - de vergelijking van de noodzakelijke middelen met de bestaande middelen; - de opsomming van de werken en het programma van de investeringen die noodzakelijk zijn om het distributienet aan te passen teneinde de opgespoorde problemen te verhelpen, met inbegrip van een raming van de aan te wenden begrotingsmiddelen; - de vaststelling van een verwezenlijkingsplanning. § 2. Daartoe worden de volgende handelingen verricht : 1° elke distributienetbeheerder deelt uiterlijk 2 mei de informatie bedoeld in het eerste lid mee aan de CWaPE (of bewijst dat het plan dat het vorige jaar door de Waalse Regering goedgekeurd werd, geen enkele aanpassing vereist);2° de distributienetbeheerder spreekt met de CWaPE een datum in mei af voor het voorleggen van zijn plan;3° de CWaPE gaat dan over tot het onderzoek van het plan en kan vereisen dat de distributienetbeheerder de informatie en verantwoordingen meedeelt die zij nodig acht.Ze brengt hem uiterlijk 1 juli op de hoogte van haar advies; 4° de distributienetbeheerder past eventueel zijn plan aan en maakt vóór 1 september de definitieve versie ervan in twee exemplaren aan de CWaPE over;5° de CWaPE maakt onverwijld één exemplaar met zijn eventuele opmerkingen over aan de Minister;6° na goedkeuring door de Waalse Regering, wordt het plan toegepast vanaf 1 januari van het volgende jaar. § 3. Het aanpassingsplan dekt een periode van drie jaar (vier jaar voor het plan 2013-2016). Wat de twee volgende jaren betreft (de drie volgende jaren vanaf 2013) wordt het jaarlijks aangepast volgens het proces omschreven in § 2. Indien de omstandigheden het eisen, kan het elk ogenblik aangepast worden en aan de CWaPE overgelegd worden. HOOFDSTUK II. - Planningsgegevens Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 29.De planningsgegevens omvatten o.a. de gegevens opgenomen in bijlage I bij dit technisch reglement, aangeduid met de afkorting « P » of met « Alle » in de kolom « Doelstelling ».

Art. 30.De distributienetgebruiker, of de leverancier overeenkomstig artikel 33, is gehouden de planningsgegevens overeenkomstig deze Titel aan de distributienetbeheerder over te maken volgens zijn best mogelijke inschatting. Afdeling 2. - Kennisgeving

Art. 31.De distributienetgebruiker met een aansluitingsvermogen groter dan 2 MVA stelt elk jaar vóór 31 december de distributienetbeheerder in kennis van zijn beste raming van de volgende planningsgegevens die betrekking hebben op de drie volgende jaren : 1° de vooruitzichten inzake het maximaal af te nemen vermogen (kW, kVAr) op jaarbasis, met aanduiding van de verwachte trendbreuken;2° de beschrijving van de jaarlijkse belastingscurve van het af te nemen actief vermogen. Een raming van die gegevens voor het volgende jaar, namelijk over vier jaar, wordt vanaf 2013 ter informatie overgemaakt aan de distributienetbeheerder.

Art. 32.De distributienetgebruiker waarvan de installaties productie-eenheden omvatten of zullen omvatten met een totaal netto ontwikkelbaar vermogen per injectiepunt van minstens 2 MW, stelt elk jaar vóór 31 december, de distributienetbeheerder in kennis van de volgende planningsgegevens die betrekking hebben op de drie komende jaren : 1° het maximaal netto ontwikkelbaar vermogen, de beschrijving van de verwachte belastingscurve, de technische gegevens, de operationele grenzen en het regelgedrag van de diverse ingeschakelde of in te schakelen productie-eenheden;2° de productie-eenheden die uit dienst zullen genomen worden en de voorziene datum van de uitschakeling. Een raming van die gegevens voor het volgende jaar, namelijk over vier jaar, wordt vanaf 2013 ter informatie overgemaakt aan de distributienetbeheerder.

Art. 33.Voor de distributienetgebruikers die niet bedoeld worden in de artikelen 31 en 32 is het de leverancier die voor het geheel van de eindafnemers voor wie hij toegangscontracten heeft ondertekend, elk jaar vóór 31 december de distributienetbeheerder in kennis stelt van de volgende planningsgegevens betreffende de twee komende jaren : 1° de vooruitzichten inzake het ter beschikking te stellen maximaal vermogen of van de af te nemen of te injecteren energie (kW, kVAr), op jaarbasis, met aanduiding van de verwachte trendbreuken voor elk netgedeelte, zoals bepaald door de distributienetbeheerder;2° de beschrijving van de jaarlijkse belastingscurve van het af te nemen actief vermogen.

Art. 34.De kennisgeving van de planningsgegevens bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 gebeurt volgens de tabel bedoeld in bijlage I bij dit reglement.

Art. 35.De distributienetgebruiker of de leverancier kan, in voorkomend geval, de distributienetbeheerder kennis geven van alle andere nuttige informatie die niet opgenomen is in bijlage I bij dit reglement.

Art. 36.De plicht tot kennisgeving van de planningsgegevens bedoeld in de artikelen 31 en 32 geldt eveneens voor de toekomstige distributienetgebruikers bij het indienen van hun aanvraag tot aansluiting.

Art. 37.§ 1. In geval de distributienetbeheerder van oordeel is dat de kennisgeving van de planningsgegevens onvolledig, onnauwkeurig of onredelijk is, verifieert de distributienetgebruiker, op aanvraag van de distributienetbeheerder, de betrokken gegevens en maakt de aldus gevalideerde informatie over alsook bijkomende gegevens die deze laatste nuttig acht. § 2. De distributienetbeheerder kan bijkomende gegevens, niet voorzien in dit reglement, opvragen bij de distributienetgebruiker of elke betrokken partij om zijn verplichtingen na te komen. Dit verzoek wordt gemotiveerd. § 3. Na raadpleging van de distributienetgebruiker of de leverancier bepaalt de distributienetbeheerder de redelijke termijn waarbinnen de gegevens bedoeld in § 1 en § 2 overgemaakt moeten worden door de distributienetgebruiker of de leverancier aan de distributienetbeheerder.

Art. 38.De netbeheerders komen onderling de vorm en de inhoud overeen van de gegevens die zij wederzijds moeten uitwisselen voor het opstellen van het investeringsplan, evenals de in acht te nemen termijnen.

Art. 39.De distributienetbeheerder zorgt voor de volledige en geloofwaardige aard van de gegevens meegedeeld door de distributienetgebruikers vóór het opmaken van een aanpassingsplan.

TITEL III. - Aansluitingscode HOOFDSTUK I. - Technische aansluitingsvoorschriften Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 40.§ 1. Deze titel is van toepassing op : 1° de aansluitingsinstallaties;2° de installaties van de distributienetgebruiker die een niet verwaarloosbare invloed hebben op het functioneren van het distributienet, de aansluiting(en) of de installaties van een andere (andere) distributienetgebruiker(s);3° voor de installaties die door een rechstreekse lijn aangesloten zijn en voor de installaties die deel uitmaken van een rechtstreekse lijn;4° voor alle koppelingen met de andere netten. § 2. De installaties van de meetinrichting behoren tot de aansluiting.

Ze maken het voorwerp uit van Titel V wat betreft de technische specificaties, het gebruik, het onderhoud alsook de behandeling van de meetgegevens.

Art. 41.De distributienetbeheerder is als enige gemachtigd om het distributienet en het gedeelte van de aansluiting waarvan hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, te wijzigen, te versterken, te onderhouden en uit te baten.

Art. 42.§ 1. De installaties waarvan de distributienetgebruiker het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, worden door de distributienetgebruiker, of door een derde in opdracht van de distributienetgebruiker, beheerd en onderhouden. § 2. In afwijking van § 1 en indien de in artikel 17 bedoelde overeenkomst daarin voorziet, mogen tussenkomsten en handelingen op installaties die functioneel deel uitmaken van het distributienet, enkel door de distributienetbeheerder of een door hem gemandateerde uitgevoerd worden, zelfs als de distributienetgebruiker het eigendoms- of gebruiksrecht heeft op deze installaties. Indien de tussenkomsten en/of schakelingen gebeuren op vraag van de distributienetgebruiker of hun oorzaak vinden in de installaties van de distributienetgebruiker, zijn de kosten van deze tussenkomsten en handelingen ten laste van de distributienetgebruiker. De grenzen tussen de installatiegedeelten worden opgenomen in het aansluitingscontract of in een bijgevoegde overeenkomst.

Art. 43.Een aansluiting wordt pas in dienst genomen nadat de leverancier(s) en de evenwichtsverantwoordelijke(n) van de distributienetgebruiker voor deze aansluiting zijn geregistreerd in het toegangsregister van de distributienetbeheerder.

Art. 44.Behoudens andersluidende wettelijke of reglementaire bepaling, zijn de kosten voor een inschakeling en een uitschakeling op vraag van de distributienetgebruiker te zijner laste volgens de tarieven die door de CREG zijn goedgekeurd.

Art. 45.§ 1. In geval van overdracht, in gebruik of in eigendom, van roerende of onroerende goederen waarvoor de aansluiting dienstig is, neemt de overnemer de rechten en verplichtingen van de vorige gebruiker over of sluit onverwijld een nieuw aansluitingscontract af met de distributienetbeheerder zonder dat, tussentijds en om die enige reden, de aansluiting wordt uitgeschakeld. § 2. Een uitschakeling mag door de distributienetbeheerder pas worden uitgevoerd na een met redenen omklede aanmaning en met een redelijke regularisatietermijn. Afdeling 2. - Wijze van aansluiting naar gelang van het aansluitings-

of onderschreven vermogen

Art. 46.§ 1. Onverminderd de §§ 5 en 6, worden de aansluitingen van eindafnemers uitgevoerd vanaf het distributienet. § 2. Als het aansluitingsvermogen gelijk is aan 56 kVA of minder, zal de aansluiting vanaf het laagspanningsnet worden uitgevoerd, behalve als de distributienetbeheerder beslist, om technische problemen verbonden met, onder meer, eventuele spanningsvallen te vermijden, dat die wordt uitgevoerd vanaf het hoogspanningsnet. § 3. Voor aansluitingsvermogens boven 56 en gelijk aan 250 kVA of minder kan de distributienetbeheerder een aansluiting vanaf het laagspanningsnet, een aansluiting via een laagspanningsverbinding rechtstreeks aangesloten op een hoogspanning/laagspanning-transformatiepost of een aansluiting vanuit het hoogspanningsnet voorstellen. § 4. Boven de 250 kVA en tot 5 MVA, zal de aansluiting vanaf het hoogspanningsnet worden uitgevoerd. Als er verschillende spanningsniveaus beschikbaar zijn, zal de distributienetbeheerder de laagste onder de geschikte kiezen. Als hij echter problemen i.v.m spanningsvermindering of -regulering moet vermijgen, kan de distributienetbeheerder de aansluiting onderzoeken via een rechtstreekse verbinding van de installaties van de distributienetgebruiker met de secundaire rails van een transformatiepost die het distributienet op hoogspanning voedt. § 5. Boven 5 MVA en tot 25 MVA zal de distributienetbeheerder eerst de aansluiting onderzoeken via een rechtstreekse verbinding van de installaties van de distributienetgebruiker met de secundaire rails van een transformatiepost die het distributienet op hoogspanning voedt.

Wanneer de distributienetbeheerder bij een eerste onderzoek vaststelt dat het technisch beter is de aansluiting uit te voeren vanaf het transmissienet of vanaf het lokaal transmissienet, pleegt hij overleg met de transmissienetbeheerder of met de beheerder van het lokaal transmissienet al naar gelang het geval, maakt hij hem het volledige dossier over en betaalt hem de eventueel geïnde rechten terug. § 6. Voor aansluitingsvermogens boven 25 MVA wordt in eerste instantie de aansluiting op een spanningsniveau e?30 kV onderzocht. De aanvrager neemt rechtstreeks contact op met de betrokken netbeheerder. § 7. Wanneer de aanvraag tot oriënteringsonderzoek van één distributienetbeheerder naar een andere distributienetbeheerder overgemaakt wordt, dient de aanvrager slechts één aanvraag in bij de overeenkomstig de vorige paragrafen aangewezen distributienetbeheerder, die de noodzakelijke contacten moet opnemen met de andere netbeheerders om de kwaliteit van de aansluiting en de noodzakelijke aanpassingen te waarborgen. Laatstgenoemden geven hem antwoord binnen termijnen die aan de voorschriften van dit reglement voldoen. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de aanvraag tot oriënteringsonderzoek overgemaakt wordt van een distributienetbeheerder naar de transmissienetbeheerder of lokale transmissienetbeheerder. De aanvrager moet dan een nieuwe aanvraag indienen.

Art. 47.§ 1r. Bij het onderzoek van de aansluitingsaanvraag en bij het voorstel tot aansluiting, zal de betrokken netbeheerder altijd zorgen voor het technisch en economisch belang van de aanvrager, onverminderd het globaal belang van de andere distributienetgebruikers en zonder dat de aanvrager daardoor het recht heeft een gunstigere wijze van aansluiting dan die bedoeld in artikel 46 te vereisen. § 2. Overeenkomstig § 1, indien de distributienetbeheerder die de aansluitingsaanvraag heeft ontvangen bij een eerste onderzoek vaststelt dat het technisch verstandiger zou zijn de aansluiting op een naburig distributienet uit te voeren, pleegt hij overleg met dit net en verstrekt hij hem de nodige informatie; hij behoudt desalniettemin het beheer van het dossier en blijft de gesprekspartner van de aanvrager. § 3. Indien later blijkt dat de door de aanvrager aan de netbeheerder verstrekte informatie i.v.m het gewenste aansluitingsvermogen onjuist is, moet de aanvrager op bevel van betrokken netbeheerder overeenkomstig artikel 76 een aanvraag tot wijziging van de aansluiting indienen. Hetzelfde geldt als de aanvrager later het vermogen van zijn installaties vermindert. De studiekosten i.v.m deze nieuwe aanvraag vallen ten laste van de netgebruiker. Afdeling 3. - Voorschriften geldend voor elke aansluiting

Art. 48.Elke aansluiting, evenals elke installatie van een distributienetgebruiker aangesloten op het distributienet, moet voldoen aan de reglementen en normen die toepasselijk zijn op elektrische installaties.

Art. 49.§ 1. Het toelaatbaar niveau van storingen teweeggebracht op het distributienet door de installaties van de aansluiting en de eigen installaties van de distributienetgebruiker wordt bepaald door de gangbare nationale en internationale normen en onder meer door de technische verslagen CEI 61000.3-6 en CEI 61000-3-7 in hoogspanning, en de overeenstemmende technische verslagen (CEI 61000.3-2 EN CEI 61000.3-3) in laagspanning. De voorschriften SYNERGRID C10/11 en C10/17 zijn eveneens van toepassing. § 2. De distributienetgebruiker zorgt ervoor dat de installaties die hij beheert op het distributienet geen storingsverschijnselen veroorzaken die de grenzen bedoeld in § 1 en, in voorkomend geval, in het aansluitingscontract overschrijden. Daartoe verstrekt de distributienetbeheerder op verzoek van de netgebruiker de nodige indicatieve waarden, zoals de kortsluitvermogens op het aansluitingspunt in de verschillende situaties. De storingen betreffen niet alleen de spanningsgolven maar ook de CAB-signalen overgebracht door het distributienet. § 3. Bij storingen op de aansluiting door het distributienet, die een niet verwaarloosbare invloed hebben op het functioneren van de installaties van de distributienetgebruiker geeft de distributienetbeheerder op verzoek van de distributienetgebruiker binnen tien werkdagen een verklaring voor het ontstaan ervan.

Art. 50.De distributienetgebruiker zorgt ervoor dat zijn installaties bij de distributienetbeheerder of bij derden geen risico's, schade of hinder veroorzaken boven de technische normen of voorschriften die van toepassing zijn.

Art. 51.§ 1. Elektrische installaties gevoed via onderscheiden aansluitingen mogen niet onderling verbonden worden tenzij mits voorafgaand schriftelijk akkoord van de beheerder(s) van het(de) betrokken distributienet(ten) of een uitdrukkelijke overeenkomst in het aansluitingscontract met nadere bepaling van de modaliteiten. Er wordt dus slechts één aansluiting per installatie uitgevoerd. Dit artikel geldt niet voor noodvoedingen. § 2. In geval van laagspanning is er slechts één aansluiting per gebouw, behoudens uitzondering aanvaard door de distributienetbeheerder op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.

Art. 52.§ 1. De aansluitingen moeten voldoen aan de technische voorschriften van de distributienetbeheerders opgemaakt door SYNERGRID C2/112 « Technische voorschriften voor aansluiting op het HS-distributienet « en C1/12 « Algemene technische regels voor de aansluiting van een gebruiker op het LS distributienet ». Bij bestrijding tussen één van genoemde voorschriften en een wetgevende of reglementaire bepaling, met inbegrip van die van dit reglement, hebben de wetgevende of reglementaire bepalingen de overhand. Deze regel is ook van toepassing op alle SYNERGRID-voorschriften opgesomd in dit reglement. § 2. De distributienetbeheerder kan desgevallend en met mededeling aan de CWaPE, overeenkomstig artikel 14, in specifieke voorschriften voorzien voor de aansluiting afhankelijk van de bijzondere karakteristieken van het lokale distributienet. HOOFDSTUK II. - Specifieke voorschriften voor aansluitingen op hoogspanning Afdeling 1. - Omgeving van de installaties

Art. 53.Voor het plaatsen van de meetinrichting en elke andere apparatuur die deel uitmaakt van de aansluiting, stelt de distributienetgebruiker een ruimte ter beschikking van de distributienetbeheerder die voldoet aan de door deze laatste gestelde eisen. De modaliteiten van die terbeschikkingstelling worden in gemeenschappelijk overleg bepaald. Afdeling 2. - Conformiteit van de installaties

Art. 54.Het concept van de aansluiting en de installaties van de distributienetgebruiker moet voldoen aan de voorschriften van het AREI inzake conformiteitscontroles en periodieke controles van de installaties. Dit omvat de vestiging, de bereikbaarheid van de installaties en de bedienbaarheid en de identificatie van de bedieningsapparatuur.

De aansluiting van de uitrustingen en hun werking moeten in overeenstemming zijn met de exploitatiewijze van het distributienet waarop ze aangesloten worden, zowel met betrekking tot hun technische kenmerken als met betrekking tot de veiligheidsaspecten verbonden aan de exploitatie. De distributienetbeheerder verstrekt de nodige technische gegevens; de normen EN 50110 zijn toepasselijk.

Art. 55.De kosten inzake conformiteitscontrole en de periodieke controles van de installaties waarin het AREI voorziet blijven ten laste van betrokken distributienetgebruiker.

Art. 56.§ 1. De functionele specificaties van de beschermingen van de distributienetgebruiker die zijn installaties van de aansluiting afzonderen in geval van defect in die installaties, worden in onderlinge overeenstemming met de distributienetbeheerder bepaald. De selectiviteit van de bescherming van de distributienetten mag in geen geval op het spel gezet worden door de keuze van de waarden van de beschermingsparameters. § 2. Om de selectiviteit van de beveiligingen in de netten te blijven waarborgen, mag de distributienetbeheerder ingevolge een gewijzigde netsituatie de nodige aanpassingen en/of regelingen opleggen voor de beveiligingen in de installaties van de distributienetgebruiker. De kosten verbonden aan eventueel uit te voeren aanpassingen aan de installaties van de distributienetgebruiker zijn ten laste van de betrokken distributienetgebruiker die ze, in voorkomend geval, op een verantwoordelijke derde partij kan afwentelen.

