Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 04 maart 1999
gepubliceerd op 27 april 1999

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen tewerk zijn gesteld

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1999027310
pub.
27/04/1999
prom.
04/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/04/1999027310/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MAART 1999. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen tewerk zijn gesteld


De Waalse Regering, Gelet op het koninklijk besluit nr 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, inzonderheid op de artikelen 4, § 2, en 5, § 2, derde lid;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen te werk zijn gesteld, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 3 december 1992, bij de besluiten van de Waalse Regering van 14 januari 1993, 3 februari 1994, 6 oktober 1994, 8 december 1994, 30 maart 1995, 11 mei 1995, 31 oktober 1996, 27 januari 1998, bij het decreet van 5 februari 1998 en bij het besluit van de Waalse Regering van 2 april 1998;

Gelet op het advies van de « Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne » (Hoge Raad van Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 19 januari 1999;

Gelet op het advies van de « Conseil économique et social de la Région wallonne » (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 25 januari 1999;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de « Office communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi » (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), gegeven op 9 februari 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 december 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 9 december 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gegrond op het feit dat het Belgische actieplan 1998 inzake werkgelegenheid, dat opgemaakt is in het kader van de Europese richtlijnen inzake werkgelegenheid, voorziet in de harmonisatie en vereenvoudiging van de verschillende maatregelen inzake werkgelegenheid, dat de federale Staat en de Gewesten tijdens de interministeriële werkgelegenheidsconferentie van 13 mei 1998 beslist hebben die harmonisatie en vereenvoudiging te verwezenlijken en dat derhalve zo spoedig mogelijk maatregelen getroffen moeten worden indien ze moeten worden opgenomen in de evaluatie van het Belgische actieplan 1998, die in april 1999 zal worden doorgevoerd en in juni zal worden voorgelegd aan de Europese Commissie, overeenkomstig hetgeen werd beslist op de Europese Top van Wenen in december 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 23 februari 1999, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het overleg bedoeld in artikel 6, § 3bis, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen heeft plaatsgevonden;

Op de voordracht van de Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, Besluit :

Artikel 1.Artikel 2 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen tewerk zijn gesteld, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 3 december 1992, wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.De jaarlijkse toelage die het plaatselijk bestuur geniet, bedraagt tweehonderdvijfduizend frank als de gesubsidieerde contractueel de dag vóór de inwerkingtreding van de in artikel 13 bedoelde overeenkomst of, bij indienstneming na die datum, de dag vóór zijn indienstneming werkloos is in de zin van artikel 5. »

Art. 2.In artikel 3, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 8 december 1994 en 27 januari 1998, worden de termen « artikel 5, 1° tot 10° » vervangen door de termen « artikel 5 ».

Art. 3.In artikel 4, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 8 december 1994 en 27 januari 1998, worden de termen « artikel 5, 1° tot 10° » vervangen door de termen « artikel 5 ».

Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 6 oktober 1994 en 27 januari 1998, wordt gewijzigd als volgt : «

Art. 5.Geco-banen zijn voorbehouden aan volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die voor elke weekdag werkloosheids- of wachtuitkeringen genieten, en aan de met hen gelijkgestelde personen, met name : 1° de werklozen bedoeld in artikel 30, derde lid, 7°, en in artikel 42, § 2, 9°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;2° de deeltijdse werklozen bedoeld in artikel 29 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;3° de werklozen die voorlopig werkloosheidsuitkeringen ontvangen;4° de werknemers die in een onderneming voor aangepast werk tewerkgesteld zijn en de werknemers die in dezelfde onderneming tewerkgesteld zijn overeenkomstig artikel 78 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;5° de rechthebbenden op een inkomensvervangende of integratietegemoetkoming overeenkomstig de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;6° de werklozen van wie het recht op werkloosheidsuitkeringen geschorst is overeenkomstig de artikelen 80 tot 88 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;7° de werklozen bedoeld in de artikelen 89 of 90 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991; 8° de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die een door de « FOREM » (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), het « Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les Petites et Moyennes Entreprises » (Instituut voor Permanente Vorming voor de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen) of het « A.W.I.P.H. » (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen) georganiseerde of erkende beroepsopleiding volgen; 9° de rechthebbenden op het bestaansminimum bedoeld in de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, alsook de werknemers tewerkgesteld in het kader van de artikelen 60, § 7, en 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;10° de rechthebbenden op sociale hulp die wegens hun nationaliteit geen recht hebben op het bestaansminimum en ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister;11° de werknemers tewerkgesteld in het derde arbeidscircuit;12° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het koninklijk besluit nr.258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandsprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen; 13° de werknemers tewerkgesteld als gesubsidieerde contractueel;14° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het Interdepartementaal begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector;15° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het decreet van 19 mei 1994 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen;16° de werknemers tewerkgesteld overeenkomstig het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma;17° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het decreet van 31 mei 1990 houdende instelling van een programma tot bevordering van de werkgelegenheid dat speciaal bestemd is voor langdurige werklozen in de niet-commerciële sector. De toestand van de in het eerste lid bedoelde personen wordt geëvalueerd op de dag voorafgaande aan die waarop het contract begint te lopen. »

Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 6 oktober 1994 en 27 januari 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.Voor de toepassing van de artikelen 3 en 4 worden gelijkgesteld met werkloosheidsperiodes : 1° de periodes van maximum vijftien opeenvolgende dagen waarin geen werkloosheids- of wachtuitkeringen worden betaald, behalve als het gaat om een administratieve sanctie of een uitsluiting die besloten is overeenkomstig de artikelen 51 en 52 of 153 tot 156 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;2° de periodes waarvoor een uitkering werd betaald overeenkomstig de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;3° de periodes van gevangenisstraf in België;4° de verblijfperiodes in Duitsland van een werknemer die samenwoont met een Belg tewerkgesteld in het kader van de in Duitsland gelegerde Belgische strijdkrachten;5° de door vakantiegeld gedekte werkloosheidsperiodes; 6° de periodes waarin de werknemer een door de « FOREM », het « Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les Petites et Moyennes Entreprises » of het « A.W.I.P.H. » georganiseerde of erkende beroepsopleiding heeft gevolgd; 7° de periodes waarin de werkloze geen werkloosheidsuitkering heeft genoten overeenkomstig de artikelen 80 tot 88 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;8° de periodes van maximum vijftien opeenvolgende dagen waarin geen bestaansminimum of sociale hulp is betaald;9° de periodes van loonarbeid die, samengevoegd, niet langer duren dan drie maanden voltijdse tewerkstelling;10° de periodes van deeltijdse tewerkstelling;11° de periodes van tewerkstelling in het kader van het derde arbeidscircuit;12° de periodes van tewerkstelling als gesubsidieerde contractueel;13° de periodes van tewerkstelling in het kader van bovenvermeld koninklijk besluit nr.258 van 31 december 1983; 14° de periodes van tewerkstelling in het kader van het Interdepartementaal begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector;15° de periodes van tewerkstelling in het kader van bovenvermeld decreet van 31 mei 1990;16° de periodes van tewerkstelling in het kader van bovenvermeld decreet van 19 mei 1994;17° de periodes van tewerkstelling als werknemer in het kader van bovenvermeld decreet van 18 juli 1997.»

Art. 6.De Minister van Tewerkstelling en Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 4 maart 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^