Art. 57.§ 1. De distributienetbeheerder mag de technische middelen aanwenden die nodig zijn voor de compensatie van reactieve energie, of, meer algemeen, voor de compensatie van ieder verstorend fenomeen, wanneer de belasting van een op het distributienet aangesloten distributienetgebruiker : 1° aanleiding geeft tot een bijkomende afname van reactieve energie, in verhouding tot de waarden bedoeld in artikel 143;2° de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het distributienet dermate verstoort dat de in artikel 5 bedoelde norm NBN EN 50160 niet meer in acht kan worden genomen door de distributienetbeheerder. § 2. De distributienetbeheerder motiveert zijn beslissing en deelt ze mede aan de betrokken distributienetgebruiker. § 3. De installatie en de aanwending van de technische middelen bedoeld in § 1 zijn ten laste van de betrokken distributienetgebruiker indien hij daar verantwoordelijk voor is. HOOFDSTUK III. - Specifieke voorschriften voor aansluitingen op laagspanning Afdeling 1. - Omgeving van de installaties

Art. 58.§ 1. In gebouwen waar het gevraagde aansluitingsvermogen 56 kVA overschrijdt, moet de distributienetgebruiker voor het groeperen van de meetinrichting en andere apparatuur die deel uitmaakt van de aansluiting en, in voorkomend geval, van de transformatie-installaties, gratis een (deel van een) ruimte ter beschikking stellen aan de distributienetbeheerder die voldoet aan die doelstellingen. De modaliteiten van deze terbeschikkingstelling worden bepaald na onderlinge overeenstemming de partijen; ze is gratis als de installaties van de distributienetbeheerder enkel het betrokken gebouw bevoorraden. § 2. In gebouwen waar het gevraagde aansluitingsvermogen 56 kVA niet overschrijdt, stelt de distributienetgebruiker gratis een deel van een muur ter beschikking voor de aansluitingskast.

Art. 59.§ 1. In gebouwen waar meerdere distributienetgebruikers aangesloten zijn, moet de eigenaar voor het groeperen van de meetinrichting en andere aansluitingsinstallaties, met inbegrip, in voorkomend geval, van de transformatie-installaties, gratis één of meerdere lokalen of ruimten ter beschikking stellen aan de distributienetbeheerder die voldoen aan deze doelstellingen. De modaliteiten van deze terbeschikkingstelling worden bepaald na onderlinge overeenstemming de partijen; ze is gratis als de installaties van de distributienetbeheerder enkel het betrokken gebouw bevoorraden. § 2. Als één of meerdere nieuwe distributiecabines nodig zijn voor het voeden van een verkaveling of gelijkgestelde (grondplan, onverdeeldheid, gegroepeerd habitat of soortgelijke handeling van commerciële aard), moet de verkavelaar één of meerdere terreinen ter beschikking stellen van de distributienetbeheerder dat/die aan deze doelstellingen voldoen. De modaliteiten van deze terbeschikkingstelling worden bepaald na onderlinge overeenstemming de partijen; ze is gratis als de installaties van de distributienetbeheerder enkel de betrokken verkaveling bevoorraden. Afdeling 2. - Conformiteit van de aansluiting

Art. 60.De aansluitingsinstallaties voldoen aan de technische voorschriften SYNERGRID C1/110 « Overeenstemming tussen de (stroom)sterkte en het vermogen van de automatische laagspanningsschakelaars ».

Art. 61.Het technisch voorschrift SYNERGRID 46 betreffende de « Algemene technische regels voor de aansluiting van een gebruiker op het LS distributienet » is van toepassing, behalve de voorschriften betreffende de aansluiting naar gelang van het vermogen die onder de artikelen 46 en 47 vallen. Afdeling 3. - Aansluitingsvermogen

Art. 62.Het minimale aansluitingsvermogen dat een gebruiker kan verkrijgen, is gelijk aan 40 A in eenfasig 230 V of het equivalent als het om een driefasig net gaat, behalve beperking opgelegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 2006 betreffende de openbare dienstverplichtingen op de elektriciteitsmarkt. Als een aansluiting meerdere gebruikers betreft, is het minimumvermogen zoveel keren 40 A/200 V als er eindgebruikers zijn.

Dit artikel is niet van toepassing op de aansluitingen waarmee een forfaitair vermogen wordt verbonden. HOOFDSTUK IV. - Technische voorschriften m.b.t. de aansluiting van eenheden voor de productie van groene elektriciteit en gedecentraliseerde productie-eenheden

Art. 63.§ 1. Elke gedecentraliseerde productie-eenheid voldoet aan het technische voorschrift SYNERGRID C 10/11 « Specifieke technische aansluitingsvoorschriften voor gedecentraliseerde productie-installaties die parallel functioneren met het distributienet ». In LS kunnen de producenten van groene elektriciteit met een maximaal AC vermogen van 10 kVA of minder, de compensatie op jaarbasis genieten, zoals bepaald in artikel 153, § 4. De praktische modaliteiten van die compensatie worden nader bepaald in een mededeling van de CWaPE, die ingekeken kan worden op haar Internetsite. § 2. Op gemotiveerd verzoek van de distributienetbeheerder wordt elke nieuwe gedecentraliseerde productie-eenheid met een maximaal AC vermogen > 250 kVA uitgerust met de voorzieningen vereist voor de installatie van een telecontrolekast. De uitvoering van die eventuele telecontrole en de desbetreffende voorwaarden zijn het voorwerp van een kennisgeving van de distributienetbeheerder aan de CWaPE en van een goedkeuring door laatstgenoemde, binnen twee maanden. Indien de aanvraag van de distributienetgebruiker uitgaat, wordt die goedkeuring niet vereist. HOOFDSTUK V. - Aansluitingsprocedure op hoogspanning Afdeling 1. - Betrouwbaarheidsmaatregelen voor de productie-eenheden

Art. 64.Wat betreft de contacten met producenten die op zijn net aangesloten zijn of die wensen zich erop aan te sluiten, mag de distributienetbeheerder uitsluitend op zijn personeel beroep doen of op een deskundige die onafhankelijk is van de producenten, evenwichtsverantwoordelijken, houders van een voorzieningsvergunning en tussenpersonen.

Hetzelfde geldt voor de verwezenlijking van studies en de voorbereiding van contracten. Afdeling 2. - Aanvraag om oriënteringsonderzoek en voorontwerp van

aansluiting

Art. 65.Het doel van een oriënteringsonderzoek is het opmaken van een voorontwerp van aansluiting.

Het indienen van een oriënterende studieaanvraag is facultatief.

Voordat een producent een oriënterende studieaanvraag indient, staat het hem vrij de distributienetbeheerder te contacteren voor een kosteloze adviesverlening over de mogelijkheden om een gedecentraliseerde productie op het net te aanvaarden in functie van de vestiging van de productie en het gewenste vermogen.

Art. 66.§ 1. Onverminderd artikel 46, kan elke natuurlijke of rechtspersoon bij de distributienetbeheerder een aanvraag voor een oriënterende studie indienen met betrekking tot een nieuwe aansluiting. § 2. Elke distributienetgebruiker kan bij de distributienetbeheerder een aanvraag tot oriënteringsonderzoek indienen met betrekking tot een aanpassing van zijn bestaande aansluiting, installaties met niet verwaarloosbare invloed op het distributienet, of hun respectievelijke exploitatiewijze.

Art. 67.De aanvrager geeft schriftelijk opdracht aan de distributienetbeheerder om de aanvraag tot oriënteringsonderzoek te behandelen via het door de distributienetbeheerder daartoe opgesteld en openbaar gemaakt studieformulier overeenkomstig artikel 12 van dit reglement.

Art. 68.Het oriënteringsonderzoek wordt aangevraagd d.m.v. een formulier dat de identiteit en contactgegevens van de aanvrager, het grondplan van de plaats van verbruik/productie, het vermogen van de beoogde aansluiting, en de algemene technische gegevens bevat.

Art. 69.De kosten voor een oriënteringsonderzoek worden door de aanvrager gedragen volgens het door de CREG goedgekeurde toepasselijke tarief.

Art. 70.Tijdens de uitvoering van het oriënteringsonderzoek werken de distributienetbeheerder en de aanvrager te goeder trouw samen. De distributienetbeheerder kan de aanvrager elk ogenblik verzoeken om bijkomende informatie die noodzakelijk is om het voorontwerp van aansluiting voor te bereiden. De aanvrager licht de beheerder van het lokale transmissienet spontaan in als hij van plan is om het vermogen van zijn installaties later te verhogen.

Art. 71.§ 1. Binnen een redelijke termijn, en in ieder geval binnen een termijn van vijftien werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag tot oriënteringsonderzoek, maakt de distributienetbeheerder zijn conclusies aan de aanvrager over, hetzij door middel van een voorontwerp van aansluiting, hetzij door middel van een gemotiveerde weigering van aansluiting, waarvan kopie wordt overgemaakt aan de CWaPE. § 2. Het voorontwerp bevat tenminste : 1° een schema voor de beoogde aansluiting;2° de technische voorschriften voor de aansluiting;3° een indicatieve raming van de kosten;4° een indicatieve raming van de termijn nodig voor de realisatie van de aansluiting met inbegrip van de eventuele versterkingen die aan het distributienet moeten worden aangebracht ten gevolge van de aansluiting.

Art. 72.§ 1. Bij de behandeling van de aanvraag tot oriënteringsonderzoek verleent de distributienetbeheerder voorrang aan aanvragen die betrekking hebben op kwalitatieve en/of hoogrenderende warmtekrachtkoppelingsinstallaties en productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, alsook aan installaties die elektriciteit produceren vanaf afvalstoffen en terugwinningen via industriële processen, in verhouding tot de andere aansluitingsaanvragen die voor de distributienetbeheerder aanhangig zijn. § 2. Wanneer een aanvraag niet kan behandeld worden binnen de in artikel 71 bedoelde termijn wegens de toepassing van § 1wordt die termijn gebracht op 30 werkdagen. § 3. Indien een aanvraag niet binnen de in § 71 voorgeshreven termijn kan worden behandeld wegens vermogensonderzoeken die in het kader van de aanvraag op het transmissienet of op het lokaal transmissienet uitgevoerd worden, wordt die termijn op zeventig werkdagen gebracht. § 4. De termijnen bedoeld in de artikelen 71 en 72 kunnen in onderling overleg met de betrokken partijen verlengd worden.

Art. 73.Het oriënteringsonderzoek geeft aanleiding tot het opmaken van een vrijblijvend voorontwerp van aansluiting. De daarin vervatte gegevens binden noch de distributienetbeheerder, noch de aanvrager van het oriënteringsonderzoek op enige wijze. Afdeling 3. - Geringe wijziging

Art. 74.§ 1. Ter gelegenheid van een project - van wijziging in de aansluitingsinstallaties of van hun exploitatiewijze die hij als gering beschouwt; - van wijziging in de installaties van de gebruiker of van hun exploitatiewijze die als gering beschouwd wordt maar die een invloed zou kunnen hebben op de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het distributienet, geeft de distributienetgebruiker de distributienetbeheerder kennis van de voorgenomen wijzigingen en van de redenen waarom hij acht dat ze gering zijn. § 2. De distributienetbeheerder onderzoekt de kennisgeving bedoeld in § 1, beoordeelt en bevestigt desgevallend de geringe aard van de wijziging.

Art. 75.§ 1. Ingevolge het onderzoek bedoeld in artikel 74 kan de distributienetbeheerder : 1° de voorgenomen wijzigingen zonder andere formaliteiten goedkeuren;2° het afsluiten van een addendum bij het aansluitingscontract voorstellen;3° voorstellen dat, bij gebrek aan geringe aard van de wijziging, die wordt uitgevoerd met inachtneming van de procedure voorzien in afdeling 4 van dit hoofdstuk. § 2. Het sluiten van een addendum zoals bedoeld in § 1, 2°, stelt de aansluitingsaanvrager niet vrij van het verkrijgen van een kennisgeving van de conformiteit van de aansluiting overeenkomstig hoofdstuk VII van deze titel. Afdeling 4. - Aansluitingsaanvraag, detailonderzoek en ontwerp van

aansluiting

Art. 76.§ 1. Elke nieuwe aansluiting of wijziging van een bestaande aansluiting dient voorafgegaan te worden door een bij de distributienetbeheerder in te dienen aanvraag tot aansluiting en door een detailonderzoek. § 2. Een distributienetgebruiker moet ook een aansluitingsaanvraag indienen als geplande wijzigingen in zijn installaties of van hun exploitatiewijzen een niet verwaarloosbare invloed op de werking van het distributienet kunnen hebben.

Art. 77.Elke natuurlijke of rechtspersoon of een gemachtigde derde (bijvoorbeeld zijn leverancier) kan bij de distributienetbeheerder een aanvraag tot aansluiting indienen. Die aanvraag impliceert de uitvoering door de distributienetbeheerder van een detailonderzoek, waarvan de kosten ten laste van de aanvrager zijn volgens het door de CREG goedgekeurde toepasselijke tarief, behalve indien de aanvraag, die al een eerste keer is ingediend, geen aanleiding heeft gegeven tot het afsluiten van een aansluitingscontract overeenkomstig artikel 84, § 1, en voor zover intussen geen wijzigingen zijn aangebracht aan de netten die een impact hebben op de aansluitingsvoorwaarden.

Art. 78.Elke aangesloten distributienetgebruiker of een gemachtigde derde kan bij de distributienetbeheerder een aanvraag tot aansluiting met betrekking tot een aanpassing van zijn bestaande aansluiting indienen, of tot installaties met niet verwaarloosbare invloed op het distributienet of tot hun respectievelijke exploitatiewijze.

Art. 79.De aansluiting wordt aangevraagd d.m.v. een aansluitingsformulier dat de identiteit en de contactgegevens van de aanvrager bevat, alsook het grondplan van de plaats van verbruik/productie, het aansluitingsvermogen, het verwachte belastingspatroon en de gedetailleerde technische karakteristieken van de aansluiting en de op het distributienet aan te sluiten installaties.

De aanvrager licht de beheerder van het lokale transmissienet spontaan in als hij van plan is om het vermogen van zijn installaties later te verhogen.

Art. 80.§ 1. Zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen tien werkdagen na ontvangst van een aansluitingsaanvraag, onderzoekt de distributienetbeheerder of die volledig is. Indien die onvolledig is, brengt hij de aanvrager in kennis van de bijkomende informatie die hij moet bezorgen met het oog op de voorbereiding van het ontwerp van aansluiting. In geval van volledigheid wordt een bericht van ontvangst verstuurd. § 2. Wanneer de aansluitingsaanvraag volledig is en de kosten i.v.m. het detailonderzoek betaald zijn, kent de distributienetbeheerder een capaciteitsreservatie toe aan de aanvrager. Die reservatie is niet overdraagbaar. § 3. Na raadpleging van de netbeheerders wordt de procedure voor de indiening van de aanvragen tot aansluiting van nieuwe gedecentraliseerde productie-eenheden door de CWaPE bepaald. De CWaPE publiceert op haar Internetsite een logigram met een samenvatting van de procedure.

Art. 81.§ 1. Bij het onderzoek van de aanvraag tot aansluiting verleent de distributienetbeheerder voorrang aan aanvragen die betrekking hebben op kwalitatieve en/of hoogrenderende warmtekrachtkoppelingsinstallaties, op productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, alsook op degene die elektriciteit produceren vanaf afvalstoffen en terugwinningen op industriële processen in verhouding tot andere aansluitingsaanvragen die aanhangig zijn bij de distributienetbeheerder. § 2. De in § 1 bedoelde voorrang geldt ook voor de reservaties van capaciteit.

Art. 82.§ 1. Zo spoedig mogelijk, en zeker binnen een termijn van dertig werkdagen (veertig dagen voor de vermogens boven 1 MW) na ontvangst van een volledige aanvraag en van de betaling van het detailonderzoek, bezorgt de distributienetbeheerder de aansluitingsaanvrager een technisch en financieel voorstel van aansluiting. Dat voorstel omvat een ontwerp van aansluiting met het gebonden aanbod, de technische oplossingen en regelparameters die dienen overeengekomen te worden tussen distributienetbeheerder en aansluitingsaanvrager, overeenkomstig de voorschriften van dit reglement en rekening houdend met de technische kenmerken van het distributienet. De aanvrager beschikt dan over een termijn van maximum dertig dagen om het voorstel te bekijken. § 2. Indien aan aanvraag niet binnen de in § 1 bedoelde termijn kan worden behandeld, wegens de toepassing van artikel 81, wordt die termijn gebracht op zestig werkdagen na de ontvangst van de volledige aanvraag. § 3. Indien een aanvraag niet binnen de in § 1 voorgeshreven termijn kan worden behandeld wegens vermogensonderzoeken die in het kader van de aanvraag op het transmissienet of op het lokaal transmissienet uitgevoerd moeten worden, wordt die termijn op 70 werkdagen gebracht. § 4. De termijnen bedoeld in dit artikel kunnen in onderling overleg tussen betrokken partijen verlengd worden, met behoud van de reservering zolang geen andere aanvraag tot aansluiting op dezelfde post is ingediend.

Art. 83.§ 1. In geval van akkoord omtrent het technisch en financieel voorstel van aansluiting bedoeld in artikel 82 stelt de distributienetbeheerder binnen een termijn van tien werkdagen vanaf het akkoord een aansluitingscontract aan de aanvrager voor. § 2.Het aansluitingscontract kan een opschortende voorwaarde inhouden die verband houdt met het bekomen van de vergunningen of machtigingen betreffende de installaties waarvoor de administratieve procedure aan de gang is. Indien de distributienetbeheerder een dergelijke opschortende voorwaarde weigert, deelt hij de redenen voor zijn beslissing mee aan de aanvrager en aan de CWaPE. § 3. Na ontvangst van het ondertekende aansluitingscontract en van de desbetreffende betaling is de gereserveerde opvangcapaciteit definitief verworven door de producent, behoudens geschreven terugtrekking zijnentwege of als de aansluitingswerken niet binnen een termijn van één jaar zijn besteld. In het laatste geval mag de producent een bijkomende termijn van maximum één jaar aanvragen om de aansluiting uit te voeren voor zover hij d.m.v. een attest van een bevoegde gemeentelijke of gewestelijke overheid het bewijs levert dat de vergunnings- of machtigingsaanvraag ingediend is en onderzocht wordt. In dat geval kan de distributienetbeheerder, indien de termijn met meer dan een jaar verlengd wordt, het aanbod aanpassen. De installatie mag niet afgestaan worden voordat ze in bedrijf gesteld wordt. In geval van terugtrekking van de producent of van annulering van het contract wegens overschrijding van de termijnen wordt de verrichte betaling, als gevolg van de ondertekening van het aansluitingscontract, terugbetaald na aftrek van een door de CREG goedgekeurde forfaitair bedrag. Het bedrag van het detailonderzoek wordt in geen geval terugbetaald. § 4. In afwijking van § 3, kunnen de termijnen, in uitzonderlijke gevallen te wijten aan bijzondere administratieve procedures, voor onbepaalde duur verlengd worden, na goedkeuring van de CWaPE.

Art. 84.§ 1. Indien een aansluitingsaanvraag voor een injectie van meer dan 1 MW niet leidt tot het sluiten van een aansluitingscontract binnen een termijn van veertig werkdagen na kennisgeving van het technisch en financieel voorstel van aansluiting, wordt de procedure van de aansluitingsaanvraag beschouwd als zijnde vervallen. Bij verval verwittigt de distributienetbeheerder de aanvrager binnen tien werkdagen voor het verstrijken van die termijn en informeert hij de CWaPE en, desgevallend, de beheerder van het transmissienet of van het lokale transmissienet. § 2. Op gemotiveerd verzoek kan de aanvrager verlengingen van de in § 1 bedoelde termijn met telkens maximum 20 werkdagen verkrijgen met behoud van de reservatie van vermogen, zolang geen andere aanvraag tot aansluiting op bedoelde post is ingediend. § 3. De kosten gedragen door de distributienetbeheerder voor het gedetailleerde onderzoek van de aansluitingsaanvraag zijn ten laste van de aanvrager en bepaald in het door de CREG goedgekeurde toepasselijke tarief. Afdeling 5. - Aansluitingscontract

Art. 85.Elke nieuwe aansluiting dient voorafgegaan te worden door een met de distributienetbeheerder afgesloten aansluitingscontract (of, in voorkomend geval, door een kennisgeving en de stilzwijgende aanvaarding van het algemene aansluitingsreglement in geval van aansluiting van 56 kVA).

Art. 86.Een aanpassing van een bestaande aansluiting, een installatie van een distributienetgebruiker die een niet verwaarloosbare invloed op het distributienet heeft of van hun respectievelijke exploitatiewijze dient voorafgegaan te worden door een met de distributienetbeheerder afgesloten aansluitingscontract of, in voorkomend geval, voor vermogens van 56 kVA of minder, door de uitdrukkelijke aanvaarding van het aansluitingsreglement van de distributienetbeheerder dat op zijn Internetsite ingekeken kan worden of op gewoon verzoek van de distributienetgebruiker overgemaakt kan worden.

Art. 87.Op aanvraag van de distributienetgebruiker kan de distributienetbeheerder aanvaarden dat een wijziging zoals bedoeld in artikel 86 van gering belang wordt beschouwd. Een dergelijke aanpassing van gering belang wordt vermeld in een bijvoegsel bij het aansluitingscontract zonder dat een gedetailleerd onderzoek wordt uitgevoerd.

Art. 88.Het aansluitingscontract bevat op zijn minst de volgende elementen : 1° de identiteit van de partijen;2° de aanwijzing van de contactpersonen;3° de bepalingen met betrekking tot de looptijd en de stopzetting van het contract;4° de beschrijving van de aansluiting met locatie en spanningsniveau van het aansluitingspunt, het toegangspunt en het meetpunt;5° de unieke identificatie van het toegangspunt door middel van de EAN-code;6° de bepalingen in verband met de toegang tot de aansluitingsinstallaties;7° de beschrijving van de installaties van de distributienetgebruiker (inclusief installaties die functioneel deel uitmaken van het net), inzonderheid de aangesloten productie-eenheden;8° de specifieke technische voorwaarden en bepalingen, onder meer het aansluitingsvermogen, de relevante technische karakteristieken van de aansluiting en van de installaties van de distributienetgebruiker, het meetsysteem, de uitbating, het onderhoud, alsook de eisen in verband met beveiligingen en veiligheid;9° de uitvoeringsmodaliteiten en termijnen voor de realisatie van de aansluiting naargelang het gaat om een nieuwe of een aan te passen aansluiting, met aanduiding van de onderliggende hypothesen;10° de bepalingen met betrekking tot wederzijdse aansprakelijkheid en confidentialiteit;11° de betalingsmodaliteiten;12° de modaliteiten voor de toepassing van artikel 4, § 4, indien het aansluitingsvermogen 630 kVA overschrijdt.

Art. 89.Op gemotiveerde aanvraag van de distributienetbeheerder en mits voorafgaande kennisgeving aan de CWaPE kunnen de technische oplossingen en de functionele specificaties van de distributienetbeheerder herzien worden om redenen betreffende de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het net. De kostprijs voor deze aanpassingen wordt eerst door de distributienetbeheerder overgenomen, die ze, in voorkomend geval, op een verantwoordelijke derde partij kan afschuiven. Als ze voortvloeien uit een wijziging van de installaties van de distributienetbeheerder worden de kosten door laatstgenoemde overgenomen.

Art. 90.§ 1. De termijnen voor de realisatie van de aansluiting, zoals vermeld in het aansluitingscontract, houden rekening met de eventuele versterkingen die aan het distributie- en (lokaal) transmissienet moeten aangebracht worden. § 2. De distributienetbeheerder verleent voorrang, in verhouding tot andere niet-dringende werken, aan aansluitingen van kwalitatieve en/of hoogrenderende warmtekrachtkoppelingsinstallaties, aan productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken alsook aan degene die elektriciteit produceren vanaf afvalstoffen en terugwinningen op industriële processen. De in dit artikel bedoelde niet-dringende werken zijn degene waarvan de vertraging geen gevaar voor personen en geen rechtstreekse schade aan bestaande uitrustingen veroorzaken.

Art. 91.De vereiste vergunningsaanvragen worden bij de bevoegde overheden ingediend binnen een termijn die strookt met de kalender voor de uitvoering van de aansluiting. Onverminderd artikel 94, § 3, kan de distributienetbeheerder, behalve bijzondere afspraak met betrokken netgebruiker, de uitvoering van de aansluiting uitstellen gedurende een termijn gelijk aan de termijn die nodig is voor de administratieve behandeling van het dossier, als bijkomende termijnen toegekend worden wegens vertragingen in de behandeling van het dossier door de bevoegde overheden of omdat diezelfde overheden bijkomende voorwaarden aan de distributienetbeheerde opleggen. Afdeling 6. - Inschakeling van de aansluiting

Art. 92.Alleen de distributienetbeheerder is gemachtigd de aansluiting onder spanning te brengen en de werken uit te voeren tot en met het eerste onderbrekingsorgaan, behalve andersluidende bepaling tussen partijen. De maximale termijn voor de inschakeling na de realisatie van de aansluiting bedraagt drie werkdagen, voor zover alle voorafgaande contractuele voorwaarden worden vervuld. Afdeling 7. - Statuut van bestaande aansluitingen

Art. 93.In afwachting van de opmaak van nieuwe aansluitingscontracten tussen de distributienetbeheerder en de distributienetgebruiker overeenkomstig de artikelen 116 tot 118, blijven de vroeger gesloten overeenkomsten tussen de partijen die bij de aansluiting betrokken zijn verder van toepassing, voor zover ze ze niet strijdig zijn met dit reglement. HOOFDSTUK VI. - Aansluitingsprocedure op laagspanning Afdeling 1. - Aansluitingsaanvraag

Art. 94.§ 1. Elke aanvraag tot het bekomen van een aansluiting op laagspanning wordt schriftelijk ingediend bij de distributienetbeheerder volgens de tot dat einde bekendgemaakte procedure overeenkomstig artikel 12 van dit reglement. Ze kan ook per telefoon worden uitgevoerd, voor zover de distributienetbeheerder een ontvangbewijs stuurt. § 2. De distributienetbeheerder moet binnen tien dagen antwoorden op elke aansluitingsaanvraag. Voor vermogens van 10 kVA of minder en voor zover de aanvraag volledig is, geeft hij binnen bovenvermelde termijn kennis van de tekst van zijn standaardreglement dat deze materie regelt. Ook de technische en financiële aansluitingsvoorwaarden en de vermoedelijke aansluitingstermijn worden nader bepaald in dat schrijven. Als hij, voor vermogens boven 10 kVA en gelijk aan 56 kVA of minder, binnen die termijn geen aansluitingsvoorstel kan overleggen, stuurt hij binnen dezelfde termijn een bericht van ontvangst en legt hij het voorstel binnen de tien volgende dagen over.

Deze termijnen worden verlengd als een afwijkingsaanvraag voor niet-ingraving bij de CWaPE wordt ingediend volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 25. § 3. Voor vermogens boven 56 kVA kan de distributienetbeheerder naar gelang van de configuratie van zijn net dezelfde procedure van oriënterings- en/of detailonderzoek opleggen als die voorzien in de aansluitingsprocedure op hoogspanning. § 4. De distributienetbeheerder bepaalt het soort aansluiting naar gelang van de configuratie van zijn net : bovengronds, ondergronds of gemengde. Als de aansluiting ondergronds of gemengd is, wordt de greppel op privé- domein voor rekening van de aanvrager uitgegraven.

De aanvrager kan ervoor zorgen voor zover hij de specificaties van de netbeheerder nauwkeurig naleeft. § 5. Voor nieuwe aansluitingen van gebouwen gelegen op meer dan 25 m van de weg, alsook voor doorgaans onbewoonde gebouwen, kan de distributinetbeheerder eisen dat de telvoorzieningen langs de weg geplaatst worden, in een beschutting conform de toepasselijke specificaties en voor rekening van de netgebruiker.

Art. 95.§ 1. Als de aansluiting een netuitbreiding vereist, valt de kost van deze uitbreiding ten laste van de aanvrager, behalve als het gaat om een huis gebouwd langs de weg in een woongebied, woongebied met een landelijk karakter of woonuitbreidingsgebied en buiten verkaveling of daaarmee gelijkgesteld (grondplan, onverdeeldheid, gegroepeerd habitat of soortgelijke handeling van commerciële aard). § 2. Voor de gebouwen en de verkavelingen waarvan het sociaal karakter officieel erkend is, vallen de netuibreidingen ten laste van de netbeheerders. Wat de sociale verkavelingen betreft, geldt hetzelfde voor de elektrificatie van de verkaveling, behalve de aansluitingen van de woningen. In geval van toepassing van deze paragraaf, zijn de terbeschikkingstellingen bedoeld in de artikelen 58 en 59 altijd gratis. § 3. Voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2 worden gegroepeerde woningen in de zin van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Erfgoed en Energie met verkavelingen gelijkgesteld. § 4. Wat betreft de aansluiting van een distibutienetgebruiker boven 10 kVA, moet de aansluiting binnen dertig kalenderdagen uitgevoerd worden, voor zover alle vereiste vergunningen en machtigingen verleend werden. Afdeling 2. - Aaanvraag tot tijdelijke aansluiting

Art. 96.§ 1. Een aanvraag tot tijdelijke aansluiting is van toepassing : - als de aansluiting wordt gebruikt voor de voeding van installaties op bouwgronden of manifestaties, en - als het gebruik van de aansluiting in de tijd streng beperkt is of als de aansluiting, na een beperkte periode, door een permanente aansluiting wordt vervangen, en - als de distributienetbeheerder vindt dat een uitbreiding/versterking van het distributienet niet nodig is. § 2. Elke aanvraag tot tijdelijke aansluiting wordt bij de distributienetbeheerder ingediend. Ze bevat de nodige gegevens, met name : - identificatie van de aanvrager; - plaats, gewenste indienststellingsdatum en duur; - vereist vermogen; - leverancier (met afschrift van het contract).

De distributienetbeheerder gaat binnen vijf dagen na of de aanvraag volledig is en wijst de aanvrager op de ontbrekende informatie. § 3. De distributiebeheerder geeft een antwoord op een aanvraag tot tijdelijke aansluiting binnen vijf werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag : - met een bindend aanbod, dat ook de aansluitingsvoorwaarden en de EAN-GSRN van het toegangspunt of van de toegangspunten van de aansluiting bevat; - of met een schriftelijk antwoord waarin wordt opgemerkt dat de aanvraag niet voldoet aan de omschrijving van een tijdelijke aansluiting, waarbij hij de reden opgeeft; - of met een schriftelijk gemotiveerde weigering van de aanvraag, waarvan hij een afschrift aan de CWaPE overmaakt. § 4. Voor buitenevenementen van korte duur (kermissen, plaatselijke feesten...), kan de distributienetbeheerder, als de procedure omschreven in de §§ 1 tot 3 niet van toepassing is, ingaan op aansluitingsaanvragen met inachtneming van de volgende voorwaarden : - de distributienetbeheerder sluit een akkoord met de leverancier om dit soort levering te dekken; - dat akkoord voorziet in de modaliteiten volgens dewelke de eindafnemer de verbruikte energieën via de distributienetbeheerder aan de leverancier betaalt; - de distributienetbeheerder staat in voor de interface met de aanvrager, met inbegrip van de terugvordering van de kost van de verbruikte energie.

In afwijking van dit reglement wordt voor dit soort aansluiting geen toegangsaanvraag vereist, noch een specifieke EAN-code of een inschrijving in het toegangsregister van de distributienetbeheerder. Afdeling 3. - Inschakeling van de aansluiting

Art. 97.§ 1. Alleen de distributienetbeheerder is gemachtigd de aansluiting onder spanning te brengen en de werken uit te voeren tot en met het eerste onderbrekingsorgaan, behalve andersluidende bepaling tussen partijen. De maximumtermijn voor de inschakeling na de realisatie van de aansluiting bedraagt drie werkdagen, te rekenen van de inschrijving van een leverancier in het toegangsregister. § 2. Alleen de distributienetbeheerder is gerechtigd op te treden op het eerste onderbrekingsorgaan en op het aansluitingsgedeelte stroomopwaarts daarvan.

Art. 98.Het tracé van de aansluiting alsmede de plaats en de karakteristieken van de samenstellende delen zijn conform de reglementen van de distributienetbeheerder zodat de algemene veiligheid en de normale werking van de deelelementen van de aansluiting gewaarborgd zijn en dat de verbruiksopnamen, het toezicht, het nazicht en het onderhoud gemakkelijk kunnen geschieden.

Art. 99.§ 1. De doorgang van de aansluitingskabel door de muur van het gebouw kan aan de distributienetgebruiker of de eigenaar van het betrokken gebouw worden toevertrouwd met inachtneming van de aanwijzingen van de distributienetbeheerder; hetzelfde geldt voor het uitgraven van de greppel op privégrond. § 2. De ondergrondse aansluitingskabel dient over de hele lengte van de muurdoorvoer mechanisch te worden beschermd door een mantelbuis vervaardigd uit polyvinylchloride, polyethyleen, vezelcement of andere middelen die minstens gelijkwaardig zijn. § 3. De muurdoorvoer wordt door de distributienetgebruiker of de eigenaar van het gebouw water- en gasdicht gemaakt. HOOFDSTUK VII. - Gebruik, onderhoud en conformiteit van de aansluiting Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 100.De distributienetgebruiker treft de nodige voorzorgen om iedere beschadiging aan de aansluiting te voorkomen.

Art. 101.De distributienetgebruiker of de eigenaar dient de distributienetbeheerder onmiddellijk op de hoogte te stellen van elke beschadiging, afwijking of niet-conformiteit aan de wettelijke of reglementaire voorschriften die hij redelijkerwijze kan vaststellen. Afdeling 2. - Gebruik van installaties die functioneel deel uitmaken

van het distributienet

Art. 102.De installatie van de distributienetgebruiker die functioneel deel uitmaakt van het distributienet voor doorvoer van energie naar andere distributienetgebruikers wordt ter beschikking van de distributienetbeheerder gesteld volgens de modaliteiten omschreven in artikel 17. Afdeling 3. - Gebruik en onderhoud van laagspanningsaansluitingen

Art. 103.De distributienetbeheerder staat in voor het onderhoud en de goede en veilige werking van de aansluitingsuitrustingen gelegen tussen zijn net en het eerste onderbrekingsorgaan, dit laatste inbegrepen. De onderhouds- en herstellingskosten voor die uitrustingen en het eerste onderbrekingsorgaan blijven te zijnen laste. De vernieuwing van voornoemde uitrustingen wegens ouderdom blijven ook te zijnen laste, behalve schade veroorzaakt door de gebruiker, aanvraag tot vermogensverhoging of wijziging van de installaties van van laatstgenoemde. Voor het deel van de aansluiting binnen de woning beperkt de verantwoordelijkheid van de distributienetbeheer zich tot de vervanging van de kabel nadat de gebruiker de kabel volledig toegankelijk gemaakt heeft; hetzelfde geldt voor de ondergrondse aansluitingen, op privé grond.

Voor appartementsgebouwen beperkt de verantwoordelijkheid van de distributienetbeheerder zich tot het vervangen van de kabel vanaf het net tot het eerste onderbrekingsorgaan, voor zover het geplaatst is in het lokaal dat ter beschikking staat van de distributienetbeheerder, of tot de eerste toegankelijke klemmen in het lokaal bij gebrek aan onderbrekingsorgaan.

Art. 104.Een uitschakeling van de aansluiting kan enkel uitgevoerd worden door de distributienetbeheerder of een door hem behoorlijk gemachtigde persoon. Die uitschakeling mag pas worden uitgevoerd na voorafgaande informatie aan de gebruiker binnen de in de artikelen 134 tot 136 bedoelde termijnen.

Art. 105.In geval van gewijzigde afname- of injectiekenmerken of van wijzigingen, toe te schrijven aan de distributienetgebruiker, ten opzichte van de omstandigheden die golden op het ogenblik van de uitvoering van de aansluiting en die niet overeengekomen zijn overeenkomstig artikel 91, kan de distributienetbeheerder, onverminderd de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de definitieve regularisatie van de toestand, de aansluiting wijzigen op kosten van de distributienetgebruiker of van de eigenaar van het betrokken vastgoed om de algemene veiligheid van het net te vrijwaren.

Art. 106.De aansluiting mag slechts met de toestemming van de distributienetbeheerder worden ingewerkt en dient in dit geval doeltreffend beschermd te worden. Toezicht moet altijd mogelijk zijn.

Art. 107.De eigenaar van het vastgoed zorgt ervoor dat de betrokken muren waterdicht blijven. Hij zorgt er ook voor om op zijn eigendom de toegang tot de aansluitingskabel vrij te houden en neemt de nodige maatregelen om elk ongeval te voorkomen. In dit kader snoeit hij op eigen kosten de takken die de aansluiting zouden kunnen beschadigen.

Art. 108.De automatische schakelaar van de aansluiting mag bediend worden door de distributienetgebruiker, behalve wanneer een verzegeling of een andere contra-indicatie aangebracht werd door de distributienetbeheerder. Afdeling 4. - Conformiteit van de installaties en aansluiting van de

netgebruiker

Art. 109.Vóór het inschakelen van een aansluiting, of na elke belangrijke wijziging van zijn installatie en/of na elke vermogensversterking, levert de distributienetgebruiker de distributienetbeheerder het bewijs dat zijn installaties aan de toepasselijke wettelijke of reglementaire verplichtingen voldoen. Dat bewijs wordt geleverd bij een verslag van een erkend orgaan in de zin van het AREI, of door een daartoe gemachtigde overheid.

Art. 110.Indien er twijfel bestaat, kan de distributienetbeheerder de conformiteit van de aansluiting en de installaties van de distributienetgebruiker met de voorschriften van dit reglement en het aansluitingscontract onderzoeken en beoordelen, alsook de eventuele schade of hinder die het niet in overeenstemming zijn van de aansluiting of installatie kan berokkenen aan de installaties van de distributienetbeheerder of aan de installaties van een andere distributienetgebruiker en/of aan de kwaliteit van de door die laatste geleverde spanning.

Art. 111.§ 1. Om de conformiteit van de aansluiting en van de installaties van een distributienetgebruiker met de bepalingen van dit reglement en het aansluitingscontract te onderzoeken kan de distributienetbeheerder op eigen initiatief of op vraag van een derde partij testen op de installaties uitvoeren. § 2. Na overleg komen de distributienetbeheerder en de betrokken distributienetgebruiker de procedure, de planning en de in te zetten middelen met het oog op de uitvoering van de in § 1 bedoelde proeven overeen. § 3. Binnen de maand volgend op de proeven uitgevoerd door of in opdracht van de distributienetbeheerder maakt de distributienetbeheerder, voor zover de gegevens van dit rapport niet vertrouwelijk zijn, een rapport over aan de betrokken partij(en). § 4. Indien het onderzoek en/of de proeven aantonen dat een installatie niet voldoet aan de vereisten van dit reglement of van het aansluitingscontract, maant de distributienetbeheerder de gebruiker aan om de vereiste wijzigingen binnen een redelijke termijn aan te brengen. § 5. Indien de distributienetgebruiker de in § 4 bedoelde aanpassingen niet binnen de voorgeschreven termijn heeft aangebracht, kan de distributienetbeheerder, na een laatste aanmaning, met kopie aan de CWaPE, de voorziening onderbreken aan het einde van de termijn vastgelegd in die laatste aanmaning.

Art. 112.De eigenaar van de installatie of de betrokken distributienetgebruiker draagt de kosten voor het onderzoek en/of de proeven die de inbreuk onthuld hebben, evenals de kosten voor de nieuwe proeven die uitgevoerd worden nadat de veranderingen aan de installatie zijn aangebracht. Indien geen inbreuk is onthuld, zijn de proeven op kosten van diegene die ze aangevraagd heeft.

Art. 113.Behoudens andersluidende overeenkomst tussen de betrokken partijen, heeft de distributienetbeheerder het recht de aansluiting uit te schakelen indien de aanpassingen niet zijn uitgevoerd binnen een termijn van tien dagen na de aanmaning.

Art. 114.De distributienetbeheerder kan eisen dat de distributienetgebruiker maatregelen treft en deze bekostigt om te voorkomen dat ten gevolge van de werking van de installaties van de distributienetgebruiker het toelaatbaar niveau van storingen bedoeld in artikel 49 wordt overschreden.

Art. 115.§ 1. Een distributienetgebruiker die zelf proeven wenst uit te voeren of te laten uitvoeren op de aansluiting of op zijn installaties die een niet verwaarloosbare invloed hebben op het distributienet, op de aansluiting(en) of op de installaties van een andere distributienetgebruiker, moet daartoe de voorafgaande schriftelijke goedkeuring bekomen van de distributienetbeheerder. Elke aanvraag dient gemotiveerd te zijn en vermeldt de installatie(s) waarop de proeven betrekking hebben, de aard en de technische gegevens van de proeven, de procedure (onder meer wie de proeven uitvoert) en de planning. § 2. Op basis van de gegevens die deze aanvraag bevat, beslist de distributienetbeheerder over de opportuniteit van deze aanvraag en komt hij, in voorkomend geval, de planning van de aangevraagde proeven overeen met de aanvrager. Hij verwittigt de partijen die volgens hem bij de gevraagde proeven betrokken zijn.

Art. 116.Een aansluitingsinstallatie en/of een installatie van een distributienetgebruiker die reeds bestond vóór de inwerkingtreding van dit reglement en die niet voldoet aan de voorschriften van dit reglement, kan worden gebruikt in de staat waarin ze zich bevindt : - tijdens 5 jaar indien de niet-conformiteit, in normale werkingsomstandigheden van het net, geen schade kan berokkenen aan het distributienet, aan de distributienetbeheerder, aan een andere distributienetgebruiker of aan elke andere persoon; - tijdens 15 jaar indien de niet-conformiteit in geen geval, ongeacht de gebruiksvoorwaarden, schade berokkent aan het distributienet, aan de distributienetbeheerder, aan een andere distributienetgebruiker of aan elke andere persoon.

Art. 117.Een aansluitingsinstallatie en/of een installatie van een netgebruiker die reeds bestond vóór de inwerkingtreding van dit reglement en die schade berokkent of zou kunnen berokkenen aan het distributienet, aan de beheerder van het lokale transmissienet, aan een andere gebruiker van het lokale transmissienet of aan elke andere persoon, moet zo snel mogelijk in conformiteit worden gebracht door degene die ervoor verantwoordelijk is, in voorkomend geval, na ingebrekestelling van de netbeheerder.

Art. 118.§ 1. Elke netgebruiker die op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit niet beschikt over een aansluitingscontract afgesloten overeenkomstig dit besluit, dient volgende maatregelen te nemen om : 1° zich ervan vergewissen dat zijn installaties aan dit reglement voldoen;2° zich ervan vergewissen dat zijn installaties geen schade berokkenen of zouden kunnen berokkenen aan het distributienet, aan de distributienetbeheerder, aan een andere distributienetgebruiker of aan ieder andere persoon;3° contact opnemen met de netbeheerder om elke nuttige informatie te verkrijgen en onderhandelingen op te starten om aansluitingscontracten overeenkomstig deze Titel uit te werken;4° een plaatsbeschrijving van de installaties bedoeld in de punten 1° en 2° opmaken en de voorgenomen maatregelen en de indicatieve termijnen voor de uitvoering voorstellen om eventueel aan de niet-conformiteit te verhelpen. § 2. Indien de netbeheerder de plaatsbeschrijving en de in § 1 bedoelde maatregelen niet binnen een redelijke termijn ontvangen heeft, neemt hij het initiatief om de betrokken netgebruiker te contacteren en verzoekt hij hem erom deze elementen zo spoedig mogelijk over te maken. § 3. Vóór het vaststellen van een aansluitingscontract voor de bestaande aansluitingen blijven de overeenkomsten die de bij die aansluiting betrokken partijen voorheen hebben vastgesteld, geldig voor zover ze niet strijdig zijn met dit reglement. § 4. Indien nodig stelt de CWaPE de Waalse Regering een planning voor om de aansluitingscontracten in orde te brengen. Afdeling 5. - Wegneming van een aansluiting

Art. 119.Elke aansluiting kan worden weggenomen op aangetekend verzoek van de eigenaar van het betrokken vastgoed en na verificatie door de distributienetbeheerder dat geen enkele distributienetgebruiker er nog gebruik van maakt.

Art. 120.De kosten voor de verwijdering van een aansluiting, evenals de kosten voor het herstel van de lokalen, de toegangswegen en de terreinen in hun oorspronkelijke staat, zijn ten laste van de eigenaar van de betrokken installaties.

Art. 121.De distributienetbeheerder heeft het recht, mits voorafgaande kennisgeving aan de eigenaar van het betrokken vastgoed, om elke aansluiting die meer dan een jaar niet meer gebruikt werd weg te nemen of af te koppelen, behalve indien de distributienetgebruiker verklaart dat de aansluiting voor noodvoeding dienstig kan zijn of indien hij wenst die aansluiting te behouden voor de uitvoering van onderzochte projecten. In dit laatste geval draagt hij in de onderhoudskosten bij volgens met de distributienetbeheerder overeen te komen modaliteiten.

TITEL IV. - Toegangscode HOOFDSTUK I. - Aanwijzing van leverancier en evenwichtsverantwoordelijke

Art. 122.§ 1. Vóór de indiening van een toegangsaanvraag bij de distributienetbeheerder volgens de modaliteiten van hoofdstuk II van deze titel, moet een leveringscontract met een minimale duur van drie maanden worden afgesloten tussen de distributienetgebruiker, de eindafnemer, een leverancier houder van een geldige voorzieningsvergunning (behalve als de leverancier de distributienetbeheerder is) en, in voorkomend geval, een evenwichtsverantwoordelijke, per toegangspunt, in het geval van een levering. Indien, zoals dit doorgaans het geval is, de leverancier zijn eigen evenwichtsverantwoordelijke heeft/is, ondertekent de eindafnemer het contract alleen met de door hem gekozen leverancier.

De distributienetbeheerder wordt daarvan op de hoogte gebracht bij de indiening van de toegangsaanvraag. De minimum duur van drie maanden is niet van toepassing voor de tijdelijke aansluitingen. § 2. In afwijking van § 1, kan de eindafnemer HS per toegangspunt één evenwichtsverantwoordelijke aanwijzen alsook meerdere leveranciers die houder zijn van een geldige voorzieningsvergunning. Daartoe sluit hij een contract met één van de leveranciers voor wie hij alle bij dit technisch reglement opgelegde verplichtingen nakomt. In de rest van de tekst wordt die leverancier « de hoofdleverancier » genoemd. De verantwoordelijkheid van de distributienetbeheerder beperkt zich tot de globale maatregel terwijl de hoofdleverancier zelf zorgt voor de verdeling van de verbruiken onder de leveranciers van het toegangspunt. Die bepaling is slechts toepasselijk wanneer de belastingskurve gemeten is (zie titel V). § 3. De distributienetbeheerder houdt een toegangsregister waarin voor elk door één enkele EAN-GSRN-code gekenmerkt toegangspunt de volgende gegevens opgenomen zijn : - de naam van de distributienetgebruiker, houder van de aansluiting (vanaf de volgende versie van het MIG); - de partijen aangewezen als leverancier en evenwichtsverantwoordelijke; - het type eindafnemer (woonachtig residentieel, niet woonachtig residentieel of niet residentieel); - desgevallend, de NACE-code en/of het bedrijfsnummer (vanaf de volgende versie van het MIG); - voor de toeganspunten zonder registratie van het verbruiksprofiel, de profielcategorie en het jaarlijks standaardverbruik of het maandelijks standaardverbruik of het forfaitair bepaalde verbruik; - voor de toegangspunten met een jaarlijkse opname de maand van de opname; - de tariefgroep. - het aansluitvermogen en het spanningsniveau; - in voorkomend geval, het vermogen waarop ingeschreven wordt.

De elementen 2, 3, 4 en 5 van deze paragraaf worden bijgewerkt op grond van de gegevens die door de leverancier ingediend worden.

Op grond van dat toegangsregister kan de distributienetbeheerder zijn opdrachten vervullen.

Als de distributienetbeheerder structurele wijzigingen op de toegangspunten doorvoert die een impact hebben op de in het toegangsregister beheerde velden, overeenkomstig het eerste lid van dit artikel (bijvoorbeeld wijzigingen tijdens de maand van de opmeting van de teller, de tariefcodes...), dient de distributienetbeheerder de leverancier minstens een maand op voorhand te verwittigen. De distributienetbeheerder deelt binnen maximum tien dagen zijn EAN-nummer mee aan elke gebruiker die er schriftelijk om verzoekt. De gebruiker vermeldt zijn tellernummer in zijn aanvraag.

Er is maar één EAN-code per aansluiting, behalve de uitzondering bedoeld in artikel 123, § 3. Daarentegen kunnen verschillende BT-aansluitingen (voornamelijk voor forfaitaire verbruiken) van eenzelfde gebruiker die bij dezelfde distributienetbeheerder gelokaliseerd worden onder één enkel EAN-nummer worden bijeengebracht (bijvoorbeeld, openbare verlichting), mits instemming van de distributienetbeheerder.

In geval van opsplitsing van EAN is een latere hergroepering niet meer mogelijk. § 4. De distributienetbeheerder maakt elke maand een momentopname (snapshot) van het toegangsregister om de gegevens ervan het eerste kwartier van de eerste dag van de maand vast te leggen. Zodoende legt hij minstens de volgende gegevens per toegangspunt vast : - de EAN-GSRN van het toegangspunt; - de naam van de eindafnemer die aangesloten is op het toegangspunt; - de EAN-GLN van de netbeheerder met als optie de naam van de netbeheerder; - de EAN-GLN van de leverancier met als optie de naam van de leverancier; - de EAN-GLN van de evenwichtsverantwoordelijke met als optie de naam van de evenwichtsverantwoordelijke; - de begindatum van de levering aan het toegangspunt; - de einddatum van de levering aan het toegangspunt (vanaf de volgende versie van het MIG); - de frequentie van de opmeting van de teller; jaarlijks, maandelijks of op kwartuurbasis; - de tariefgroep; - ter aanvulling, voor de toegangspunten zonder registratie van het verbruikersprofiel : voor elk telregister, het jaarlijks standaardverbruik of het maandelijks standaardverbruik of het forfaitair bepaald verbruik, en de profielcategorie; - ter aanvulling, voor de toegangspunten met een jaarlijkse opname : de maand van de opmeting van de teller.

Deze lijst kan in onderling overleg tussen de partners aangepast worden, met mededeling aan de CWaPE. De distributienetbeheerder legt de bijwerking van de eerste dag van de maand bedoeld in het vorige lid uiterlijk de vierde dag van de maand gratis en automatisch ter inzage van de leverancier, wat betreft de toeganspunten die hem worden toegewezen 5. Minstens één keer per semester legt de distributienetbeheerder een elektronische lijst gratis ter inzage van de leveranciers.Deze lijst bevat de meest recente gegevens vereist voor het opzoeken van de EAN-GSRN-codes van de toegangspunten op hun netten. De volgende velden moeten in onderstaande volgorde opgenomen worden : - EAN-code; - straatnaam; - huisnummer; - postbus; - postcode; - gemeente; - nummer van de teller(s).

Art. 123.§ 1. Wanneer een belasting bij hoogspanning geheel of gedeeltelijk gevoed wordt door een lokale productie, kunnen twee evenwichtsverantwoordelijken, de ene belast met de afname en de andere belast met de injectie, aangewezen worden, in afwijking van artikel 122. § 2. Indien de distributienetgebruiker twee evenwichtsverantwoordelijken aanwijst, moet in de toegangscontracten vermeld zijn dat : - er ofwel afzonderlijke tellingen geïnstalleerd worden om de geproduceerde energie afzonderlijk van de afgenomen energie te tellen.

Elke evenwichtsverantwoordelijke is enkel verantwoordelijk voor de tellingen die op hem betrekking hebben; - er ofwel in één enkele telling is voorzien, die de algebrische som verricht van beide energievormen en per elementaire periode, zoals omschreven in artikel 156 aangeeft of de voortvloeiende energie globaal gezien in het net geïnjecteerd dan wel van het net afgenomen wordt.

In dat geval zijn de evenwichtsverantwoordelijken enkel verantwoordelijk voor de energiestromen in de richting waarvoor ze zijn aangewezen. § 3. Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 153 § 4, kan de distributienetbeheerder desnoods een bijkomend EAN-nummer creëeren voor de betrokken toegang. § 4. Voor zover de netgebruiker en de evenwichtsverantwoordelijke belast met de injectie de bepalingen van dit artikel niet naleven, treft de distributienetbeheerder de nodige maatregelen om de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het distributienet te waarborgen, onverminderd de beroepen van de distributienetbeheerder ten opzichte van de betrokken netgebruiker en evenwichtsverantwoordelijke. § 5. Het gebrek aan aanwijzing van een evenwichtsverantwoordelijke belast met de injectie en/of van het desbetreffende contract binnen een redelijke termijn na de inwerkingtreding van dit reglement leidt, bij risico voor de veiligheid, betrouwbaarheid en efficiëntie van het net, en na aanmaning waarbij een redelijke termijn werd vastgelegd, tot de opschorting van de toegang tot het net van de betrokken lokale productie-eenheid.

Art. 124.§ 1. Elke wijziging van leverancier en/of gebruiker en/of evenwichtsverantwoordelijke dient binnen de termijn vermeld in de toepasselijke MIG gemeld door de nieuwe leverancier aan de distributienetbeheerder. De vorige leverancier wordt van deze wijziging verwittigd door de distributienetbeheerder. Deze termijn mag niet meer dan een maand bedragen.

Indien een leverancier, van wie het contract afloopt, niet is verwittigd van een komende wijziging van leverancier door de distributienetbeheerder en niet wenst zijn voorziening te verlengen, dient hij de distributienetbeheerder minstens één maand voor de vervaldag op de hoogte te brengen; in het tegenovergestelde geval, kan hij steeds worden beschouwd door de distributienetbeheerder als leverancier van het betrokken toegangspunt. Hetzelfde geldt voor een evenwichtverantwoordelijke aan het einde van het contract. De distributienetbeheerder stelt dan de netgebruiker in gebreke om een leverancier minstens vijf dagen vóór de vervaldatum terug te vinden, en informeert hem dat elke afname van energie na deze datum als niet verschuldigd wordt beschouwd. Als de gebruiker niet residentieel is, brengt hij de gebruiker op de hoogte van de opschorting van de toegang bedoeld in artikel 137, § 1. § 2. In afwijking van § 1, wordt de kennisgeving bij spanningen => 30 kV minstens tien dagen op voorhand uitgevoerd door de nieuwe leverancier of de toegangsgerechtigde. De voormalige leverancier reageert vijf dagen voor de vervaldag indien hij geen kennisgeving heeft gekregen. Deze termijnen kunnen worden verkort in onderling overleg tussen de partners, met mededeling aan de CWaPE. § 3. Om de continuïteit van de voorziening aan een distributienetgebruiker van wie de leverancier plots in gebreke is, te waarborgen, neemt de distributienetbeheerder op voorhand de maatregelen die noodzakelijk zijn om hem onmiddellijk te vervangen door een leverancier. Laatstgenoemde is de leverancier die bij de liberalisering van de betrokken afnemers de aangewezen leverancier was, behalve als de distributienetbeheerder voor die functie een akkoord heeft gesloten met een andere leverancier, met inachtneming van de wetgeving op de overheidsopdrachten. De distributienetbeheerder deelt de naam van zijn vervangende leverancier aan de CWaPE mee. Die aanwijzing wordt door de Minister officieel bekrachtigd na advies van de CWaPE. In geval van vervanging verwittigt de distributienetbeheerder binnen tien dagen de gebruiker en herinnert hij hem eraan dat hij een andere leverancier mag kiezen, mits vooropzeg van een maand. De distributienetbeheerder geeft de gebruikers van zijn net kennis van de clausules van deze paragraaf. § 4. Elke interveniënt die een fout zou begaan in het kader van de wijzigingen omschreven in dit artikel zorgt ervoor om deze fout zo snel mogelijk recht te zetten zonder enige partij te benadelen. HOOFDSTUK II. - Modaliteiten voor het opmaken van de toegangscontracten Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 125.Toegang tot het distributienet kan pas verkregen worden na het afsluiten van een toegangscontract tussen de distributienetbeheerder en de leverancier van de distributienetgebruiker, waarbij de ondertekende partij de toegangshouder genoemd wordt. Elk toegangscontract dient voorafgegaan te worden door een door de distributienetbeheerder goed te keuren toegangsaanvraag. De toegangsaanvraag wordt door de leverancier ingediend. Afdeling 2. - Toegangsaanvraag bij de distributienetbeheerder

Art. 126.Elke toegangsaanvraag wordt ingediend volgens de door de distributienetbeheerder vastgelegde procedure en aan de CWaPE meegedeeld volgens de modaliteiten waarin artikel 14 voorziet.

Die procedure specifieert de voorwaarden die de toegangsaanvragen moeten vervullen om ontvankelijk verklaard te worden door de distributienetbeheerder.

Art. 127.De toegangsaanvraag wordt ingediend aan de hand van een formulier dat o.a. de volgende elementen bevat : 1° de identiteit van de leverancier (naam, adres, identificatienummers,...) en de naam van de contactpersonen; 2° de ingangsdatum waarop toegang tot het distributienet wordt aangevraagd;3° het bewijs van het bestaan van een contractueel verband tussen de gebruiker en zijn leverancier, alsook, desgevallend, met de evenwichtsverantwoordelijke, zoals bedoeld in de artikelen 122 en 123. Dat formulier kan geïnformatiseerd worden.

Art. 128.Binnen vijf werkdagen na de indiening van een toegangsaanvraag gaat de distributienetbeheerder na of de aanvraag volledig is. Indien die onvolledig is, stelt de distributienetbeheerder de toegangsaanvrager in kennis van de ontbrekende informatie of stukken en verleent hem een termijn om zijn aanvraag aan te vullen. Afdeling 3. - Toegangscontract met de distributienetbeheerder

Art. 129.Elke leverancier kan met de distributienetbeheerder een toegangscontract afsluiten indien zijn toegangsaanvraag ontvankelijk geacht wordt.

Hiervoor gaat de distributienetbeheerder na of volgende voorwaarden zijn vervuld : - de leverancier beschikt over een geldige leveringsvergunning; - de toegangsaanvraag is volledig; - de onderschreven vermogens overschrijden het aansluitingsvermogen van de betrokken aansluiting niet, behalve bij latere bepaling van het onderschreven vermogen; - de evenwichtsverantwoordelijke is opgenomen in het register van toegangsverantwoordelijken (de verificatie wordt voor de twee evenwichtsverantwoordelijken uitgevoerd in geval van toepassing van artikel 123).

Art. 130.§ 1. Het toegangscontract bevat op zijn minstens volgende elementen : 1° de identiteit van de betrokken partijen (naam, adres, identificatienummers,...), met inbegrip van de leverancier en de evenwichtsverantwoordelijke; 2° de vermelding van de contactpersonen;3° de bepalingen met betrekking tot de confidentialiteit;4° de rechten en plichten van elke partij;5° de datum van inwerkingtreding van het toegangscontract en de duur van dat contract;6° in voorkomend geval, bijzondere bepalingen in verband met de afname of injectie van reactief vermogen;7° in voorkomend geval, bijzondere bepalingen in spoedgeval;8° de betalingsmodaliteiten en eventueel de financiële waarborgen en de vergoedingen in geval van functiestoornis. § 2. Een type-model van toegangscontract is beschikbaar op de site van de CWaPE en op die van de distributienetbeheerders. Afdeling 4. - Door de toegangshouder te geven waarborgen

Art. 131.De toegangshouder verzekert de distributienetbeheerder dat de afnamen en injecties tijdens de duur van het toegangscontract worden gedekt door een voorzieningscontract, overeenkomstig artikel 123.

Art. 132.De toegangshouder verbindt zich ertoe de distributienetbeheerder onmiddellijk op de hoogte te brengen van elke wijziging van één van de elementen bedoeld in de artikelen 126 tot 130. HOOFDSTUK III. - Toegang tot het distributienet Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 133.§ 1. De distributienetbeheerder waarborgt een niet-discriminerende en vlotte toegang tot zijn net. Hij mag de toegang slechts in de volgende gevallen weigeren : 1° indien de veiligheid van het net bedreigd wordt;2° indien hij niet over de nodige technische capaciteit beschikt om de transmissie van de elektriciteit op zijn net te waarborgen.In dat geval stelt hij zo spoedig mogelijk oplossingen voor en herziet hij zijn aanpassingsplan om te voldoen aan de redelijke verzoeken om elektriciteitstransmissie en om een veilig, betrouwbaar en performant elektriciteitsdistributienet onder economisch aanvaardbare voorwaarden te ontwikkelen. Bij het opmaken van dat aanpassingsplan houdt de distributienetbeheerder rekening met de prioriteiten die de Regering inzake het energiebeleid heeft gesteld; 3° indien de aanvrager niet voldoet aan de voorschriften van dit reglement en/of van de toepasselijke wetgeving. In geval van weigering verwittigt de distributienetbeheerder zo spoedig mogelijk de aanvrager en de CWaPE en motiveert uitdrukkelijk zijn beslissing. Indien hij het niet eens is met die beslissing, kan de aanvrager een beroep doen op de CWaPE. § 2. Na de ondertekening van het toegangscontract krijgt de distributienetgebruiker toegang tot dat net ten belope van het aansluitingsvermogen. Op zijn verzoek wordt het toegangspunt binnen twee werkdagen door de distributienetbeheerder in-/uitgeschakeld, waarbij de kosten ten laste van de gebruiker vallen. In geval van probleem verwittigt hij de gebruiker en voert hij de handeling uiterlijk de derde werkdag uit. § 3. De distributienetgebruiker moet de kosten voor het gebruik van de netten volgens de door de « CREG » goedgekeurde tarieven betalen. § 4. De distributienetbeheerder voorziet in zijn contracten/reglementen in vergoedingsmodaliteiten voor de schade te wijten aan het gebrek aan informatie van de gebruiker overeenkomstig de §§ 1 en 2 van artikel 135, alsook in vergoedingsmodaliteiten voor de schade en andere straffen voorzien in het kader van de openbare dienstverplichtingen op de elektriciteitsmarkt. Afdeling 2. - Geplande onderbrekingen van de toegang

Art. 134.§ 1. De distributienetbeheerder heeft het recht om na overleg met de betrokken distributienetgebruiker de toegang op hoogspanning te onderbreken wanneer de veiligheid, de betrouwbaarheid en/of de efficiëntie van het distributienet of de aansluiting werkzaamheden op het distributienet of de aansluiting vereisen. § 2. De distributienetbeheerder heeft het recht om de toegang op laagspanning te onderbreken wanneer de veiligheid, de betrouwbaarheid en/of de efficiëntie van het distributienet of de aansluiting werkzaamheden op het distributienet of de aansluiting vereisen.

Art. 135.§ 1. Behoudens in geval van noodsituatie brengt de distributienetbeheerder de distributienetgebruiker op hoogspanning, evenals zijn evenwichtsverantwoordelijke, voor aansluitingsvermogens boven 630 kVA minstens tien werkdagen op voorhand op de hoogte van de aanvang en de vermoedelijke duur van een onderbreking. Die termijn wordt tot vijf werkdagen teruggebracht indien het gaat om het regulariseren van een tijdelijk herstel. De evenwichtsverantwoordelijke informeert desgevallend de leverancier. § 2. Behoudens in geval van noodsituatie brengt de distributienetbeheerder de distributienetgebruiker op laagspanning minstens twee werkdagen op voorhand op de hoogte van de aanvang en de vermoedelijke duur van een onderbreking, behalve wat betreft onderbrekingen van minder dan een kwartier. § 3. Naast de informatie bedoeld in de §§ 1 en 2, maakt de distributienetbeheerder zijn behoorlijk bijgehouden programma van de geplande onderbrekingen alsook de voorziene duur en de oorzaken daarvan a posteriori bekend op zijn website. Afdeling 3. - Ongeplande onderbrekingen van de toegang

Art. 136.§ 1. Bij ongeplande onderbrekingen van de toegang op hoogspanning is de distributienetbeheerder bereid om de distributienetgebruiker of zijn gemachtigde leverancier en de evenwichtsverantwoordelijke in te lichten over de aard en de duur van de onderbreking. Daartoe deelt hij hen een telefoonnummer mede waarvan hij zo spoedig mogelijk de beschikbaarheid en de informatie kan waarborgen. § 2. Bij ongeplande onderbrekingen van de toegang geeft de distributienetbeheerder op verzoek van de distributienetgebruiker of zijn leverancier binnen tien werkdagen een verklaring voor het ontstaan ervan, alsook een overzicht van het verloop van het incident. § 3. De distributienetbeheerder maakt de lijst, de approximatieve duur en de beknopte oorzaken betreffende het net van de ongeplande onderbrekingen op hoogspanning bekend op zijn website. Op laagspanning beperkt hij zich tot ongeplande onderbrekingen van meer dan een kwartier. Die informatie, die hoogstens om de vijf dagen behoorlijk bijgehouden wordt, wordt minstens één jaar ter inzage gelegd op de site. De distributienetbeheerder informeert de CWaPE om de drie maanden over de oorzaken die het net niet betreffen en die niet op haar website bekendgemaakt zouden worden. Afdeling 4. - Opschorting van de toegang

Art. 137.§ 1. De distributienetbeheerder behoudt zich het recht voor om de toegang tot zijn distributienet geheel of gedeeltelijk te ontzeggen voor de duur die strikt noodzakelijk is voor de regularisatie van de volgende toestanden : 1° in spoedgeval;2° in geval van fraude, zoals bepaald in het besluit van 30 maart 2006 betreffende de openbare dienstverplichtingen;3° indien hij oordeelt dat er een ernstig risico bestaat dat de goede werking van het distributienet en/of de veiligheid van personen of goederen in het gedrang komt;4° indien het onderschreven vermogen op een aanzienlijke en recurrente wijze overschreden wordt;5° voor een niet-residentiële eindafnemer en na aanmaning waarbij een redelijke termijn voor het in conformiteit brengen wordt vastgelegd, indien deze eindafnemer of zijn leverancier hun financiële verplichtingen niet nakomen of indien er op een bepaald ogenblik geen leverancier of evenwichtsverantwoordelijke meer aangewezen is.6° in het geval van een residentiële eindafnemer, volgens de modaliteiten bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 2006 betreffende de openbare dienstverplichtingen op de elektriciteitsmarkt en de opeenvolgende wijzigingen die erin zijn aangebracht;7° in geval van verhuizing, indien de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 2006 niet zijn toegepast, ingevolge waarvan de bij het ministerieel besluit van 3 maart 2008 ingestelde regulariseringsprocedure toegepast wordt en indien diezelfde procedure zonder resultaat is gebleven;8° indien één van de in artikel 133 bedoelde vorwaarden gesteld wordt;9° indien de distributienetgebruiker zijn telinstallatie vrijwillig buiten bedrijf houdt. § 2. De distributienetbeheerder verantwoordt zich zo spoedig mogelijk over zijn beslissing tegenover de betrokken netgebruiker en de CWaPE. De CWaPE kan de praktische modaliteiten bepalen voor het verstrekken van haar informatie.

Art. 138.Het door de distributienetgebruiker werkelijk afgenomen of geïnjecteerd vermogen mag in geen geval hoger zijn dan het aansluitingsvermogen zoals gespecificeerd in het aansluitingscontract.

Indien het schijnbaar vermogen niet gemeten wordt, wordt rekening gehouden met een vermogensfactor (cos phi) van 0.9. Afdeling 5. - Toegang tot andere netten

Art. 139.De distributienetbeheerder is ten opzichte van de toegangshouder die het toegangscontract met hem heeft afgesloten, verantwoordelijk voor de toegang tot de netten waarmee zijn distributienet gekoppeld is.

De koppelingen tussen netten mogen niet onderbroken worden, behalve in geval van toepassing van wettelijke of reglementaire bepalingen. HOOFDSTUK IV. - Specifieke voorschriften voor de toegang tot het distributienet op hoogspanning Afdeling 1. - Toegangsprogramma's

Art. 140.§ 1. Indien de distributienetbeheerder het nodig acht, kan hij op bepaalde toegangspunten (naar gelang van het niveau van het afgenomen en/of geïnjecteerd vermogen en/of op basis van andere objectieve en niet-discriminerende criteria) dagelijks een toegangsprogramma eisen van de partij die het toegangscontract afsluit, vooraleer toegang tot het distributienet te verlenen. In dit geval zijn de bepalingen van hoofdstuk XI van titel IV van het « Technisch transmissiereglement » toepasselijk.

Het dagelijkse toegangsprogramma betreffende de « D-dag » wordt uiterlijk op de « D-1 »-dag ingediend op een bepaald uur, volgens een procedure en onder, doorzichtige en niet-discriminerende ontvankelijkheidsvoorwaarden gespecificeerd in elk toegangscontract.

De distributienetbeheerder kan ook jaarlijks vooruitzichten eisen van de toegangshouder. § 2. Indien de toegangshouder voorziet dat het werkelijk afname- of injectieprofiel sterk zal afwijken van het programma of van de vooruitzichten, stelt hij de distributienetbeheerder hiervan onverwijld op de hoogte. Afdeling 2. - Afname van reactieve energie

Art. 141.De distributienetbeheerder kent aan de toegangshouder, per tijdsinterval, een hoeveelheid reactieve energie toe per afnamepunt waarop het toegangscontract betrekking heeft.

Art. 142.De hoeveelheden met betrekking tot de werking in inductief en capacitief regime worden afzonderlijk opgemeten en worden onderling niet gecompenseerd.

Art. 143.§ 1. De toegangshouder geniet per tijdsinterval een afnamerecht op een forfaitaire hoeveelheid reactieve energie, in inductief en capacitief regime. § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van § 3, is deze forfaitaire hoeveelheid reactieve energie per tijdsinterval gelijk aan 32,9 % van de hoeveelheid actieve energie afgenomen op het afnamepunt tijdens dit tijdsinterval voor een afname op een spanning = 30 kV of via een rechtstreekse aansluiting op een transformatiepost die het distributienet op hoogspanning voedt, en 48,4 % van de hoeveelheid actieve energie afgenomen op het afnamepunt tijdens dit tijdsinterval in alle andere gevallen. § 3. Dit afnamerecht op reactieve energie per tijdsinterval mag niet lager zijn dan 3,29 % respectievelijk 4,84 % van de hoeveelheid actieve energie die conform is met de duurtijd van het tijdsinterval vermenigvuldigd met het onderschreven vermogen afgenomen op het betrokken afnamepunt door de toegangshouder. § 4. Het positieve verschil tussen de hoeveelheid effectief afgenomen in inductief regime en de forfaitaire hoeveelheid toegewezen overeenkomstig deze Afdeling, wordt ten laste gelegd aan de toegangshouder volgens het door de CREG goedgekeurde overeenkomstige tarief. § 5. Het positieve verschil tussen de hoeveelheid effectief afgenomen in capacitief regime en de forfaitaire hoeveelheid toegewezen overeenkomstig deze Afdeling, wordt ten laste gelegd aan de toegangshouder volgens het door de CREG goedgekeurde overeenkomstige tarief. § 6. Voor de toepassing van deze afdeling is het in aanmerking genomen tijdsinterval het kwartier voor de telling en de maand voor de facturering, behoudens andersluidende overeenkomst gesloten in onderlinge overeenstemming tussen de betrokken partijen, waarbij de CWaPE geïnformeerd moet worden. HOOFDSTUK V. - Coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden

Art. 144.§ 1. De distributienetbeheerder en de transmissienetbeheerder komen de lijst overeen van de op het distributienet aangesloten productie-eenheden waarvan de inschakeling gecoördineerd wordt door de transmissienetbeheerder. Voor elk van deze eenheden wordt een contract voor de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden afgesloten tussen de transmissienetbeheerder en de betrokken evenwichtsverantwoordelijke. § 2. De distributienetbeheerder geeft de CWaPE kennis van de productie-eenheden waarop § 1 van toepassing is.

Art. 145.De coördinatie van de inschakeling van de in artikel 154 bedoelde productie-eenheden voldoet aan de desbetreffende voorschriften van het technisch reglement transmissie.

Art. 146.De distributienetbeheerder en de transmissienetbeheerder verlenen elkaar de nodige bijstand bij de uitvoering van de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden. HOOFDSTUK VI. - Hulpdiensten Afdeling 1. - Compensatie van netverliezen

Art. 147.De distributienetbeheerder compenseert de energieverliezen op zijn distributienet met gepaste energieaankopen. Indien hij producent van groene elektriciteit is, kan hij die gebruiken om een deel of het geheel van zijn verliezen te compenseren. Afdeling 2. - Regeling van de spanning en het reactief vermogen

Art. 148.§ 1. Onverminderd artikel 229, werkt de distributienetbeheerder samen met de transmissienetbeheerder in het kader van de regeling van de spanning en van het reactief vermogen; hij dient als relais voor de op zijn net aangesloten productie-eenheden. § 2. De beschikbaarheid en de levering van het reactief vermogen voor de regeling van de spanning bedoeld in dit artikel worden in voorkomend geval aangekocht via een mededingingsprocedure. Afdeling 3. - Ondersteunende diensten geleverd door de

distributienetbeheerder

Art. 149.§ 1. De ondersteunende diensten geleverd door een distributienetgebruiker aan de transmissienetbeheerder of aan de beheerder van een lokaal transmissienet voldoen aan de desbetreffende voorschriften van het technisch reglement transmissie. § 2. De distributienetbeheerder verleent aan de transmissienetbeheerder de nodige bijstand bij de controle op de beschikbaarheid en de levering van de ondersteunende diensten bedoeld in § 1. HOOFDSTUK VII. - Maatregelen bij spoedgeval of congestie

Art. 150.§ 1. Bij spoedgeval met een weerlag op het geheel van het net voert de distributienetbeheerder de instructies van de transmissienetbeheerder of van de beheerder van het lokale transmissienet uit, in voorkomend geval met inbegrip van het afsluitingsplan. Na een tijdelijke stroomafsluiting herbevooraadt hij slechts met de toestemming van de transmissienetbeheerder of van de beheerder van het lokale transmissienet. § 2. In spoedgevallen met een weerslag op zijn eigen net neemt de distributienetbeheerder alle nodige maatregelen, met inbegrip van tijdelijke afsluitingen, om : 1° de uitbreiding van het incident te beperken indien de bron daarvan binnen zijn net ligt;2° de getroffen lijnen zo spoedig mogelijk weer in te schakelen.

Art. 151.Om congestieproblemen te voorkomen kan de distributienetbeheerder contracten opmaken die voorzien in de onderbreking of de beperking van belastingen (verbruik/injectie) wanneer de staat van het net zulks vordert. Hij zal rekening houden met congestieproblemen vastgesteld uiterlijk bij het opmaken van zijn volgend aanpassingsplan.

Hij stuurt een afschrift van elk van die contracten aan de CWaPE. TITEL V. - Meet- en telcode HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 152.§ 1. Deze titel beschrijft de rechten en plichten van de distributienetbeheerder en de distributienetgebruikers en/of leveranciers en/of evenwichtsverantwoordelijken met betrekking tot, enerzijds, het ter beschikking stellen, de plaatsing, het gebruik en onderhoud van de meetinrichtingen en, anderzijds, de uitlezing, de verwerking en het ter beschikking stellen van de meetgegevens. § 2. Meer algemeen is de distributienetbeheerder verantwoordelijk voor de telling van de energiestromen op alle toegangs- en koppelingspunten, met name voor de plaatsing en het onderhoud van de tellers, de uitlezing van de indexen en de mededeling ervan aan betrokken partijen. Wat de koppelingspunten betreft, pleegt hij overleg met de betrokken netbeheerder.

Art. 153.§ 1. Elk toegangspunt horend bij een aansluiting op het distributienet is het voorwerp van een telling om de afname en/of de injectie van de actieve en/of reactieve energie op dit toegangspunt en eventueel de overeenstemmende maximale kwartiervermogens te bepalen.

Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een meetinrichting. Een gebouw dat nieuw aangesloten wordt op het distributienet en dat bestemd is als woning voor natuurlijke personen, dient uitgerust te zijn met een individuele meetinrichting per woongelegenheid, behoudens de uitzonderingen voorzien in de toepasselijke wetgeving.

Hetzelfde geldt als het huis of het pand het voorwerp is van belangrijke renovatiewerken in de zin van 26, § 3, van het decreet. § 2. De eindafnemers aangesloten op het privénet van een pand of een strikt residentieel domein (zoals campings, residentiële parken, dienstenverblijven, bejaardentehuizen, studentenkamers...) worden slechts als gebruikers van het net in de zin van het decreet beschouwd als ze beschikken over een aparte aansluiting en meetinstallatie op het distributienet, of in geval van toepassing van de wetgeving op de privénetten. § 3. De opnamen en injecties van energie zijn het voorwerp van aparte tellingen, behalve de uitzonderingen voorzien in § 4 van dit artikel en in artikel 123, § 2. § 4. Wat betreft LS met opmeting op jaarbasis, kan de producent die beschikt over een eenheid voor de productie van groene energie met een vermogen van 10 kVA of minder, gecertificeerd en bij de CWaPE geregistreerd als installatie voor de productie van groene elektriciteit, in aanmerking komen voor een compensatie tussen de opnamen en de leveringen op het net voor elke periode tussen twee indexopmetingen. Wat de telling betreft, beschikt hij over volgend alternatief : - een gewone meter, zonder cliquet, die ambtshalve de geïnjecteerde energie van hun verbruikt aftelt. Als de geïnjecteerde energie hoger is dan het verbruik, wordt ze niet gevaloriseerd; het verbruik dat de distributienetbeheerder dan aan de leverancier meedeelt is gelijk aan nul; - hetzij een bidirectionele meter die de verbruikte en geïngecteerde energieën afzonderlijk registreert. Als de geïnjecteerde energie hoger is dan de verbruikte energie, kan ze worden gevaloriseerd op uitdrukkelijk verzoek, door de producent, tot wijziging van de telling. De distributienetbeheerder, die instaat voor de uitvoering van de compensatie, deelt, al naargelang van het geval, een verbruik of een injectie aan de leverancier van de producent mee.

De producent die in aanmerking komt voor deze compensatie brengt zijn leverancier daarvan op de hoogte vóór de ondertekening van een nieuw contract. Er is slechts één leverancier per toegang.

Als de telling uit verschillende tariefperiodes bestaat, zoals omschreven in artikel 169, gebeurt de compensatie per tariefperiode.

De producent kan die compensatie op jaarbasis opeisen, behalve als op zijn initiatief een technische (of daarmee gelijkgestelde) tussenkomst op zijn aansluiting uitgevoerd wordt (met name bij verandering van leverancier) of in geval van vervanging van zijn teller opgelegd door de federale Metrologie. In die gevallen wordt de compensatie slechts uitgevoerd op tijdsintervallen korter een jaar.

Art. 154.De meetinrichtingen en de meetgegevens hebben als doel de facturering mogelijk te maken op grond van de hoeveelheden energie geïnjecteerd op en/of afgenomen van het distributienet en dienen eveneens om een goed beheer van het distributienet te waarborgen. Voor elektriciteitsvoorzieningen in een geringe hoeveelheid (wachthuisjes, telefooncellen, verkeerslichten,...) of van korte duur kan, bij wijze van uitzondering, met de toestemming van de distributienetbeheerder een forfaitaire vaststelling van de energiehoeveelheden worden afgesproken zonder gebruik te maken van een meetinrichting. Hetzelfde geldt voor als niet variabel beschouwde verbruiken, zoals de openbare verlichting en de voeding van de kabeltelevisie- en telefonienetten, de permanente verlichtingen, enz. De raming van het verbruik wordt door de distributienetbeheerder uitgevoerd op basis van forfaits « vermogen » vastgelegd door « SYNERGRID » en bekendgemaakt op zijn Internetsite. De distributienetbeheerder brengt de leverancier daarvan op de hoogte. De distributienetgebruiker geeft de distributienetbeheerder kennis van zijn instemming bij de aanvaarding van het aansluitingsaanbod.

Art. 155.De in artikel 154 bedoelde facturering is gebaseerd op gegevens die betrekking hebben op eventueel hergroepeerde elementaire perioden. Al naar gelang van het soort aansluiting worden die gegevens rechtstreeks door de meetinrichting verstrekt of zijn zij het resultaat van de toepassing van typeprofielen op de meetgegevens.

Art. 156.De elementaire periode bedoeld in artikel 155 is het kwartier.

Art. 157.De meetuitrustingen worden overeenkomstig dit reglement en de krachtens dit reglement gesloten contracten geïnstalleerd. De distributienetbeheerder is tevens verantwoordelijk voor het verzamelen, valideren, ter beschikking stellen en archiveren van de meetgegevens. Hij hanteert bij de uitvoering van deze taak objectieve en niet-discriminerende criteria. De betrokken partijen nemen bovendien de nodige maatregelen opdat de geldende confidentialiteitsregels in acht worden genomen.

Art. 158.§ 1. De distributienetbeheerder is beheerder van het bestand zoals bedoeld in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. In de zin van deze titel zijn « persoonlijke gegevens » gegevens die betrekking hebben op zowel natuurlijke als rechtspersonen. § 2. De distributienetbeheerder mag voor de verzameling van de meet- en toegangsgegevens geen beroep doen op personen die producent, evenwichtsverantwoordelijke, houder van een voorzieningsvergunning of tussenpersoon zijn, noch op ondernemingen die met hen verbonden zijn. § 3. De eindafnemer heeft dezelfde rechten als een eigenaar wat zijn telgegevens betreft. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de meetinrichtingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 159.Onverminderd de bepalingen van dit reglement, moeten de in de meetinrichting gebruikte uitrustingen voldoen aan de eisen van de Belgische reglementen en normen en van de internationale normen van toepassing op de meetinrichtingen of onderdelen hiervan, inzonderheid aan het koninklijk besluit van 13 juni 2006 betreffende de instrumenten bestemd voor het meten van de elektrische energie. Ze moeten kunnen worden verzegeld.

Art. 160.Onverminderd de bestaande toestand is de distributienetbeheerder verantwoordelijk voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de metingen. Daartoe kan hij eisen dat de meetinstallaties aan hem of aan een door hem gecontroleerde onderneming toebehoren.

Art. 161.Een meetinrichting bestaat uit alle uitrustingen nodig voor het uitvoeren van de meetfuncties zoals bedoeld in artikel 153 en kan dus onder meer bestaan uit al dan niet geïntegreerde combinaties van : 1° stroomtransformatoren;2° spanningstransformatoren;3° meters;4° dataloggers;5° communicatie-uitrusting;6° kast - klemmen - bedrading;7° teletransmissie-uitrustingen;8° beschermingsuitrustingen.

Art. 162.De distributienetgebruiker en de distributienetbeheerder hebben het recht in hun installaties, op eigen kosten alle uitrustingen te plaatsen die zij nuttig achten om de nauwkeurigheid na te gaan van de meetinrichting bedoeld in artikel 161. Een dergelijke meetuitrusting, die eventueel aan de distributienetgebruiker toebehoort, moet voldoen aan de voorschriften van dit reglement.

Indien deze verificaties verschillen laten blijken, zijn de in artikel 177 bedoelde voorschriften van toepassing.

Art. 163.§ 1. Indien, met het oog op het realiseren van een controlemeting, de distributienetgebruiker extra uitrustingen wenst te integreren in de meetinrichting die betrekking heeft op zijn aansluiting, zal hij zich hiertoe richten tot de distributienetbeheerder. De distributienetbeheerder zal op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria oordelen of deze plaatsing kan uitgevoerd worden zonder de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het distributienet en de kwaliteit van de basismetingen in het gedrang te brengen. Bij een positieve evaluatie zal de distributienetbeheerder de plaatsing uitvoeren met inachtneming van niet-discriminerende voorwaarden en termijnen. Deze uitrustingen moeten voldoen aan de voorschriften van dit reglement, en mogen de hoofdmeting niet beïnvloeden. In geval van negatieve evaluatie wordt een afschrift van het verslag aan de CWaPE medegedeeld. § 2. Alle kosten met betrekking tot deze bijkomende uitrustingen worden gedragen door de distributienetgebruiker die hen heeft aangevraagd.

Art. 164.De distributienetbeheerder heeft het recht om op eigen kosten aan de meetuitrusting alle bijkomende apparatuur toe te voegen die hij nuttig acht bij de uitvoering van zijn taak, onder meer met het oog op het meten van de indicatoren betreffende de kwaliteit van de spanning en/of de stroom.

Art. 165.De distributienetgebruiker en de distributienetbeheerder zien erop toe dat de meetinrichting wordt gevrijwaard van schokken, trillingen, extreme temperaturen en, in het algemeen, van al wat schade kan berokkenen of verstoring kan veroorzaken. Afdeling 2. - Locatie van de meetinrichting

Art. 166.De meetinrichting wordt vlakbij het toegangspunt geplaatst.

Bijzondere toestanden worden onderworpen aan de goedkeuring van de de distributienetbeheerder.

Art. 167.In afwijking van artikel 166 kan de distributienetbeheerder, om economische redenen, besluiten de meetinrichting met betrekking tot een aansluiting vanuit het hoogspanningsnet en met een aansluitingsvermogen < 250 kVA, te plaatsen aan de laagspanningszijde van de vermogentransformator.

Art. 168.§ 1. In afwijking van artikel 166 kan de distributienetbeheerder, in gezamenlijk overleg met de distributienetgebruiker, beslissen om de meetinrichting elders dan op het toegangspunt te plaatsen. § 2. Indien het technisch niet haalbaar is de meetinrichting ter hoogte van het toegangspunt te plaatsen, kan de distributienetbeheerder, in gezamenlijk overleg met de distributienetgebruiker, beslissen de meetinrichting elders te plaatsen. Afdeling 3. - Tariefperiodes

Art. 169.§ 1. De distributienetbeheerder beheert en bedient de toestellen en signalen die nodig zijn voor de bediening van de meetinrichtingen en voedingcircuits om de verschillende tariefperiodes toe te passen. Hij zorgt ervoor dat deze toestellen minstens van de volgende functionaliteiten worden voorzien : - de regeling van de meetinrichtingen voor het tweevoudige tarief en eventueel andere bijzondere tarieven; - de regeling van aparte voedingscircuits voor het verbruik tijdens bepaalde periodes, zoals onderbreekbare tarieven of exclusief nacht; - alle functionaliteiten die nodig zijn voor de efficiënte uitvoering van het concept « intelligent net », onder meer de terbeschikkingstelling aan de gebruiker die het wenst van omschakelingssignalen voor multi-urentellers. Die terbeschikkingstelling is gratis voor nieuwe aansluitingen op LS met jaarlijkse meting. Wat de overige aansluitingen betreft, wordt voor de terbeschikkingstelling een door de « CREG » goedgekeurd tarief toegepast.

De distributienetbeheerder pleegt overleg met de leveranciers om de omschakelingsuren te bepalen (uurperiodes van de onderbreekbare tellers en multi-urentellers). Hij legt die tijdschema's binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit reglement over aan de CWaPE, die ze binnen twee maanden moet goedkeuren (zoniet worden ze geacht goedgekeurd te zijn).

Hij maakt de informatie betreffende de toegepaste bediening, met inbegrip van de uurregeling voor de tariefperiodes, op zijn Internetsite bekend. Hij informeert ook zijn LS-afnemers bij de meting van de index : indien de afnemer afwezig is, vindt hij de informatie op de kaart van de indexmeting of, bij gebrek daaraan, de referentie om die informatie rechtsreeks in te winnen. § 2. De aanpassingen van de functionaliteit bedoeld in § 1 op aansporing van de distributienetbeheerder kunnen enkel plaatsvinden na raadpleging van de betrokken leveranciers en met de uitdrukkelijke instemming van de CWaPE binnen twee maanden. § 3. De distributienetgebruikers of hun leverancier kunnen bij de distributienetbeheerder een gemotiveerde aanvraag tot aanpassing van de bediening en/of periodes indienen. De beheerder evalueert de technische en economische haalbaarheid van deze aanpassing op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria en bepaalt er de kost van. Afdeling 4. - Bijzondere voorschriften voor budgetmeters

Art. 170.Indien een budgetmeter bij een residentiële afnemer geplaatst wordt overeenkomstig de openbare dienstverplichtingen, moet die minstens voorzien zijn van volgende functionaliteiten : 1° verschillende werkingswijzen van de meter moeten mogelijk zijn : - elektriciteitsvoorziening, op grond van een aantal voorbetaalde kWu (voorbetaling); - elektriciteitsvoorziening en klassieke facturering (maandelijks, met jaarlijkse aflezing); - elektriciteitsvoorziening op grond van een aantal voorbetaalde kWu en, indien die kWu uitgeput raken, voortzetting van de stroomvoorziening met het vermogen bedoeld in 2°. 2° mogelijkheid om een module « gewaarborgd minimaalvermogen » bij te voegen die een geplafonneerde stroom mogelijk maakt die conform is met de waarden bedoeld in het decreet van 17 juli 2008;3° de mogelijkheid om gemakkelijk herladen te worden voor de voorafbetalingsfunctie;4° de mogelijkheid om het herladen aan de gekozen leverancier op te dragen. De problematiek van de compensatie na de plaatsing van een budgetmeter zal het voorwerp uitmaken van manuele behandelingen. Afdeling 5. - Verzegeling

Art. 171.§ 1. De meetinrichting wordt verzegeld door de distributienetbeheerder. § 2. Behoudens verwijdering door de distributienetbeheerder, mogen de zegels niet verbroken of verwijderd worden zonder voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de distributienetbeheerder.

Bij verbreking van zegels of niet-toegelaten optreden, brengt de distributienetbeheerder ondermeer de leverancier en de evenwichtsverantwoordelijke op de hoogte daarvan. Hij herstelt de verzegeling op kosten van de gebruiker. Afdeling 6. - Nauwkeurigheidsvereisten

Art. 172.De minimale nauwkeurigheidsvereisten van de meetinrichting zijn opgenomen in bijlage II. Afdeling 7. - Storingen en fouten

Art. 173.Indien bij een aansluiting uitgerust met controlemetingen, zoals bepaald bij artikel 162, de hoofdmeting uitvalt, vervangt de controlemeting de hoofdmeting.

Art. 174.Behoudens andere afspraken in het aansluitingscontract zorgt de distributienetbeheerder er voor dat een storing in de meetinrichting verholpen wordt binnen een termijn van : 1° drie werkdagen, bij een meetinrichting die betrekking heeft op een toegangspunt met een aansluitingsvermogen van 100 kVA of meer;2° zeven werkdagen, voor de overige meetinrichtingen. Deze termijn vangt aan op het ogenblik dat de distributienetbeheerder op de hoogte is van de storing.

Art. 175.Indien de storing als gevolg van overmacht niet binnen de in artikel 174 bedoelde termijn kan worden verholpen, neemt de distributienetbeheerder alle noodzakelijke maatregelen teneinde het verlies van meetgegevens te beperken en informeert hij de leverancier.

Art. 176.Een fout in een meetgegeven wordt altijd als significant aangezien indien deze groter is dan toegelaten krachtens de precisieklassen bedoeld in artikel 172.

Art. 177.Elke distributienetgebruiker of leverancier die in de meetgegevens een significante fout vermoedt, brengt onverwijld de distributienetbeheerder hiervan op de hoogte en kan bij de distributienetbeheerder schriftelijk een controle van de meetinrichting aanvragen. De distributienetbeheerder voorziet dan zo snel mogelijk de uitvoering van een testprogramma.

Art. 178.Indien de in artikel 177 bedoelde controle uitwijst dat een gebrek aan nauwkeurigheid van de meetinrichting vermoedelijk de oorzaak is van een significante fout, zorgt de distributienetbeheerder dat een ijking wordt uitgevoerd of voert die zelf uit.

Art. 179.Indien vastgesteld wordt dat een fout, defect of onnauwkeurigheid in de meetinrichting de oorzaak is van een significante fout, wordt deze door de distributienetbeheerder zo snel mogelijk opgespoord en verholpen.

Art. 180.De distributienetbeheerder draagt de kosten verbonden aan de in de artikelen 177 tot 179 genoemde acties indien een significante fout kon worden vastgesteld. In het tegenovergestelde geval worden ze gedragen door de aanvrager. Afdeling 8. - Onderhoud en inspecties

Art. 181.De distributienetbeheerder onderhoudt de meetinrichting zodanig, dat zij voortdurend aan de in dit reglement opgenomen eisen voldoet.

Art. 182.Na voorafgaande kennisgeving aan de betrokken netgebruiker, heeft de distributienetbeheerder het recht op toegang tot de meetinrichtingen, inclusief deze van de eventuele controlemeting, teneinde een conformiteitscontrole uit te voeren met betrekking tot de bepalingen van dit reglement. Afdeling 9. - Ijkingen

Art. 183.De distributienetbeheerder zorgt er voor dat de onderdelen van de meetuitrusting zijn geijkt voor de eerste indienstneming volgens de gangbare nationale en internationale normen.

Art. 184.Het ijkprogramma en de ijkkalender worden vastgelegd door de distributienetbeheerder volgens de gangbare nationale en internationale normen.

Art. 185.De maximaal toegelaten meetonzekerheden voor ijkactiviteiten zijn opgenomen in de bijlage III.

Art. 186.De ijking van de onderdelen van de meetuitrustingen wordt uitgevoerd door een hiervoor erkend organisme of dienst. Afdeling 10. - Administratief beheer van de technische gegevens van de

meetinstallaties

Art. 187.De distributienetbeheerder is verantwoordelijk voor het bijhouden en archiveren van de gegevens die vereist zijn voor een goed beheer van de meetinrichtingen en de van toepassing zijnde wettelijke controles, zoals die betreffende fabrikant, type, fabrieksnummer, bouwjaar, controle- en ijktijdstippen. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de meetgegevens Afdeling 1. - Gemeten en berekende belastingscurves

Art. 188.De verrekening van de toegang tot en het gebruik van het distributienet is gebaseerd op een reeks afname-/injectiegegevens die elk betrekking hebben op een elementaire periode zoals bepaald in artikel 156. Een reeks van dergelijke gegevens wordt hierna « belastingscurve » genoemd.

Twee soorten belastingscurven worden onderscheiden : a) gemeten belastingscurve : de meetinrichting registreert voor elke elementaire periode de afgenomen en/of geïnjecteerde energie, waarmee de belastingscurve wordt opgesteld;b) berekende belastingscurve : op basis van gelezen meterstanden van de meetinrichting betreffende tamelijk lange duren (bv jaarlijkse lezingen en bij elke wijziging van leverancier op laagspanning) en de toepassing van een synthetisch belastingsprofiel aangepast op de verbruikskenmerken van de betrokken gebruiker(s), wordt de berekende belastingscurve opgesteld.

Art. 189.§ 1. Voor meetinrichtingen die betrekking hebben op toegangspunten van een bestaande aansluiting waarvoor het gemiddelde van het afgenomen en/of geïnjecteerde maximum kwartiervermogen op maandbasis, bepaald over een periode van twaalf opeenvolgende maanden, minstens 100 kWA bedraagt, worden de gemeten belastingscurven geregistreerd. § 2. Voor meetinrichtingen die betrekking hebben op lagere vermogens, kan de distributienetbeheerder, op vraag en voor rekening van de distributienetgebruiker of de leverancier(s), eveneens voorzien in de registratie van de gemeten belastingscurve. § 3. Voor nieuwe aansluitingen, of aansluitingen waarop een verzwaring wordt uitgevoerd, met een aansluitingsvermogen van minstens 100 kVA, plaatst de distributienetbeheerder een meetinrichting met registratie van de belastingscurve.

Art. 190.Voor alle toegangspunten waar een gemeten belastingscurve wordt geregistreerd, geschiedt de in artikel 188 bedoelde verrekening op basis van deze gemeten belastingscurve.

Art. 191.§ 1. Met het oog op een extern gebruik, heeft de distributienetgebruiker te allen tijde het recht om de in de meetinrichting lokaal beschikbare meetgegevens die betrekking hebben op zijn aansluiting te consulteren. De visuele toegang tot de telgegevens is gratis.

De terbeschikkingstelling van de gegevens d.m.v. een aanvullende apparatuur maakt het voorwerp uit van een enige installatiekost volgens een tarief goedgekeurd door de CREG. In de uitzonderlijke gevallen waarin de meetinstallatie zich bevindt op een plaats die niet rechtstreeks voor de distributienetgebruiker toegankelijk is, wendt de distributienetgebruiker zich tot de distributienetbeheerder die hem binnen een redelijke termijn toegang zal verschaffen, overeenkomstig de bepalingen zoals vermeld in artikel 16. § 2. De meetgegevens vermeld in § 1 bevatten minstens de facturatiemetingen. Op verzoek van de distributienetgebruiker verschaft de distributienetbeheerder de nodige inlichtingen voor de interpretatie van de meetgegevens. Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen betreffende de gemeten

belastingscurve

Art. 192.De belastingscurve wordt geregistreerd op basis van meetperioden die overeenstemmen met de elementaire periode zoals bepaald in artikel 156.

Art. 193.Overeenkomstig de bepalingen van het aansluitingscontract en/of de behoeften van de distributienetbeheerder, registreert een meetinrichting per meetperiode de volgende data : 1° de aanduiding van de meetperiode;2° de afgenomen en/of geïnjecteerde actieve energie;3° desgevallend de afgenomen en/of geïnjecteerde reactieve energie.

Art. 194.De distributienetbeheerder verzamelt de meetgegevens op elektronische wijze en eventueel door tele-opname.

Art. 195.De in artikel 193 bedoelde verzameling van meetgegevens geschiedt overeenkomstig een door de distributienetbeheerder bepaald communicatieprotocol.

Art. 196.Om desgevallend de tele-opname van de meetinrichting mogelijk te maken, zorgt de distributienetbeheerder, op basis van technisch-economische criteria, voor de realisatie van de meest aangewezen telecommunicatieverbinding.

Art. 197.Een meetperiode is gerelateerd aan het tijdstip 00:00:00 volgens het plaatselijk uur.

Art. 198.De afwijking van de begin- en eindtijden van de meetperiode ten overstaan van plaatselijk uur mag niet groter zijn dan tien seconden. Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen betreffende de berekende

belastingscurve

Art. 199.§ 1. Een belastingscurve verdeelt een unitaire belasting onder elementaire periodes, zoals bepaald in artikel 156, op grond van synthetische belastingsprofielen, (Synthetic Load Profiles of SLP) statistisch vastgelegd en telkens als nodig geactualiseerd door SYNerGRID. § 2. 1°. Voor de volgende vier types afnemers zijn vier SLP gedefinieerd die van toepassing blijven in afwachting van hun omzetting in de nieuwe SLP bedoeld in § 2. 2° : - de residentiële afnemer met een naar verhouding laag nachtverbruik (S21); - de residentiële afnemer met een naar verhouding belangrijk nachtverbruik (S22); - de niet-residentiële afnemer met P-aansluiting < 56 kVA (S11); - de niet-residentiële afnemer met P-aansluiting => 56 kVA (S12). 2° In het kader van een intelligent beheer van de netten moet met name aan alle gebruikte uurperiodes een overeenstemmende SLP toegewezen worden opdat alle interveniënten van de markt elke maatregel zouden kunnen treffen met het oog op de optimisering van de terbeschikkingstelling en het gebruik van de energie.SYNerGRID realiseert en stelt dergelijke SLP voor volgens een timing dat hun goedkeuring mogelijk maakt met het oog op hun tenuitvoerlegging, de eerste keer op 1 januari na de eerste aanpassing van het MIG. De CWaPE kan ook het opmaken van bijkomende SLP of de afschaffing van bestaande SLP opleggen, al naar gelang van evolutie van de markt. § 3. De SLP worden voor hun officiële bekendmaking ter goedkeuring aan de CWaPE overgelegd. Die goedkeuring moet gegeven worden binnen een termijn van maximum twee maanden. De distributienetbeheerder wijst aan elk toegangspunt één of meerdere gepaste SLP toe.

Art. 200.§ 1. De leverancier en zijn evenwichtsverantwoordelijke organiseren voor elke afnemer een injectie die overeenstemt met de in artikel 199 bepaalde belastingscurve en waarvan het niveau aangepast wordt volgens de meteraflezingen van de afnemer; de toepasselijke parameters en de omstandigheden. § 2. De distributienetbeheerders berekenen de vergoeding en de verzoening volgens de bepalingen van het MIG. De distributienetbeheerders en de leveranciers nemen deel aan de financiële verzoening.

Art. 201.§ 1. Het verbruik of, in voorkomend geval, de productie op de toegangspunten hoogspanning zonder registratie van de belastingscurve, al dan niet met registratie van de maximum kwartierpiek, wordt maandelijks door de distributienetbeheerder gemeten. § 2. Het verbruik of, in voorkomend geval, de productie op de toegangspunten laagspanning zonder registratie van de belastingscurve wordt door de distributienetbeheerder bepaald bij elke verandering van leverancier of afnemer en in elk geval uiterlijk 12 maanden na de laatste opmeting van de teller. Elke eindafnemer moet de distributienetbeheerder minstens één keer per jaar de indexen of tellers laten opmeten die overeenstemmen met het aansluitingspunt (de aansluitingspunten) waarvan hij houder is. Indien de netbeheerder hem daarom verzoekt en/of indien hij afwezig was bij de opmetingsbezoeken, is de eindafnemer ertoe gehouden zijn index aan de distributienetbeheerder mee te delen volgens de modaliteiten die laatstgenoemde oplegt. De teller wordt ook minstens één keer tijdens een periode van 24 maanden fysisch gemeten door de distributienetbeheerder, voor zover hij toegang heeft tot de meetinrichtingen. Afdeling 4. - Dataverwerking

Art. 202.§ 1. De distributienetbeheerder registreert en slaat de in de artikel 193 bedoelde data op elektronische wijze op binnen de perken bedoeld in afdeling 6 hierna. § 2. Aan de in § 1 bedoelde data koppelt de distributienetbeheerder de volgende gegevens : 1° de identificatie van het toegangspunt;2° de locatie van de meetinrichting;3° de identificatie van de leverancier en de evenwichtsverantwoordelijke. § 3. De behandeling van de data moet zodanig gebeuren dat de nauwkeurigheid van deze data niet wordt beïnvloed. Afdeling 5. - Validatie en rechtzetting van meetgegevens

Art. 203.§ 1. Indien de meetinrichting zich niet ter hoogte van het toegangspunt bevindt, zullen de meetgegevens worden aangepast op basis van een schattingsprocedure die rekening houdt met de fysische verliezen tussen het meetpunt en het toegangspunt. Deze procedure is gewoonlijk beschreven in het aansluitingscontract en wordt overgemaakt aan de CWaPE. § 2. Indien de wijze van aanpassing niet is beschreven in het aansluitingscontract, zal de distributienetbeheerder, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, bepalen welke wijze het meest geschikt is; hij zal die meedelen aan de gebruiker en aan de CWaPE.

Art. 204.§ 1. Indien de distributienetbeheerder niet kan beschikken over de werkelijke meetgegevens of wanneer de beschikbare resultaten weinig betrouwbaar of duidelijk foutief zijn, worden die meetgegevens in het validatieproces vervangen door billijke waarden op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria. § 2. De weinig betrouwbare of duidelijk foutieve gegevens worden gecorrigeerd op basis van één of meerdere schattingsprocedures zoals : 1° redundante metingen;2° andere meetresultaten waarover de betrokken distributienetgebruiker beschikt;3° vergelijking met de gegevens van een periode die als equivalent wordt beschouwd. Deze valideringsmethodes kunnen worden bepaald in onderling overleg tussen de partners, met mededeling aan de CWaPE.

Art. 205.Na toepassing van de artikelen 203 en 204 kan de distributienetbeheerder, na voorafgaande informatie aan de betrokken distributienetgebruiker en aan de CWaPE, op de meetgegevens elke vorm van bijkomende controle toepassen die hij nuttig acht. Hierna worden de meetgegevens geacht gevalideerd te zijn. Afdeling 6. - Opslag, archivering en beveiliging van de data

Art. 206.De distributienetbeheerder slaat zowel de onbewerkte meetgegevens als de eventueel gewijzigde meetgegevens op een niet vluchtige informatiedrager op.

Art. 207.De distributienetbeheerder archiveert de in artikel 206 vermelde gegevens gedurende een periode van minstens vijf jaar.

Art. 208.De door de distributienetbeheerder centraal beheerde meetgegevens zijn, overeenkomstig de wettelijke bepalingen die de telling regelen en de artikelen 157 en 158, beveiligd tegen kennisneming door anderen dan het personeel van de distributienetbeheerder. Afdeling 7. - Ter beschikking te stellen meetgegevens bij gemeten

belastingscurven

Art. 209.§ 1. De gegevens worden in principe uitgewisseld in elektronische vorm. § 2. Deze termijnen omschreven in deze afdeling kunnen worden verkort in onderling overleg tussen alle actoren, met mededeling aan de CWaPE.

Art. 210.§ 1. De distributienetbeheerder stelt elke werkdag volgens de in het kader van artikel 14 vastgestelde procedures de volgende meetgegevens ter beschikking van de betrokken leverancier(s) en toegangsgerechtigde op kwartierbasis voor de toegangspunten waarop hij energie levert of injecteert en die met een automatische lezing zijn uitgerust en waarvan het aansluitingsvermogen 56 kVA overschrijdt : 1° de niet-gevalideerde telgegevens per toegangspunt voor de dag -1 en de eventuele tussenliggende dagen, behalve andersluidende instructies van de bestemmelingen;2° de gevalideerde telgegevens voor de dag D-1 en de eventuele tussenliggende dagen.Hij moet de eventuele afwijkingen ten opzichte van de niet-gevalideerde telgegevens zo vlug mogelijk meedelen aan de leverancier. De tiende werkdag na het verbruik wordt elk telgegeven verstrekt en gevalideerd. Voor minstens 95 % van de toegangspunten zijn de telgegevens van de maand gevalideerd en beschikbaar uiterlijk de vierde dag van de volgende maand. De verstrekte telgegevens houden de eventuele correctiecoëfficiënten in; de rechtgezette of geraamde gegevens zijn geïdentificeerd; 3° wat de reactieve energie betreft, kunnen de gevalideerde gegevens op verschillende termijnen worden bezorgd volgens modaliteiten die in onderling overleg worden bepaald tussen de betrokken partijen, met inachtneming van de artikelen 141 tot 143. § 2. Voor de productie-installaties worden de gevalideerde telgegevens bedoeld in dit artikel aan de betrokken producent meegedeeld op zijn gewoon verzoek. Deze informatie-uitwisseling kan plaatsvinden volgens een protocol dat in gezamenlijk overleg met de producent bepaald wordt. § 3. De gegevens bedoeld in § 1 worden eveneens aan de netgebruiker overgemaakt op diens schriftelijk verzoek en mits betaling van de kosten volgens een tarief goedgekeurd door de « CREG ». § 4. Bij storing van de meetinstallatie, onmogelijke toegang of gevaarlijke toegangsvoorwaarden vervangt de distributienetbeheerder de ontbrekende gegevens door zijn beste schatting daarvan. De eindafnemer wordt over de methodologie van die schatting ingelicht indien hij erom verzoekt. § 5. Voor aansluitingen onder 56 kVA worden de meetgegevens maandelijks ter inzage gelegd.

Art. 211.De distributienetbeheerder motiveert de aanpassingen en correcties die op basis van de artikelen 203 en 204 werden aangebracht en brengt de CWaPE op de hoogte daarvan.

Art. 212.§ 1. Elke werkdag stelt de distributienetbeheerder, voor de dag D-1 en de eventuele tussenliggende dagen, aan de evenwichtsverantwoordelijke de niet-gevalideerde telgegevens ter beschikking op kwartierbasis in en door de leverancier geaggregeerde vorm. § 2. De distributienetbeheerder stelt, dagelijks en uiterlijk de tiende werkdag na de dag van het verbruik, aan de evenwichtsverantwoordelijke de niet-gevalideerde telgegevens ter beschikking in en door de leverancier geaggregeerde vorm.

Art. 213.Op verzoek van de betrokken leverancier, van de toegangshouder of van de evenwichtsverantwoordelijke kan de distributienetbeheerder de hier bedoelde meetgegevens, al dan niet gevalideerd, met een grotere frequentie dan bedoeld in artikel 210 ter beschikking stellen. De betrokkene richt zich hiertoe tot de distributienetbeheerder die op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria de aanvraag evalueert en de hieruit voortkomende taken uitvoert. De daarmee verband houdende kosten worden door de verzoeker overgenomen volgens een door de « CREG » goedgekeurde tarief.

Art. 214.§ 1. Elk werkdag stelt de distributienetbeheerder stelt, voor de dag D-1 en de eventuele tussenliggende dagen, aan de transmissienetbeheerder of de beheerder van het lokaal transmissienet naargelang het geval de niet-gevalideerde telgegevens ter beschikking op kwartierbasis in en door de evenwichtsverantwoordelijke geaggregeerde vorm. § 2. De distributienetbeheerder stelt, dagelijks en uiterlijk de tiende werkdag na de dag van het verbruik, aan de transmissienetbeheerder of de beheerder van het lokaal transmissienet naargelang het geval de niet-gevalideerde telgegevens ter beschikking in en door de leverancier geaggregeerde vorm.

Art. 215.De distributienetbeheerder kan, op vraag van de distributienetgebruiker of van de betrokken leverancier, complementaire meetgegevens of andere informatie afkomstig van de betrokken meetinrichting met een ander doel dan de in artikel 154 bedoelde verrekening ter beschikking stellen aan de aanvrager. De aanvrager richt zich hiertoe tot de distributienetbeheerder die op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria de aanvraag evalueert en de hieruit voortkomende werken uitvoert. De hieraan verbonden kosten worden gedragen door de aanvrager volgens een tarief goedgekeurd door de « CREG ». Afdeling 8. - Ter beschikking te stellen meetgegevens bij berekende

belastingscurven

Art. 216.§ 1. De distributienetbeheerder stelt aan de betrokken leverancier gevalideerde meetgegevens ter beschikking voor de toegangspunten waarop hij energie levert of injecteert en die maandelijks worden uitgelezen. Voor minstens 95 % van de toegangspunten moeten deze gegevens worden meegedeeld ten laatste op de vierde werkdag van de volgende maand en voor alle toegangspunten ten laatste op de tiende werkdag van deze maand.

De distributienetbeheerder vermeldt steeds de datum van de meting van de teller. Hij identificeert de rechtgezette (artikel 203) of geraamde (artikel 204) gegevens. § 2. De distributienetbeheerder stelt aan de betrokken leverancier gevalideerde telgegevens ter beschikking voor de toegangspunten waarop hij energie levert of injecteert en die jaarlijks worden uitgelezen.

Voor minstens 95 % van de toegangspunten moeten deze gegevens worden meegedeeld binnen twintig werkdagen na de datum van de meting van de tellers en voor alle toegangspunten uiterlijk binnen zesentwintig werkdagen na die datum.

De distributienetbeheerder moet steeds de datum van de meting van de teller voor elk toegangspunt vermelden. Als op het ogenblik van de validatie van de telgegevens blijkt dat een fysische meting van de teller nodig is (ter plaatse), zijn de vermelde termijnen geldig vanaf de dag van deze bijkomende meting. De gevalideerde telgegevens die werdern rechtgezet of geraamd, zijn geïdentificeerd. § 3. Voor de productie-installaties worden de gevalideerde telgegevens bedoeld in dit artikel ook aan de betrokken producent meegedeeld volgens de principes verwoord in § 1 en § 2.

Art. 217.§ 1. De distributienetbeheerder stelt uiterlijk de vijftiende werkdag van de volgende maand, aan de leverancier de uitkeringsgegevens van de maand ter beschikking op kwartierbasis voor de toegangspunten zonder registratie van de belastingscurve waaraan hij energie levert of injecteert. § 2. De distributienetbeheerder stelt, uiterlijk de vijftiende werkdag van de volgende maand, aan de evenwichtsverantwoordelijke de uitkeringsgegevens van de maand ter beschikking op kwartierbasis in en door de leverancier geaggregeerde vorm en deelt deze gegevens, geaggregeerd per evenwichtsverantwoordelijke, ook mee aan de transmissienetbeheerder en/of aan de beheerder van het lokaal transmissienet. § 3. Deze termijnen omschreven in deze afdeling kunnen worden verkort in onderling overleg tussen alle partners, met mededeling aan de CWaPE. Afdeling 9. - Historische verbruiksgegevens

Art. 218.§ 1. 1° elke distributienetgebruiker kan maximaal een keer per jaar zijn verbruiksgegevens van de drie laatste jaren, gratis krijgen, op gewoon verzoek, bij de distributienetbeheerder, tegen mededeling van zijn EAN-code. Hij kan deze taak ook aan een gemachtigde of een leverancier toevertrouwen aan wie hij de nodige volmacht verleent. 2° de geëiste verbruiksgegevens worden ter beschikking gesteld van de aanvrager door de beheerder van het lokale transmissienet uiterlijk twintig dagen na de aanvraag op voorwaarde dat de gebruiker van het betrokken distributienet actief was op hetzelfde toegangspunt tijdens de referentieperiode en op voorwaarde dat er gegevens bestaan.3° de informatie moet op een duidelijke en eenvormige wijze, per EAN-code, per periode en per verbruikstype (actief, capacitief, inductief) worden ingedeeld volgens een formaat dat door de distributienetbeheerders in onderlinge overeenstemming wordt vastgelegd; * voor de distributienetgebruikers die voortdurend worden uitgelezen : - het actief verbruik per kwartier; - het inductief en capacitief verbruik per kwartier. * voor de distributienetgebruikers die maandelijks worden uitgelezen : - het actief verbruik per maand, onderverdeeld per teller; - het piekvermogen, onderverdeeld per teller (indien van toepassing); - de data van de opmetingen. * voor de distributienetgebruikers die jaarlijks worden uitgelezen : - het actief verbruik per jaar, onderverdeeld per teller; - de data van de opmetingen. § 2. Als een distributienetgebruiker van leverancier verandert, worden de beschikbare historische verbruiksgegevens zoals bepaald in § 1 gratis ter beschikking gesteld van de nieuwe leverancier. De aanvraag tot de leverancierswissel geldt gelijktijdig als een aanvraag tot het ter beschikking stellen van de historische verbruiksgegevens tenzij de betrokken distributienetgebruiker dit weigert door middel van een schriftelijke medeling gericht aan de distributienetbeheerder. Afdeling 10. - Klachten en rechtzettingen

Art. 219.§ 1. Elke rechtzetting moet schriftelijk worden meegedeeld door een rechtstreeks betrokken partij aan de distributienetbeheerder ten laatste één maand nadat een fout in het licht werd gesteld. § 2. Behoudens kwade trouw zal een eventuele rechtzetting van de meetgegevens en de daaruit voortvloeiende facturatie betrekking hebben op een periode van maximaal twee jaar, met name de periode tussen de laatste facturatie (desgevallend de laatste schatting door de distributienetbeheerder) van de tellers en de meting die twee jaar tevoren is uitgevoerd. Indien die periode minder dan 22 of meer dan 26 maanden bedraagt, wordt de schatting over 24 maanden doorgevoerd. § 3. In afwijking van § 1, wanneer een leverancier de inhoud van een bericht m.b.t. de meetgegevens wenst te betwisten, stuurt hij een aanvraag tot rechtzetting van die meetgegevens aan betrokken distributienetbeheerder. Na ontvangst van de aanvraag gaat de distributienetbeheerder na of ze ontvankelijk is. De leverancier zal uiterlijk twee werkdagen na verzending van zijn aanvraag een antwoord ontvangen waarin hem meegdeeld wordt dat ze aanvaard en geregistreerd of verworpen wordt. Behalve overmacht zal de distributienetbeheerder 80 % van de gedurende een bepaalde maand aanvaarde aanvragen binnen 20 kalenderdagen na de aanvaarding behandelen en het saldo binnen dertig kalenderdagen. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen

Art. 220.De bij de inwerkingtreding van dit technisch reglement bestaande meetinrichtingen of onderdelen ervan die niet voldoen aan de nauwkeurigheidsvereisten bedoeld in artikel 172, mogen in gebruik blijven voor zover zij niet het voorwerp zijn van een aanpassing of vervanging en voor zover zij voldoen aan de nauwkeurigheidsvereisten van de eerstvolgende minder precieze nauwkeurigheidsklasse dan die bedoeld in vermeld artikel.

Art. 221.Indien de distributienetgebruiker of de distributienetbeheerder vraagt om bestaande meetinrichtingen of onderdelen hiervan in overeenstemming te brengen met de nauwkeurigheidsvereisten bedoeld in artikel 172, zal de distributienetbeheerder, in samenspraak met de distributienetgebruiker, de vereiste aanpassingen uitvoeren. De kosten van deze aanpassing worden gedragen door de aanvrager.

Art. 222.Indien de distributienetgebruiker of de betrokken leverancier wenst dat de niet-conformiteit binnen een kortere termijn opgeheven wordt, moet hij zich hiertoe tot de distributienetbeheerder richten. Deze zal op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria oordelen of de gevraagde aanpassing kan gerealiseerd worden.

Behoudens negatieve evaluatie, zal de distributienetbeheerder de aanpassing uitvoeren. De bijkomende kosten van deze versnelde aanpassing worden gedragen door de aanvrager.

TITEL VI. - Samenwerkingscode

Art. 223.De distributienetbeheerder en de netbeheerders aan wiens net hij gekoppeld is, bepalen in gezamenlijk overleg de fysische plaats van het koppelpunt of de koppelpunten.

Art. 224.De distributienetbeheerder en de netbeheerders aan wiens net hij gekoppeld is, verlenen elkaar wederzijds de noodzakelijke medewerking bij de uitvoering van de taken waartoe beide partijen wettelijk of contractueel verplicht zijn.

Art. 225.§ 1. De distributienetbeheerder pleegt overleg met de netbeheerder aan wiens net hij gekoppeld is, met betrekking tot alle aspecten die direct of indirect gevolgen voor de betrokken netbeheerders kunnen hebben, en inzonderheid met betrekking tot : 1° de ontwikkeling, het onderhoud en de exploitatie van hun respectievelijke netten;2° de ondersteunende diensten die zij elkaar verstrekken;3° het evenwicht tussen de vraag naar en het aanbod van elektriciteit in de Belgische regelzone;4° het technisch beheer van de elektriciteitsstromen op hun respectievelijke netten;5° de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden die op hun respectievelijke netten aangesloten zijn;6° de toegang tot hun respectievelijke netten;7° de toepassing van de reddings- en heropbouwcode. De samenwerkingsovereenkomst slaat op zijn minst op die verschillende punten. § 2. De distributienetbeheerder wisselt met de netbeheerder aan wiens net hij gekoppeld is, de nodige gegevens uit met betrekking tot de aspecten vermeld in § 1 volgens onderling overeengekomen procedures. § 3. De distributienetbeheerder bepaalt samen met de netbeheerder aan wiens net hij gekoppeld is, de respectievelijke verantwoordelijkheden inzake de kwaliteit, de periodiciteit van de terbeschikkingstelling en de betrouwbaarheid van de gegevens bedoeld in § 1 en inzake het naleven van de mededelingstermijnen. § 4. De distributienetbeheerder sluit met de netbeheerder op wiens net hij aangesloten is, een samenwerkingsovereenkomst die de praktische modaliteiten inzake overleg, samenwerking en gegevensuitwisseling regelt. Deze overeenkomst is niet-discriminerend en vermeldt de rechten, plichten en verantwoordelijkheden van elke partij, alsook de kosten voor het gebruik van de netten die het voorwerp van de overeenkomst zijn. § 5. De samenwerkingsovereenkomst, alsook elke herziening, wordt aan de CWaPE overgemaakt zodra ze ondertekend is, of zodra dit reglement in werking treedt indien ze eerder ondertekend werd.

Art. 226.De samenwerkingsovereenkomst betreft ook, overeenkomstig de wetsbepalingen ter zake, de vertrouwelijkheid van de gegevens die onderling worden uitgewisseld of ter beschikking staan.

Art. 227.De distributienetbeheerder deelt de planningsgegevens mee aan de netbeheerders aan wiens net hij gekoppeld is met het oog op het opmaken van hun aanpassingsplan.

Art. 228.§ 1. De samenwerkingsovereenkomst bepaalt ook het vermogen dat aan de distributienetbeheerder ter beschikking kan worden gesteld op elk koppelpunt en, in voorkomend geval, de evolutie van dat vermogen of een desbetreffend indicatief plan. § 2. Elke versterking of uitbreiding van een bestaande koppeling wordt gezamenlijk door de distributienetbeheerder en de netbeheerder aan wiens net hij gekoppeld is, beoordeeld op basis van de zorg voor de optimale ontwikkeling van de betrokken netten, en rekening houdend met de voorrang die dient te worden gegeven aan kwalitatieve en/ of hoogrenderende warmtekrachtkoppelingsinstallaties en productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, alsook aan degene die elektriciteit produceren vanaf afvalstoffen en terugwinningen op industriële processen. § 3. De kwaliteit van de op elk koppelpunt geleverde spanning wordt bepaald in het samenwerkingscontract bedoeld in § 1 en is zo dat het technisch mogelijk is, met de toepassing van normen voor goede parktijken, om de eindafnemer een spanning te geven die voldoet aan de voorschriften van de norm EN 50160 « Spanningskarakteristieken in openbare elektriciteitsnetten ». § 4. Het toegelaten niveau van storingen op het koppelpunt wordt bepaald door de normen die algemeen worden toegepast op Europees niveau, en meer bepaald de technische rapporten CEI IEC 61000-3-6 en 61000-3-7 voor hoogspanning en de overeenstemmende rapporten (CEI IEC61000.3.2 en CEI 61000.3-3) voor laagspanning.

Art. 229.§ 1. In de koppelpunten geniet de distributienetbeheerder per elementaire periode een recht op afname van een forfaitaire hoeveelheid reactieve energie, in inductief en capacitief regime. § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van § 3, is deze forfaitaire hoeveelheid reactieve energie per tijdsinterval gelijk aan 32,9 % % van de hoeveelheid actieve energie afgenomen op het koppelpunt tijdens dit tijdsinterval. § 3. Deze forfaitaire hoeveelheid reactieve energie per tijdsinterval mag niet lager zijn dan 3,29 % van de hoeveelheid actieve energie die conform is met de duurtijd van het tijdsinterval vermenigvuldigd met het op het koppelpunt ter beschikking gesteld vermogen, zoals bepaald in artikel 228. § 4. Het positieve verschil tussen de hoeveelheid in inductief regime en de forfaitaire hoeveelheid, toegewezen overeenkomstig dit artikel, wordt ten laste gelegd aan de betrokken distributienetbeheerder volgens het toepasselijke tarief. § 5. Het positieve verschil tussen de hoeveelheid in capacitief regime en de forfaitaire hoeveelheid, toegewezen overeenkomstig dit artikel, wordt ten laste gelegd aan de betrokken distributienetbeheerder volgens het toepasselijke tarief.

Art. 230.§ 1. In het kader van de bepalingen van artikel 225 licht een distributiebeheerder de netbeheerders aan wiens net hij gekoppeld is, tijdig in over zijn aanvragen inzake tijdelijke en permanente overschakelingen van belasting tussen de betrokken koppelpunten. Deze aanvragen worden in onderling overleg geëvalueerd volgens de modaliteiten omschreven in de samenwerkingsovereenkomst. § 2. Op gemotiveerd verzoek legt de distributienetbeheerder verdere informatie ter inzage van de netbeheerders aan wiens net hij gekoppeld is aangaande het per koppelpunt verwachte belastingsdiagram.

Art. 231.§ 1. De samenwerkingsovereenkomst bepaalt onder meer de respectievelijke rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden en de procedures met betrekking tot alle aspecten van de exploitatie die een indirecte of directe invloed kunnen hebben op de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van de betrokken netten, aansluitingen, of installaties van netgebruikers, met inbegrip van de modaliteiten voor het herstel van eventuele schade aan een netgebruiker. § 2. De reddingscode en de heropbouwcode opgesteld door de transmissienetbeheerder of de beheerder van het lokaal transmissienet worden opgenomen in deze overeenkomst.

Art. 232.§ 1. De distributienetbeheerder stelt de meetgegevens van elke evenwichtsverantwoordelijke ter beschikking van de netbeheerders aan wiens net hij gekoppeld is, volgens de bepalingen van de artikelen 214 en 217. § 2. De meetgegevens vermeld in § 1 bepalen per evenwichtsverantwoordelijke en per kwartier het vermogen uitgewisseld tussen de betrokken netten. § 3. De distributienetbeheerder draagt de verantwoordelijkheid dat het totale uitgewisselde vermogen tussen de betrokken netten per kwartier wordt toegewezen aan de verschillende evenwichtsverantwoordelijken.

BIJLAGE I : GEGEVENSLIJST De eerste kolom van Tabel 1 is getiteld « Aansluitingstype » en onderscheidt twee types aansluitingen : de aansluitingen van productie-eenheden (« Pr ») en de aansluitingen van belastingen (« B »).

Bij een gemengde aansluiting (productie-eenheid en belasting, « Pr + B ») kan de distributienetbeheerder alle of een gedeelte van de gegevens van beide aansluitingstypes opvragen.

De tweede kolom van Tabel 1 is getiteld « Doel » en verwijst naar het hoofdstuk of de paragrafen van dit reglement waarop de gegevens betrekking hebben.

De afkorting « P" betreft Titel II van de Planningscode. De afkortingen « S » en « A » komen respectievelijk overeen met de afdeling « Aanvraag om Oriënterende studie » en « Aanvraag tot Aansluiting » van Titel III van de Aansluitingscode. Andere gegevens betreffende bestaande installaties worden gecatalogeerd onder de hoofding « Andere » (ze moeten worden bezorgd op hieronder niet vermelde specifieke aanvraag) en « Alle » (ze moeten worden bezorgd in de hieronder vermelde drie gevallen).

De planningsgegevens waarvan sprake in artikel 34, (Planningscode) zijn deze die in Tabel 1 door het teken « P » of « Alle » in de kolom « Doel » zijn aangegeven.

De algemene technische gegevens of informatie waarvan sprake in artikel 68 (Aansluitingscode) zijn deze die in Tabel 1 door het teken « S » of « Alle in de kolom « Doel » zijn aangegeven.

De gedetailleerde technische gegevens of informatie waarvan sprake in artikel 78 (Aansluitingscode) zijn deze die in Tabel 1 door het teken « A »of « Alle » in de kolom « Doel » zijn aangegeven.

De derde kolom van Tabel 1 is getiteld « Omschrijving » en beschrijft de gevraagde technische gegevens en informatie.

De vierde kolom van Tabel 1 is getiteld « Eenheid » en duidt voor de meetbare grootheden de meeteenheid aan.

De vijfde kolom van Tabel 1 is getiteld « Periode ». De letter T geeft het aantal jaren weer waarvoor het gegeven of de informatie wordt doorgegeven aan de distributienetbeheerder, in overeenstemming met de planningsperiode beschouwd in de Planningscode.

type aansluiting

Doel

Omschrijving

Eenheid

Periode

Pr + B

Alle

Identificatie van de aansluiting


Pr + B

Alle

Naam en adres van de netgebruiker


Pr + B

D

Koppeling met het net beschrijving van de aansluiting met inbegrip van de hulpvoeding


Pr + B

S, A

Datum indienstname

mm/jjjj


Pr + B

Andere

Laatste datum conformiteitskeuring

dd/mm/jjjj


Pr + B

D

Lokalisatie en toegang tot schakelapparatuur en meetapparatuur


Pr + B

Andere

Algemene overstroombeveiliging merk, type, instelwaarden, kableringsschema


Pr + B

Andere

Elektrisch schema


B

Alle

Actief vermogenpiek en maand van optreden

kW,mm

T

B

Alle

Alle Reactief vermogen (of cos phi) bij actief vermogenpiek

kVAr

T

B

P

Eventuele trendbreuken in afnamepatroon

kW, mm/jjjj

T

B

P

Wekelijks afnamepatroon

kW


B

S, A

Type en vermogen storende belasting

kW


B

S, A

Opgesteld motorvermogen

kVA


B

Alle

Datum indienstname Condensatorbatterij

dd/mm/jjjj


B

Alle

Condensatorbatterij : geïnstalleerd vermogen

kVAr


Pr

Alle

Productie-eenheid : identificatie


Pr

Alle

Maximaal netto-ontwikkelbaar vermogen

kW

T

Pr

P

Geschatte jaarproductie of gebruiksduur

kWh of h

T

Pr

Alle

Cos phi bij het maximaal vermogen

T

Pr

E,D

Type generator (asynchroon/synchroon/invertor)


Pr

D

Elektrische kenplaatgegevens generator


Pr

Alle

Energiebron (hernieuwbare energie/WKK/andere)


Pr

Alle

Driefasig kortsluitvermogen (subtransient) op het toegangspunt

MVA


Pr

Alle

Werking in eilandbedrijf mogelijk ?

J/N


Pr

Alle

Parallelbedrijf mogelijk ?

J/N


Pr

P

Beschikbaarheidsgraad

%


Pr

S, A

Type en vermogen storende productie-eenheid

kW


Pr

D

Transformator : kortsluitspanning

%


Pr

D

Transformator : elektrische kenplaatgegevens


Pr

Andere

Ontkoppelingsbeveiliging : merk, type, instelwaarden, kableringsschema, afstandsbediening (J/N)


BIJLAGE II : NAUWKEURIGHEIDSVEREISTEN VOOR DE MEETINRICHTING. Tabel 2 vermeldt de minimaal vereiste nauwkeurigheidsklasse van de gebruikte onderdelen in de meetinrichting in functie van het aansluitingsvermogen en het spanningsniveau.

Aansluitings- vermogen

Spanningsniveau waarop de meetrichting aangesloten is

Maximaal toegestane totaalfout (+ %) bij vollast (3)

Minimaal vereiste nauwkeurigheidsklasse van de bestanddelen in de meetinrichting

Actief PF=1

Reactief PF=0

TP

TI

Wh- meter

VArh- meter

=> 5 MVA

HT

0.5

2.25

0.2

0.2

0.2

2

BT

0.25

2.25

na

0.2

0.2

2

=> 1 MVA tot 5 MVA

HT

0.75

2.25

0.2

0.2

0.5

2

BT

0.55

2.25

na

0.2

0.5

2

=> 250 kVA tot 1 MVA

HT

1.5

2.5

0.5

0.5

1

2

BT

1.25

2.25

nvt

0.5

1

2

=> 100 kVA tot 250 kVA

HT

1.5

2.5

0.5

0.5

1

2

BT

1.25

2.25

nvt

0.5

1

2

< 100 kVA

meters conform aan bijlage MI-003 § 7 van het koniklijk besluit van 13 juni 2006 betreffende de meetinstrumenten


Tabel 2 : Nauwkeurigheidsklasse van de onderdelen van een meetinrichting Waarbij : TP : meettransformator van de spanning TI : meettransformator van de stroom Wh- meter : meter voor actieve energie VArh - meter : meter voor reactieve energie.

PF : vermogensfactor nt : niet toepasselijk (3) De maximaal toegestane totaalfout (+ %) voor de gehele meetinrichting bij vollast wordt gegeven als indicatieve waarde.Ze wordt berekend op grond van de vectoriële som van de vergissingen van elk bestanddeel van de meetinrichting, namelijk A + B + C, met : A : de fout van de spanningstransformator met bedrading, B : de fout van de stroomtransformator met bedrading, C : de fout van de meter.

De distributienetbeheerder zal de nodige maatregelen treffen opdat de bestanddelen van de meetinrichting bij het aansluitingsvermogen in hun nominaal werkdomein worden gebruikt om de beste garantie te geven dat aan de vereisten van de maximaal toegestane totaalfout wordt voldaan.

BIJLAGE III : NAUWKEURIGHEIDSVEREISTEN VOOR DE IJKING VAN MEETINRICHTINGEN De maximaal toegelaten onzekerheid (in %) bij het ijken van onderdelen van meetinrichtingen bedraagt :

- Klasse 0.2 TC en TT :

+ 0.05

- Klasse 0.2 Wh. - meter

+ 0.05/cosphi

- Klasse 0.5 TC en TT :

+ 0.1

- Klasse 0.5 Wh. - meter

+ 0.1/cosphi

- Klasse 1 Wh. - meter

+ 0.2/cosphi

- Klasse 2 Wh. - meter

+ 0.5/cosphi

- Klasse 2 varh. - meter

+ 0.5/sinphi

- Klasse 3 varh. - meter

+ 0.5/sinphi


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2011 tot goedkeuring van het technisch reglement voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten in het Waalse Gewest alsook de toegang daartoe.

Namen, 3 maart 2011.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

^